PLANREGELS

(Bestemmingsplan “Bosweg 2009” van de gemeente Lochem)

 

 

HOOFDSTUK 1      INLEIDENDE REGELS. 3

ARTIKEL 1       BEGRIPPEN. 3

ARTIKEL 2       WIJZE VAN METEN. 9

HOOFDSTUK 2      BESTEMMINGSREGELS. 10

ARTIKEL 3       MAATSCHAPPELIJK. 10

ARTIKEL 4       TUIN. 11

ARTIKEL 5       VERKEER- VERBLIJFSGEBIED. 12

ARTIKEL 6       WONEN. 13

HOOFDSTUK 3      ALGEMENE REGELS. 16

ARTIKEL 7       ANTI-DUBBELTELREGEL 16

ARTIKEL 8       ALGEMENE BOUWREGELS. 16

ARTIKEL 9       ALGEMENE GEBRUIKSREGELS. 17

ARTIKEL 10     ALGEMENE ONTHEFFINGSREGELS. 18

ARTIKEL 11     ALGEMENE WIJZIGINGSREGELS. 19

ARTIKEL 12     ALGEMENE PROCEDUREREGELS. 19

HOOFDSTUK 4      OVERGANGS- EN SLOTREGELS. 20

ARTIKEL 14     OVERGANGSREGELS. 20

ARTIKEL 15     SLOTREGEL 21

 

 

BIJLAGEN:      

 

-      STAAT VAN BEDRIJFSACTIVITEITEN

-      STAAT VAN MAATSCHAPPELIJKE VOORZIENINGEN

-      BESTEMMING GROEN

-      STEDENBOUWKUNDIGE VERKAVELING “BOSWEG E.O., LOCHEM D.D. 27 AUGUSTUS 2007 (Feekes & Colijn, atelier voor architectuur, stedenbouw en ruimtelijke inrichting)

 

 


HOOFDSTUK 1   INLEIDENDE REGELS

 

ARTIKEL 1                 BEGRIPPEN

 

In deze planregels wordt verstaan onder:

 

 

1.1             plan:

het bestemmingsplan Bosweg 2009 van de gemeente Lochem;

 

1.2             bestemmingsplan: 

a.       Digitaal: de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0262.BOSWEG-0001;

b.       Analoog: de gewaarmerkte plankaart (tekeningnummer 08.148) met planregels en voorzien van een toelichting.

 

1.3             aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar volgens de planregels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

 

1.4             aanduidingsgrens:

         de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

 

1.5             appartement:

een voor bewoning bestemd onderdeel van een gebouw dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de zelfstandige huisvesting van één huishouden;

 

1.6             atelier:

een werkruimte voor een kunstenaar;

 

1.7             bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

 

1.8             bebouwingspercentage:

het aangeduide percentage tot waar het bouwperceel maximaal mag worden bebouwd, of wanneer dat in deze planregels uitdrukkelijk is bepaald, het percentage tot waar het bouwvlak maximaal mag worden bebouwd;

 

1.9             begane grond:

de verdieping van een gebouw die ter plaatse van de hoofdtoegang rechtstreeks toegankelijk is vanaf het maaiveld, en waartoe ten behoeve van het toelaatbare gebruik mede worden gerekend eventuele kelders, onderbouwen en/of souterrains;

 

1.10        beroep aan huis:

een dienstverlenend beroep, dat in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend, waarbij het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking en/of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

 

1.11        bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

 

1.12        bestemmingsvlak:

          een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

 

1.13        bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, het vernieuwen of het veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

 

1.14        bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

 

1.15        bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop volgens de planregels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

 

1.16        bouwperceelsgrens:

de grens van een bouwperceel;

 

1.17        bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid waar volgens de planregels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

 

1.18        bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

 

1.19        carport:

gebouwde overkapping voor de stalling van motorvoertuigen, waarvan in ieder geval de naar de straat gekeerde zijde geen wand heeft;

 

1.20        dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

 

1.21        detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen verhuren en/of leveren van goederen aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

 

1.22        dienstverlening:

het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten welke bestaan uit het verlenen van diensten aan derden met of zonder rechtstreeks contact met het publiek;

 

1.23        eerste verdieping:

de verdieping van een gebouw die gelijk boven de begane grond-verdieping is gebouwd;

 

1.24        erker:

          uitbouw aan de voor- of de zijgevel van het hoofdgebouw;

