Regels, behorende bij het

bestemmingsplan "Meersteeg 6-8" van de

gemeente Geldermalsen

 

 

 

 

Opdrachtgever:

 

Het college van burgemeester en wethouders

van de gemeente Geldermalsen

 

 

 

 

 

 

 

 

Wissing stedebouw en ruimtelijke vormgeving b.v.

Barendrecht

 

                                                                                                                      Barendrecht, februari 2011


Inhoudsopgave             

 

Hoofdstuk 1                 INLEIDENDE REGELS

                                    Artikel 1          Begrippen

                                    Artikel 2          Wijze van meten

 

Hoofdstuk 2                 BESTEMMINGSREGELS

                                    Artikel 3          Bedrijf – Bakkerijfabriek

                                    Artikel 4          Groen

                                    Artikel 5          Maatschappelijk - Begraafplaats

                                    Artikel 6         Verkeer

                                    Artikel 7         Water

 

Hoofdstuk 3                 ALGEMENE REGELS

                                    Artikel 8       Anti-dubbeltelregel

                                    Artikel 9       Algemene afwijkingsregels

 

Hoofdstuk 4                 OVERGANGS- EN SLOTREGELS

                                    Artikel 10      Overgangsrecht

                                    Artikel 11      Slotregel

 

 

         


Hoofdstuk 1                    Inleidende regels

 

Artikel 1                          Begrippen

 

a.       Plan

Het bestemmingsplan ‘Meersteeg 6-8’ van de gemeente Geldermalsen.

 

b.       Bestemmingsplan

          De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0236.GDMMeersteeg6en8-VSG1.

 

c.       Aanbouw / uitbouw

          Een gebouw dat aangebouwd is aan een hoofdgebouw, waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw én dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw, met dien verstande dat een aanbouw een zelfstandige ruimte is en een uitbouw een uitbreiding is van een reeds bestaande ruimte van het hoofdgebouw.

 

d.       Aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

 

e.       Aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

 

f.        Antennemast

Een constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.

 

g.       Bebouwing

          Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

h.       Bebouwingspercentage

          De in procenten uitgedrukte som van de oppervlakte van de bebouwing in verhouding tot het grondoppervlak binnen een bouwvlak, bestemmingsvlak of bouwperceel.

 

i.        Bestemmingsgrens

          De grens van een bestemmingsvlak.

 

j.        Bestemmingsvlak

          Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

 

k.       Bijgebouw

          Een gebouw, behorende bij een woning op hetzelfde bouwperceel al dan niet aan die woning gebonden, zoals een berging, hobbyruimte, dierenverblijf, garagebox of uitbreiding van de woning.

 

l.        Bouwen

          Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een standplaats.

 

m.      Bouwgrens

          De grens van een bouwvlak.

 

n.       Bouwperceel

          Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

 

o.       Bouwperceelgrens

          De grens van een bouwperceel.

 

p.       Bouwvlak

          Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.


q.       Bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren.

 

r.        Gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke overdekte geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

 

s.       Hoofdgebouw

          Een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste gebouw op een bouwperceel kan worden aangemerkt.

 

t.        Kantoor

          Een gebouw dat door zijn indeling en inrichting geschikt is om uitsluitend te worden gebruikt voor administratieve en daarmee gelijk te stellen werkzaamheden al dan niet inclusief balieruimte en praktijkruimten.

 

u.       Overkapping

          een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste twee wanden;

 

v.       Peil

Voor gebouwen, waarvan de toegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;

In andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.                                                                                           

 

w.      Silo

          een bouwwerk, geen gebouw zijnde, ten behoeve van opslag­doeleinden;

 

x.       Straatmeubilair

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals draagconstructies voor reclame, voorwerpen van beeldende kunst, vitrines, zitbanken, bloembakken, speeltoestellen, straatverlichting of bewegwijzering; verkooppunten voor motorbrandstoffen worden niet begrepen onder straatmeubilair.

 

y.       Voorgevellijn                                                                                       

         De denkbeeldige lijn die direct langs de voorgevel van een gebouw en in het verlengde daarvan, over de gehele breedte van het bouwperceel, getrokken kan worden.

 

z.       Woning

                                               Een gebouw of gedeelte van een gebouw, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.


Artikel 2                          Wijze van meten

 

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

 

a.       De dakhelling

          Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

 

b.       De goothoogte van een bouwwerk

          Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

 

c.       De inhoud van een bouwwerk

          Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

 

d.       De bouwhoogte van een bouwwerk

          Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

 

e.       De oppervlakte van een bouwwerk

          Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

 

f.        Afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelsgrens

          Het dichtst bijgelegen punt van een gebouw tot de zijdelingse perceelsgrens.


