Afdrukken

 

Toelichting

 

HOOFDSTUK 1 Inleiding

 

1.1 Aanleiding en doel van het wijzigingsplan

 

Het voorliggende wijzigingsplan heeft betrekking op enkele percelen tussen de Schaarsdijkweg, de Provincialeweg en het spoor Tiel-Geldermalsen. De gemeente Tiel, Wielervereniging De Batauwers en Fietscrossclub De Weirijders hebben het voornemen om ter plaatse een wielerpark te realiseren. Onderstaande figuur geeft de globale ligging van het plangebied weer.

 

 [image]

Figuur 1: Globale ligging plangebied aan de Schaarsdijkweg

 

De realisatie van het wielerpark is mogelijk met gebruikmaking van artikel 32.5 (wro-zone wijzigingsgebied 3) van het geldende bestemmingsplan Tiel West uit 2012. Deze wijzigingsbevoegdheid is specifiek opgenomen om de realisatie van een wielerpark en andere sportvoorzieningen ter plaatse mogelijk te maken.

 

Voorliggend wijzigingsplan betreft de realisatie van dit wielerpark waarbij de aanleg van een wielerbaan en een fietscrossbaan en de bouw van bijbehorende kleedgebouwen, kantine en voorzieningen als een parkeerterrein planologisch-juridisch geregeld worden.

 

1.2 Opzet van het wijzigingsplan

 

Het wijzigingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en deze toelichting. De toelichting is opgebouwd uit acht hoofdstukken en bijlagen. Na dit inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 “beschrijving bestaande situatie” een beschrijving gegeven van de huidige ruimtelijke en planologische situatie in het plangebied. In hoofdstuk 3 wordt het beleidskader beschreven. In hoofdstuk 4 komt vervolgens de planbeschrijving aan bod. In hoofdstuk 5 komen de randvoorwaarden van het wijzigingsplan aan de orde. Het volgende hoofdstuk behandelt de juridische aspecten en zet uiteen op welke wijze het in hoofdstuk 4 beschreven plan juridisch is vertaald naar de verbeelding de regels. Het zevende hoofdstuk gaat vervolgens in op de economische uitvoerbaarheid van het plan. Resultaten van inspraak en overleg komen tot slot in het achtste en tevens laatste hoofdstuk aan de orde.

HOOFDSTUK 2 Beschrijving bestaande situatie

 

2.1 Beschrijving van het gebied

 

Het plangebied betreft een aantal percelen aan de Schaarsdijkweg, gelegen langs de westelijke toegangsweg tot Tiel, tussen de Schaarsdijkweg, Provincialeweg en de spoorlijn Tiel-Geldermalsen. Het gebied zelf is in gebruik als maïsakker en heeft geen bijzondere landschappelijke waarde. Direct aansluitend in een hoek tussen de Provincialeweg en Schaarsdijkweg ligt een reisbureau / touringcarbedrijf. Aan de andere kant van de Schaarsdijkweg ligt op enige afstand het landschappelijk en natuurlijk waardevolle gebied langs de Linge.

 

Het plangebied bestaat uit de kadastrale percelen, bekend als Tiel sectie K nrs. 70 (deels), 71, 72, 73 (deels), 74 (deels), 75, 345 en 1992 (deels), gelegen tussen Schaarsdijkweg, Provincialeweg en spoorlijn Tiel-Geldermalsen en met een oppervlakte van circa 6,5 hectare. Het plangebied is in gebruik als onbebouwd agrarisch gebied (maïsakker).

 

 [image]

Figuur 2: het plangebied vanuit het zuidwesten; op de achtergrond de opgaande begroeiing langs de Provincialeweg, links de bebouwing van het reisbureau en rechts de spoorlijn.

 

2.2 Geldende planologische situatie

 

In het plangebied geldt het bestemmingplan Tiel West (vastgesteld 15 februari 2012). Het plangebied heeft in dit bestemmingsplan de bestemming ‘Agrarisch gebied ’ (A), de gebiedsaanduiding wro-zone-wijzigingsgebied 3 en de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 4' (WR - A4). Binnen deze bestemming is de realisatie van een wielerpark niet direct mogelijk.

 

De navolgende figuur geeft een weergave van het geldende bestemmingsplan.

 

 [image]

Figuur 3: geldend bestemmingsplan Tiel West.

 

Voorliggend wijzigingsplan geeft het planologisch-juridisch kader waarbinnen het wielerpark gerealiseerd kan worden.

HOOFDSTUK 3 Beleidskader

 

3.1 Rijksbeleid

 

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

 

In 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. Deze structuurvisie geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau.

 

Afspraken over verstedelijking, groene ruimte en landschap laat het Rijk over aan de provincies en gemeenten. Wel zijn er 13 nationale belangen opgenomen in de SVIR, die nader zijn uitgewerkt in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening.

 

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

 

De wetgever heeft in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), ter waarborging van de nationale of provinciale belangen, de besluitmogelijkheden van lagere overheden begrensd. In het bij de wet behorende Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), beter bekend als de Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) Ruimte, zijn daartoe 13 nationale belangen opgenomen die juridische borging vereisen.

 

In het plangebied zijn geen nationale belangen in het geding.

 

3.1.3 Ladder voor duurzame verstedelijking

 

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is de Ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. De ladder is per 1 oktober 2012 ook als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), en is daarmee kaderstellend voor alle juridisch verbindende ruimtelijke plannen van de decentrale overheden, waaronder het bestemmingsplan.

 

Toepassing van de ladder is verplicht voor opgaven die nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk moeten maken. Het betekent dat overheden nieuwe stedelijke ontwikkelingen moeten motiveren met behulp van drie opeenvolgende stappen.

 

Afweging Ladder duurzame verstedelijking

De Ladder voor duurzame verstedelijking is van toepasing op nieuwe woon-, werk en detailhandelslocaties en overige stedelijke voorzieningen. Volgens de 'handreiking ladder duurzame verstedelijking' van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu (2 november 2013, p. 19) vallen accommodaties voor onderwijs, zorg, cultuur, bestuur en indoor sport en leisure onder de overige stedelijke voorzieningen . Een sportpark in de buitenlucht wordt in tegenstelling tot indoor-sport in de handreiking niet genoemd als een (overige) stedelijke voorziening. Ook is geen jurisprudentie voorhanden waaruit blijkt dat een outdoor sportfunctie als stedelijke voorziening in de in van de ladder moet worden aangemerkt.

 

Bij een (openlucht) sportpark behoort logischerwijze een gebouw/gebouwen met kantine en kleedruimtes. Deze maken eveneens geen deel uit van een stedelijke voorziening, aangezien deze onlosmakelijk zijn verbonden aan het (openlucht) sportpark.

 

Aangezien de handreiking van het Ministerie onder een overige stedelijke voorziening alleen indoor sport laat vallen, valt een buitenlucht sportpark niet onder het toepassingbereik van de ladder duurzame verstedelijking. Op het wielerpark is de ladder duurzame verstedelijking dan ook niet van toepassing.

 

 

3.2 Provinciaal beleid

 

3.2.1 Omgevingsvisie Gelderland

 

De provincie heeft haar visie op de omgeving vertaald in de 'Omgevingsvisie Gelderland'.

De provincie heeft ervoor gekozen om vanuit twee hoofddoelen bij te dragen aan de gemeenschappelijke maatschappelijke opgaven:

1. Een duurzame economische structuur;

2. Het borgen van de kwaliteit en veiligheid van onze leefomgeving.

 

Economische structuurversterking vraagt om een aantrekkelijk vestigingsklimaat. Dat is een goede bereikbaarheid en voldoende vestigingsmogelijkheden. Het betekent ook een aantrekkelijk woon- en leefomgeving met de unieke kwaliteiten van natuur, water en landschap in Gelderland.

