Toelichting

 

 

1 Inleiding

 

1.1 Aanleiding en doel van het bestemmingsplan

 

Aan de Burgemeester Meslaan 49 ligt het terrein van zorginstelling de Vrijthof. De bestaande bebouwing 'de Ronding' is in 2010 gerealiseerd. De overige bebouwing is grotendeels in de jaren '70 van de vorige eeuw gebouwd. Het verpleeggebouw 'Uiterwaard' aan de Drumptsewetering dateert uit 1994. Met name de 'Uiterwaard', waar op de begane grond cliënten met een niet aangeboren hersenletsel (NAH) zijn gehuisvest, voldoet niet meer aan de normen van deze tijd. Nieuwbouw ter vervanging van dit gebouw ligt dan ook in de rede.

 

Door ingrijpende hervormingen in het zorgstelsel, zoals het extramuraliseren van de lichtere zorgzwaarte pakketten en het overhevelen van bepaalde zorgtaken naar de gemeenten en het eigensociaal netwerk van burgers, worden ouderen geacht zo lang mogelijk in hun eigen woning te blijven wonen en daar (thuis) zorg te ontvangen. Door de toenemende afhankelijkheid van externe klanten moeten de algemene voorzieningen van het verpleeghuis, waaronder therapiefuncties en dagbehandeling, beter bereikbaar worden gemaakt.

 

Daarnaast bestaat ook de landelijke ontwikkeling van 'omgekeerde integratie'. Naast het deels verdelen van verpleegvoorzieningen over wijken en dorpen (integratie) wordt ook het zelfstandig wonen geintrodudeerd op zorglocaties.

 

Dit heeft geleid tot een bouwplan van Stichting Zorgcentra Rivierenland, dat bestaat uit de volgende onderdelen:

 

 [image]

Figuur 1 Globale ligging plangebied

 

Een herziening van het bestemmingsplan is nodig om medewerking te kunnen verlenen aan de beoogde planontwikkeling. Dit bestemmingsplan maakt voorgenomen planontwikkeling planologisch-juridisch mogelijk.

 

1.2 Opzet van het bestemmingsplan

 

Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en deze toelichting. De toelichting is opgebouwd uit 8 hoofdstukken en bijlagen. Na dit inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 "bestaande situatie" een beschrijving gegeven van de huidige ruimtelijke en planologische situatie in het plangebied. In hoofdstuk 3 komt het beleidskader, dat ten grondslag ligt aan het bestemmingsplan, aan bod. In hoofdstuk 4 wordt vervolgens ingegaan op de planbeschrijving. In hoofdstuk 5 wordt vervolgens de haalbaarheid van het bestemmingsplan aangetoond voor wat betreft relevante wet- en regelgeving op het gebied vna milieu en overige ruimtelijk relevante omgevingsaspecten. Daarna worden in hoofstuk 6 d ejuridische aspecten behandeld en wordt uiteengezet op welke wijze het in hoofdstuk 4 beschreven plan juridisch is vertaald naar de verbeelding en de regels. Het 7e hoofdstuk gaat vervolgens in op de economische uitvoerbaarheid van het plan. Resultaten van inspraak en overleg komen tot slot in het 8e en tevens laatste hoofdstuk aan de orde.

 

2 Bestaande situatie

 

2.1 Beschrijving van het gebied

 

Het plangebied is gelegen binnen het woonzorgcomplex Vrijthof aan de Burgemeester Meslaan 49 te Tiel. Het plangebied bestaat uit een deel van het kadastrale perceel, bekend als Tiel sectie H nr. 3867, gelegen tussen het hoofdgebouw van de Vrijthof en het gebouw "De Ronding". Binnen het parkachtig gebied, grenzend aan de Drumptsewetering, bevinden zich momenteel een instructiegebouw (1 bouwlaag) en het verpleeggebouw "Uiterwaard" met op de begane grond verpleegplaatsen en op de verdieping kantoren. Deze bouwdelen worden op termijn gesloopt.

 

 [image]

Figuur 2: de bestaande situaite van het plangebied met linksonder het instructiegebouw en rechtsonder de Uiterwaard

 

2.2 Geldende planologische situatie

 

Voor het betreffende plangegebied geldt het bestemmingsplan Tiel Noord en Kleine kernen

(vastbesteld 21 maart 2012). In dit vigerende bestemmingpslanheeft het plangebied de bestemming 'Maatschappelijk-Woonzorginstelling' en de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 3 en 'Waarde - Archeologie 4'. Gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd. De onderhavige gronden kennen een aaneengesloten bouwvlak dat is opgedeeld in twee delen. Het noordelijke gedeelte kent een maximale bouwhoogte van 7 meter en het zuidelijk gelegen deel een maximale bouwhoogte van 14 meter. In beide delen geldt een maximale bebouwingspercentage van 40%.