Hoofdstuk 2                    Bestemmingsregels

 

Artikel 3                          Bedrijf - Bakkerijfabriek

 

         Bestemmingsomschrijving

1.       De voor Bedrijf - Bakkerijfabriek aangewezen gronden zijn bestemd voor:

          a.          een bakkerijfabriek;

          b.           een bedrijfswoning;

          c.          een ontsluitingsweg;

          d.          erven en terreinen;

          e.          groenvoorzieningen;

          f.           parkeervoorzieningen;

          g.           watergangen en duikers;

          h.           een antennemast, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding;

 

          Bouwregels

2.       Op de voor Bedrijf - Bakkerijfabriek bestemde gronden mogen ten dienste van de bestemming gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, met dien verstande dat:

a.       gebouwen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bouwvlak’ mogen worden gebouwd;

b.       in afwijking van het bepaalde in artikel 3, lid 2, sub a is ter plaatse van de aanduiding ‘silo’ een silo toegestaan;

c.       in afwijking van het bepaalde in artikel 3, lid 2, sub a is ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - overkapping’ een overkapping toegestaan, met dien verstande dat de hoogte van de bovenzijde van het afgewerkte deel van de overkapping de maximaal toegestane goothoogte van het naastgelegen gebouw met niet meer dan 50 cm overschrijdt;

d.       de goot- en/of bouwhoogte van gebouwen niet meer mag bedragen dan de op de plankaart aangeduide maximale bouwhoogte met dien verstande dat de silo een maximale bouwhoogte van 10 m heeft;

e.       ten hoogste 1 bedrijfswoning is toegestaan;

f.       de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde niet meer mag bedragen dan:

          - erfafscheidingen 2 m                                                              

          - palen en masten 8 m

          - een antennemast 17 m

          - een schoorsteen 14 m

          - overige bouwwerken geen gebouwen zijnde 3m;

 g.      de goothoogte respectievelijk bouwhoogte van aangebouwde bijgebouwen, aanbouwen en uitbouwen van de bedrijfswoning bedraagt ten hoogste 3,2 m/6 m;

h.       de goothoogte respectievelijk bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen bedraagt ten hoogste 3 m/ 5 m;

i.        het gezamenlijk oppervlak aan bijgebouwen, aanbouwen en uitbouwen van de bedrijfswoning bedraagt ten hoogste

          140 m2 met dien verstande dat het totale bouwperceel behordende bij de bedrijfswoning bebouwd mag worden tot ten hoogste 50 %

 

Specifieke gebruiksregel

3.       Opslag is uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan.

Artikel 4                          Groen

 

          Bestemmingsomschrijving

1.       De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

          a.         groenvoorzieningen;

          b.         watergangen en duikers, in ieder geval ter plaatse van de aanduiding ‘water’ ;

          c.         paden en verhardingen;

 

          Bouwregels

2.       Op de voor Groen bestemde gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 8 m.


Artikel 5                          Maatschappelijk - Begraafplaats

 

                                      Bestemmingsomschrijving

1.       De voor Maatschappelijk – Begraafplaats aangewezen gronden zijn bestemd voor het begraven van overleden personen en/of doodgeboren kinderen, gebouwen ten dienste van het begraven, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en andere werken, alsmede ter plaatse van de aanduiding ‘cultuurhistorische waarden’ voor het beheer en herstel van een gemeentelijk monument en van de aanwezige cultuurhistorische waarden.

 

Bouwregels

2.       Op de voor Maatschappelijk – Begraafplaats bestemde gronden mogen ten dienste van de bestemming gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, met dien verstande dat:

a.       het bebouwingspercentage mag ten hoogste 5% bedragen;

b.       de goot- en/of bouwhoogte van gebouwen niet meer mag bedragen dan de op de plankaart aangeduide maximale goot- en/of bouwhoogte;

c.       de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer mag bedragen dan 2,25 m;

d.       in afwijking van het bepaalde onder c. de bouwhoogte van

          vlaggemasten en verlichtingsmasten niet meer mag bedragen dan 8 m;

e.       de afstand van gebouwen tot de perceelsgrens mag niet minder dan 5 m bedragen.

 

Omgevingsvergunning aanleg werken

3.       Het is verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag boven, op of in de grond:

a.       op te hogen, dan wel materie te storten of te deponeren, met

          uitzondering van:

    1e. bemesting of aanslibbing;

    2e. ophogingen en stortingen ten dienste van de water(rivier) beheersing, zomede noodzakelijk voor dijkverdedigings- en stroomgeleidingswerken;

b.       verhardingen aan te brengen, met uitzondering van:

   1e. verhardingen die inherent zijn aan het gebruik overeenkomstig de gerealiseerde bestemming zoals deze is bepaald in dit plan;

    2e. verhardingen ten dienste van onderhoud, beheer en instandhouding van de gronden als waterkering.

c.       hoog opgaand geboomte, hagen, hout- en struikgewas te vellen, te rooien of te beschadigen, indien voor dit vellen, rooien of beschadigen de Boswet en/of krachtens die wet gestelde voorschriften niet van toepassing zijn, dan wel het vellen, rooien of beschadigen behoort tot de normale    bedrijfsvoering of tot het normale onderhoud, dan wel plaatsvindt op grond van het gestelde in de Rivierenwet ten aanzien van houtopstanden;

d.       bovengrondse of ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur aan te brengen, voor zover een en ander niet uisluitend noodzakelijk is voor het plaatselijk distributienet en/of noodzakelijk voor de  elektrische bekabeling van de rivier- en wegenverlichting, dan wel als zodanig in het plan bestemd is.