 

Met de realisatie van het wielerpark en de daarmee ontstane sport- en recreatiemogelijkheden wordt het woon- en leefklimaat en daarmee het vestigingsklimaat in Tiel verbeterd. Op deze wijze wordt bijgedragen aan de genoemde doelstellingen van de omgevingsvisie.

 

3.2.2 Omgevingsverordening Gelderland

 

Provinciale State hebben op 24 september 2014 de Omgevingsverordening vastgesteld. In de omgevingsverordening staan de regels die horen bij de omgevingsvisie.

 

Over de ontwikkeling van (buiten-) sportvoorzieningen zijn geen specifieke regels opgenomen.

 

Het plangebied is niet gelegen in een zone waarvoor in de omgevingsverordening specifieke beschermingsregels zijn opgenomen, zoals waterwingebieden, grondwaterbeschermingsgebieden, Gelders Natuurnetwerk (GNN) of Groene Ontwikkelinsgzone (GO).

 

Het plan is dus niet in strijd met regels uit de verordening.

 

3.3 Gemeentelijk beleid

 

3.3.1 Structuuurvisie Tiel 2030

 

De structuurvisie omvat een visie op het ruimtelijke beleid van de gemeente Tiel voor de periode tot 2030. De visie biedt daarmee het ruimtelijk kader voor de toekomstige ontwikkeling van de gemeente en vormt het toetsingskader voor toekomstige bestemmingsplannen.

 

Het gebied rond de Schaarsdijkweg vormt volgens de structuurvisie een centraal scharnierpunt in een aantal cruciale recreatieve routes rondom Tiel. Zo grenst het gebied direct aan de Lingedijk en is het via de routes langs het Inundatiekanaal verbonden met de Waal. Daarnaast maakt het gebied deel uit van de stedelijke recreatieve structuur. De Schaarsdijkweg is immers onderdeel van de toekomstige centrale verdeelroute, waaraan in de stad op verschillende plaatsen sportcomplexen zijn gekoppeld.

 

 

 [image]

Figuur 4: Uitsnede plankaart structuurvisie Tiel 2030

 

De structuurvisie geeft aan dat Tiel voor verschillende voorzieningen op het gebied van sport en recreatie op zoek is naar een geschikte (hervestigings)locatie. Vooral het gebied ten zuiden van de Schaarsdijkweg leent zich bijzonder goed voor dergelijke voorzieningen. Gedacht kan worden aan een multifunctioneel sportief en recreatief complex, met onder meer plaats voor buitensportvoorzieningen.

 

Het gebied ten noordwesten van de Schaarsdijkweg ligt binnen de directe invloedsfeer van de Linge en moet open blijven. Dit gebied is zeer geschikt voor locatie als waterberging, gecombineerd met een groen-recreatieve inrichting.

 

Conclusie

Het plan sluit aan op het beleid neergelegd in de structuurvisie Tiel 2030.

 

3.3.2 Sportbeleidsplan

 

In het sportbeleidsplan "Sport beweegt, sport bindt" waarin het sportbeleid voor de gemeente Tiel 2006-2015 is aangegeven, is omtrent het realiseren van onder meer een wielerparcours het volgende aangegeven:

 

In 1996 heeft wielervereniging JvR De Batauwers, samen met schaatsvereniging De Pinguïn, het initiatief genomen om te komen tot de realisatie van een wielerparcours op het Vijverterrein te Tiel. Uit de Tielse Methode is een bedrag beschikbaar gesteld voor de realisatie van een wielerparcours in combinatie met een (natuur)ijsbaan. In de loop van de tijd is crossfietsvereniging De Weirijders ook aangesloten bij dit initiatief.

 

In het sportbeleidsplan wordt gesproken over het opstellen van een plan van aanpak voor de realisatie van een wielerparcours, zo mogelijk in combinatie met een ijsbaan, atletiekbaan of crossfietsparcours.Uit nader onderzoek bleek het Vijverterrein niet geschikt te zijn voor de realisatie van een dergelijke accommodatie.

 

Inmiddels is de ijsbaan separaat gerealiseerd. De overgebleven verenigingen, JvR De Batauwers en crossfietsvereniging De Weirijders, zijn verdergegaan met de ontwikkeling van een wielerparcours dat voldoet aan de hedendaagse eisen, hetgeen heeft geresulteerd in het nu voorliggende plan voor een wielerpark aan de Schaarsdijkweg.

 

HOOFDSTUK 4 Planbeschrijving

 

Tussen de spoorlijn, de Schaarsdijkweg en de Provincialeweg ligt een stukje buitengebied. De ligging aan de ontsluitingswegen van Tiel en de nabijheid van woonwijken maken dit gebied geschikt voor sportvoorzieningen. Deze locatie is daarom ook in de Structuurvisie Tiel 2030 voor dat doel bestemd, als onderdeel van de stedelijke recreatieve structuur. Ook in het Masterplan Stationsgebied wordt hier aansluiting gezocht bij de landschappelijke kenmerken, door invulling van de ‘Lingescheg’ als aantrekkelijk stadsrandlandschap in de vorm van een onbebouwd groen-blauw hart.

 

Behoud van de kenmerkende landschappelijke elementen biedt ruimte voor ontwikkelingen in het gebied; een samenhangend ruimtelijk plan is hierbij echter van groot belang. De kernwaarden voor het behoud van de landschappelijke elementen zijn beschreven in de Beeldkwaliteitsvisie Tiel. De hieruit voortkomende ruimtelijke uitgangspunten zijn opgenomen in de verkenning van de ruimtelijke modellen voor de invulling van de locatie (Wielerpark Tiel d.d. 18 juli 2015).

 

Vanuit de verschillende invalshoeken is gekozen voor het model “Waterrijk”. Belangrijk is dat met dit model de richting en schaal van de oorspronkelijke verkaveling hersteld en weer zichtbaar wordt. Hiervoor wordt gebruikt gemaakt van watergangen en greppels, die ook bijdragen aan een natuurlijke ordening van de verschillende functies, zoals parkeren, en het voorterrein markeren in het plangebied.

 

 [image]

Figuur 5: Ontwerp en landschappelijke inpassing

 

Landschappelijk wordt dit model gekenmerkt door een relatief brede rand die gevormd wordt door een watergang met rietkraag. Daarbinnen wordt het beeld bepaald door een parkachtige inrichting (gazon met losse bomen en boomgroepen) rondom de bebouwing, de BMX-baan en parkeervoorziening. De zone binnen de wielerbaan wordt gekenmerkt door het beeld van weidelandschap en bloemenweide met een extensief beheerde natuurlijke inrichting. In de meest westelijke zone markeert een natuurbosje de afronding van het terrein.

 

Het gezamenlijke clubgebouw van de verschillende verenigingen is gekoppeld aan de toegang tot de BMX-baan. Het gebouw fungeert als herkenningspunt vanaf de Schaarsdijkweg én de parkeerplaats, en markeert de entree naar het BMX-park bij grote evenementen. Desondanks is het compacte clubgebouw doelmatig met een functionele opzet. Dit geldt ook voor de overkapping bij de startheuvel. Een eenduidige vormgeving en uitstraling van deze gebouwen refereert aan (grote) agrarische gebouwen. De gebouwen vormen eigentijdse paviljoenachtige objecten, waarbij in materiaal en eenduidige uitstraling wordt gerefereerd aan de agrarische bebouwingskarakteristieken. Hierdoor vormen de bouwvolumes markante accenten in de ruimte, terwijl ze zich door het gebruik van natuurlijke materialen qua uitstraling juist in het landschappelijke geheel voegen.

