Inhoud

Hoofdstuk 1       Inleidende regels  1

Artikel 1      Begrippen  1

Artikel 2      Wijze van meten  5

Hoofdstuk 2       Bestemmingsregels  7

Artikel 3      Bedrijf – Nutsvoorziening  7

Artikel 4      Groen  8

Artikel 5      Verkeer 10

Artikel 6      Wonen  11

Hoofdstuk 3       Algemene regels  16

Artikel 7      Anti-dubbeltelregel 16

Artikel 8      Algemene gebruiksregels  16

Artikel 9      Algemene afwijkingsregels  16

Artikel 10    Algemene wijzigingsregels  17

Artikel 11    Overige regels  17

Hoofdstuk 4       Overgangs- en slotregels  18

Artikel 12    Overgangsrecht 18

Artikel 13    Slotregel 19


 

 

Bijlage:               Staat van Bedrijfsactiviteiten


Hoofdstuk 1              Inleidende regels

Artikel 1                   Begrippen

 

plan:

het bestemmingsplan ‘Stekkenberg-West, fase 4 t/m 6’ van de gemeente Groesbeek.

 

bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0241.BPStekkenbwest11-VSG1 met de bijbehorende regels en bijlage.

 

aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

 

aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

 

achtergevel:

een van de openbare weg afgekeerde gevel van een hoofdgebouw.

 

bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

 
begane grond:

de eerste bouwlaag boven het peil.

 

bestaand:

-     bij bouwwerken: bestaand ten tijde van de terinzagelegging van het bestemmingsplan als ontwerp;

-     bij gebruik: bestaand ten tijde van het van kracht worden van het betreffende bestemmingsplan.

 
bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

 
bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

 

 

 

bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

 
bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

 

bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.

 

bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

 

bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

 

bouwwijze:

in het plan komen met betrekking tot hoofdgebouwen de volgende bouwwijzen voor:

-     vrijstaand: het hoofdgebouw is niet of slechts indirect (via bijgebouw(en) of aan- en uitbouw(en)) verbonden met een hoofdgebouw op een ander bouwperceel;

-     twee-aaneen: 2 hoofdgebouwen aaneen;

-     aaneengebouwd: minimaal 3 hoofdgebouwen aaneen.

 

detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit en waarbij een showroom en/of verkoopruimte ter plaatse aanwezig is; horeca-activiteiten zijn hieronder niet begrepen.

 

gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

 

hoofdgebouw:

een gebouw, dat op een bouwperceel, door zijn bestemming, constructie of afmetingen

als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

horeca-activiteiten:

het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse en/of bedrijfsmatig verstrekken van logies en/of exploiteren van een zaalaccommodatie.

 

kelder:

een bouwlaag met een hoogte van ten minste 2 m, die wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant op enig punt minder dan 0,5 m boven de laagste hoogte van de aan de kelder aansluitende grond is gelegen.

 

ondergeschikte bouwdelen:

ondergeschikte delen aan een gebouw zoals, trappen, bordessen, funderingen, kelderingangen, overstekende daken, goten, luifels, balkons, balkonhekken, schoorstenen, liftopbouwen en andere ondergeschikte (dak)opbouwen.

 

onderbouw:

een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,20 m boven peil is gelegen.

 

seksinrichting:

een gelegenheid waarin beroepsmatig of bedrijfsmatig:

-     voorstellingen en/of vertoningen van hoofdzakelijk porno-erotische aard plaatsvinden, en/of;

-     verkoop en/of uitstalling van hoofdzakelijk goederen van porno-erotische aard plaatsheeft en/of;

-     tegen vergoeding seksuele diensten worden verricht.

 

straatmeubilair:

verkeersgeleiders, rampalen/amsterdammertjes, verkeersborden, brandkranen, lichtmasten, zitbanken, bloembakken, inzamelbakken (zoals papier, glas), toegangsconstructies voor ondergrondse voorzieningen, kunstwerken, speeltoestellen en draagconstructies voor reclame, telefooncellen, abri’s en kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen en daarmee vergelijkbare objecten.

 

voorgevel:

de naar architectuur, indeling en/of uitstraling meest gezichtsbepalende gevel(s) van en hoofdgebouw, (doorgaans) gekeerd naar de weg of het openbaar gebied.

 

voorgevellijn:

de lijn waarin de voorgevel van het hoofdgebouw is gelegen, alsmede het verlengde daarvan.

 

voorste perceelsgrens:

de kadastrale perceelsgrens, waarop de voorgevel van een hoofdgebouw is georiënteerd.

woning/wooneenheid:

een complex van ruimten, krachtens zijn indeling geschikt en bestemd voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden, met de daarbij behorende niet voor bewoning bestemde bergingen, stallingsruimten alsmede kantoor- en/of praktijkruimten, welke in of aan de woning worden opgericht.


Artikel 2                   Wijze van meten

2.1            Algemeen

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

 

de afstand tot de voorste en zijdelingse perceelsgrens:

de kortste afstand van de voorste en zijdelingse perceelsgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk.

 

de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

 

de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

 

de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

 

de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

 

de lengte en/of breedte en/of diepte van een bouwwerk:

tussen de buitenzijde van de gevels of het hart van de scheidsmuren, met dien verstande, dat wanneer de zijgevels niet evenwijdig lopen of verspringen, het gemiddelde wordt genomen van de kleinste en de grootste breedte.

 

de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

 

peil:

-        In het algemeen: de kruin van de weg waaraan het bouwperceel gelegen is.

-        In geaccidenteerd terrein: de bestaande gemiddelde hoogte van de grond ter plaatse van de hoogste gelegen gevel van de (totale) bouwmassa.

 


2.2            Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, lichtkoepels, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- en/of de bestemmingsgrens met niet meer dan 0,50 m wordt overschreden.

 

 

Hoofdstuk 2              Bestemmingsregels

Artikel 3                   Bedrijf – Nutsvoorziening

3.1            Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Bedrijf – Nutsvoorziening’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a    doeleinden van openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, pompgebouwtjes en gebouwen voor de telecommunicatie;

b    erven;

c    parkeervoorzieningen;

d    opritten en achterpaden;

één en ander met bijbehorende voorzieningen.

 

3.2            Bouwregels

 

3.2.1        Algemeen

Uitsluitend zijn toegestaan gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van deze bestemming.

 

3.2.2        Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

a    Gebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak.

b    De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4 m.

c    De dakhelling mag niet meer bedragen dan 60°.

 

3.2.3        Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende bepaling:

a    De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 m.


Artikel 4                   Groen

4.1            Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a    groenvoorzieningen;

b    water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder infiltratievoorzieningen;

c    paden;

d    inritten;

e    parkeren;

f     speelvoorzieningen ter plaatse van de aanduiding ‘speelvoorziening’;

g    voorzieningen ten behoeve van de verkeersgeleiding;

h    voorzieningen van openbaar nut;

i     (geluids)wallen;

j     kunstwerken;

k    straatmeubilair;

l     keerconstructies en schanskorven;

één en ander met bijbehorende voorzieningen.

 

4.2            Bouwregels

 

4.2.1        Algemeen

Op de voor ‘Groen’ aangewezen gronden mogen uitsluitend kleine gebouwen ten behoeve van voorzieningen van openbaar nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd.

 

4.2.2        Voorzieningen van openbaar nut

Voor het bouwen van voorzieningen van openbaar nut gelden de volgende bepalingen:

a      De oppervlakte van een gebouw ten behoeve van een voorziening van openbaar nut mag niet meer bedragen dan 6 m².

b      De bouwhoogte van een gebouw ten behoeve van een voorziening van openbaar nut mag niet meer bedragen dan 3,5 m.

 

4.2.3        Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

a    De bouwhoogte van speelvoorzieningen en kunstwerken mag niet meer bedragen dan 5 m.

b    De bouwhoogte van lichtmasten en verkeersinstallaties mag niet meer bedragen dan 9 m.

c    De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3,5 m.

 


4.3            Specifieke gebruiksregels

 

4.3.1        Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het gebruik van gronden en opstallen binnen deze bestemming voor:

a    het plaatsen van GSM-masten.

 


Artikel 5                   Verkeer

5.1            Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a    voorzieningen ten behoeve van auto-, fiets- en voetgangersverkeer alsmede parkeren;

b    groenvoorzieningen;

c    speelvoorzieningen;

d    voorzieningen van openbaar nut;

e    kunstwerken;

f     straatmeubilair;

g    water en waterhuishoudkundige voorzieningen waaronder infiltratievoorzieningen;

h    keerconstructies en schanskorven;

één en ander met de bijbehorende voorzieningen.

 

5.2            Bouwregels

 

5.2.1        Algemeen

Op de voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden mogen uitsluitend kleine gebouwen ten behoeve van voorzieningen van openbaar nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd.

 

5.2.2        Voorzieningen van openbaar nut

Voor het bouwen van voorzieningen van openbaar nut gelden de volgende bepalingen:

a      De oppervlakte van een gebouw ten behoeve van een voorziening van openbaar nut mag niet meer bedragen dan 6 m².

b      De bouwhoogte van een gebouw ten behoeve van een voorziening van openbaar nut mag niet meer bedragen dan 3,5 m.

 

5.2.3        Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

a    De bouwhoogte van speelvoorzieningen en kunstwerken mag niet meer bedragen dan 5 m.

b    De bouwhoogte van lichtmasten en verkeersinstallaties mag niet meer bedragen dan 9 m.

c    De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3,5 m.

 

 

 

 


Artikel 6                   Wonen

6.1            Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a      wonen;

b      het uitoefenen van een beroep of het verlenen van diensten aan huis op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig of daarmee gelijk te stellen gebied;

c       voorzieningen ten behoeve van auto-, fiets- en voetgangersverkeer;

d      groenvoorzieningen;

e      speelvoorzieningen;

f        voorzieningen van openbaar nut;

g       kunstwerken;

h      water en waterhuishoudkundige voorzieningen waaronder infiltratievoorzieningen;

i        keerconstructies en schanskorven;

met bijbehorende voorzieningen zoals tuinen, erven, achterpaden, opritten, parkeerplaatsen en bouwwerken.

 

6.2            Bouwregels

 

6.2.1        Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

a    Hoofdgebouwen mogen worden gebouwd in de volgende bouwwijze:

1    vrijstaand ter plaatse van de aanduiding ‘vrijstaand’;

2    twee-aaneen ter plaatse van de aanduiding ‘twee-aaneen’;

3    aaneengebouwd ter plaatse van de aanduiding ‘aaneengebouwd’.

b    Het aantal woningen mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’.

c    De afstand van de voorgevel van een hoofdgebouw tot de voorste perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 1 m en niet meer bedragen dan 3 m.

d    De diepte van vrijstaande, twee-aaneen en aaneengebouwde hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan 12 m;

f     De goothoogte mag niet meer bedragen dan 7 m.

g    De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 11 m.

h    De dakhelling van vrijstaande en twee-aaneen woningen mag niet minder bedragen dan 25º en niet meer bedragen dan 60º.

i     De dakhelling van aaneengebouwde woningen mag niet minder bedragen dan 25º en niet meer bedragen dan 90º.

j     De afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens mag bij:

1    vrijstaande woningen aan beide zijden niet minder bedragen dan 3 m;

2    twee-aaneen woningen aan één zijde niet minder bedragen dan 1,5 m.

 


6.2.2        Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

a    Bijbehorende bouwwerken dienen op minimaal 3 m achter de voorgevellijn te worden gebouwd.

b    Bij vrijstaande hoofdgebouwen dient één van de zijstroken vrij van bijbehorende bouwwerken te blijven tot de lijn evenwijdig aan en op een afstand van 25 m achter de voorgevellijn.

c    De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

d    De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5.5 m.

e    De dakhelling mag niet meer bedragen dan 45°.

f     De diepte van een aangebouwd bijbehorende bouwwerk aan de achtergevel van een hoofdgebouw in de bouwwijze:

1    vrijstaand en twee-aaneen mag niet meer bedragen dan 5 m;

2    aaneengebouwd mag niet meer bedragen dan 3 m.

g    Het aantal vrijstaande bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3.

h    In afwijking van het bepaalde onder a is aan de voorgevel van het hoofdgebouw een bijbehorend bouwwerk in de vorm van een erker toegestaan, mits voldaan wordt aan de volgende bepalingen:

