PLANREGELS
(Bestemmingsplan “Bosweg 2009” van de gemeente Lochem)
ARTIKEL 5
VERKEER- VERBLIJFSGEBIED
ARTIKEL 9 ALGEMENE
GEBRUIKSREGELS
ARTIKEL 10
ALGEMENE ONTHEFFINGSREGELS
ARTIKEL 11
ALGEMENE WIJZIGINGSREGELS
ARTIKEL 12
ALGEMENE PROCEDUREREGELS
HOOFDSTUK
4 OVERGANGS-
EN SLOTREGELS
BIJLAGEN:
-
STAAT VAN BEDRIJFSACTIVITEITEN
-
STAAT VAN MAATSCHAPPELIJKE VOORZIENINGEN
-
BESTEMMING GROEN
-
STEDENBOUWKUNDIGE VERKAVELING “BOSWEG
E.O., LOCHEM D.D. 27 AUGUSTUS 2007 (Feekes & Colijn, atelier voor architectuur, stedenbouw
en ruimtelijke inrichting)
In deze planregels
wordt verstaan onder:
1.1
plan:
het
bestemmingsplan Bosweg 2009 van de gemeente Lochem;
1.2
bestemmingsplan:
a.
Digitaal:
de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels als vervat in het
GML-bestand NL.IMRO.0262.BOSWEG-0001;
b.
Analoog:
de gewaarmerkte plankaart (tekeningnummer 08.148) met planregels en voorzien
van een toelichting.
1.3
aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur,
waarmee gronden zijn aangeduid, waar volgens de planregels regels worden
gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4
aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een
vlak betreft;
1.5
appartement:
een voor bewoning bestemd onderdeel van een gebouw dat blijkens zijn
indeling en inrichting bestemd is voor de zelfstandige huisvesting van één huishouden;
1.6
atelier:
een werkruimte voor een kunstenaar;
1.7
bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.8
bebouwingspercentage:
het aangeduide percentage tot waar het bouwperceel maximaal mag worden
bebouwd, of wanneer dat in deze planregels uitdrukkelijk is bepaald, het
percentage tot waar het bouwvlak maximaal mag worden bebouwd;
1.9
begane
grond:
de verdieping van een gebouw die ter plaatse van de hoofdtoegang rechtstreeks toegankelijk is vanaf het maaiveld, en waartoe ten behoeve van het toelaatbare gebruik mede worden gerekend eventuele kelders, onderbouwen en/of souterrains;
1.10
beroep aan huis:
een dienstverlenend beroep, dat in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend,
waarbij het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een
ruimtelijke uitwerking en/of uitstraling heeft die met de woonfunctie in
overeenstemming is;
1.11
bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.12
bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde
bestemming;
1.13
bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, het vernieuwen of het
veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk
oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.14
bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.15
bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop volgens de planregels een zelfstandige,
bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.16
bouwperceelsgrens:
de grens van een bouwperceel;
1.17
bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid waar volgens
de planregels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, zijn
toegelaten;
1.18
bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander
materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij
direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.19
carport:
gebouwde overkapping voor de stalling van motorvoertuigen, waarvan in ieder geval de naar de straat gekeerde zijde geen wand heeft;
1.20
dak:
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
1.21
detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten
verkoop, het verkopen verhuren en/of leveren van goederen aan personen die de
goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de
uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.22
dienstverlening:
het
bedrijfsmatig verrichten van activiteiten welke bestaan uit het verlenen van
diensten aan derden met of zonder rechtstreeks contact met het publiek;
1.23
eerste
verdieping:
de verdieping van een gebouw die gelijk boven de begane grond-verdieping is gebouwd;
1.24
erker:
uitbouw
aan de voor- of de zijgevel van het hoofdgebouw;
1.25
escortbedrijf:
een natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon, die bedrijfsmatig
prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt
uitgeoefend en die qua aard en schaal het bedrijf of beroep aan huis te boven
gaat;
1.26
garage
bedrijf in de handel van auto’s en motorfietsen, reparatie en servicebedrijven;
1.27
gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk
met wanden omsloten ruimte vormt;
1.28
gestapelde woning:
een woning waarboven en/of waaronder een andere woning is gebouwd of andere woningen zijn gebouwd (zie grondgebonden woningen);
1.29
gevellijn
de aangeduide
lijn die niet door de gevels van gebouwen mag worden overschreden en die niet
mag worden overschreden door bouwwerken geen gebouwen zijnde hoger dan 1 meter;