 

 

 

 

 

HOOFDSTUK 5 Randvoorwaarden / onderzoek / verantwoording

 

5.1 Inleiding

 

Het al dan niet voldoen aan verschillende randvoorwaarden is bepalend voor de vraag of een nieuw bestemmingsplan ook daadwerkelijk uitvoerbaar is. Hierbij moet worden gedacht aan de uitvoerbaarheid op basis van milieuaspecten als geluid, bodem en hinder van bedrijven een rol, evenals water, archeologie en flora en fauna. Ook het onderhavige wijzigingsplan is getoetst voor wat betreft de uitvoerbaarheid ervan op bovengenoemde aspecten. In dit hoofdstuk is aangegeven wat hiervan de resultaten zijn.

 

 

5.2 Bodem

 

Voor het voorliggende plan zijn een verkennend bodemonderzoek en verkennend asbestonderzoek 2e hoofdontsluiting Passewaaij, Schaarsdijkweg Wielerpark Tiel uitgevoerd (Verkennend bodemonderzoek Wielerpark Tiel, projectnummer 402866, revisie 01, anteagroup, juni 2015)

 

Op basis van de verzamelde basisinformatie, de aanleiding van het onderzoek en de mate van verdachtheid van de onderzoekslocatie is gekozen voor een standaard vooronderzoek.

 

Voormalig- en huidig gebruik

Voor het vaststellen van het voormalige en huidige gebruik is informatie verkregen van de opdrachtgever en van de gemeente (dhr. M. van Herwijnen, d.d. 20 maart 2015).

 

Historische luchtfoto's.

In het verleden, vanaf 1954, is een deel van het westelijk gelegen agrarisch perceel als boomgaard in gebruik geweest. Luchtfoto's uit 1974 en 1989 geven weer waar ter plaatse boomgaard aanwezig was.

 

Voorgaande bodemonderzoeken

Ter plaatse van de onderzoekslocatie zijn in het verleden bodemonderzoeken uitgevoerd in het kader van de aankoop en aanleg van de Schaarsdijkweg. Dit betreft de volgende onderzoeken;

  • Verkennend bodemonderzoek bestemming Passewaaij Tweede hoofdontsluiting, inclusief Taxi- en toeringcarbedrijf te Tiel, kenmerk 98201, Chemielinco, 2 november 1998;

  • Verlennend bodemonderzoek bestemming Passewaaij Tweede hoofdontsluiting, sectie K312 (ged.) te Tiel, kenmerk 20876, Chemielinco, 19 februari 2001;

  • Verkennend bodemonderzoek bestemming Passewaaij Tweede hoofdontsluiting, sectie K74/75 te Tiel, kenmerk 21161, Chemielinco, 2 april 2001;

  • Verkennend bodemonderzoek bestemming Passewaaij Tweede hoofdontsluiting, sectie K60 (ged.) te Tiel, kenmerk 21162, Chemilinco, 2 april 2001

Uit de onderzoeken blijkt dat in de grond licht verhoogde gehalten aan met name enkele metalen (cadmium, nikkel, koper en zink) zijn aangetroffen. Daarnaast zijn lokaal (voormalige boomgaard) licht verhoogde gehalten aan OCB's aangetroffen, die worden gerelateerd aan het gebruik van bestrijdingsmiddelen. In het grondwater zijn licht verhoogde gehalten aan divers materialen, vluchtige aromaten en fenolindex gemeten.

 

Toekomstig gebruik

In de nabije toekomst zal een wielerbaan met bijbehorende voorzieningen worden aangelegd, zoals een clubhuis en parkeerterrein. Daarnaast wordt het overige terreindeel gereserveerd voor andere (sport)activiteiten.

Bodenopbouw en geohydrologie

Ten aanzien van de bodemopbouw en geohydrologie kan het volgende worden vermeld:

  • freatische grondwaterstand: tussen 0,7 en 1,0 m -mv;

  • regionale grondwaterstroming in het eerste watervoerend pakket: wenselijk

  • voorkomen van oppervlaktewater in de directe omgeving; ja, rondom de locatie zijn watergangen aanwezig en het terrein wordt doorsneden door een watergang.

 

De gegevens over de geohydrologie zijn verkregen uit de Grondwaterkaart van Nederland (DGV-TNO) en de actuele kaarten met grondwaterbeschermingsgebieden.

 

Conclusie

De verzamelde informatie geeft aanwijzingen voor de aanwezigheid van (voormalige) bodembedreigende activiteiten op een deel van het onderzoeksterrein Dit betreft de voormalige boomgaard ter plaatse an het westelijk gelegen agrarisch perceel. Het overige terreindeel is onverdacht ten aanzienv an aanwezigheid van (voormalige) bodembedreigende activiteiten.

De onderzoekslocatie bestaat uit de navolgende drie deellocaties; toekomstig clubhuis, voormalige boomgaard en overig terreindeel.

De exacte locatie van het clubhuis is nog niet bekend. Derhalve is een ruim gebied aangehouden. In verband met de aanwezige fruitteelt wordt, conform de Nota bodembeheer Regio Rivierenland de bovengrond tot 0,25 m-mv, van de voormalige boomgaard geanalyseerd op organoshloor bestrijdingenmiddelen (OCB's). Daarnaast wordt de strategie voor ONV voor deellocatie B aangehouden voor boven- en ondergrond op overige componenten (standaardpakket).

Vanwege het aantreffen van asbestverdacht plaatmateriaal op het maaiveld en lokaal in de bovengrond is ter plaatse van het gehele terrein een indicatief asbestonderzoek uitgevoerd.

 

De nadere onderzoeken en gehanteerde methoden zijn te vinden in de bijlage bij deze toelichting.

 

Conclusies en aanbevelingen;

 

Deellocatie A; toekomstig clubhuis

Grond

Ter plaatse van het toekomstig clubhuis bestaat de bodem tot 0,35 m - mv. uit humeuse klei, gevolgd door een zwak tot matig siltige kleilaag tot de maximaal geboorde diepte van 2,6 m - mv.

 

Analytisch zijn zowel in de bovengrond als in de ondergrond geen verhoogde gehalten aan de onderzochte parameters van het standaardpakket grond gemeten.

 

Grondwater

Het grondwater is licht verontreinigd met barium.

 

Asbest;

Ter plaatse van het clubhuis is geen asbestverdacht plaatmateriaal op het maaiveld en in het opgeboorde materiaal waargenomen. Analytisch is in de kleibovengrond (RE 3) geen asbest aangetoond.

 

Toetsing hypothese

De vooraf opgestelde hypothese 'onverdachte locatie' wordt verworden, vanwege de aangetoond lichte verhoging in het grondwater. Naar verwachting geldt hiervoor dat sprake is van een verhoogde achtergrondwaarde.

 

Dammen, deellocaties B en C; voormalige boomgaard en overig terrein

Grond

De bovengrond tot circa 0,5 m- mv. bestaat uit humeuse klei met lokaal sporen tot zwakke bijmeningen puin en sporen baksteen. De ondergrond bestaat tot circa 1,65 m -mv. klei, gevolgd door een veenlaag tot circa 2,2 m - mv. ster veenhoudende klei. Hieronder is tot de maximaal geboorde diepte van 2,6 m -mv klei aangetroffen.

