REGELS

Inhoudsopgave

Inhoudsopgave. 1

1       Inleidende regels. 2

Artikel 1: Begrippen. 2

Artikel 2: Wijze van meten. 6

2       Bestemmingsregels. 7

Artikel 3: Agrarisch. 7

3       Algemene regels. 13

Artikel 4: Anti-dubbeltelbepaling. 13

Artikel 5: Algemene afwijkingsregels. 13

4       Overgangs- en slotregels. 14

Artikel 6: Overgangsrecht 14

Artikel 7: Slotregel 15

 


1          Inleidende regels

Artikel 1: Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

 

  1. plan:

het bestemmingsplan Tiendweg 20 Rhenoy van de gemeente Geldermalsen;

 

  1. bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0236.BuiTiendweg20-VG01 met de bijbehorende regels en bijlagen;

 

  1. aan huis gebonden beroep:

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een (bedrijfs)woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend;

 

  1. aan- en uitbouw:

een gebouw, in één bouwlaag en aangebouwd aan de (bedrijfs)woning, welke onderscheiden kan worden van de (bedrijfs)woning en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan de (bedrijfs)woning; functionele ondergeschiktheid is niet vereist;

 

  1. aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

 

  1. aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

 

  1. agrarisch bedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren; onder agrarisch bedrijf is onder meer begrepen het fokken van paarden;

 

  1. agrarische hoofdactiviteit:

activiteit met het oog op agrarische productie, die in meer dan 50% van de bedrijfsopbrengst voorziet;

 

  1. bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

 

  1. bed and breakfast/kamerverhuur voor verblijfsrecreatieve doeleinden:

verhuur van kamers in een gebouw ten behoeve van verblijfsrecreatie, waarbij het gebouw in overwegende mate zijn hoofdfunctie behoudt;

 

  1. bedrijfsgebouwen:

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

 

  1. bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die kennelijk slechts bedoeld is voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van de grond ter plaatse van het gebouw of het terrein, noodzakelijk moet worden geacht;

 

  1. bestaand gebouw:

een gebouw als aanwezig ten tijde van inwerkingtreding van het plan, voor zover niet in strijd met het toen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan, dan wel een gebouw dat in uitvoering is of mag worden opgericht krachtens een vergunning die voor dat tijdstip is aangevraagd;

 

  1. bestaand gebruik:

het gebruik ten tijde van inwerkingtreding van het plan, voor zover niet in strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan;

 

  1. bestaande oppervlakte, goothoogte, bouwhoogte, inhoud, afmetingen:

de oppervlakte, goothoogte, bouwhoogte, inhoud, afmetingen van een bestaand gebouw;

 

  1. bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

 

  1. bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

 

  1. bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

 

  1. bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

 

  1. bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar horende bebouwing is toegelaten;

 

  1. bouwperceelsgrens:

de grens van een bouwperceel;

 


  1. bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

 

  1. bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

 

  1. bijgebouw:

een al dan niet vrijstaand gebouw, behorende bij en qua maatvoering en in functioneel opzicht ondergeschikt aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw;

 

  1. dagrecreatie:

vormen van recreatief gebruik van openbaar toegankelijke voorzieningen ten behoeve van fietsers, wandelaars, ruiters, watersporters en dergelijke;

 

  1. detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

 

  1. gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

 

  1. grondgebonden agrarisch bedrijf:

een agrarisch bedrijf, niet zijnde een intensieve veehouderij, dat overwegend afhankelijk is van de bij het bedrijf behorende gronden als agrarisch productiemiddel;

 

  1. hoofdgebouw:

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;

 

  1. intensieve veehouderij:

een agrarisch bedrijf waarvan de hoofdactiviteit is gericht op niet-grondgebonden fokkerij, mesterij of pluimveehouderij;

 

  1. kampeermiddel:

-          een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan;

-          enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of gedeeltelijk blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

 


  1. kas:

een gebouw, hoger dan 1,5 meter, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend voor het kweken van vruchten, bloemen of planten;