1.30
goot,
druiplijn, boeiboord:
constructie of de overgang van gevel- naar dakvlak;
1.31
grondgebonden
woning:
een woning die direct met de grond is verbonden, en die niet als een gestapelde woning is aan te merken;
1.32
hoofdgebouw:
een
gebouw dat binnen een bouwperceel door constructie of afmetingen als het of één
van de belangrijkste valt aan te merken;
1.33
hoofdverblijf:
het adres dat fungeert als het centrum van iemands sociale en maatschappelijke activiteiten en dat ingevolge de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens noopt tot inschrijving als woonadres;
1.34
horeca:
een bedrijf, waar bedrijfsmatige dranken en/of etenswaren voor gebruik ter
plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één
en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering
van een erotisch getinte vermaaksfunctie;
1.35
kantoor:
het bedrijfsmatig uitoefenen van administratieve werkzaamheden ten behoeve
van derden;
1.36
kap:
constructie ter afdekking van een gebouw waarop de dakbedekking rust, niet zijnde een muur, met tenminste 1 hellend vlak;
1.37
kleinschalige bedrijvigheid aan huis:
bedrijvigheid die door zijn beperkte omvang in of bij een woonhuis met
behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;
1.38
maatschappelijke voorzieningen:
het uitoefenen van activiteiten gericht op de sociale, maatschappelijke,
educatieve en openbare dienstverlening, zoals genoemd in de categorieën 1 en 2
van de bij deze planregels behorende Staat van maatschappelijke voorzieningen,
waaronder begrepen: gezondheidszorg en/of, zorg- en welzijn en/of,
jeugd/kinderopvang en/of, onderwijs en/of, religie en/of, uitvaart/
begraafplaats en/of, bibliotheken en/of, openbare dienstverlening en/of,
verenigingsleven;
1.39
onderkomen:
een
voor verblijf geschikt, al dan niet aan zijn bestemming onttrokken, voer- en
vaartuigen, arken of caravans, voorzover deze niet als bouwwerken zijn aan te
merken, alsook tenten;
1.40
openbare weg:
alle voor het openbaar verkeer openstaande
wegen of paden met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot
die wegen behorende paden en bermen of zijkanten;
1.41
peil:
a.
de
hoogte van de weg, voor gebouwen die onmiddellijk aan die weg grenzen;
b.
de
gemiddelde hoogte van het aansluitende en rondom afgewerkte maaiveld, voor
gebouwen niet onmiddellijk aan de weg grenzen en voor bouwwerken, geen gebouwen
zijnde.
1.42
prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met
een ander tegen vergoeding;
1.43
raamprostitutie:
een seksinrichting in gebruik voor het zich vanaf de openbare weg of een
andere, voor het publiek toegankelijke plaats zichtbaar beschikbaar stellen tot
het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
1.44
risicovolle inrichting:
een inrichting, bij welke volgens het
Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het
risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het
bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
1.45
seksinrichting:
de voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in
een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht;
1.46
voorgevel:
de
naar de openbare weg gekeerde en naar de openbare weg georiënteerde zijde van
een gebouw;
1.47
woning:
een gebouw dat blijkens zijn indeling en
inrichting bestemd is voor de huisvesting van een huishouden;
1.48
wooneenheid:
een gebouw of deel van een gebouw, dat blijkens zijn indeling en inrichting
bestemd is voor de huisvesting van één huishouden;
1.49
winkel:
een gebouw, dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk
bedoeld is te worden gebruikt voor detailhandel;
Bij toepassing
van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1
dakhelling van een kap:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.2
de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. druiplijn, het
boeiboord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.3
de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels
(en of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.4
de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt
van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van
ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee
gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de
buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts
geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter
plaatse van het bouwwerk;
2.6
de overbouwde oppervlakte van een
bouwwerk:
de som van de oppervlakten van de gedeelten van een bouwwerk, die zich
geheel boven het niveau van het maaiveld bevinden en daar niet mee gelijk
liggen;
2.7
het bebouwingspercentage:
de som van de oppervlakten van alle
bouwwerken binnen een bouwvlak, uitgedrukt in een percentage van dat bouwvlak.