4.       Het bevoegd gezag kan aan een vergunning voorwaarden verbinden ter bescherming van de belangen welke de bestemming van de grond beoogt;

5.       Andere werken en/of werkzaamheden welke zijn aangevangen dan wel in uitvoering zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan mogen zonder vergunning van het bevoegd gezag worden voltooid;

6.       Het handelen en/of nalaten in strijd met en/of in afwijking van een verleende vergunning wordt aangemerkt als het handelen zonder vergunning.

Artikel 6                           Verkeer

 

          Bestemmingsomschrijving

1.       De voor Verkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:

          a.         wegen;

          b.         fiets- en voetpaden;

          c.         straatmeubilair en overige verkeersvoorzieningen;

          d.         groenvoorzieningen en parkeervoorzieningen;

          e.         watergangen en duikers, in ieder geval ter plaatse van de aanduiding ‘water’ ;

          f.          nutsvoorzieningen;

 

          Bouwregels

2.       Op de voor Verkeer bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming en de verkeerstechnische uitrusting van wegen - evenwel met uitzondering van motorbrandstofverkooppunten - worden gebouwd, met dien verstande dat:

a.      de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer mag bedragen dan 8 m


Artikel 7                         Water

 

          Bestemmingsomschrijving

1.       De voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor:

          a.         watergangen;

          b.         waterberging;

          c.         waterbeheersing, duikers en oeververbindingen;

 

                                      Bouwregels

2.       Op de voor Water bestemde gronden mogen ten dienste van de bestemming en met inachtneming van de keur van het waterschap uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, waaronder in elk geval gemalen, duikers en bruggen zijn begrepen tot een maximale bouwhoogte van 2 m.

 


Hoofdstuk 3                    ALGEMENE REGELS

 

Artikel 8                          Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.


Artikel 9                          Algemene afwijkingsregels

 

1.       Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning te verlenen ter afwijking van regels in dit plan voor:

a.       het oprichten van bouwwerken voor algemeen nut, waaronder abri’s, afval- en inzamelingscontainers, transformatorhuisjes en installatiekasten, met dien verstande dat de inhoud van een gebouw niet meer mag bedragen dan 60 m3

          en de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 m

b.       het overschrijden van de op de plankaart aangeduide bouwvlakken of andere in de regels voorkomende bouwgrenzen tot ten hoogste 1,25 m

          voor ondergeschikte delen van een bouwwerk, zoals erkers, serres, balkons, bordessen, luifels, galerijen, buitentrappen, overhangende bouwlagen, dakoverstekken, uitspringende schoorsteenwanden, pergola’s, lift- en trappenhuizen en dergelijke;

c.       geringe afwijkingen van het beloop van wegen, groenstroken of de begrenzing van bestemmingen, indien bij definitieve uitmeting blijkt, dat deze geringe afwijkingen vanwege het belang van een juiste verwerkelijking van het gewenst of noodzakelijk zijn, met dien verstande dat de afwijkingen ten opzichte van de plankaart niet meer dan 5 m

          mogen bedragen;

d.       het bouwen van voorzieningen voor de telecommunicatie, met een bouwhoogte van minimaal 10 m

          en maximaal 15 m

          met dien verstande dat deze omgevingsvergunning slechts wordt verleend indien:

1.       toepassing van het principe van ‘site-sharing’ (waarbij meerdere aanbieders samen één voorziening delen) redelijkerwijs niet mogelijk blijkt, waardoor oprichting van een nieuwe voorziening kennelijk noodzakelijk moet worden geacht;

2.       de voorziening niet leidt tot een onevenredige verstoring van het stedelijk c.q. landschappelijk beeld; een criterium hierbij is dat de plaatsing van een enkele, hogere mast de voorkeur verdient boven de plaatsing van meerdere, kleine masten.

 


Hoofdstuk 4                    Overgangs- en slotregels

 

Artikel 10                        Overgangsrecht

 

          Overgangsrecht bouwwerken

1.       Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

a.       gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

b.       na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

2.       Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

3.       Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

          Overgangsrecht gebruik

1.       Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

2.       Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

3.       Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

4.       Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.


Artikel 11                        Slotregel

 

                                      Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Meersteeg 6-8 van de gemeente Geldermalsen.