 

De bovengrond van de voormalige boomgaard bevat geen verhoogde gehalten aan organo chloorbestrijdingsmiddelen (OCB's). Lokaal is de bovengrond van het onderzoeksgebied licht verontreinigd met kwik. In de ondergrond zijn lokaal licht verhoogde gehalten aan nikkel en PAK aangetoond. In de zintuiglijk schone ondergrond zijn geen verhoogde gehalten aan parameters van het standaardpakket gemeten.

 

Grondwater

Het grondwater is licht verontreinigd met barium.

 

Asbest

Ter plaatse van dam 1 is asbesthoudend plaatmateriaal in de bovengrond aangetoond. Het indicatieve asbestgehalte van de bovengrond van dam 1 bedraagt 23,2, mg/kg ds. In de fijne fractie van de bovengrond van dam 2 is analytisch geen asbest aangetoond.

 

Lokaal is ter plaatse van het oostelijk agrarisch perceel asbesthoudend plaatmateriaal op het maaiveld aangetroffen. Het plaatmateriaal is verspreid over het perceel aangetroffen. In de geroerde bovengrond is visueel en analytisch geen asbest aangetoond.

 

Ter plaatse van het westelijk agrarisch perceel (inclusief voormalige boomgaard) is zowel op het maaiveld als in het opgeboorde materiaal geen asbestverdacht plaatmateriaal aangetroffen. Analytisch is geen asbest aangetoond.

 

Aanbeveling

De onderzoeksresultaten van het onderzoeksgebied geven geen aanleiding tot het uitvoeren van vervolgonderzoek, omdat de gemeten concentraties zich ruim onder de interventiewaarde bevinden. Dit blijkt ook uit het feit dat de index van alle onderzochte stoffen kleiner en/of gelijk is aan 0,5. De resultaten vormen geen milieuhygiënische belemmering voor de toekomstige bouw van het clubgebouw en herontwikkeling van de locatie.

 

In de bovengrond van dam 01 ligt het aangetoond indicatieve asbestgehalte beneden de interventiewaarde van 100 mg/kg ds. Op basis van de onderzoeksresultaten wordt niet verwacht dat sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging. Op basis van de aangetoond gehalten zijn op dit moment ten aanzien van asbeste geen humane, ecologische en/of verspreidingsrisico's aanwezig.

 

In verband met de toekomstige ontwikkelingsplannen en de aanwezigheid van asbesthoudend plaatmateriaal wordt geadviseerd om middels handpicking het plaatmateriaal van het maaiveld van de onderzoekslocatie te saneren. Geadviseerd wordt het verwijderen van het asbesthoudend plaatmateriaal door een SC-530 gecertificeerde aannemer te laten verrichten. Deze werkzaamheden hebben inmiddels plaatsgevonden.

 

 

5.3 Geluid

 

Geluidhinder kan ontstaan door verschillende activiteiten. In de Wet geluidhinder en de Wet milieubeheer zijn geluidsnormen opgenomen voor wegverkeerslawaai, railverkeerslawaai en industrielawaai. Deze normen geven de hoogst acceptabele geluidsbelasting bij geluidgevoelige functies zoals woningen. Bij het bepalen van de maximaal toegestane geluidbelasting maakt de Wet onderscheid tussen bestaande situaties en nieuwe situaties. Nieuwe situaties zijn nieuw te bouwen geluidgevoelige functies, zoals een woning, of nieuwe geluidhinder veroorzakende functies.

 

Er moet akoestisch onderzoek worden verricht als nieuwe geluidgevoelige bestemmingen worden mogelijk gemaakt binnen onderzoekszones van wegen en/of spoorwegen of als functies worden mogelijk gemaakt of uitgebreid die een toename van geluidhinder op gevoelige bestemmingen binnen een onderzoekszone veroorzaken.

 

Aanwezige geluidbronnen

Onderhavige ontwikkeling betreft de realisatie van een wielerpark. Een wielerpark is geen geluidhindergevoelige bestemming.

 

Het wielerpark betreft een nieuwe geluidhinder veroorzakende functie, namelijk voor wat betreft de geluidbelasting op omliggende geluidgevoelige bestemmingen door autoverkeer op het bij de wielerbaan te realiseren parkeerterrein (directe hinder) en door het wielerpark veroorzaakte toename van verkeer op de omliggende wegen (indirecte hinder) .

 

In de omgeving van het wielerpark is één geluidgevoelige bestemming gelegen, namelijk de (bedrijfs-) woning Schaarsdijkweg 3, op minder dan 50 meter van het nieuwe parkeerterrein. Andere woningen liggen allemaal (veel) verder van het wielerpark en zijn akoestisch in dit kader niet relevant of maatgevend.

 

Akoestisch onderzoek

Voor voorliggend plan is een akoestisch onderzoek uitgevoerd (akoestische onderzoek wielerpark Tiel, Megaborn, 15-08-2015). Hierbij is de geluidbelasting (gevelbelasting) ten gevolge van verkeer op en naar de te realiseren parkeerplaats van het wielerpark op de woning Schaarsdijkweg 3 berekend.

 

Uit het onderzoek blijkt dat de dinsdagavond de maatgevende periode is. Op deze avond vinden er zowel trainingen plaats bij de Batouwers als bij de Weirijders. Het toekomstig aantal bezoekende auto's is dan 139, die allemaal in de avondperiode komen en gaan.

 

Indirecte hinder (verkeer op de openbare weg)

Voor de berekening van de indirecte hinder is uitgegaan van (2x139=)278 voertuigbewegingen op de Schaarsdijkweg. Daarbij is ervan uitgegaan dat die voertuigen allemaal van en naar de provinciale weg rijden, dus de woning Schaarsdijkweg 3 passeren ("worst-case").

 

De berekende geluidbelastingen zijn vergeleken met het wegverkeerslawaai dat de woning ondervindt zonder wielerpark (autonome situatie). Omdat voor het wielerpark de toekomstige situatie is bepaald is voor het wegverkeerslawaai ook de toekomstige situatie (prognose 2025 uit regionaal verkeersmodel) gehanteerd.

 

De berekende geluidbelasting van 49 dB in de avondperiode ligt 4 dB boven de streefwaarde uit de Circulaire indirecte hinder. Het niveau ligt 11 dB(A) beneden de maximale grenswaarde.

 

De geluidstoename ten gevolge van het wielerpark is in de maatgevende avondperiode slechts 0,8 dB. Voor het overige is de toename nihil. Er kan daarom gesteld worden dat deze toename van het verkeer niet herkenbaar is en buiten de reikwijdte van de indirecte hinder valt.

 

Voor indirecte hinder gelden er geen grenswaarden voor de piekniveaus.

 

Directe hinder (verkeer op het parkeerterrein)

Voor de berekening van het geluid van het parkeerterrein is uitgegaan van 278 parkeerbewegingen. Daarbij is verondersteld dat elke bezoekende auto (139) bij aankomst en vertrek met 10 km/uur over het gehele parkeerterrein rijdt (route zie tekening van geluidsmodel).

 

Het berekende piekniveau ligt 4 dB(A) beneden de streefwaarde voor een rustige woonwijk en 9dB(A) beneden de streefwaarde voor een gemengd gebied en beneden de standaard grenswaarde uit het Activiteitenbesluit.

 

Conclusie

Het aspect geluid vormt geen belemmering voor de doorgang van het plan.

 

 

5.4 Bedrijven en milieuzonering

 

Indien door middel van een plan nieuwe, milieuhindergevoelige functies mogelijk worden gemaakt, dient te worden aangetoond dat omliggende bedrijven daardoor niet worden belemmerd. Anderzijds mogen milieuhindergevoelige functies (zoals woningen) in de directe omgeving van het plangebied geen onaanvaardbare hinder ondervinden van de ontwikkelingen die met het plan mogelijk worden gemaakt. Hiervoor is de VNG-brochure "bedrijven en milieuzonering" ontwikkeld, waarin voor verschillende categoriën bedrijven en activiteiten richtafstanden zijn opgenomen die moeten worden aangehouden tot gevoelige bestemmingen.