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Maatschappelijk aangewezen gronden zijn bestemd voor:
het uitoefenen van activiteiten gericht op
sociale, maatschappelijke, educatieve en openbare dienstverlening, zoals in
artikel 1.38 beschreven.
3.2 Bouwregels
Op de voor Maatschappelijk aangewezen gronden mag uitsluitend worden gebouwd met inachtneming van de aanduidingen en de volgende regels:
3.2.1 Binnen
het bouwvlak:
a.
binnen
de op de plankaart aangegeven bouwvlakken mag in totaal maximaal 4.800
m worden bebouwd met gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
b.
ter
plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte’ mag de aangeduide maximale
bouwhoogte niet worden overschreden;
c.
ter
plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’ mag de aangeduide
maximale goot- en bouwhoogte niet worden overschreden;
d.
binnen
het bouwvlak mag de dakhelling van een kap op een gebouw niet meer dan 60
graden bedragen;
e.
binnen
het bouwvlak mag de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde niet meer
dan 2 meter bedragen.
3.2.2 Buiten het bouwvlak:
buiten het bouwvlak mag de bouwhoogte van
bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet meer dan 2 meter bedragen.
3.3 Specifieke gebruiksregels
De voor Maatschappelijk aangewezen gronden
en bebouwing mogen mede worden gebruikt voor ondergeschikte kantine- en
sportvoorzieningen ten dienste van de bestemming.
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Tuin aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen gebouwen.
4.2 Bouwregels
Op de voor Tuin aangewezen gronden zijn
uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan, met een bouwhoogte van
maximaal 1 meter.
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Verkeer-Verblijfsgebied aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. wegen, straten, en paden met hoofdzakelijk een verblijfsfunctie;
b. voet- en rijwielpaden;
c. parkeervoorzieningen;
d. bermen en beplanting (waaronder begrepen water en waterberging);
e. straatmeubilair;
f. openbare nutsvoorzieningen.
5.2 Bouwregels
Op de voor Verkeer-Verblijfsgebied aangewezen gronden zijn uitsluitend met de bestemming verband
houdende bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan, met een hoogte van maximaal
3 meter.
5.3 Specifieke gebruiksregels
De voor Verkeer-Verblijfsgebied aangewezen gronden mogen niet worden
gebruikt voor een motorbrandstofverkooppunt.
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.
wonen,
al dan niet in combinatie met een beroep of bedrijf aan huis;
b.
erven.
6.2 Bouwregels
Op de voor Wonen aangewezen gronden mag worden gebouwd met inachtneming van
de volgende regels:
6.2.1 Algemeen:
a.
er
zijn uitsluitend grondgebonden woningen toegestaan;
b.
ter
plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’ zijn niet meer dan het
aangeduide maximum aantal wooneenheden toegestaan.
6.2.2 Binnen
het bouwvlak:
a.
het
bouwvlak mag volledig worden bebouwd met gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, met in achtneming van de overige bouwregels;
b.
ter
plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’ mag de maximale goot-
en bouwhoogte niet worden overschreden;
c.
binnen
het bouwvlak mag de dakhelling van een kap mag niet meer dan 60 graden
bedragen;
d.
binnen
het bouwvlak mag de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet meer
dan 2 meter bedragen.
6.2.3 Buiten
het bouwvlak:
a.
buiten
het bouwvlak zijn de gebouwen uitsluitend toegestaan op een afstand van
tenminste 3 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw, met dien verstande
dat deze voorgeschreven afstand niet geldt voor een carport met een maximale
oppervlakte van 20 m en een maximale bouwhoogte van 3 meter;
b.
buiten
het bouwvlak is per woning maximaal 75 m aan gebouwen en bouwwerken
geen gebouwen zijnde toegestaan;
c.
buiten
het bouwvlak mag de goothoogte van de gebouwen niet meer dan 3 meter bedragen
en de bouwhoogte niet meer dan 5 meter, mits het gebouw op ten minste 2 meter
van de zijdelingse en/of achtergrenzen van het bouwperceel is gesitueerd;
d.
op
een afstand van 2 meter of minder van de zijdelingse en achtergrenzen van het
bouwperceel mag de bouwhoogte maximaal 3 meter bedragen (behoudens ontheffing);
e.
buiten
het bouwvlak mag de dakhelling van een kap niet meer dan 60 graden bedragen;
f.
buiten
het bouwvlak mag de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde niet meer
dan 2 meter bedragen.