 

1.25        escortbedrijf:

een natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon, die bedrijfsmatig prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend en die qua aard en schaal het bedrijf of beroep aan huis te boven gaat;

 

1.26        garage

bedrijf in de handel van auto’s en motorfietsen, reparatie en servicebedrijven;

 

1.27        gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

 

1.28        gestapelde woning:

een woning waarboven en/of waaronder een andere woning is gebouwd of andere woningen zijn gebouwd (zie grondgebonden woningen);

 

1.29        gevellijn       

de aangeduide lijn die niet door de gevels van gebouwen mag worden overschreden en die niet mag worden overschreden door bouwwerken geen gebouwen zijnde hoger dan 1 meter;

 

1.30        goot, druiplijn, boeiboord:

constructie of de overgang van gevel- naar dakvlak;

 

1.31        grondgebonden woning:

een woning die direct met de grond is verbonden, en die niet als een gestapelde woning is aan te merken;

 

1.32        hoofdgebouw:

een gebouw dat binnen een bouwperceel door constructie of afmetingen als het of één van de belangrijkste valt aan te merken;

 

1.33        hoofdverblijf:

het adres dat fungeert als het centrum van iemands sociale en maatschappelijke activiteiten en dat ingevolge de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens noopt tot inschrijving als woonadres;

 

1.34        horeca:

een bedrijf, waar bedrijfsmatige dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

 

1.35        kantoor:

het bedrijfsmatig uitoefenen van administratieve werkzaamheden ten behoeve van derden;

 

1.36        kap:

constructie ter afdekking van een gebouw waarop de dakbedekking rust, niet zijnde een muur, met tenminste 1 hellend vlak;

 

1.37        kleinschalige bedrijvigheid aan huis:

bedrijvigheid die door zijn beperkte omvang in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;

 

1.38        maatschappelijke voorzieningen:

het uitoefenen van activiteiten gericht op de sociale, maatschappelijke, educatieve en openbare dienstverlening, zoals genoemd in de categorieën 1 en 2 van de bij deze planregels behorende Staat van maatschappelijke voorzieningen, waaronder begrepen: gezondheidszorg en/of, zorg- en welzijn en/of, jeugd/kinderopvang en/of, onderwijs en/of, religie en/of, uitvaart/ begraafplaats en/of, bibliotheken en/of, openbare dienstverlening en/of, verenigingsleven;

 

1.39        onderkomen:

een voor verblijf geschikt, al dan niet aan zijn bestemming onttrokken, voer- en vaartuigen, arken of caravans, voorzover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken, alsook tenten;

 

1.40        openbare weg:

alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten;

 

1.41        peil:

a.   de hoogte van de weg, voor gebouwen die onmiddellijk aan die weg grenzen;

b.   de gemiddelde hoogte van het aansluitende en rondom afgewerkte maaiveld, voor gebouwen niet onmiddellijk aan de weg grenzen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

1.42        prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

 

1.43        raamprostitutie:

een seksinrichting in gebruik voor het zich vanaf de openbare weg of een andere, voor het publiek toegankelijke plaats zichtbaar beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

 

1.44        risicovolle inrichting:

een inrichting, bij welke volgens het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

 

1.45        seksinrichting:

de voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht;

 

1.46        voorgevel:

        de naar de openbare weg gekeerde en naar de openbare weg georiënteerde zijde van een gebouw;

 

1.47        woning:

een gebouw dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van een huishouden;

 

1.48        wooneenheid:

een gebouw of deel van een gebouw, dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van één huishouden;

 

1.49        winkel:

een gebouw, dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor detailhandel;

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 


ARTIKEL 2                  WIJZE VAN METEN

 

 

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

 

 

2.1             dakhelling van een kap:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

 

2.2             de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. druiplijn, het boeiboord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

 

2.3             de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

 

2.4             de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

 

2.5      de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

 

2.6             de overbouwde oppervlakte van een bouwwerk:

de som van de oppervlakten van de gedeelten van een bouwwerk, die zich geheel boven het niveau van het maaiveld bevinden en daar niet mee gelijk liggen;

 

2.7             het bebouwingspercentage:

de som van de oppervlakten van alle bouwwerken binnen een bouwvlak, uitgedrukt in een percentage van dat bouwvlak.