 

Een wielerpark is geen milieuhindergevoelige functie. De aanleg van het wielerpark vormt daarom geen belemmering voor omliggende bedrijven.

 

Het plan maakt buitensportvoorzieningen mogelijk. Op grond van de VNG-brochure (uitgave 2009) zijn sportvelden met verlichting te beschouwen als een milieuhinderlijke activiteit in categorie 3.1, met een bijbehorende richtafstand van 50 m ten opzichte van een rustige woonwijk en 30 m ten opzichte van gemengd gebied (ten gevolge van geluid). Voor sportvelden zonder verlichting geldt een richtafstand van 30 m tot een rustige woonwijk en 10 m tot een gemengd gebied. De bedrijfswoning Schaarsdijkweg 3 kan gezien de ligging op een bedrijfsperceel en langs een doorgaande weg worden aangemerkt als een woning in een gemengd gebied. De richtafstand geldt tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functies toestaan en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een woning die volgens het bestemmingsplan mogelijk is.

 

In dit geval geldt voor het gedeelte van het wielerpark op minder dan 30 m tot de bedrijfswoning Schaarsdijkweg 3 de aanduiding 'specifieke vorm van sport - 1' waarbinnen geen lichtmasten hoger dan 3 m mogen worden opgericht. Omdat hier geen (hoge) lichtmasten worden geplaatst wordt wat betreft het aspect verlichting voldoende afstand gehouden tot de woning (10 m).

 

Conclusie

Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering voor de doorgang van het plan.

 

 

5.5 Luchtkwaliteit

 

In de Wet luchtkwaliteit en het bijbehorende besluit is aangegeven dat toetsing van de luchtkwaliteit niet hoeft plaats te vinden indien een project ‘niet in betekenende mate (NIBM)’ bijdraagt aan een verslechtering van de luchtkwaliteit. Een project is NIBM als aannemelijk is dat het project een toename van de concentratie veroorzaakt van minder dan 3%. De 3% grens wordt gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van fijn stof (PM10) en stikstofoxiden (NO2). Deze grenswaarde komt overeen met 1,2 μg/m3 voor zowel PM10 als NO2.

 

Voor kleinere ruimtelijke plannen en verkeersplannen die effect kunnen hebben op de luchtkwaliteit heeft het ministerie van Infrastructuur en Milieu in samenwerking met Kenniscentrum InfoMil een specifieke rekentool ontwikkeld. Daarmee kan op een eenvoudige en snelle manier worden bepaald of een plan niet in betekenende mate bijdraagt (NIBM) aan de concentratie van een stof in de buitenlucht.

 

Met deze rekentool versie 30-03-2015 is de bijdrage van het plan op de luchtkwaliteit bepaald:

 

 

  

  

  

  

  

  

Worst-case berekening voor de bijdrage van het extra verkeer als gevolg van een plan op de luchtkwaliteit

  

  

  

  

  

  

  

Extra verkeer als gevolg van het plan

  

  

  

  

Extra voertuigbewegingen (weekdaggemiddelde)

222

  

  

  

Aandeel vrachtverkeer

0.0%

  

  

Maximale bijdrage extra verkeer

NO2 in μg/m3

0.21

  

  

  

PM10 in μg/m3

0.04

  

  

Grens voor "Niet In Betekenende Mate" in μg/m3

1.2

  

  

Conclusie

  

  

De bijdrage van het extra verkeer is niet in betekenende mate;

  

  

geen nader onderzoek nodig

  

  

  

  

  

  

 

Uit de berekening blijkt dat de planbijdrage minder dan 3% is. Het plan valt daarmee onder het besluit ‘Niet in betekenende mate bijdragen'.

 

Dit laat onverlet dat burgers voldoende beschermd moeten worden tegen (tijdelijke) te hoge concentraties. Hiervoor is het noodzakelijk dat de luchtkwaliteit wordt betrokken in de afweging of er sprake is van een “goede ruimtelijke ordening”. Dit betekent dat de luchtkwaliteit schoon genoeg moet zijn voor de functie die daar wordt toegelaten.

 

De aanleg van een wielerpark is geen ‘gevoelige bestemming’ in de zin van het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen). Toetsing aan de grenswaarden van de Wet luchtkwaliteit is daarom niet noodzakelijk.

 

Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de doorgang van het plan.

 

 

5.6 Externe veiligheid

 

Inleiding

Externe veiligheid gaat over de beheersing van activiteiten met gevaarlijke stoffen. Die activiteiten kunnen bestaan uit het opslaan, verwerken of transporteren van gevaarlijke stoffen. Deze activiteiten kunnen een risico veroorzaken voor de leefomgeving. De risico's worden uitgedrukt in twee risicomaten: het plaatsgebonden

en het groepsrisico.

 

Voor de beoordeling van een ruimtelijk plan moet voor externe veiligheid worden vastgesteld of het plangebied is gelegen binnen het invloedsgebied van specifieke risicovolle inrichtingen, relevante transportroutes voor het vervoer van gevaarlijke stoffen of relevante buisleidingen. Toetsingskaders zijn het "Besluit externe veiligheid inrichtingen” (Bevi), het "Besluit externe veiligheid transportroutes" (Bevt) en het "Besluit externe veiligheid buisleidingen" (Bevb). Daarnaast zijn in het Vuurwerkbesluit en het Activiteitenbesluit milieubeheer veiligheids-afstanden genoemd die rond stationaire risicobronnen, niet zijnde een inrichting die valt onder het Bevi, moeten worden aangehouden.

Tenslotte zijn in de beleidsvisie externe veiligheid van de gemeente ambities opgenomen over het al dan niet toelaten van risicovolle activiteiten.

 

Vervoer gevaarlijke stoffen
Uit de regionale signaleringskaart externe veiligheid blijkt dat het aspect externe veiligheid alleen relevant is vanwege het vervoer van gevaarlijke stoffen over de Betuweroute. Het plangebied ligt namelijk binnen het invloedsgebied van deze transportroutes, waarbij personen kunnen overlijden als rechtstreeks gevolg van een zwaar ongeval met toxische stoffen. Het plangebied ligt echter buiten een veiligheidszone, een plasbrandaandachtsgebied en buiten de meest relevante zones voor het groepsrisico (de 200 meter zones).

Op grond van artikel 7 van het Bevt moet in dergelijke gevallen worden ingegaan op de mogelijkheden voor:
- de bestrijdbaarheid van een zwaar ongeval op deze transportroute(s) en
- de zelfredzaamheid met betrekking tot nog niet aanwezige (beperkt) kwetsbare objecten binnen het plangebied.
Volgens artikel 9 van het Bevt moet de veiligheidsregio in de gelegenheid worden gesteld om hierover een advies uit te brengen.
Veiligheidsregio Gelderland-Zuid heeft op 6 augustus 2015 aangegeven dat in dit geval sprake is van een standaardsituatie, waarvoor onderstaande verantwoordingstekst kan worden gehanteerd. Relevant hierbij is ook dat het ruimtelijke besluit geen betrekking heeft op het mogelijk maken van een (nog niet aanwezig) "bijzonder kwetsbare object", bestemd voor verminderd zelfredzame personen.

Bestrijdbaarheid van de omvang van een ramp of zwaar ongeval
Bij een calamiteit, waarbij toxische stoffen (kunnen) vrijkomen, zal de brandweer inzetten op het beperken of voorkomen van effecten. Deze inzet zal voornamelijk plaatsvinden bij de bron. De brandweer richt zich dan niet direct op het bestrijden van effecten in of nabij het plangebied. De mogelijkheden voor bestrijdbaarheid worden daarom niet verder in beschouwing genomen.

Mogelijkheden tot zelfredzaamheid
Bij een calamiteit, waarbij toxische stoffen (kunnen) vrijkomen, is het belangrijk dat de aanwezigen in het plangebied worden geïnformeerd hoe te handelen bij dat incident. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van de zogenaamde waarschuwings- en alarmeringspalen (WAS-palen) of NL-alert. Bij het genoemde incidentscenario is het advies om te schuilen in een gebouw en de ramen, deuren en ventilatieopeningen te sluiten. In het plangebied zijn voldoende mogelijkheden aanwezig om dit advies tijdig op te volgen.

Conclusie
Het aspect externe veiligheid is alleen relevant vanwege het vervoer van gevaarlijke stoffen over de Betuweroute. Gelet op de hiervoor genoemde overwegingen zijn er gezien vanuit het plangebied voldoende mogelijkheden voor de zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid bij een zwaar ongeval op deze transportroute. Dit betekent dat geen nadere eisen aan het plan gesteld hoeven te worden in het kader van het aspect externe veiligheid.

 

 

5.7 Water

 

Het is wettelijk geregeld dat in alle ruimtelijke plannen een waterparagraaf moet worden opgenomen. Het doel van de waterparagraaf is de waterhuishoudkundige doelstellingen zichtbaar te maken en evenwichtig mee te nemen bij de planvorming. Hierbij wordt ingegaan op de gevolgen van het plan op de waterhuishouding.

 

5.7.1 Situatie plangebied

 

In en langs het plangebied liggen diverse watergangen. Langs de provinciale weg en een groot deel van de spoorlijn loopt een A-watergang, die aantakt op een A-watergang die het plangebied doorsnijdt. Langs de Schaarsdijkweg en het overige deel van de spoorlijn loopt een B-watergang, en tussen het plangebied en het naastgelegen bedrijf (Krol reizen) ligt een C-watergang.

 

 [image]

Figuur 6: watergangen in en rond het plangebied

 

5.7.2 Effecten plan op waterhuishouding

 

Onderhoud watergangen

De A-watergangen die door en langs het gebied lopen zijn in beheer en onderhoud bij het waterschap. De overige watergangen moeten worden onderhouden door de eigenaar van de aanliggende gronden, in dit geval de gemeente. Het voorliggende plan levert geen belemmeringen op voor het onderhoud.

 

Waterhuishouding

Het voorliggende wijzigingsplan maakt de realisatie ven een wielerbaan, fietscrossbaan, diverse gebouwen, een parkeerplaats en toegangswegen mogelijk. Door deze toename aan bebouwd en verhard oppervlak neemt de capaciteit voor de opname van regenwater in de bodem af, hetgeen gecompenseerd moet worden door de aanleg van extra oppervlaktewater. Deze watercompensatie wordt gerealiseerd door de bestaande watergang langs de Schaarsdijkweg te verbreden. De bereikte compensatie betreft 2.741 m2 en voldoet dus aan de eis van 2.500 m2.

 

Met het waterschap is afstemming geweest ten aanzien van;

- de te hanteren waterpeilen in het gebied;

- de aanvoerwatergang, die het wielerpark doorsnijdt.

 

De watergang is de verbinding tussen stedelijk gebied Tiel en het inundatiekanaal. Omleggen is vooralsnog niet mogelijk. Het inundatiekanaal gaat ingezet worden als bergingsgebied voor Tiel (stedelijke wateropgave). Dit betekent dat het wateroverschot vanuit Tiel via het Schaarsdijkpad met zo min mogelijk weerstand naar het inundatiekanaal gebracht moet kunnen worden. Elke vernauwing of omlegging is eigenlijk ongunstig. Op basis van het gestelde programma van eisen van de gemeente en de reactie van het Waterschap moet rekening gehouden worden met kruising van deze waterpartij door middel van twee bruggen. Voor dammen en duikers dient een ontheffing te worden aangevraagd.

 

Overleg waterschap

Waterbeheerder in het plangebied is het waterschap Rivierenland. Over voorliggend wijzigingsplan heeft overleg plaatsgevonden met het waterschap. De resultaten van dit overleg zijn in dit wijzigingsplan verwerkt.

 

5.7.3 Conclusie

 

Het aspect water vormt geen belemmering voor de doorgang van het plan. Voor (onderdelen van) het plan dient voor realisatie een vergunning te worden aangevraagd bij het waterschap.

 

 

5.8 Cultuurhistorie en archeologie

 

5.8.1 Cultuurhistorie

 

In het plangebied zijn geen waardevolle cultuurhistorische elementen aanwezig. De ontwikkeling van een wielerpark op deze locatie leidt ook niet tot aantasting van cultuurhistorisch waardevolle elementen in de omgeving. Derhalve vormt het aspect cultuurhistorie geen belemmering voor dit plan.

 

5.8.2 Archeologie

 

In 1992 is het Verdrag van Valletta (Malta) door de landen van de EU, waaronder Nederland, ondertekend. Dit verdrag verplicht de Europese overheden tot het beschermen van archeologisch erfgoed. Het Verdrag van Valletta is doorvertaald in de Monumentenwet 1988, zoals deze gewijzigd is in september 2007. Sinds deze wijziging van september 2007 is de gemeente bevoegd gezag op het gebied van cultuurhistorie en archeologie.

 

Paraplubestemmingsplan Archeologie

In de gemeente Tiel is het archeologisch beleid juridisch-planologisch vastgelegd in het Paraplu-bestemmingsplan Archeologie (vastgesteld 10 maart 2010). Hierin is aan het grootste deel van de gronden in de gemeente een waarde toegekend, afhankelijk van de verwachte kans op archeologische vondsten, de 'archeologische verwachtingswaarde'. Deze waarde is vertaald in dubbelbestemmingen, waarin voor verstoringen een ondergrens qua oppervlakte en diepte is opgenomen in de regels. Bij alle plannen waarbij de bodem dieper verstoord wordt en waarbij een groter oppervlak verstoord wordt, dient met onderzoek aangetoond te worden wat de werkelijke archeologische waarde van de gronden is, voordat grondverzet kan plaatsvinden.

 

Situatie plangebied

In het Paraplu-bestemmingsplan Archeologie hebben de gronden binnen het plangebied voor het wielerpark de dubbelbestemming Waarde – Archeologie 4. Deze dubbelbestemming Waarde Archeologie 4 geldt voor gebieden met hoge archeologische verwachting en heeft een ondergrens voor verstoringen vanaf 500 m2 en 0,3m-mv.

 

De dubbelbestemming "Waarde-Archeologie 4" wordt in voorliggend wijzigingsplan overgenomen uit het parapluplan Archeologie. Bij ingrepen waarbij de ondergrond wordt geroerd en waarbij de hiervoor genoemde ondergrens voor de geldende dubbelbestemming wordt overschreden, dient in het kader van de aanvraag om omgevingsvergunning te worden aangetoond dat de eventueel aanwezige archeologische waarden niet worden aangetast. Op deze wijze is de bescherming van archeologische waarden gewaarborgd.

 

Conclusie

Het aspect archeologie vormt geen belemmering voor de doorgang van het plan.