 

  1. kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten:

de in bijlage 1 genoemde bedrijvigheid, dan wel naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;

 

  1. landschappelijke waarden:

de cultuurhistorische en de visuele waarden van het landschap;

 

  1. natuurlijke waarden:

de abiotische en biotische waarden van een gebied. Onderdeel van de natuurlijke waarden vormt steeds een beoordeling van de soortbescherming op basis van de Flora- en faunawet;

 

  1. overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder wanden dan wel met ten hoogste één wand;

 

  1. peil:

-          voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg of aan een bestaande dijk grenst: de hoogte van die weg of de bestaande dijk ter plaatse van de hoofdtoegang;

-          in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;

 

  1. seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan in combinatie met elkaar;

 

  1. silo:

een bouwwerk ten behoeve van opslagdoeleinden;

 

  1. theetuin:

kleinschalige horeca, in de periode april t/m september in de vorm van een terras van maximaal 100 m² waar niet-alcoholische dranken worden geschonken;

 

  1. verblijfsrecreatie:

activiteiten ter ontspanning in de vorm van sport en spel en toerisme en educatie, waarbij overnachting is toegestaan;

 

  1. woning:

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één huishouden;

Artikel 2: Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

 

  1. dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

 

  1. de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

 

  1. de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van de daken en dakkapellen;

 

  1. de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

 

  1. de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

 

  1. lengte, breedte en diepte van een gebouw:

tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van gemeenschappelijke scheidsmuren).

 

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 meter bedraagt.

 

 


2      Bestemmingsregels

Artikel 3: Agrarisch

 

3.1    Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Agrarisch’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

 

  1. uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf;

 

  1. het wonen ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering, ter plaatse van een bouwperceel;

 

  1. het agrarisch grondgebruik;

 

met daaraan ondergeschikt:

 

  1. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden van het open landschap;

 

  1. bestaande leidingen;

 

  1. bestaande wegen en paden;

 

  1. sloten en/of andere watergangen;

 

met de daarbij behorende:

 

  1. bedrijfsgebouwen, waaronder overkappingen;

 

  1. bedrijfswoning, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-gebonden beroep dan wel kleinschalige bedrijfsmatige activiteit;

 

  1. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen;

 

  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3.2   Bouwregels

 

3.2.1. Voor het bouwen van de in lid 3.1. onder h en i genoemde gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

 

a.        er zullen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van agrarische bedrijven worden gebouwd;

 

b.       de gebouwen en overkappingen zullen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd, ter plaatse van een bouwperceel;

 

c.        per gebied, dat ter plaatse is voorzien van een bouwperceel, mogen binnen een bouwvlak uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van het ter plaatse gevestigde agrarisch bedrijf worden gebouwd;

 

d.       het aantal bedrijfswoningen zal ten hoogste één per bouwvlak bedragen;

 

e.        de bedrijfsgebouwen en overkappingen zullen achter (het verlengde van) de achtergevel van de bedrijfswoning worden gebouwd;

 

f.        de hoogte van de gebouwen mag niet meer bedragen dan:

-     overige bedrijfsgebouwen,

met inbegrip van in- of

aangebouwde bedrijfswoningen:    13,00 meter,

-     vrijstaande bedrijfswoningen:         10,00 meter;

 

g.       de gebouwen dienen met een kap te worden afgedekt waarvan de dakhelling niet minder mag bedragen dan:

-     bedrijfsgebouwen:                         10°,

 

h.       de inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer dan 600 m³ bedragen;

 

i.         de onderlinge afstand tussen bedrijfsgebouwen mag niet meer dan 20 meter bedragen;

 

j.         de bouw van kassen is uitsluitend toegestaan daar waar op de gronden op de plankaart met de aanduiding ‘gl’ zijn aangegeven;

 

k.       daar waar de gronden op de plankaart niet met de aanduiding ‘iv’ zijn aangegeven, bedraagt de oppervlakte van gebouwen ten behoeve van intensieve veehouderij per agrarisch bedrijf niet meer dan 250 m², met dien verstande, dat, wanneer het bestaande intensieve veehouderijactiviteiten betreft, de oppervlakte niet meer bedraagt dan 500 m².

 


3.2.2. Voor het bouwen van de in lid 3.1. onder j genoemde aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

 

a.        de aan- en uitbouwen, de bijgebouwen en de overkappingen dienen tenminste 1,00 meter achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning of het verlengde daarvan te worden gebouwd, tenzij de bestaande afstand minder bedraagt of een bestaande aan- of uitbouw, een bestaand bijgebouw of een bestaande overkapping vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) is gebouwd, in welk geval de bestaande situering geldt;

 

b.       de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen per bedrijfswoning mag ten hoogste 75 m² bedragen;

 

c.        de goothoogte van een aan- of uitbouw, een bijgebouw of een overkapping mag ten hoogste 3,00 meter bedragen;

 

d.       de bouwhoogte van een aan- of uitbouw, een bijgebouw of een overkapping mag niet meer bedragen dan 6,00 meter.

 

 

3.2.3. Voor het bouwen van de in lid 3.1. onder k genoemde overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

 

a.        de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zullen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;

 

b.       de hoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 meter bedragen met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning(en) en/of bedrijfsgebouwen binnen de bouwvlakken ten hoogste 2,00 meter zal bedragen;

 

c.        de bouwhoogte van palen en masten zal ten hoogste 6,00 meter bedragen;

 

d.       de bouwhoogte van silo’s zal ten hoogste 15,00 meter bedragen;

 

e.        de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 2,00 meter bedragen;

 

f.        de bouwhoogte van terreinafscheidingen zal, buiten het bouwvlak, ten hoogste 1,00 meter bedragen;

 

g.       de bouwhoogte van sleufsilo’s zal, buiten het bouwvlak, ten hoogste 2,00 meter bedragen.

 

 

3.3   Specifieke nadere eisen

 

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van bouwwerken ten behoeve van een goede aansluiting bij het landschappelijk karakteristiek en/of de landschappelijke hoofdstructuur, de bebouwingsstructuur, de woonsituatie en de natuurwaarden.

 

 

3.4   Afwijken van de bouwregels

 

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van: 

 

a.        het bepaalde in artikel 3 lid 3.2.1. sublid b voor de bouw van schuilstallen en veestallen ten behoeve van een agrarisch bedrijf buiten het bedoelde bouwperceel, tot een inhoud van 100 m³ en een bouwhoogte van 3 meter;

 

b.       het bepaalde in artikel 3 lid 3.2.1. sublid d voor de bouw van een tweede dienstwoning bij een agrarisch bedrijf ingeval reeds een bestaande bedrijfswoning aanwezig is, mits gebouwd wordt binnen het onder artikel 3 lid 3.2.1. sublid d bedoelde bouwperceel. Afwijkingen kunnen uitsluitend worden verleend voor zover:

-     sprake is van een duurzaam volwaardig tweemansbedrijf, waaraan twee arbeidskrachten in hoofdberoep zijn verbonden;

-     wordt aangetoond dat de woningen uit het oogpunt van functioneren van het agrarisch bedrijf in verband met de permanente aanwezigheid van ten minste 2 personen in de directe nabijheid noodzakelijk zijn;

-     het advies is ingewonnen van een ter zake deskundige organisatie;

 

c.        het bepaalde in artikel 3 lid 3.2.1. sublid j voor 500 m² kassen ter ondersteuning van de grondgebonden agrarische hoofdactiviteit;

 

d.       het bepaalde in artikel 3 lid 3.2.1. sublid h voor vergroting van de inhoud met ten hoogste 200 m³, uitsluitend ingeval sprake is van inwoning van een rustende voormalige boer;

 

e.        afwijkingen als bedoeld onder a tot en met d worden niet verleend indien ten aanzien van de betreffende bebouwing sprake is van onevenredige aantasting van:

-     de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

-     het bebouwings- en landschapsbeeld;

-     de verkeersveiligheid.

