De op de verbeelding voor Agrarisch - Met landschaps- en cultuurhistorische waarden aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. natuurontwikkeling;
b. behoud en versterking van landschappelijke en cultuurhistorische waarden;
c. behoud en de bescherming van archeologische waarden, ter plaatse van de aanduiding ‘archeologische waarden’;
d. uitoefening van een agrarisch bedrijf;
met bijbehorende andere bouwwerken, ontsluitings-, parkeer- groenvoorzieningen, tuinen en erven.
3. 2 Bouwregels
a. Gebouwen mogen niet worden gebouwd;
b. bouwhoogte andere bouwwerken maximaal 2 m.
3.3 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 3.2 voor de bouw van een agrarisch hulpgebouw, mits:
a. dit ter plaatse uit een oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering en/of –ontwikkeling noodzakelijk is;
b. de oppervlakte niet meer dan 25 m˛ bedraagt;
c. de goothoogte niet meer dan 3,0 m bedraagt;
d. de hoogte niet meer dan 5,0 m bedraagt;
e. de afstand tot de perceelgrens tenminste 10,0 m bedraagt;
f. geen afbreuk wordt gedaan aan de ter plaatse aanwezige landschappelijke en cultuurhistorische waarden;
g. geen afbreuk wordt gedaan aan de ter plaatse aanwezige archeologische waarden;
h. alvorens te beslissen omtrent de ontheffing wordt, door burgemeester en wethouders schriftelijk advies ingewonnen bij een archeoloog met betrekking tot de vraag of door het verlenen van de ontheffing archeologische waarden worden aangetast, en welke voorwaarden aan de ontheffing moeten worden gesteld.
3.4 Aanlegvergunning
3.4.1. Het is gelet op het behoud en versterking van landschappelijke en cultuurhistorische waarden verboden zonder of in afwijking van een aanlegvergunning van burgemeester en wethouders de volgende andere werken uit te voeren:
a. het aanleggen of verharden van wegen of het aanbrengen van andere
oppervlakteverhardingen van meer dan 100 m˛;
b. het ontgronden, bodemverlagen of afgraven, ophogen en egaliseren van gronden;
c. het wijzigen van het profiel van sloten dan wel het graven of dempen daarvan;
3.4.2. het is gelet op het behoud en de bescherming van archeologische waarden verboden zonder of in afwijking van een aanlegvergunning van burgemeester en wethouders ter plaatse van de aanduiding ‘archeologische waarden’ de volgende andere werken uit te voeren:
3.4.3. een aanlegvergunning als bedoeld in lid 3.4.1 en 3.4.2 mag alleen en moet worden geweigerd, indien door het uitvoeren van het andere werk dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de betrokken waarden van het gebied en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen;
3.4.4. geen aanlegvergunning als bedoeld in lid lid 3.4.1 en 3.4.2 is nodig:
a. voor werkzaamheden tot een maximale diepte van 40 cm;
b. voor andere werken die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
c. voor andere werken die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning;
d. in het geval van lid 3.4.2, indien reeds met archeologisch onderzoek naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn.
3.4.5. alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoeld in lid 3.4.2 . wordt door burgemeester en wethouders schriftelijk advies ingewonnen bij een archeoloog met betrekking tot de vraag of door het verlenen van de vergunning de archeologische waarden in het gebied worden aangetast, en welke voorwaarden aan de vergunning moeten worden gesteld;
3.4.6. aan de vergunning als bedoeld in lid 3.4.2 kunnen in ieder geval de volgende voorwaarden worden gesteld:
a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeoloog.