De voor ‘Leiding – Gas’ aangewezen gronden
zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de
aanleg, instandhouding en herstel van een gasleiding.
Uitsluitend zijn toegestaan
bouwwerken, geen gebouwen zijnde die ten dienste staan van de gasleiding.
Burgemeester en wethouders kunnen
ontheffing verlenen van het bepaalde in 7.2, teneinde
het oprichten van bouwwerken ten behoeve van de leiding of ten behoeve van de
andere daar voorkomende bestemming(en) toe te staan, mits hierbij uit hoofde
van de bescherming van de leidingen geen bezwaar bestaat; dienaangaande wordt
voor de verlening van de bouwvergunning door burgemeester en wethouders advies
ingewonnen bij de beheerder van de leidingen.
Het is verboden op de in dit artikel
bedoelde gronden goederen, waaronder ook begrepen afvalstoffen, permanent op te
slaan.
Burgemeester en wethouders kunnen
ontheffing verlenen van het bepaalde in 7.4, teneinde
het opslaan van goederen, waaronder ook begrepen afvalstoffen, ten behoeve van
de leiding of ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemming(en) toe te
staan, mits hierbij uit hoofde van de bescherming van de leidingen geen bezwaar
bestaat; dienaangaande wordt voor de verlening van de bouwvergunning door
burgemeester en wethouders advies ingewonnen bij de beheerder van de leidingen.
Het is verboden op de in dit artikel
bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van
burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de navolgende werken en
werkzaamheden uit te voeren:
a
het
aanbrengen van diepwortelende en/of hoogopgaande beplanting, waaronder
bijvoorbeeld rietbeplanting;
b
het
wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
c
het
verrichten van grondroeractiviteiten, bijvoorbeeld
het aanbrengen van rioleringen, kabels, leidingen en drainage, anders dan
normaal spit- en ploegwerk;
d
diepploegen;
e
het
aanbrengen van gesloten verhardingen;
f
het
aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande
waterlopen;
g
het
indrijven van voorwerpen in de bodem;
h
het
verwijderen van beplanting.
Het onder 7.6.1 vervatte verbod
geldt niet voor de werken en werkzaamheden:
a
waarvoor
ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan aanlegvergunning is
verleend;
b
welke
ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering
waren;
c
welke
betreffen het normale beheer en/of onderhoud van de leidingen.
De onder 7.6.1 bedoelde werken of
werkzaamheden zijn toelaatbaar, indien en voor zover geen onevenredige
aantasting van de belangen van de leidingen en/of energievoorziening ontstaat
of kan ontstaan.
Alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoeld in 7.6.1 winnen
burgemeester en wethouders advies in bij de beheerder van de gasleiding omtrent
de vraag of door het verlenen van de aanlegvergunning geen onevenredige afbreuk
wordt of kan worden gedaan aan de functie van de gasleiding, en welke
voorwaarden dienen te worden gesteld.