 

 


HOOFDSTUK 2   BESTEMMINGSREGELS

 

 

ARTIKEL 3                  MAATSCHAPPELIJK

 

 

3.1      Bestemmingsomschrijving

De voor Maatschappelijk aangewezen gronden zijn bestemd voor:

het uitoefenen van activiteiten gericht op sociale, maatschappelijke, educatieve en openbare dienstverlening, zoals in artikel 1.38 beschreven.

 

 

3.2      Bouwregels

Op de voor Maatschappelijk aangewezen gronden mag uitsluitend worden gebouwd met inachtneming van de aanduidingen en de volgende regels:

 

3.2.1   Binnen het bouwvlak:

a.       binnen de op de plankaart aangegeven bouwvlakken mag in totaal maximaal 4.800 m worden bebouwd met gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

b.       ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte’ mag de aangeduide maximale bouwhoogte niet worden overschreden;

c.       ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’ mag de aangeduide maximale goot- en bouwhoogte niet worden overschreden;

d.       binnen het bouwvlak mag de dakhelling van een kap op een gebouw niet meer dan 60 graden bedragen;

e.       binnen het bouwvlak mag de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde niet meer dan 2 meter bedragen.

 

3.2.2   Buiten het bouwvlak:

buiten het bouwvlak mag de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet meer dan 2 meter bedragen.

 

 

3.3      Specifieke gebruiksregels

De voor Maatschappelijk aangewezen gronden en bebouwing mogen mede worden gebruikt voor ondergeschikte kantine- en sportvoorzieningen ten dienste van de bestemming.

 


ARTIKEL 4                 TUIN

 

4.1      Bestemmingsomschrijving

De voor Tuin aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen gebouwen.

 

 

4.2      Bouwregels

Op de voor Tuin aangewezen gronden zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan, met een bouwhoogte van maximaal 1 meter.

 

 


 

ARTIKEL 5                 VERKEER- VERBLIJFSGEBIED

 

 

5.1      Bestemmingsomschrijving

De voor Verkeer-Verblijfsgebied aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.       wegen, straten, en paden met hoofdzakelijk een verblijfsfunctie;

b.       voet- en rijwielpaden;

c.       parkeervoorzieningen;

d.       bermen en beplanting (waaronder begrepen water en waterberging);

e.       straatmeubilair;

f.         openbare nutsvoorzieningen.

 

 

5.2      Bouwregels

Op de voor Verkeer-Verblijfsgebied aangewezen gronden zijn uitsluitend met de bestemming verband houdende bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan, met een hoogte van maximaal 3 meter.

 

 

5.3      Specifieke gebruiksregels

De voor Verkeer-Verblijfsgebied aangewezen gronden mogen niet worden gebruikt voor een motorbrandstofverkooppunt.

 

 

 

 

 


ARTIKEL 6                  WONEN 

 

 

6.1      Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.     wonen, al dan niet in combinatie met een beroep of bedrijf aan huis;

b.     erven.

 

 

6.2      Bouwregels

Op de voor Wonen aangewezen gronden mag worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

 

6.2.1   Algemeen:

a.     er zijn uitsluitend grondgebonden woningen toegestaan;

b.     ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’ zijn niet meer dan het aangeduide maximum aantal wooneenheden toegestaan.

 

6.2.2   Binnen het bouwvlak:

a.     het bouwvlak mag volledig worden bebouwd met gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met in achtneming van de overige bouwregels;

b.     ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’ mag de maximale goot- en bouwhoogte niet worden overschreden;

c.     binnen het bouwvlak mag de dakhelling van een kap mag niet meer dan 60 graden bedragen;

d.     binnen het bouwvlak mag de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet meer dan 2 meter bedragen.

 

6.2.3   Buiten het bouwvlak:

a.     buiten het bouwvlak zijn de gebouwen uitsluitend toegestaan op een afstand van tenminste 3 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw, met dien verstande dat deze voorgeschreven afstand niet geldt voor een carport met een maximale oppervlakte van 20 m en een maximale bouwhoogte van 3 meter;

b.     buiten het bouwvlak is per woning maximaal 75 m aan gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde toegestaan;

c.     buiten het bouwvlak mag de goothoogte van de gebouwen niet meer dan 3 meter bedragen en de bouwhoogte niet meer dan 5 meter, mits het gebouw op ten minste 2 meter van de zijdelingse en/of achtergrenzen van het bouwperceel is gesitueerd;

d.     op een afstand van 2 meter of minder van de zijdelingse en achtergrenzen van het bouwperceel mag de bouwhoogte maximaal 3 meter bedragen (behoudens ontheffing);

e.     buiten het bouwvlak mag de dakhelling van een kap niet meer dan 60 graden bedragen;

f.       buiten het bouwvlak mag de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde niet meer dan 2 meter bedragen.

