Artikel 5        Groen – Cultuurhistorisch landschapspark

 

5.1       Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor Groen – Cultuurhistorisch landschapspark aangewezen gronden zijn bestemd voor een cultuurhistorisch landschapspark, bestaande uit:

a.    behoud, herstel en de versterking van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden;

b.    behoud en de bescherming van archeologische waarden, ter plaatse van de aanduiding ‘archeologische waarden’;

c.    het beleefbaar maken en beschermen van het rijksmonument ‘Fort Geldersoorth’ en het gemeentelijk monument ‘het hoofdinlaatwerk in het kader van de IJssellinie’, waartoe in ieder geval behoren grondlichamen ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - grondlichamen’;

d.    behoud, herstel en de versterking van natuurwaarden;

e.    educatie met betrekking tot de onder a., b., c. en d. genoemde waarden en monumenten;

f.      groenvoorzieningen, bermen en beplanting;

g.    wandelpaden, speelvoorzieningen, straatmeubilair, water en voorzieningen voor de waterhuishouding;

h.    nat-dras zone met fluctuerend waterpeil ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van water - groen en water’;

i.      extensieve (dag)recreatie;

j.      bruggen, duikers;

met bijbehorende andere bouwwerken en verhardingen.

 

5.2       Bouwregels

5.2.1. Gebouwen mogen niet worden gebouwd;

5.2.2. ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte’ bedraagt de bouwhoogte van grondlichamen niet meer dan de aangegeven bouwhoogte;

5.2.3. de bouwhoogte van andere bouwwerken bedraagt maximaal 3,0 m;

5.2.4. de aanvrager van een reguliere bouwvergunning als bedoeld in artikel 44, eerste lid van de Woningwet dient een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van het terrein ter plaatse van de aanduiding ‘archeologische waarden’ dat gelet op de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;

5.2.5. in het belang van de archeologische monumentenzorg kan worden bepaald dat aan de reguliere bouwvergunning als bedoeld in artikel 44, eerste lid van de Woningwet de volgende voorschriften worden verbonden:

a.    de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;

b.    de verplichting tot het doen van opgravingen, of;

c.    de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeoloog.

 

 

5.3       Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op de verkeersveiligheid, het in het plan beoogde beeld, de sociale veiligheid en de bescherming van het park, de landschappelijke en cultuurhistorische en archeologische waarden nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van bebouwing.

Het in het plan beoogde beeld is neergelegd in het bij dit plan als bijlage opgenomen Kwaliteitshandboek.

 

5.4       Specifieke gebruiksregels

5.4.1. De bestaande A-watergang wordt ter plekke behouden dan wel elders ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van water - groen en water’ vervangen. Alvorens de bestaande A-watergang te vervangen vindt overleg plaats met de waterbeheerder.

 

5.5       Aanlegvergunning

5.5.1.   Het is gelet op het behoud, herstel en versterking van landschappelijke en cultuurhistorische waarden verboden zonder of in afwijking van een aanlegvergunning van burgemeester en wethouders de volgende andere werken uit te voeren:

a.  het aanleggen of verharden van wegen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen met een oppervlakte van meer dan 100 m²;

b.  het ontgronden, bodemverlagen of afgraven, ophogen en egaliseren van gronden;

c.  het wijzigen van het profiel van sloten dan wel het graven of dempen daarvan;

5.5.2. het is gelet op behoud en de bescherming van archeologische waarden verboden zonder of in afwijking van een aanlegvergunning van burgemeester en wethouders ter plaatse van de aanduiding ‘archeologische waarden’ de volgende andere werken uit te voeren:

a.     het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
b.    het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeer­voorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
c.    het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;
d.    het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
e.    het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen, waarbij de stobben worden verwijderd;

5.5.3.  een aanlegvergunning als bedoeld in lid 5.5.1 en 5.5.2 mag alleen en moet worden geweigerd, indien door het uitvoeren van het andere werk dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de betrokken waarden van het gebied en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen;

5.5.4.  geen aanlegvergunning als bedoeld in lid 5.5.1 en 5.5.2 is nodig voor:

a. werkzaamheden tot een maximale diepte van 40 cm;

b.  andere werken die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;

c.  andere werken die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning;

5.5.5. alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoeld in lid 5.5.2. wordt door burgemeester en wethouders schriftelijk advies ingewonnen bij een archeoloog met betrekking tot de vraag of door het verlenen van de vergunning  de archeologische waarden in het gebied worden aangetast, en welke voorwaarden aan de vergunning moeten worden gesteld;

5.5.6. aan de vergunning als bedoeld in lid 5.5.2 kunnen in ieder geval de volgende voorwaarden worden gesteld:

a.    de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;

b.    de verplichting tot het doen van opgravingen,of;

c.    de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeoloog.