direct naar inhoud van REGELS
Plan: Poelweg 45 Vaassen
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.232.BG086Poelweg45-OBP1

REGELS

behorende bij het bestemmingsplan Poelweg 45 Vaassen

Hoofdstuk 1 INLEIDENDE REGELS

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

Het bestemmingsplan Poelweg 45 Vaassen met identificatienummer NL.IMRO.0232.BG086Poelweg45-OBP1 van de gemeente Epe.

1.2 bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aan- of uitbouw

Een aan een hoofdgebouw toegevoegd visueel ondergeschikt bouwdeel, waarin woonfuncties zijn toegestaan.

1.4 aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 aanduidingsvlak

Een vlak, door aanduidingsgrenzen van andere vlakken gescheiden.

1.7 aan-huis-verbonden beroep

een dienstverlenend beroep en/of ambachtelijk beroep, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfurnctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.8 achtererfgebied

Erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 meter achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen. Indien op een perceel meer gebouwen aanwezig zijn die noodzakelijk zijn voor de verwezenlijking van de bestemming of indien het hoofdgebouw geen woning is, maar op het perceel wel een of meer op de grond staande woningen aanwezig zijn, wordt het achtererfgebied bepaald door het hoofdgebouw, de woning of een van de andere hiervoor bedoelde gebouwen, waarvan de voorkant het dichtst is gelegen bij openbaar toegankelijk gebied.

1.9 AHN2-maaiveld

De maaiveldhoogte die is vastgelegd in het Actueel Hoogtebestand Nederland 2.

1.10 ander werk

Een werk, geen bouwwerk zijnde.

1.11 antennedrager

Een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.

1.12 antenne-installatie

Een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.13 bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.14 bestaand
  • bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan legaal aanwezig of in uitvoering is dan wel gebouwd kan worden krachtens een vergunning;
  • bij gebruik: het legale gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan.
1.15 bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.16 bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.17 bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.18 bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.19 bouwlaag

Een doorlopend gedeelte van een gebouw, begrensd door op gelijke of bij benadering gelijke bouwhoogte liggende vloeren of balklagen.

1.20 bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.21 bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.22 bruto vloeroppervlakte

De gezamenlijke vloeroppervlakte ten dienste van kantoren, winkels, horeca of andere bedrijven, met inbegrip van de daarbij behorende magazijnruimte en overige dienstruimten.

1.23 bijgebouw

Een niet voor bewoning bestemd gebouw, dat ten dienste staat van en in bouwmassa ondergeschikt is aan de woning, waaronder in ieder geval begrepen een huishoudelijke bergruimte, garage of hobbyruimte.

1.24 detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop of te huur aanbieden, hieronder begrepen de uitstalling ten verkoop of verhuur, het verkopen, verhuren en/of leveren van goederen en diensten aan degenen die deze goederen en diensten kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.25 dienstverlening

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen.

1.26 gebouw

Elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.27 geurgevoelig object

Een gebouw dat is bestemd voor en dat blijkens aard, indeling en inrichting geschikt is voor wonen of menselijk verblijf en dat daarvoor permanent of op een daarmee vergelijkbare wijze wordt gebruikt.

1.28 hoofdgebouw

Een gebouw dat op een kavel door zijn ligging, constructie, afmetingen of functie als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.29 kampeermiddel

Een tent, tentwagen, kampeerauto of caravan dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen recreatiewoning, trekkershut of stacaravan zijnde; een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor verblijfsrecreatie.

1.30 kantoor

Een (deel van een) gebouw dat door aard, indeling en inrichting kennelijk is bedoeld voor het verrichten van werkzaamheden van hoofdzakelijk administratieve aard.

1.31 kas

Een gebouw, bestaande uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van gewassen.

1.32 kavel

De bij een bestaand of te realiseren gebouw behorende gronden, samenvallend met de eigendomsgrens of met de grens van het gehuurde.

1.33 lawaaisporten

De autosport, de motorsport, de (model-)vliegsport, karting en soortgelijk geluidproducerende sporten.

1.34 manege

Een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het op eigen terrein binnen of buiten een gebouw gelegenheid geven tot het beoefenen van de paardensport en als ondergeschikte activiteit al dan niet mogelijkheden biedt voor het verblijf en de verzorging van paarden al dan niet gecombineerd met het fokken, africhten en verkopen van paarden.

1.35 nevenactiviteit

Een activiteit die uitsluitend naast een feitelijk aanwezige hoofdfunctie en uitsluitend door de bewoner en/of ondernemer van die hoofdfunctie uitgeoefend kan worden en wat betreft vloeroppervlakte ondergeschikt is aan die hoofdfunctie.

1.36 nutsvoorziening

Een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en electriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten.

1.37 openbaar toegankelijk gebied

Weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar vaarwater en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer.

1.38 overkapping

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand.

1.39 peil

Het peil gemeten vanaf het aan het bouwwerk aansluitende afgewerkte bouwterrein, met dien verstande dat in geaccidenteerd terrein wordt gemeten vanaf de aansluitende, afgewerkte gemiddelde maaiveldhoogte.

1.40 permanente bewoning

Gebruik als woonadres als bedoeld in de Wet basisregistratie personen, waaronder wordt verstaan:

  • a. het gebruik als woning door een zelfde persoon, (deel van) een gezin of samenwoning op een wijze die ingevolge het in de Wet basisregistratie personen bepaalde leidt tot inschrijving in de basisregistratie personen van de gemeente, en/of
  • b. het in de periode van 1 november tot 15 maart meer dan 70 maal ter plaatse nachtverblijf houden, terwijl betrokkene niet elders daadwerkelijk over een woonadres beschikt.
1.41 prostitutie

Het tegen betaling hebben van seksuele omgang met anderen.

1.42 publieksgerichte dienstverlening

Een bedrijfsmatige activiteit uitsluitend of overwegend gericht op het verlenen van diensten aan particulieren met een rechtstreeks contact met het publiek, niet zijnde detailhandel, horeca of seksinrichting.

1.43 recreatief medegebruik

Extensieve vormen van dagrecreatie, inclusief naar de aard en omvang daartoe behorende voorzieningen, waarbij de recreatievorm geen specifiek beslag legt op de ruimte.

1.44 recreatieverblijf

Een op de grond staand bouwwerk ten behoeve van recreatief nachtverblijf, niet zijnde permanente bewoning, en dat gedurende het hele jaar gebruikt wordt voor recreatieve doeleinden door wisselende personen.

1.45 recreatiewoning

Een gebouw of gedeelte van een gebouw, geen woonkeet en geen stacaravan of een ander bouwwerk op wielen zijnde, dat uitsluitend één woning bevat, niet voor permanente bewoning bestemd is en dat gedurende het hele jaar gebruikt wordt voor verblijfsrecreatie.

1.46 risicovolle inrichting

Een inrichting waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, een richtwaarde voor het risico dan wel een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten als bedoeld in genoemd Besluit en/of een inrichting waarbinnen een risicobron aanwezig is met een contour voor het plaatsgebonden risico van 10-6 per jaar berekend conform de uitgangspunten zoals vastgelegd in de Regeling externe veiligheid inrichtingen.

1.47 seksinrichting

Een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, bestemd voor het bedrijfsmatig doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van erotische aard en/of pornografische aard dan wel een gelegenheid waar seksuele handelingen worden verricht; onder seksinrichting wordt mede begrepen:

  • a. seksbioscoop
    Een inrichting, bestemd voor het door middel van audiovisuele middelen doen plaatsvinden van voorstellingen van erotische en/of pornografische aard.
  • b. seksclub
    Een inrichting, bestemd voor het doen plaatsvinden van vertoningen van erotische en/of pornografische aard dan wel een gelegenheid waar seksuele handelingen worden verricht.
  • c. seksautomaat
    Een inrichting, bestemd voor het door middel van automaten doen plaatsvinden van audiovisuele voorstellingen van erotische en/of pornografische aard.
  • d. sekswinkel
    Een ruimte, bestemd voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van seksartikelen, waaronder begrepen pornografische lectuur en gegevensdragers, aan de uiteindelijke verbruiker of gebruiker.
  • e. prostitutiebedrijf
    Een ruimte, bestemd dan wel in gebruik voor het daarin uitoefenen van prostitutie.
1.48 trekkershut

Een gebouw, geen woonkeet en geen stacaravan of een ander bouwwerk op wielen zijnde, dat niet voor permanente bewoning bestemd is en dat gedurende het hele jaar gebruikt wordt voor verblijfsrecreatie.

1.49 stacaravan

Onderkomens, onder welke benaming ook aangeduid, die uitsluitend of in hoofdzaak dienen of kunnen dienen tot het dag- en/of nachtverblijf van een of meer personen, die gedurende het hele jaar gebruikt worden voor recreatieve doeleinden door wisselende personen, en die door de aanwezigheid van een chassis, assenstelsel en wielen wel over een korte afstand kunnen worden verreden, doch niet bestemd en/of geschikt zijn om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen als een aanhangsel van een personenauto te worden voortbewogen. Ook indien deze onderkomens wegens daaraan of daarbij aangebrachte wijzigingen of voorzieningen niet of niet meer geschikt zijn om te worden verreden, worden zij aangemerkt als stacaravan.

1.50 tunnelkas

Elke constructie, geen gebouw zijnde, van hout, metaal of anderszins die met plastic of in gebruik daarmee overeenstemmend materiaal is afgedekt en dient als teeltondersteuning voor bedekte teelten.

1.51 verblijfsgebied

Gebied bedoeld voor verblijf, waartoe in ieder geval (ontsluitings)wegen, fiets- en voetpaden, water, parkeer-, groen- en speelvoorzieningen en hondenuitlaatplaatsen worden gerekend.

1.52 verblijfsrecreatie

Recreatief verblijf, waarbij overnacht wordt in kampeermiddelen, trekkershutten, recreatiewoningen, groepsaccommodaties en/of stacaravans.

1.53 verkoopvloeroppervlakte

Het voor publiek toegankelijke deel van de winkelvloeroppervlakte, inclusief etalageruimte en de ruimte achter de toonbank dan wel kassaruimte.

1.54 voorerfgebied

Erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied.

1.55 waarde

De aan een bouwwerk, gebied of specifiek element in een gebied toegekende kenmerkende waarde op het gebied van cultuurhistorie, archeologie, geografie, aardkunde, natuur, landschap en/of ecologie.

1.56 windturbine

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, ten behoeve van de opwekking van energie door benutting van windkracht.

1.57 winkel

Een (deel van een) gebouw dat blijkens aard, indeling en inrichting kennelijk is bedoeld voor de uitoefening van detailhandel en/of het verlenen van diensten, waaronder mede worden begrepen videotheken, kapsalons en buffetverkoop. Tot de winkel worden de voor publiek toegankelijke ruimte alsmede de bijbehorende magazijnruimte, kantoren en overige dienstruimten begrepen.

1.58 woning

Een gebouw of een zelfstandig gedeelte van een gebouw dat bedoeld is voor de huisvesting van personen.

1.59 woonadres
  • a. Het adres waar betrokkene woont of, indien betrokkene op meer dan één adres woont, het adres waar hij naar verwachting gedurende een half jaar de meeste malen zal overnachten;
  • b. het adres waar, bij ontbreken van een adres als bedoeld onder a, betrokkene naar redelijke verwachting gedurende drie maanden ten minste twee derde van de tijd zal overnachten.
1.60 wooneenheid

Een zelfstandig gedeelte van een gebouw dat bedoeld is voor de huisvesting van personen.

1.61 woonwagen

Een voor huisvesting van personen bestemd gebouw dat is geplaatst op een woonwagenstandplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.

1.62 woonwagenstandplaats

Terrein bestemd voor woonwagens en bijbehorende voorzieningen.

1.63 zakelijke dienstverlening

Kantoor met baliefunctie ten behoeve van publieksgerichte commerciële en/of maatschappelijke dienstverlening.

1.64 zonnecollector

Een bouwwerk ten behoeve van de opvang van zonne-energie.

1.65 zorgwonen

Het wonen in een gebouw of zelfstandig gedeelte van een gebouw dat bedoeld is voor de huisvesting van personen die niet zelfstandig kunnen wonen en die geestelijke en/of lichamelijke verzorging behoeven; verzorging kan voortdurend of nagenoeg voortdurend plaatsvinden en in het gebouw kan afzonderlijke ruimte ten behoeve van de verzorging aanwezig zijn.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.2 de goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 de oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.4 het bebouwingspercentage

De in procenten uitgedrukte verhouding van de oppervlakte van de bebouwing in een bouwvlak dan wel aanduidingsvlak tot de oppervlakte van dat bouwvlak dan wel aanduidingsvlak, per kavel gemeten.