 

 

5.9 Ecologie

 

Binnen de natuurwetgeving wordt onderscheid gemaakt tussen bescherming van soorten en bescherming van gebieden. De Flora- en Faunawet richt zich op de bescherming van soorten. De Natuurbeschermingswet draagt zorg voor bescherming van gebieden: de op basis van Europese richtlijnen aangewezen Natura 2000-gebieden (Vogel- of Habitatrichtlijngebieden). Daarnaast is er het beschermingskader van het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Sinds de decentralisatie van het natuurbeleid is de zorg voor natuur en landschap een provinciale kerntaak. De vroegere Ecologische Hoofdstructuur (EHS) wordt nu aangeduid als het Gelders Natuurnetwerk (GNN). Rondom het GNN wordt tevens de Groene Ontwikkelingszone (GO) onderscheiden met een dubbeldoelstelling: Hier is ruimte voor economische ontwikkeling in combinatie met versterking van de ecologische samenhang.

 

Indien de kans bestaat dat ruimtelijke ontwikkelingen negatieve effecten hebben op door de Flora- en Faunawet beschermde planten en dieren, Natura 2000-gebieden of het NNN, dienen dergelijke plannen getoetst te worden aan de Flora- en Faunawet, respectievelijk de Natuurbeschermingswet en het beschermingskader voor het NNN. Er dient inzichtelijk gemaakt te worden of er sprake is van negatieve effecten op beschermde natuurwaarden, of er voldoende mogelijkheden zijn om eventuele effecten te mitigeren of te compenseren en of hiervoor een ontheffing- of vergunningsplicht geldt.

 

5.9.1 Gebiedsbescherming

 

De uiterwaarden van de Waal vormen het meest nabijgelegen natura-2000 gebied. Omdat het plangebied niet in of in de directe nabijheid hiervan ligt, zijn directe negatieve effecten als gevolg van het plan op voorhand uit te sluiten.

 

Het plangebied is ook geen onderdeel van het GNN noch van de GO. Het dichtstbijzijnde deel van het GNN/GO ligt op ruim 160 meter ten noorden van het plangebied achter een agrarisch perceel en twee wegen (Lingeweg en Schaarsdijkweg). Omdat er geen sprake is van functieverandering of oppervlakteverlies binnen het GNN en gezien aard en omvang van het plan, heeft het plan geen effect op of voor het GNN. Vervolgstappen zijn niet nodig.

 

5.9.2 Soortbescherming

 

Wat betreft soortbescherming, is de Flora- en faunawet van toepassing. Hierin wordt onder andere de bescherming van dier- en plantensoorten geregeld. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden getoetst of er sprake is van negatieve effecten op de aanwezige beschermde soorten. Als hiervan sprake is, moet ontheffing of vrijstelling worden aangevraagd.

 

De Flora- en faunawet verplicht om bij ruimtelijke ingrepen of andere nieuwe activiteiten, na te gaan of er negatieve effecten kunnen optreden op soorten of het leefgebied van beschermde plant- en diersoorten. Optredende negatieve effecten dienen zo veel mogelijk vermeden of geminimaliseerd te worden. Voor schade aan strikt beschermde soorten kan het noodzakelijk zijn om een ontheffing aan te vragen bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RvO) van het Ministerie van Economische Zaken.

 

Onderzoeksresultaten

Voor het voorliggende wijzigingsplan is een 'quickscan natuur' uitgevoerd. Uit deze quick scan zijn de volgende conclusies naar voren gekomen:

  • In het plangebied zijn vier jaarrond beschermde roekennesten aangetroffen. Aan de overzijde van de spoorlijn, grenzend aan het plangebied, is een roekenkolonie van ongeveer 100 exemplaren aangetroffen. De bomen met nesten blijven gehandhaafd en er is geen sprake van verstorende werking op de roekenkolonie. Evenmin gaat onmisbaar foerageergebied verloren. Het nemen van vervolgstappen is niet nodig.

  • In het plangebied zijn de zwaar beschermde Bittervoorn (Ff-wet tabel 3) en de middelhoog beschermde Kleine modderkruiper (Ff-wet tabel 2) waargenomen. Gezien de aanwezigheid van geschikt biotoop wordt ook Grote modderkruiper (Ff-wet tabel 3 en RL kwetsbaar) verwacht in het plangebied. Er wordt waarschijnlijk gewerkt in (de oeverzone van) watergangen. Voor kleine modderkruiper geldt dat kan worden gewerkt volgens een (door het rijk goedgekeurde) Gedragscode. Voor Bittervoorn en Grote modderkruiper is ontheffing Ffw nodig. Maatregelen die voortvloeien uit de Gedragscode of de Ontheffing worden beschreven in een ecologisch werkprotocol. Het verlenen van een ontheffing vergt momenteel circa vier tot zes maanden; naar verwachting zal de ontheffing worden verleend, omdat door het realiseren van dit plan het leefgebied van de vissen toeneemt.

  • In het plangebied zijn geen andere matig of zwaar beschermde soorten of soortgroepen aangetoond of te verwachten. Het nemen van verplichte vervolgstappen is voor deze soorten in deze situatie dan ook niet aan de orde.

 

5.9.3 Stikstofdepositie

 

De depositie van stikstof op een natuurgebied kan negatieve effecten op de daar voorkomende natuurwaarden hebben (verzuring en vermesting). Daarom moet van de vestiging of uitbreiding van activiteiten die een emissie van stikstof veroorzaken worden onderzocht welke gevolgen die stikstofemissie op beschermde natuurgebieden heeft.

 

Door de realisatie van het Wielerpark kan de emissie van stikstof (ten gevolge van verkeer en verwarming) toenemen. Daarom zijn als onderdeel van de voornoemde quick scan berekeningen van de (huidige en te verwachten) stikstofdepositie gemaakt. Mogelijke effecten van stikstofdepositie als gevolg van verwarming en verkeer op te beschermen natuurgebieden zijn beoordeeld. Hieruit blijkt dat er geen sprake is van een significant negatief effect.

 

5.9.4 Conclusie

 

Het aspect ecologie vormt geen belemmering voor de doorgang van het plan.

 

 

5.10 Verkeer en parkeren

 

5.10.1 Verkeer

 

Voor de ontwikkeling van het wielerpark aan de Schaarsdijkweg is in 2013 een verkeerskundig onderzoek uitgevoerd, waarbij zowel de parkeerbehoefte als de verkeersaantrekkende werking en de daarvoor benodigde uitvoering van de ontsluiting van het wielerpark op de Schaarsdijkweg is onderzocht (Verkeersadvies wielerpark Schaarsdijkweg Tiel, Megaborn, 15 augustus 2013). Omdat in het nu voorliggende plan is afgezien van het oorspronkelijk op het terrein ook voorziene zwembad is in 2015 een herziening van het onderzoek uit 2013 gemaakt (Notitie Analyse kruising Wielerpark - Schaarsdijkweg Tiel, Trafficdesign, 22 april 2015).

 

In de herziening van het onderzoek uit 2015 is uitgegaan van een verkeersgeneratie van het wielerpark van 278 motorvoertuigen per etmaal (mvt/etm), die ontsluiten op de Schaarsdijkweg met een intensiteit van 10.400 mvt/etm in 2015 en 12.700 mvt/etm in 2015. De ten opzichte van de autonome verkeersintensiteiten veroorzaakte toename ten gevolge van het wielerpark is zeer gering en levert geen knelpunten op. Voor deze intensiteiten voldoet een normale voorrangskruising als ontsluiting op de Schaarsdijkweg. Dit levert een verkeersveilige ontsluiting op een gebiedsontsluitingsweg binnen de bebouwde kom op.