1    De diepte mag niet meer bedragen dan 1,5 m.

2    De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 6 m².

3    De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw.

4    De dakhelling mag niet meer bedragen dan 60°.

5    De breedte mag niet meer bedragen dan 3/5 van de oorspronkelijke voorgevel.

6    De afstand tot de voorste perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 1 m.

i     De totale oppervlakte voor bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 70 m², waarvan minimaal 20 m2 dient te worden gebouwd zonder eigen wanden en met een bouwhoogte van maximaal 3 m.

j     Voor de gronden achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw geldt een bebouwingspercentage van:

1    maximaal 60% bij een hoofdgebouw in de bouwwijze vrijstaand en twee-aaneen;

2    maximaal 50% bij een hoofdgebouw in de bouwwijze aaneengebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage (%)’ de gronden achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw voor het aangegeven percentage mogen worden bebouwd.

 

6.2.3        Ondergrondse gebouwen

Ondergrondse gebouwen (kelders) zijn uitsluitend toegestaan in één bouwlaag ondergronds en uitsluitend in de gronden waar ook hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken zijn toegestaan.

 


6.2.4        Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen, gelden de volgende regels:

a    De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gesitueerd voor de voorgevellijn van het hoofdgebouw, mag niet meer bedragen dan 1 m.

b    Voor de voorgevellijn van het hoofdgebouw zijn geen zwembaden toegestaan.

c    Voor antennes ten behoeve van radio- en televisieontvangst geldt dat de bouwhoogte van de woning mag worden vermeerderd met 3 m.

d    De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gesitueerd achter de voorgevellijn, met uitzondering van carports, mag niet meer bedragen dan 2 m.

e    De oppervlakte van onoverdekte zwembaden telt niet mee bij het hoogste toegelaten bebouwde oppervlak.

 

6.3            Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de op grond van in dit artikel toegelaten situering en afmetingen van bouwwerken met een maximum afwijkingspercentage van 10%, indien dit noodzakelijk is, ter voorkoming van onevenredige nadelige gevolgen voor de milieusituatie, verkeersveiligheid, sociale veiligheid en gebruiksmogelijkheden en/of privacy van aangrenzende gronden, dan wel voor zover dit noodzakelijk is ten behoeve van het na te streven stedenbouwkundig beeld.

 

6.4            Afwijken van de bouwregels

 

6.4.1        Afwijken erfafscheidingen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 6.2.4 voor het bouwen van (erf)afscheidingen voor de voorgevellijn tot een bouwhoogte van maximaal 2 m, mits:

a    er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de belendende erven;

b    er geen onevenredige aantasting van de verkeersveiligheid plaatsvindt;

c    er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het stedenbouwkundig karakter ter plaatse.

 

6.4.2        Afwijken antenne

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 6.2.4 sub c voor de bouw van een hogere antenne, mits:

a    de hoogte van de antenne, met inbegrip van de voet, niet meer bedraagt dan 5 m;

b    door die grotere hoogte de belangen van omwonenden niet onevenredig worden geschaad.

 


6.5            Specifieke gebruiksregels

 

6.5.1        Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of laten gebruiken van de gronden en/of opstallen binnen deze bestemming ten behoeve van:

a    zelfstandige bewoning en afhankelijke woonruimte, voor zover het betreft vrijstaande bijgebouwen en ondergrondse gebouwen;

b    een seksinrichting.

 

6.5.2        Beroep of dienstverlening aan huis

Binnen de bestemming ‘Wonen’ is het uitoefenen van een beroep of het verlenen van diensten, zoals beschreven onder 6.1 onder b toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

a    De voor het perceel geldende regels met betrekking tot het bebouwingsoppervlakten, de maatvoering en de situering van de bebouwing ingevolge het bepaalde onder 6.2 blijven van kracht.

b    De gebruikte oppervlakte ten behoeve van de uitoefening c.q. de vestiging van beroep mag maximaal 40% van de op het perceel toegestane bebouwde oppervlaktebedragen.

c    Het onbebouwde gedeelte van het perceel mag niet ten behoeve van beroepsmatige activiteiten c.q. ten behoeve van de genoemde diensten worden gebruikt.

d    De aanwezige parkeervoorzieningen mogen door het uitoefenen van een beroep c.q. door het verlenen van diensten niet onevenredig worden gebruikt.

e    Cumulatie van beroepsuitoefening/dienstverlening mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van het woon- en leefmilieu.

 

6.6            Afwijken van de gebruiksregels

 

6.6.1        Afwijken bedrijven

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 6.1, teneinde vestiging van bedrijven toe te staan, mits:

a    het een bedrijf in milieucategorie 1 of 2 betreft, dat voorkomt op de bij deze regels behorende 'Staat van bedrijfsactiviteiten' dan wel uit een oogpunt van invloed op het woon- en leefmilieu vergelijkbaar is met de in die Staat van bedrijfsactiviteiten opgenomen bedrijven;

b    de voor het perceel geldende regels met betrekking tot het bebouwingsoppervlak, de maatvoering en de situering van de bebouwing onverkort van kracht blijven;

c    de gebruikte oppervlakte ten behoeve van de bedrijvigheid maximaal 40% van de op het perceel toegestane bebouwde oppervlakte bedraagt, doch ten hoogste 30 m² mag beslaan;

d    op het perceel een woning gehandhaafd blijft met een vloeroppervlak van ten minste 80 m²;

e    het onbebouwde gedeelte van het perceel niet wordt aangewend ten behoeve van bedrijfsdoeleinden;

f     de aanwezige parkeervoorzieningen niet onevenredig worden belast;

g    geen detailhandel plaatsvindt, behoudens voor zover het daarbij gaat om detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van ter plaatse vervaardigde producten;

h    cumulatie van bedrijvigheid niet leidt tot onevenredige aantasting van het woon- en leefmilieu.

 

 

Hoofdstuk 3              Algemene regels

Artikel 7                   Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

 

 

Artikel 8                   Algemene gebruiksregels

8.1            Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of laten gebruiken van gronden en/of opstallen ten behoeve van:

a    opslag-, stort- of bergplaats van andere, al dan niet afgedankte voorwerpen, stoffen of producten behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik;

b    het al dan niet ten verkoop opstellen en opslaan van nieuwe of gebruikte, dan wel geheel of ten dele uit gebruikte onderdelen samengestelde motorvoertuigen, aanhangwagens, machines, c.q. onderdelen daarvan.

 

 

 

Artikel 9                   Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het plan voor:

a    het houden van evenementen, mits aan de volgende voorwaarde wordt voldaan:

1    Er mag geen onevenredige overlast zoals geluidsoverlast of overlast ten gevolge van parkeren plaatsvinden voor omwonenden.

b    het plaatsen van een GSM-mast tot een hoogte van maximaal 40 m, met inbegrip van de voet, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

1    Er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de belendende erven.

2    Er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan het stedenbouwkundig karakter ter plaatse.

3    Er mag geen onevenredige overlast plaats vinden voor omwonenden.

4    Indien de hoogte van de GSM-mast de hoogte van 65 m + NAP overschrijdt, mag de omgevingsvergunning uitsluitend worden verleend, als het functioneren van de radar van Vliegbasis Volkel niet in onevenredige mate (d.w.z. meer dan 10% vermindering van het radarbereik) wordt gestoord. Hiertoe dient vooraf schriftelijk advies te worden ingewonnen bij de beheerder van de radar.

 

 

 

Artikel 10              Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en Wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen ten behoeve van het in geringe mate, tot niet meer dan 10 m, verschuiven van de bestemmingsgrenzen voor zover daarmee wordt beoogd een zo goed mogelijke overeenstemming tussen het plan en de werkelijke toestand te bereiken.

 

 

 

Artikel 11              Overige regels

11.1       Verwijzing wettelijke regels

Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, dienen deze regelingen te worden gelezen, zoals deze luiden op het tijdstip van ter visielegging van een ontwerp van dit bestemmingsplan.

 

 

Hoofdstuk 4              Overgangs- en
slotregels

Artikel 12              Overgangsrecht

12.1       Overgangsrecht bouwwerken

a      Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

1      gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

2      na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

b      Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10 %.

c       Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

12.2       Overgangsrecht gebruik

a      Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

b      Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

c       Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

d      Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

 

 

Artikel 13              Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

 

Regels van het bestemmingsplan Stekkenberg-West, fase 4 t/m 6.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Rosmalen, maart 2012                                                                        Vastgesteld 1 maart 2012