6. 3 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester
en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 6.2.3 onder d., voor een gebouw met een kap op
een afstand van 2 meter of minder van de zijdelingse en achtergrenzen van het perceel,
mits:
a. de dakhelling vanaf de zijdelingse en achtergrenzen van het bouwperceel oploopt met een helling van maximaal 60 graden, en;
b. de nok van de kap ten minste 2 meter uit de zijdelingse en achtergrenzen van het bouwperceel is gesitueerd;
c. de bouwhoogte niet meer dan 5 meter bedraagt.
6.4 Specifieke gebruiksregels
6.4.1 Een woning mag niet worden gebruikt voor
de (tijdelijke) huisvesting van meer dan één huishouden.
6.4.2 Buiten het bouwvlak mogen de gebouwen niet
worden gebruikt voor een zelfstandige wooneenheid.
6.4.3 Een woning mag worden gebruikt voor de
uitoefening van een beroep aan huis/kleinschalige bedrijvigheid aan huis, mits:
a.
wonen
de hoofdfunctie blijft in de woning;
b.
het
ruimtebeslag van ondergeschikte betekenis is, met dien verstande dat ten
hoogste 30% van de aanwezige vloeroppervlakte van de gebouwen daarvoor mag
worden aangewend tot een maximum van 100 m per beroepsuitoefening aan
huis en maximaal 50 m² per kleinschalige bedrijvigheid aan huis;
c.
de
beroeps- of kleinschalige bedrijvigheid aan huis wordt uitgeoefend door degene
die in de desbetreffende woning zijn hoofdverblijf heeft;
d.
er uitsluitend
activiteiten plaatsvinden van bedrijfstypen in de categorieën 1 en 2 van de bij
deze planregels behorende Staat van bedrijfsactiviteiten;
e.
parkeren
zoveel mogelijk op eigen terrein wordt opgelost en er ter plaatse geen
onevenredige aantasting van de parkeer- en/of verkeerssituatie optreedt;
f.
geen
buitenopslag plaatsvindt.
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van
een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft
bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
8.1 Bestaande
en afwijkende maatvoering
Bij
de toepassing van het bepaalde ten aanzien van de maatvoering en situering van
gebouwen gelden de bouwregels, zoals die onder de bestemming zijn
voorgeschreven, dan wel de bestaande overschrijding daarvan, zoals deze bestond
ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerp van dit bestemmingsplan, en
destijds in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet is gerealiseerd.
8.2 Bijzondere kapvormen
Bij de toepassing van bijzondere kapvormen
op gebouwen mag de maximale dakhelling van 60 graden worden overschreden, en is
een dakhelling van maximaal 80 graden toegestaan voor ten hoogste 60% van het
dakvlak.
Strijdig gebruik
Het volgende gebruik wordt in ieder geval aangemerkt als gebruik in strijd met dit bestemmingsplan en valt onder het verbod van artikel 7.10 Wet ruimtelijke ordening:
a.
opslagdoeleinden,
anders dan in verband met het onder de bestemming toegelaten gebruik, waarbij
in ieder geval als strijdig gebruik wordt aangemerkt: brand- en
explosiegevaarlijke opslag, waaronder opslagruimte voor vuurwerk;
b.
het
plaatsen en/of geplaatst houden van onderkomens;
c.
het
storten en/of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen;
d.
het
gebruik of laten gebruiken van de gebouwen voor een seksinrichting;
e. (raam)prostitutie;
f. bewoning als het gaat om vrijstaande bijgebouwen;
g.
andere
doeleinden dan waarvoor burgemeester en wethouders ontheffing hebben verleend.
Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, ontheffing verlenen van het bepaalde in deze planregels of de aanwijzingen, voor:
a. de vestiging van een bedrijf en/of instelling die niet is genoemd in de bij deze planregels behorende Staat van bedrijfsactiviteiten en/of Staat van maatschappelijke instellingen, maar die naar zijn aard en invloed op de omgeving kan worden geacht te behoren tot een groep van rechtstreeks toegelaten gelijkwaardige bedrijven en/of instellingen;
b. het afwijken van de voorgeschreven maatvoering voor bouwwerken indien naar aanleiding van een aanvraag om bouwvergunning blijkt dat afwijking noodzakelijk is, mits:
1. de afwijking van de maatvoering niet meer dan 10% bedraagt;
2. de bestemmingsgrens, dan wel het bouwvlak, daarbij niet wordt overschreden;
c. het in geringe mate aanpassen van het plan, zoals een bestemmings- en/of bebouwingsgrens of een aanduiding, indien meetverschillen of de definitieve verkaveling daartoe aanleiding geven, mits de grenzen met niet meer dan 2 meter worden overschreden;
d. de bouw van een erker, mits:
1. de grens van het bouwvlak en/of de grens van de bestemming Tuin met niet meer dan 1,50 meter wordt overschreden;
2.
de erker niet wordt gebouwd aan een buiten het
bouwvlak gesitueerd gebouw;
3. de erker niet meer dan 60% van de voorgevel beslaat en/of maximaal 40% van de zijgevel, van het gebouw waaraan wordt aangebouwd;
4. de erker in maximaal 1 bouwlaag op de begane grond wordt gebouwd;
5. de bouwhoogte van een erker mag niet meer bedragen dan 25 centimeter boven de vloer van de eerste verdieping van het gebouw waaraan wordt aangebouwd.
11.1 Bevoegdheid:
Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, het bestemmingsplan wijzigen en uitwerken voor de nader aangeduide ‘Wro-zone - wijzigingsgebied’, mits de wijzigingsvoorwaarden in artikel 11.2 daarbij in acht worden genomen.
11.2 Wijzigingsvoorwaarden:
Voor wijziging gelden de volgende voorwaarden:
a. wijziging is mogelijk naar de bestemmingen Groen, Tuin, Verkeer-Verblijfsgebied en Wonen.
b. na wijziging zijn de desbetreffende bestemmingsregels van toepassing (zie ook bijlage met bestemming Groen).
c. toegestaan zijn maximaal 33 grondgebonden woningen, in de vorm van 4 vrijstaande woningen, 8 twee-onder-een-kap woningen en 20 rijenwoningen.
d. de maximale goot- en bouwhoogte voor woningen bedraagt niet meer dan 6 respectievelijk 10 meter.
e. wijziging is alleen mogelijk conform de stedenbouwkundige verkaveling ‘Bosweg e.o. Lochem’ d.d. 27 augustus 2007 (feekes & colijn, atelier voor architectuur, stedenbouw en ruimtelijke inrichting) die als bijlage bij dit bestemmingsplan is opgenomen.
f. wijziging is alleen mogelijk na een positief advies van het drinkwaterbedrijf (Vitens).
Bij het nemen van een
beslissing omtrent een ontheffing passen burgemeester en wethouders de
procedure toe zoals vermeld in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht.
14.1 Overgangsrecht bouwwerken
14.1.1 Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
b. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit, geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
14.1.2
Burgemeester
en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het gestelde onder 14.1.1
voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder 14.1.1 met
maximaal 10%.
14.1.3
Het gestelde
onder 14.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het
tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning
en in strijd met het voorheen geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling
van dat plan.
14.2 Overgangsrecht
gebruik
14.2.1
Het
gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding
van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
14.2.2
Het
is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het
eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan
strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang
wordt verkleind.
14.2.3
Indien
het gebruik, als bedoeld in 14.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van
het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het
verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
14.2.4
Het gestelde
onder 14.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met
het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen
van dat plan.
Deze planregels
worden aangehaald als:
Regels van het
bestemmingsplan
‘Bosweg 2009’
van de gemeente
Lochem
Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering
van 14 september 2009.
De Griffier, De Voorzitter,