 

5.10.2 Parkeren

 

Voor de berekening van het benodigde aantal parkeerplaatsen is als onderdeel van het Verkeersadvies wielerpark Schaarsdijkweg uit 2013 een berekening van de parkeerbehoefte gemaakt op basis van de te verwachten bezoekersaantallen van het wielerpark. Hieruit volgt dat voor de drukste momenten (de trainingen op de dinsdagavond) in totaal 139 parkeerplaatsen (afgerond 140) benodigd zijn.

 

Voor de aanleg van een parkeerterrein van 140 parkeerplaatsen is een terrein van 4.200 m2 vereist. In het plan is nu een reservering voor 4.470 m2 opgenomen. In de parkeerbehoefte kan dus (ruimschoots) op eigen terrein worden voorzien.

 

5.10.3 Conclusie

 

De aspecten verkeer en parkeren vormen geen belemmering voor de doorgang van het plan.

 

 

HOOFDSTUK 6 Juridische aspecten

 

6.1 Inleiding

 

Voorliggend wijzigingsplan maakt de realisatie van een wielerpark mogelijk. Het plan bestaat uit een verbeelding met bijbehorende regels en deze toelichting. De verbeelding en de regels vormen samen het juridische deel. De verbeelding en regels dienen te allen tijde in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast.

 

 

6.2 Algemene toelichting op de verbeelding

 

Op de verbeelding hebben alle gronden binnen het plangebied een zg. enkelbestemming gekregen. Binnen een enkelbestemming kunnen nadere aanduidingen zijn opgenomen. Deze aanduidingen hebben alleen een juridische betekenis als in de regels aan de betreffende aanduiding een gevolg wordt verbonden. Daarnaast zijn dubbelbestemmingen opgenomen, waar specifieke regels gelden bovenop de regels van de enkelbestemming. Een aantal aanduidingen heeft juridisch gezien geen betekenis en is uitsluitend opgenomen ten behoeve van de leesbaarheid van de verbeelding (bijvoorbeeld topografische gegevens).

6.3 Algemene toelichting op de regels

 

De regels van het wijzigingsplan zijn ondergebracht in vier hoofdstukken:

  • Hoofdstuk 1 bevat inleidende regels. Deze bepalingen beogen een eenduidige interpretatie en toepassing van de overige, meer inhoudelijke regels en van de verbeelding te waarborgen.

  • Hoofdstuk 2 bevat de regels in verband met de bestemmingen. Per op de verbeelding aangegeven bestemming bevat dit hoofdstuk bouw- en gebruiksregels, welke specifiek voor die bestemming gelden.

  • Hoofdstuk 3 bevat algemene regels. Het gaat daarbij om bouwregels en afwijkingsregels die op alle bestemmingen betrekking hebben. Tevens is in dit hoofdstuk een anti-dubbeltelbepaling opgenomen. Deze regel regelt dat grond, die reeds eerder bij een verleende vergunning is meegenomen, niet nog eens bij de verlening van een nieuwe vergunning mag worden meegenomen. De anti-dubbeltelbepaling heeft uitsluitend betrekking op vergunningaanvragen die plaatsvinden onder het geldende bestemmingsplan. Het is dus niet zo dat gronden die zijn meegeteld bij het verlenen van een vergunning onder een vorig bestemmingsplan, bij het verlenen van een vergunning onder het nieuwe bestemmingsplan ook buiten beschouwing moeten worden gelaten.

  • Hoofdstuk 4 bevat 2 artikelen, het overgangsrecht en de slotregel.

  • Overgangsrecht: hierin staan het overgangsrecht voor bestaande bouwwerken en bestaande gebruiksactiviteiten die afwijken van de bestemmingen en/of de regels in het bestemmingsplan.

  • Slotregel: deze regel bevat de citeertitel van de regels.

 

6.4 Toelichting bestemmingen

 

Dit wijzigingsplan kent twee enkelbestemmingen, te weten “Sport” en “Water”, en één dubbelbestemming, te weten "Waarde – Archeologie 4".

 

Sport

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor sportieve doeleinden, uitgezonderd lawaaisporten, met bijbehorende voorzieningen en bouwwerken. Sauna's en wellness inclusief massage- en schoonheidsbehandeling zijn toegestaan als ondergeschikte activiteit. Gebouwen zijn toegestaan binnen de aangegeven bouwvlakken.

 

Water

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor water, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen, inclusief oevers en onderhoudspaden. Ook de aanleg van bruggen is toegestaan binnen deze bestemming.

 

Waarde – Archeologie 4

Deze bestemming is opgenomen ter voorkoming van de aantasting van de (potentiële) archeologische waarden in de grond. Hierbij is sprake bij grondwerk dieper dan 0,30 meter onder het maaiveld en bouwwerkzaamheden met een oppervlakte groter dan 500 m2.

 

6.5 Retrospectieve toets

 

Het uitvoeren van een retrospectieve toets vormt bij de actualisatie van bestemmingsplannen een vast onderdeel. De toets geeft aan welke situaties in bouw en gebruik er bestaan, die niet in overeenstemming zijn met de vigerende bestemmingsplannen en vrijstellingen. Met andere woorden een inventarisatie van alle illegale situaties. Hiertoe worden de resultaten uit de veldinventarisatie vergeleken met de vigerende bestemmingsplannen en verleende bouwvergunningen.

 

Strijdige situaties worden vervolgens getoetst aan het beleidskader waar onderhavig bestemmingsplan op is gebaseerd. Aangegeven wordt in welke situaties een nieuwe bestemming wordt gegeven, waarmee een strijdige situatie wordt gelegaliseerd.

 

In het voorliggende bestemmingsplan betreft het een nieuwe ontwikkeling. Indien een strijdige situatie past binnen de nieuwe ontwikkeling volgt hieruit dat deze automatisch wordt opgeheven door middel van inpassing in dit bestemmingsplan.

 

HOOFDSTUK 7 Economische uitvoerbaarheid

 

Met voorliggend wijzigingsplan wordt de realisatie van een wielerpark inclusief de bouw van enkele hoofdgebouwen mogelijk gemaakt. Blijkens artikel 6.2.1 Bro dienen in beginsel kosten hiervoor verzekerd te worden middels een exploitatieplan.

 

Op basis van artikel 6.12 lid 2 Wro kunnen burgemeester en wethouders bij een besluit tot vaststelling van een wijzigingsplan besluiten geen exploitatieplan vast te stellen, indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan begrepen gronden anderszins verzekerd is.

 

In het kader van onderhavige ontwikkeling hebben de gemeente en initiatiefnemer een exploitatieovereenkomst afgesloten. Hiermee zijn de kosten van de grondexploitatie anderszins verzekerd.

 

HOOFDSTUK 8 Overleg en inspraak

 

8.1 Overleg

 

In het kader van het vooroverleg ex artikel 3.1.1 Bro is het wijzigingsplan “Tiel West – Wielerpark” besproken met de relevante vooroverlegpartners van de gemeente Tiel. De resultaten van dit overleg zijn in onderhavig bestemmingsplan verwerkt.

 

8.2 Inspraak

 

Er is gekozen om geen gebruik te maken van de inspraakprocedure zoals bedoeld in de gemeentelijke inspraakverordening. Belangrijk argument hiervoor is dat de complexiteit van dit plan gering is.

 

Het ontwerp wijzigingsplan heeft vanaf 4 februari 2016 gedurende zes weken bij het omgevingsloket en middels de vereiste digitale kanalen ter visie gelegen. Gedurende deze periode zijn er geen zienswijzen ingediend.

Plan: Tiel West - Wielerpark
Status: vastgesteld
Plantype: gemeentelijke overheid/wijzigingsplan
IDN: NL.IMRO.0281.WZ00013-va01