 

6. 3     Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 6.2.3  onder d., voor een gebouw met een kap op een afstand van 2 meter of minder van de zijdelingse en achtergrenzen van het perceel, mits:

a.       de dakhelling vanaf de zijdelingse en achtergrenzen van het bouwperceel oploopt met een helling van maximaal 60 graden, en;

b.       de nok van de kap ten minste 2 meter uit de zijdelingse en achtergrenzen van het bouwperceel is gesitueerd;

c.       de bouwhoogte niet meer dan 5 meter bedraagt.

 

6.4      Specifieke gebruiksregels

 

6.4.1       Een woning mag niet worden gebruikt voor de (tijdelijke) huisvesting van meer dan één huishouden.

 

6.4.2       Buiten het bouwvlak mogen de gebouwen niet worden gebruikt voor een zelfstandige wooneenheid.

 

6.4.3       Een woning mag worden gebruikt voor de uitoefening van een beroep aan huis/kleinschalige bedrijvigheid aan huis, mits:

a.       wonen de hoofdfunctie blijft in de woning;

b.       het ruimtebeslag van ondergeschikte betekenis is, met dien verstande dat ten hoogste 30% van de aanwezige vloeroppervlakte van de gebouwen daarvoor mag worden aangewend tot een maximum van 100 m per beroepsuitoefening aan huis en maximaal 50 m² per kleinschalige bedrijvigheid aan huis;

c.       de beroeps- of kleinschalige bedrijvigheid aan huis wordt uitgeoefend door degene die in de desbetreffende woning zijn hoofdverblijf heeft;

d.       er uitsluitend activiteiten plaatsvinden van bedrijfstypen in de categorieën 1 en 2 van de bij deze planregels behorende Staat van bedrijfsactiviteiten;

e.       parkeren zoveel mogelijk op eigen terrein wordt opgelost en er ter plaatse geen onevenredige aantasting van de parkeer- en/of verkeerssituatie optreedt;

f.         geen buitenopslag plaatsvindt.


 


 

 

ARTIKEL 7                 ANTI-DUBBELTELREGEL

 

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

 

 

 

 

 

 

 

ARTIKEL 8                 ALGEMENE BOUWREGELS

 

 

8.1      Bestaande en afwijkende maatvoering

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van de maatvoering en situering van gebouwen gelden de bouwregels, zoals die onder de bestemming zijn voorgeschreven, dan wel de bestaande overschrijding daarvan, zoals deze bestond ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerp van dit bestemmingsplan, en destijds in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet is gerealiseerd.

 

 

8.2      Bijzondere kapvormen

Bij de toepassing van bijzondere kapvormen op gebouwen mag de maximale dakhelling van 60 graden worden overschreden, en is een dakhelling van maximaal 80 graden toegestaan voor ten hoogste 60% van het dakvlak.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

ARTIKEL 9      ALGEMENE GEBRUIKSREGELS

 

 

Strijdig gebruik

Het volgende gebruik wordt in ieder geval aangemerkt als gebruik in strijd met dit bestemmingsplan en valt onder het verbod van artikel 7.10 Wet ruimtelijke ordening:

a.   opslagdoeleinden, anders dan in verband met het onder de bestemming toegelaten gebruik, waarbij in ieder geval als strijdig gebruik wordt aangemerkt: brand- en explosiegevaarlijke opslag, waaronder opslagruimte voor vuurwerk;

b.   het plaatsen en/of geplaatst houden van onderkomens;

c.   het storten en/of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen;

d.   het gebruik of laten gebruiken van de gebouwen voor een seksinrichting;

e.   (raam)prostitutie;

f.     bewoning als het gaat om vrijstaande bijgebouwen;

g.   andere doeleinden dan waarvoor burgemeester en wethouders ontheffing hebben verleend.