 

De gewenste planontwikkeling is hiermee in strijd, aangezien de nieuw te bouwen gebouwen deels buiten het huidige bouwvlak zijn gesitueerd. Daarnaast bestaan de toekomstige gebouwen uit drie bouwlagen (circa 9 m), terwijl ze geheel of deels gelegen zijn in het bouwvlak met een maximale bouwhoogte van 7 meter.

De navolgende figuur geeft een weergave van het geldende bestemmingsplan.

 

 [image]

Figuur 3: geldend bestemmingsplan Tiel Noord en Kleine kernen

 

 

3 Beleidskader

 

3.1 Rijksbeleid

 

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

 

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte SVIR vastgesteld. Het betreft een integraal kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau in Nederland. De SVIR benoemd de ruimtelijke opgave voor Nederland richting 2040;

- versterking van de concurrentiekracht van Nederland;

- het vinden van ruimte voor (wind)energie;

- inspelen op klimaatverandering;

- omgaan met krimp, stagnatie en groei inwonertal en huishoudens in Nederland.

Op basis van deze opgaven heeft de rijksoverheid 13 nationale belangen benoemd, die bijdragen aan het versterken van de ruimtelijk-economische structuur, het verbeteren van de bereikbaarheid en het waarborgen van de kwaliteit van de leefomgeving.

 

Buiten deze nationale belangen hebben de decentrale overheden beleidsvrijheid. De verantwoordelijkheid voor de afstemming tussen de verstedelijking en groene ruimte op regionale schaal, wordt overgelaten aan de provincies. De (boven)lokale afstemming en uitvoering van verstedelijking wordt overgelaten aan (samenwerkende)gemeenten binnen de provinciale kaders. De sturing op verstedelijking, zoals afspraken over percentages voor binnenstedelijk bouwen, rijksbufferzones en doelstellingen voor herstructurering laat de rijksoverheid los. Om zorgvuldig ruimtegebruik te bevorderen, is de Ladder voor duurzame verstedelijking in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) opgenomen.

 

 

3.1.2 Ladder voor duurzame verstedelijking

 

De Ladder voor duurzame verstedelijking houdt in, dat eerste gekeken wordt of er vraag is naar een bepaalde nieuwe ontwikkeling, vervolgens of het bestaande stedelijk gebied of bestaande bebouwing kan worden hergebruikt en, mocht nieuwbouw nodig zijn, dat zorg

gedragen wordt voor een optimale (multimodale) bereikbaarheid. Deze ladder is een procesvereiste. Dit houdt in dat bij ruimtelijke besluiten moet worden gemotiveerd hoe een zorgvuldige afweging is gemaakt van het ruimtegebruik.

 

Dit project voorziet voor een belangrijk deel in de vervanging en optimalisering van de bestaande woonzorgvoorziening Uiterwaard. Daarnaast wordt een uitbreiding van die voorzieningen beoogd. Vaststaat, dat er een actuele behoefte bestaat aan de met dit project beoogde woonzorgvoorzieningen in Tiel.

 

Ten aanzien van het voorliggend initiatief, waartoe het deelplan Uiterwaard behoort, kan het volgende worden opgemerkt:

SZR realiseert op de locatie geen woningen, maar intramurale zorgappartementen, de functie blijft maatschappelijk.

De nu en in de toekomst te realiseren zorgappartementen vormen geen uitbreiding op de bestaande voorraad, maar zijn ter vervanging hiervan, hetgeen inhoudt dat, tegenover de nieuwbouw van een appartement, tevens de sloop van een appartement staat.

De nieuwbouw kan alleen maar op de huidige locatie plaatsvinden, vanwege de afhankelijkheid van de reeds aanwezige voorzieningen. De regionale behoefte van verpleegappartementen is geregeld in de Wet Langdurige Zorg; hieraan liggen afspraken met zorgverzekeraars ten grondslag; gemeenten en provincie hoeven hiervan de behoefte niet aan te tonen.

 

Voorts is de locatie binnenstedelijk, zodat de conclusie luidt, dat dit project voldoet aan de uitgangspunten van de Ladder voor duurzame verstedelijking.

 

Het rijksbeleid en de daarop gebaseerde wettelijke regelingen vormen geen belemmering voor dit project.

 

3.2 Provinciaal beleid

 

3.2.1 Omgevingsvisie Gelderland

 

De provincie heeft haar visie op de omgeving vertaald in de 'Omgevingsvisie Gelderland'. De provincie heeft ervoor gekozen om vanuit twee hoofddoelen bij te dragen aan de gemeenschappelijke maatschappelijke opgaven:

1. Een duurzame economische structuur;

2. Het borgen van de kwaliteit en veiligheid van onze leefomgeving.

 

Economische structuurversterking vraagt om een aantrekkelijk vestigingsklimaat. Dat is een goede bereikbaarheid en voldoende vestigingsmogelijkheden. Het betekent ook een aantrekkelijk woon- en leefomgeving met de unieke kwaliteiten van natuur, water en landschap in Gelderland.

 

Duurzame verstedelijking

Het accent verschuift van nieuwbouw naar het vitaliseren van bestaande gebieden en gebouwen. De provincie en partners gaan nieuwe ontwikkelingen bezien in samenhang met de bestaande voorraad.

 

Ambitie en rol van de provincie

Nieuwe ontwikkelingen moeten aansluiten bij de behoefte van bewoners en ondernemers die verandert door de vergrijzing, de toename van kleine huishoudens, maar ook door het nieuwe werken en winkelen. Voor vitale steden is een integrale afweging nodig van economische, sociale, milieukundige en ecologische belangen.

 

De provincie legt haar accent onder meer op:

 

Met de realisatie van (ver)nieuwbouw van de bestaande woonzorgwoningen binnen een woonzorgcomplex wordt het woon- en leefklimaat en daarmee het vestigingsklimaat in Tiel verbeterd. Op deze wijze wordt bijgedragen aan de genoemde doelstellingen van de omgevingsvisie.

 

3.2.2 Omgevingsverordening Gelderland

 

Provinciale Staten hebben op 24 september 2014 de Omgevingsverordening vastgesteld. In de omgevingsverordening staan de regels die horen bij de omgevingsvisie.

 

Binnen de door Gedeputeerde Staten vastgestelde kwantitatieve opgave wonen kunnen gemeenten en andere relevante partijen in de regio vervolgens gezamenlijk nagaan wat nodig is voor een goede functionerende regionale woningmarkt.

Nieuwbouw vindt bij voorkeur plaats aanvullend op de kansen en mogelijkheden in de bestaande woningvoorraad en in vrijkomend en leegstaand vastgoed.

 

In dit geval is sprake van nieuwbouw die plaatsvindt aanvullend en in plaats van de bestaande woningvoorraad woonzorgwoningen.

 

Het plan is dus niet in strijd met regels uit de verordening.

 

3.3 Gemeentelijk beleid

 

3.3.1 Structuurvisie Tiel 2030

 

De gemeente geeft in de structuurvisie haar visie op het ruimtelijke beleid voor de periode tot 2030. De visie biedt daarmee het ruimtelijk kader voor de toekomstige ontwikkeling van de gemeente en vormt het toetsingskader voor toekomstige bestemmingsplannen. Het plangebied valt op de plankaart van de structuurvisie binnen het gebied 'ziekenhuis en omgeving'. Volgens de structuurvisie zal het rivierenland ziekenhuis en omgving verder worden ontwikkeld tot de zorgcluster voor Tiel en omgeving. Onder andere combinaties met zorgwoningen zijn daarbij in beeld.

 

 [image]

Figuur 4; Uitsnede plankaart structuurvisie Tiel 2030

 

3.3.2 Tielse Woonvisie 2014-2018

 

Het project Uiterwaard sluit aan op de doelstelling uit de woonvisie. De vraag naar zelfstandig thuis wonen in voor ouderen (en overige groepen met een zorgvraag) geschikte woningen met de mogelijkheid tot zorg zal in de toekomst sterk groeien. Het rijksbeleid is ook gericht op het langer zelfstandig wonen. Daarbij zijn de woningen in het project Uiterwaard geschikt voor zelfstandig wonen met de mogelijkheid tot (zwaardere) zorg. Ook wordt aangesloten op de wens tot zelfstandig wonen in tegenstelling tot een niet-zelfstandige verpleegplaats.

 

Het plan past derhalve in de woonvisie. In de 1e fase worden 27 verpleegeenheden gerealiseerd. Het betreft vervangende nieuwbouw. In een latere bouwfase is nog ruimte voor maximaal 30 huurwoningen; deze woningen kunnen ook (deels) geextramuraliserde verpleegplaatsen zijn, indien de rijksoverheid haar beleid van scheiden wonen en zorg de komende jaren verder doorzet.

 

Als de woningen niet aangemerkt kunnen worden als geextramuliseerde verpleegplaatsen, komen de 30 huurwoningen ten laste van het woningbouwcontingent zoals dat voor Tiel in de woonvisie is opgenomen.

Deze vorm van wonen is echter passend binnen de woonvisie en gelet op het relatief kleine aantal (op een totaal van 1700 woningen) niet van doorslaggevende betekenis te achten.

 

4 Planbeschrijving

 

Ruimtelijke beoordeling schetsplan Park Uiterwaard, februari 2012

 

 [image]

Figuur 5: impressie nieuwe situatie

 

 [image]

Figuur 6: plattegrond nieuwe situatie

 

Het plan bestaat uit drie ellipsvormige gebouwen die op het oudere deel van het zorgcentrum worden voorgesteld. De twee met woningen en verpleegkamers aan de zijde van de Rivierenlandlaan zijn daarvan de hoogste met drie bouwlagen (circa 9 meter(. Het gebouw met algemene voorzieningen centraal in het gebied wordt twee bouwlagen.

 

Ruimtelijk gezien zijn de voorgestelde drie ellipsvormige gebouwen ondergeschikt aan het groene karakter van het gebied, gebouwen in een losse setting ondersteunen het beeld van bebouwing ondergeschikt aan een parkzone. Het is hierbij echter zaak om binnen het gehele complex een behoorlijke mate van samenhang te creëren, door afstemming van materialen en kleuren met de overige gebouwen op het terrein. Ook is het niet wenselijk dat de bebouwing in de huidige waterpartij wordt gerealiseerd, om voldoende afstand tot de Rivierenlandlaan en de groene en waterstuctuur te behouden is het noodzakelijk de nieuwe gebouwen binnen de bebouwingsvlakken van het bestemmingsplan te situeren en het maximale bebouwingpercentage niet te overschrijden. Vanuit het stedenbouwkundig perspectief is het wel denbaar de bebouwing binnen de bebouwingsgrens van het bestemmingpslan te plaatsen en daarbij de waterpartij te vergroten.

 

 [image]

Figuur 7: impressie nieuwe situatie

 

Stedenbouwkundige verantwoording;

Voorliggend plan ligt in gebied 3c van de welstandsnota, waarvoor het minimale welstandsniveau van toepassing is. Aangezien voorliggend plan een vervangende nieuwbouw betreft, zijn tevens de criteria uit de beeldkwaliteitsvisie van toepassing. Hierin is onder meer vastgelegd dat de aanwezige openheid in het gebied behouden moet blijven. Er is inmiddels een positief stedenbouwkundig advies afgegeven voor deze ontwikkeling, mits de bebouwing zich binnen de contouren van het bouwvlak bevindt (zie hierboven van februari 2012). Tevens is in dit advies meegegeven dat er qua materialisatie meer kan worden aangesloten bij het bestaande te handhaven halfronde woongebouw "de Boomerang" op het terrein.

 

Het plan betreft het fasegewijs vervangen van de bestaande bebouwing achter de "Boomerang", die niet meer voldoet aan de isen van de tijd. Hiervoor in de plaats komen twee dreilaagse en een tweelaags gebouw met een gelijksoortige hoofdopzet en uitwerking. De door middel van gekomde schijven afgeronde gebouwen kenmerken zich door het paviljoenachtige karakter. De gebouwen worden als vrijstaande en alzijdig ontworpen volumes in het groen geplaatst. Bij de nadere uitwerking is gebleken dat de gebouwen elkaar en de bestaande bebouwing te sterk naderen. De architect heeft daarom een voorstel gedaan om het bebouwingsvlak plaatselijk enigszins te overschrijven. Hiermee wordt volgens de architekt de openheid van het terrein versterkt.

 

Geconstateerd wordt dat de volumes op de voorgestelde wijze in voldoende mate tegemoet komen aan de vereiste openheid op het terrein. De groene ruimte rondom de gebouwen kan op deze wijze als een parkachtig gebied worden uitgewerkt. Het is de vraag waar en hoe de te verdwijnen opstallen zoals de fietsenberging en de geitenweide terugkomen in het nieuwe ontwerp. Er wordt dan ook geadviseerd om een landschapsplan te laten maken voor het terrein.

 

De verschijningsvorm en materialisatie van de gebouwen sluiten onder meer met de rode baksteen voor de schijven en horizontale balkonranden in voldoende mate aan bij de bestaande bebouwing. De afbeelding van de houten beplanking komt onvoldoende overeen met het monster dat meer uit grijstinten bestaat en beter aansluit bij de rode steen. Bij de verdere uitwerking van de detaillering wordt aandacht gevraagd voor een vloeiende uitvoering van de kromming van de metselwerk schijven. Met betrekking tot het dakvlak, de vijfde gevel, wordt de suggestie meegeven om deze te voorzien van mossedum.

Vooralsnog kan welstandshalve akkoord worden gegaan met deze ontwikkeling.

 

5 Randvoorwaarden en onderzoek

 

5.1 Inleiding

 

Het al dan niet voldoen aan verschillende randvoorwaarden en uitgangspunten is bepalend voor de vraag of een nieuw bestemmingsplan ook daadwerkelijk uitvoerbaar is. Hierbij speelt de uitvoerbaarheid op basis van milieuaspecten als geluid, bodem en hinder van bedrijven een rol, evenals water, archeologie en flora en fauna. De uitvoerbaarheid van onderhavig bestemmingsplan is dan ook getoetst op deze aspecten. Dit hoofdstuk geeft de resultaten hiervan weer. Daarnaast moet worden aangetoond dat het plan economisch uitvoerbaar is. Daarvoor wordt verwezen naar hoofdstuk 7 van deze toelichting.

 

5.2 Bodem

 

In het kader van de onderzoeksplicht dient onder andere de bodemgesteldheid in het plangebied in kaart gebracht te worden. Onderzocht moet worden of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan.

 

Historisch bodemonderzoek

Het standaard vooronderzoek heeft zich gericht op de onderzoekslocatie en de direct hieraan grenzende percelen. Het vooronderzoek is uitgevoerd conform de NEN 5725 Op de locatie zijn geen verdachte activiteiten, zoals chemicaliën, brandstof opslag of asbest(daken) aanwezig. Op de locatie en in de directe omgeving zijn op dit moment geen ondergrondse tanks bekend.

 

Verkennend bodemonderzoek

De veldwerkwerkzaamheden hebben plaatsgevonden op 23 september 2015. Het grondwatermonster is conform de de norm minimaal één week na de plaatsing van de peilbuis op 30 september 2015 opgenomen. Het veldonderzoek is uitgevoerd conform de BRL SIKB 2000 - veldwerk bij milieuhygiënisch bodemonderzoeken en de bijbehorende protocollen 2001 en 2002 (Verkennend bodemonderzoek Burgemeester Meslaan 49 te Tiel, projectnummer 153615, BK ingenieurs, 15 oktober 2015).

 

Tijdens het vooronderzoek is geen informatie naar voren gekomen waardoor de aanwezigheid van een bodemverontreiniging op de locatie wordt verwacht. De hypothese is daarom 'onverdacht'. De onderzoeksstrategie voor de locatie voldoet aan de Nederlandse Norm 5740, strategie 'onverdachte locatie'. Ter verficatie dat de demping, welke op basis van het vooronderzoek aanwezig is, buiten de onderzoekslocatie valt, is de peilbuis aan de westzijde van de onderzoekslocatie geplaatst.

 

Conclusie

De hypothese 'onderdacht' is juist gebleken. Het uitvoeren van een nader bodemonderzoek is niet noodzakelijk. Op grond van de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem bestaat geen bezwaar voor de voorgenomen bouwwerkzaamheden.

 

5.3 Geluid

 

De mate waarin het geluid veroorzaakt door het (spoor-) wegverkeer het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh). Voor wegverkeer stelt de wet dat de wettelijke voorkeursgrenswaarde op nieuw op te richten geluidgevoelige functies de wettelijke voorkeursgrenswaarde van 48 dB niet mag overschrijden. Voor spoorweglawaai bedraagt de wettelijke voorkeursgrenswaarde 55 dB. Indien in een bestemmingsplan nieuwe geluidgevoelige functies worden toegestaan, legt de Wgh de verplichting op om een akoestisch onderzoek te verrichten indien deze functies binnen een geluidzone van een weg, spoorweg of bedrijventerreinen komen te liggen.

 

Het akoestisch onderzoek, nr. F.2015.0342.00R001, dat is uitgevoerd door DGMR Industrie, Verkeer en Milieu B.V., geeft de volgende conclusie aan:

Ten aanzien van het wegverkeerslawaai geldt dat niet wordt voldaan aan de voorkeurswaarde uit de Wet geluidhinder bij één van de gebouwen, de overschrijding bedraagt 1 dB. Wel wordt ruimschoots voldaan aan de maximale ontheffingswaarde. Het toepassen van maatregelen (bijvoorbeeld stiller wegdek) kan worden overwogen. Daarnaast is extra onderzoek naar geluidwerende maatregelen aan de gevel nodig. De cumulatieve geluidbelasting bedraagt ten hoogste 54 dB. Doordat het nieuwe gebouwen betreft zal hiermee binnen de gebouwen geen geluidhinder worden ondervonden.

 

Conclusie

Ten aanzien van het aspect geluid is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

 

5.4 Luchtkwaliteit

 

De Wet luchtkwaliteit (verankerd in de Wet Milieubeheer hoofdstuk 5, titel 2) is een implementatie van diverse Europese richtlijnen omtrent luchtkwaliteit waarin ter bescherming van mens en milieu onder andere grenswaarden voor vervuilende stoffen in de buitenlucht (o.a. fijn stof en stikstofdioxide) zijn vastgesteld. De wet stelt bij een (dreigende) grenswaardenoverschrijding aanvullende eisen en beperkingen voor ruimtelijke plannen die 'in betekenende mate' (IBM) leiden tot verslechtering van de luchtkwaliteit of 'gevoelige bestemmingen' binnen onderzoekszones van provinciale- en rijkswegen. Daarnaast moet uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening afgewogen worden of het aanvaardbaar is het plan op deze plaats te realiseren. Hierbij speelt de blootstelling aan luchtverontreiniging een rol, ook als het plan 'niet in betekende mate' (NIBM) bijdraagt aan de luchtverontreiniging.

 

Uit het luchtkwaliteitsonderzoek nr. F 2015.0342.00R001, door DGMR Industrie, Verkeer en Milieu B.V. blijkt dat voor wat betreft het aspect luchtkwaliteit geldt dat het plan in alle onderzochte jaren voor fijnstof en stikstofdioxide aan de normstelling uit de Wet Milieubeheer voldoet.

 

Conclusie

Het milieuaspect luchtkwaliteit vorm daarmee geen belemmering voor de doorgang van het plan.

 

5.5 Waterhuishouding

 

Het is wettelijk geregeld dat in alle ruimtelijke plannen een waterparagraaf moet worden opgenomen. Het doel van de waterparagraaf is dat de waterhuishoudkundige doelstellingen zichtbaar te maken en evenwichtig mee te nemen bij de planvorming. Hierbij wordt ingegaan op de gevolgen van het plan op de waterhuishouding.

 

Langs het plangebied ligt een A-watergang, de Drumptsewetering. De A-watergangen zijn in beheer en onderhoud bij het waterschap. Het voorliggend plan levert geen belemmeringen op voor het onderhoud.

 

 [image]

Figuur 8 watergang rond het plangebied

 

Door de extra nieuwbouw neemt het verharde oppervlak in geringe mate toe. Bij de daadwerkelijke realisatie wordt de eventuele watercompensatie in het kader van de omgevingsvergunning getoetst.

 

5.6 Cultuurhistorie & archeologie

 

5.6.1 Cultuurhistorie

 

Voor deze locatie geldt dat deze niet leiden tot wijziging en/of aantasting van cultuurhistorisch waardevolle elementen. Cultuurhistorie wordt dus niet bedreigd door uitvoering van onderhavig bestemmingsplan.

 

5.6.2 Archeologie

 

In 1992 is het Verdrag van Valletta (Malta) door de landen van de EU, waaronder Nederland, ondertekent. Dit verdrag verplicht de Europese overheden tot het beschermen van archeologisch erfgoed. Het Verdrag van Valletta is doorvertaald in de Monumentenwet 1988, zoals deze gewijzigd is in september 2007. Sinds deze wijziging van september 2007 is de gemeente bevoegd gezag op het gebied van cultuurhistorie en archeologie.

 

Paraplubestemmingsplan Archeologie

In de gemeente Tiel is het archeologisch beleid juridisch-planologisch vastgelegd in het Paraplu-bestemmingsplan Archeologie (vastgesteld 10 maart 2010). Hierin is aan het grootste deel van de gronden in de gemeente een waarde toegekend, afhankelijk van de verachte kans op archeologische vondsten, de 'archeologische verwachtingswaarde'. Deze waarde is vertald in dubbelbestemmingen, waarin voor verstoringen een ondergrens qua oppervlakte en diepte is opgenomen in de regels. Bij alle plannen waarbij de bodem dieper verstoord wordt en waarbij een groter oppervlak verstoord wordt, dient met onderzoek aangetoond te worden wat de werkelijke archeologische waarde van de gonden is, voordat grondverzet kan plaatsvinden.

 

Situatie plangebied

In het Paraplu-bestemmingsplan Archeologie hebben de gronden binnen het plangebied Tiel Noord en kleine kernen- Vrijthof de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 3 en Waarde Archeologie 4. Deze dubbelbestemmingen gelden voor gebieden met hoge archeologische verwachting en hebben een ondergrens voor verstoringen van respectievelijk, vanaf 100 m2 en 0,5 m-mv, en vanaf 500 m2 en 0,3m-mv.

 

De dubbelbestemmingen 'Waarde-Archeologie 3' en 'Waarde-Archeologie 4', worden in het voorliggende bestemmingsplan overgenomen uit het parapluplan Archeologie. Bij ingrepen waarbij de ondergrond wordt geroerd en waarbij de hiervoor genoemde ondergrens voor de geldende dubbelbestemmingen wordt overschreden, dient in het kader van de aanvraag omgevingsvergunning te worden aangetoond dat de eventueel aanwezige archeologsiche waarden niet worden aangetast. Op deze wijze is de bescherming van archeologische waarden gewaarborgd.

 

Conclusie

Het aspect archeologie vormt geen belemmering voor de doorgang van het plan.

 

5.7 Verkeer & parkeren

 

5.7.1 Verkeer

 

Het aantal extra verkeersbewegingen die de uitbreiding met zich meebrengt zal relatief gering zijn. Hiervoor hoeven dan ook geen extra maatregelen te worden genomen.

 

5.7.2 Parkeren

Voor wat betreft het aspect parkeren moet bij de ontwikkelingslocaties voldoende ruimte worden geboden aan parkeergelegenheid. Het uitgangspunt is dat de parkeerbehoefte als gevolg van een ontwikkelingslocatie binnen die locatie, ‘op eigen terrein’, wordt opgevangen.

 

Parkeernormen worden in Tiel geregeld in de Regeling Reserve Parkeerbijdrage (vastgesteld 17 maart 2010) en hoeven daarom niet in het bestemmingpslan te worden

vastgelegd.

Bij het berekenen van de parkeerbehoefte wordt uitgegaan van landelijke kengetallen, waarbij de gemeente Tiel in principe als parkeernorm hanteert het midden van de bandbreedtes die het CROW adviseert in de publicatie 'Parkeerkencijfers - basis voor parkeernormering (publicatie 182)'. De bebouwde kom van Tiel valt daarbij in de stedelijkheidsklasse "matig stedelijk".

 

5.8 Ecologie

 

Binnen de natuurwetgeving wordt onderscheid gemaakt tussen bescherming van soorten en bescherming van gebieden. De Flora- en Faunawet richt zich op de bescherming van soorten. De Natuurbeschermingswet draagt zorg voor bescherming van gebieden: de op basis van Europese richtlijnen aangewezen Natura 2000-gebieden (Vogel- of Habitatrichtlijngebieden). Daarnaast is er het beschermingskader van het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Sinds de decentralisatie van het natuurbeleid is de zorg voor natuur en landschap een provinciale kerntaak. De vroegere Ecologische Hoofdstructuur (EHS) wordt nu aangeduid als het Gelders Natuurnetwerk (GNN). Rondom het GNN wordt tevens de Groene Ontwikkelingszone (GO) onderscheiden met een dubbeldoelstelling: Hier is ruimte voor economische ontwikkeling in combinatie met versterking van de ecologische samenhang.

 

Indien de kans bestaat dat ruimtelijke ontwikkelingen negatieve effecten hebben op door de Flora- en Faunawet beschermde planten en dieren, Natura 2000-gebieden of het NNN, dienen dergelijke plannen getoetst te worden aan de Flora- en Faunawet, respectievelijk de Natuurbeschermingswet en het beschermingskader voor het NNN. Er dient inzichtelijk gemaakt te worden of er sprake is van negatieve effecten op beschermde natuurwaarden, of er voldoende mogelijkheden zijn om eventuele effecten te mitigeren of te compenseren en of hiervoor een ontheffing- of vergunningsplicht geldt.

 

5.8.1 Gebiedsbescherming

 

Het plangebied ligt niet in of nabij het Gelders Natuurnetwerk. Het dichtsbijzijnde Natura 2000-gebied ligt op circa 2 kilometer. Gezien de afstand en aard en omvang van het project zijn effecten uit te sluiten. De plannen hebben geen negatieve effecten op Natura 2000- en EHS-gebieden (Gelders Natuurnetwerk).

 

5.8.2 Soortbescherming

 

Wat betreft soortbescherming, is de Flora- en faunawet van toepassing. Hierin wordt onder andere de bescherming van dier- en plantensoorten geregeld. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden getoetst of er sprake is van negatieve effecten op de aanwezige beschermde soorten. Als hiervan sprake is, moet ontheffing of vrijstelling worden aangevraagd.

 

De Flora- en faunawet verplicht om bij ruimtelijke ingrepen of andere nieuwe activiteiten, na te gaan of er negatieve effecten kunnen optreden op soorten of het leefgebied van beschermde plant- en diersoorten. Optredende negatieve effecten dienen zo veel mogelijk vermeden of geminimaliseerd te worden. Voor schade aan strikt beschermde soorten kan het noodzakelijk zijn om een ontheffing aan te vragen bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RvO) van het Ministerie van Economische Zaken.

 

In opdracht van Stichting Zorgcentra Rivierenland heeft Ecogroen een quickscan natuurtoets uitgevoerd ten behoeve van de nieuwbouwplannen voor verpleeghuis Vrijthof te Tiel.

 

Het onderzoek is gebaseerd op een veldbezoek op 23 april 2015, vier nachtelijke vleermuisbezoeken en een inventarisatie van bekende verspreidingsgegevens. De consequenties van de beoogde ruimtelijke ingrepen op de aanwezige natuurwaarden zijn getoetst aan de Flora- en faunawet en de vigerende gebiedsgerichte natuurbescherming.

 

Onderzoeksresultaten

Uit de quick-scan zijn de volgende conclusies naar voren gekomen:

 

Conclusie

Het aspect ecologie vormt geen belemmering voor de doorgang van het plan.

 

5.9 Duurzaamheid

 

Regels met betrekking tot duurzame nieuwbouw zijn opgenomen in het Bouwbesluit 2012 en komen derhalve in het kader van de omgevingsvergunning voor het bouwen aan de orde. In het bestemmingsplan worden daarvoor geen regelingen opgenomen.

 

6 Juridische aspecten

 

6.1 Algemeen

 

Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en de regels vormen tezamen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld. De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit plan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoekdsresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het plan ten grondslag liggen. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.

 

6.2 Algemene toelchting op de regels

 

De regels zijn verdeeld over vier hoofdstukken:

 

6.3 Toelichting bestemmingen

 

Binnen dit bestemmingsplan komen de volgende bestemmingen voor;

 

Maatschappelijk - Woonzorginstelling

De bestemming 'Maatschappelijk - Woonzorginstelling' is bedoeld voor de maatschappelijke bestemming waar zowel zorg wordt verleend als gewoond wordt, bijvoorbeeld een verzorgingshuis. Deze bestemming komt in tiel Noord bij het verpleegtehuis aan de Burgemeester Meslaan. Bij de 'Maatschappelijk - Woonzorginstelling' bestemming komt er ook een centrale voorziening voor en algemene bedrijfsruimten. Gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd. Buiten het bouwvlak mogen bijgebouwen worden gebouwd.

 

Waarde - Archeologie

Voor archeologisch waardevolle gebieden zijn in het bestemmingsplan dubbelbestemmingen opgenomen; 'Waarde - Archeologie'. Er zijn 2 verschilldende archeologische waarden in het plangebied, Waarde - Archeologie 4 en een kleiner gedeelte Waarde - Archeologie 3. Deze hebben ieder hun eigen waarde. Per bestemming is aangegeven in welk geval er archeologisch onderzoek moet plaatsvinden voorafgaand aan een ontwikkeling. Aangezien de bebouwde oppervlakte meer dan 500 m2 is, moet voor de realisatie van dit plan een archeologische rapportage overlegd worden.

 

Anti- dubbeltelbepaling

Deze bepaling is opgenomen om te voorkomen dat bij opeenvolgende bouwaanvragen waarbij een bepaalde oppervlakte aan grond als voorwaarde is geformuleerd, dezelfde grond opnieuw bij de afweging omtrent vergunningverlening wordt betrokken. De anti-dubbeltelbepaling is conform het Besluit ruimtleijke ordening overgenomen in het bestemmingsplan.

 

Gebruiksregels en overgangsrecht

De regels bevatten een specifieke gebruiksbepaling. Het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken ten behoeve van prostitutie en er geldt een verbod op het gebruik van kampeermiddelen ten behoeve van permanente bewoning. In het bestemmingsplan is het overgangsrecht confrom het Besluit ruimtelijke ordening opgenomen De peildata voor bouwen en gebruiken zijn gelijk getrokken en gelegd op de datum waarop het bestemmingsplan in werking treedt.

 

6.4 Retrospectieve toets

 

Het uitvoeren van een retrospectieve toets vormt bij de actualisatie van bestemmingsplannen een vast onderdeel. De toets geeft aan welke situaties in bouw en gebruik er bestaan, die niet in overeenstemming zijn met de vigerende wijzigingsplannen en vrijstellingen. Met andere woorden een inventarisatie van alle illegale situaties. Hiertoe worden de resultaten uit de veldinventarisatie vergeleken met de vigerende wijzigingsplannen en verleende bouwvergunningen.

 

Strijdige situaties worden vervolgens getoetst aan het beleidskader waar onderhavig bestemmingsplan op is gebaseerd. Aangegeven wordt in welke situaties een nieuwe bestemming wordt gegeven, waarmee een strijdige situatie wordt gelegaliseerd.

 

In het voorliggende wijzigingsplan betreft het vervangende nieuwbouw, waarbij de hoogte het enige onderdeel is dat gewijzigd wordt ten opzichte van het voorgaande plan. Van een strijdige situatie is dan ook geen sprake.

 

7 Economische uitvoerbaarheid

 

Met voorliggend bestemmingsplan wordt nieuwbouw en vervangende nieuwbouw mogelijk gemaakt. Hierbij wordt het aantal woningen per saldo verhoogd. De kosten in verband met de realisatie van het plan zijn voor rekening van de initiatiefnemer. De kosten voor het opstellen van het bestemmingsplan worden via de gemeentelijke legesverordening aan de initiatiefnemer doorberekend. Voor de gemeente bestaan geen (maatschappelijke) kosten voor de realisatie van het plan. Het plan wordt economisch uitvoerbaar geacht.

 

Voor wat betreft de planschade. Hiervoor is, na het opmaken van een planschaderisico-analyse, een planschadeovereenkomst aangegaan. Met de planschadeovereenkomst komen de kosten voor een eventuele claim voor rekening van de initiatiefnemer, i.c. de SZR.

 

De economische uitvoerbaarheid is hiermee aangetoond.

 

8 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

 

8.1 Overleg

 

Het ontwerp bestemmingsplan is in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 aan alle relevante vooroverlegpartners van de gemeente Tiel toegezonden. De resultaten van dit overleg zijn in onderhavig bestemmingsplan verwerkt.

 

8.2 Inspraak

 

Er is gekozen om geen gebruik te maken van de inspraakprocedure zoals bedoeld in de gemeentelijke inspraakverordening. Belangrijk argument hiervoor is dat de complexiteit van dit plan gering is.

Wel is er op initiatief van de SZR een zgn. 'inloopavond' gehouden voor omwonenden waarbij zij de gelegenheid hebben gehad om kennis te nemen van het plan en de daarbij te volgen procedure.

 

Het ontwerp bestemmingsplan (NL.IMRO.0281.00026-on01) heeft van 22 december 2016 tot en met 1 februari 2017 ter visie gelegen. Er zijn geen zienswijzen ingediend.

 

Op 22 maart 2017 heeft de raad het bestemmingsplan ongewijzigd vastgesteld.