In de afweging dienen in ieder geval de agrarische, landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, verkeerstechnische en milieuhygiënische belangen betrokken te worden.

 

 

3.5   Specifieke gebruiksregels

 

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

 

a.        het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;

 

b.       het gebruik van gronden ten behoeve van het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen voor dag- en/of verblijfsrecreatieve doeleinden;

 

c.        het gebruik van (een gedeelte van) woningen voor detailhandel.

 

 


3.6   Afwijken van de gebruiksregels

 

a.        Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde onder 3.4 indien strikte toepassing van deze regel leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

 

b.       Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde onder 3.4 voor het toestaan van bedrijvigheid als vorm van een nevenactiviteit bij agrarische bedrijven met inachtneming van de bij deze regels behorende bijlage 1 ‘Lijst met toegestane nevenactiviteiten bij agrarische bedrijven’, met dien verstande, dat de oppervlakte van de gebouwen, in gebruik als nevenactiviteit, niet meer mag bedragen dan 25% van de oppervlakte van de aanwezige gebouwen tot een maximum van 350 m², met dien verstande, dat voor horeca een maximum vloeroppervlakte geldt van 250 m². Als toetsingscriterium geldt dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen en natuur- en landschapswaarden van de naburige percelen en gronden.

 

 

3.7   Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden

 

3.7.1. Het is verboden zonder, of in afwijking van, een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

 

a.        het opruimen/verwijderen van wegen en paden;

 

b.       het aanleggen van voet-, fiets-, ruiter- en andere paden en dagrecreatieve voorzieningen zoals picknickplaatsen, parkeervoorzieningen en de inrichting van visoevers;

 

c.        het incidenteel aanpassen van het beloop en/of het dwarsprofiel van bestaande wegen;

 

d.       het aanleggen of verwijderen van ondergrondse leidingen;

 

e.        het zoeken naar delfstoffen in de vorm van seismisch onderzoek of exploratieonderzoek.

 

 

3.7.2. De onder 3.7.1. bedoelde omgevingsvergunning is niet vereist indien het werken en/of werkzaamheden betreft, die:

 

a.        het normale onderhoud tot doel hebben, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen en de aanleg van nieuwe en de vervanging van bestaande kabels en leidingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;

 

b.       gelet op de onder 3.1 genoemde doeleinden, voor deze gronden van ondergeschikte betekenis zijn;

 

c.        reeds uitgevoerd of in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.

 

3.7.3. De onder 3.7.1. bedoelde omgevingsvergunning wordt niet verleend indien ten aanzien van het werk of de werkzaamheid sprake is van onevenredige afbreuk aan de waarden en/of functies welke het plan beoogt te beschermen, dan wel hieraan door het stellen van voorwaarden niet voldoende tegemoet kan worden gekomen.

 

 

 

 


3      Algemene regels

Artikel 4: Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

Artikel 5: Algemene afwijkingsregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de in de regels opgenomen maten, afmetingen en percentages, met uitzondering van de oppervlakte- en inhoudsmaten, tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages.

 

 


4      Overgangs- en slotregels

Artikel 6: Overgangsrecht

 

6.1    Overgangsrecht bouwwerken

 

a.        Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

1.     gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

2.     na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of

veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

 

b.       Sublid a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

 

6.2   Overgangsrecht gebruik

 

a.        Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

 

b.       Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sublid a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

 

c.        Indien het gebruik, als bedoeld in sublid a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

 

d.       Sublid a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.


Artikel 7: Slotregel

Deze regels kunnen worden aangehaald als:

 

Regels behorende bij het

Bestemmingsplan Tiendweg 20 Rhenoy

van de gemeente Geldermalsen.

 

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering d.d. 1 maart 2011

 

 

 

 

De voorzitter,                                                                                   De griffier,

 

 

 

 

…………………………                                            …………………………