 


ARTIKEL 10               ALGEMENE ONTHEFFINGSREGELS

 

 

Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, ontheffing verlenen van het bepaalde in deze planregels of de aanwijzingen, voor:

a.       de vestiging van een bedrijf en/of instelling die niet is genoemd in de bij deze planregels behorende Staat van bedrijfsactiviteiten en/of Staat van maatschappelijke instellingen, maar die naar zijn aard en invloed op de omgeving kan worden geacht te behoren tot een groep van rechtstreeks toegelaten gelijkwaardige bedrijven en/of instellingen;

b.       het afwijken van de voorgeschreven maatvoering voor bouwwerken indien naar aanleiding van een aanvraag om bouwvergunning blijkt dat afwijking noodzakelijk is, mits:

1.         de afwijking van de maatvoering niet meer dan 10% bedraagt;

2.         de bestemmingsgrens, dan wel het bouwvlak, daarbij niet wordt overschreden;

c.       het in geringe mate aanpassen van het plan, zoals een bestemmings- en/of bebouwingsgrens of een aanduiding, indien meetverschillen of de definitieve verkaveling daartoe aanleiding geven, mits de grenzen met niet meer dan 2 meter worden overschreden;

d.       de bouw van een erker, mits:

1.         de grens van het bouwvlak en/of de grens van de bestemming Tuin met niet meer dan 1,50 meter wordt overschreden;

2.         de erker niet wordt gebouwd aan een buiten het bouwvlak gesitueerd gebouw;

3.         de erker niet meer dan 60% van de voorgevel beslaat en/of maximaal 40% van de zijgevel, van het gebouw waaraan wordt aangebouwd;

4.         de erker in maximaal 1 bouwlaag op de begane grond wordt gebouwd;

5.         de bouwhoogte van een erker mag niet meer bedragen dan 25 centimeter boven de vloer van de eerste verdieping van het gebouw waaraan wordt aangebouwd.

 


ARTIKEL 11               ALGEMENE WIJZIGINGSREGELS

 

 

11.1    Bevoegdheid:

Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, het bestemmingsplan wijzigen en uitwerken voor de nader aangeduide ‘Wro-zone - wijzigingsgebied’, mits de wijzigingsvoorwaarden in artikel 11.2 daarbij in acht worden genomen.

 

11.2    Wijzigingsvoorwaarden:

Voor wijziging gelden de volgende voorwaarden:

a.     wijziging is mogelijk naar de bestemmingen Groen, Tuin, Verkeer-Verblijfsgebied en Wonen.

b.     na wijziging zijn de desbetreffende bestemmingsregels van toepassing (zie ook bijlage met bestemming Groen).

c.     toegestaan zijn maximaal 33 grondgebonden woningen, in de vorm van 4 vrijstaande woningen, 8 twee-onder-een-kap woningen en 20 rijenwoningen.

d.     de maximale goot- en bouwhoogte voor woningen bedraagt niet meer dan 6 respectievelijk 10 meter.

e.     wijziging is alleen mogelijk conform de stedenbouwkundige verkaveling ‘Bosweg e.o. Lochem’ d.d. 27 augustus 2007 (feekes & colijn, atelier voor architectuur, stedenbouw en ruimtelijke inrichting) die als bijlage bij dit bestemmingsplan is opgenomen.

f.       wijziging is alleen mogelijk na een positief advies van het drinkwaterbedrijf (Vitens).

 

 

 

 

ARTIKEL 12               ALGEMENE PROCEDUREREGELS

 

Bij het nemen van een beslissing omtrent een ontheffing passen burgemeester en wethouders de procedure toe zoals vermeld in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht.

HOOFDSTUK 4   OVERGANGS- EN SLOTREGELS

 

ARTIKEL 14               OVERGANGSREGELS

 

 

14.1      Overgangsrecht bouwwerken

 

14.1.1   Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

a.        gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

b.        na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit, geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

 

14.1.2        Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het gestelde onder 14.1.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder 14.1.1 met maximaal 10%.

 

14.1.3        Het gestelde onder 14.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het voorheen geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

 

14.2      Overgangsrecht gebruik

 

14.2.1        Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

 

14.2.2        Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

 

14.2.3        Indien het gebruik, als bedoeld in 14.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

 

14.2.4        Het gestelde onder 14.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

 

 

 

 

 

 

 

ARTIKEL 15               SLOTREGEL

 

 

Deze planregels worden aangehaald als:

 

Regels van het bestemmingsplan

‘Bosweg 2009’

van de gemeente Lochem

 

 

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 14 september 2009.

 

De Griffier,                                          De Voorzitter,