Ingeval geen bouwvlak dan wel aanduidingsvlak is aangegeven wordt onder bebouwingspercentage verstaan de in procenten uitgedrukte verhouding van de oppervlakte van de bebouwing in een bestemmingsvlak tot de oppervlakte van het bestemmingsvlak, per kavel gemeten.

2.5 de vloeroppervlakte

Tussen de (denkbeeldige) buitenwerkse gevelvlakken en/of harten van scheidsmuren, met dien verstande dat vloeroppervlakte waarboven minder dan 1,50 meter bouwhoogte aanwezig is hierbij buiten beschouwing wordt gelaten.

2.6 de inhoud van een bouwwerk

Boven peil tussen de buitenwerkse gevelvlakken, dakvlakken en harten van scheidsmuren.

2.7 de bodemingreep

De oppervlakte van de bodem die daadwerkelijk is afgegraven dan wel wordt afgegraven bij de uitvoering van een verleende omgevingsvergunning.

2.8 de dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.9 de bouwhoogte van een windturbine

Vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

Hoofdstuk 2 BESTEMMINGSREGELS

Artikel 3 Wonen - 1

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, met dien verstande dat per bouwvlak ten hoogste 1 woning is toegestaan;
  • b. praktijk- of studioruimte ten behoeve van de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep;
  • c. tuin en/of erf;
  • d. niet-overdekt zwembad.
3.2 Bouwregels

Op de voor Wonen bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming.

3.2.1 bouwen woningen

Voor het bouwen van woningen geldt dat:

  • a. woningen binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. woningen vrijstaand worden gebouwd;
  • c. de inhoud niet meer dan 750 m3 mag bedragen, dan wel de bestaande inhoud zoals die bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, indien deze meer bedraagt;
  • d. de goothoogte niet meer dan 3,5 m mag bedragen, dan wel de bestaande goothoogte zoals die bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, indien deze meer bedraagt;
  • e. de bouwhoogte niet meer dan 10 m mag bedragen, dan wel de bestaande bouwhoogte zoals die bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan indien deze meer bedraagt;
  • f. de breedte niet minder dan 5 m mag bedragen;
  • g. de dakhelling niet minder dan 30° en niet meer dan 60° mag bedragen;.
3.2.2 bouwen bijgebouwen

Voor het bouwen van bijgebouwen geldt dat:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen mag niet meer dan 200 m² per woning bedragen, mits het bestemmingsvlak, eventueel in in combinatie met de daaraan grenzende en daarmee één eigendomseenheid vormende gronden, een (gezamenlijke) oppervlakte heeft van ten minste 5.000 m², en de belangen van gebruikers dan wel eigenaren van aangrenzende gronden en/of (agrarische) bedrijven niet onevenredig worden geschaad;
  • b. de goot- en bouwhoogte niet meer dan respectievelijk 3,5 m en 5 m mogen bedragen;
  • c. bijgebouwen uitsluitend achter de voorgevel van de woning mogen worden gebouwd;
  • d. de afstand van bijgebouwen tot de woning niet meer dan 30 m mag bedragen.
3.2.3 bouwen bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde vóór de voorgevel van de woning en het verlengde daarvan niet meer dan 1 m mag bedragen;
  • b. de bouwhoogte en de oppervlakte van overkappingen niet meer dan respectievelijk 3 m en 20 m2 mag bedragen;
  • c. de oppervlakte van een niet-overdekt zwembad mag niet meer dan 75 m2 bedragen;
  • d. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 5 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer dan 8 m bedragen;
  • f. de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet meer dan 2,5 m mag bedragen.
3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de externe veiligheid;
  • g. de brandveiligheid.
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.4.1 Afwijkingsbevoegdheid

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. 3.2.1 onder g., ten behoeve van het bouwen van aanbouwen aan de woning zonder dakhelling, mits er sprake is van een aanvaardbaar straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. 3.2.2, onder c., ten behoeve van het bouwen achter de naar de weg(-en) gekeerde gevel(-s) van de woning.
  • c. 3.2.3, onder a., ten behoeve van het bouwen van een toegangshek met een hoogte van maximaal 2 meter en een breedte van maximaal 7 meter.
3.5 Specifieke gebruiksregels
3.5.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen het gebruik:

  • 1. van vrijstaande bijgebouwen en gastenverblijven voor bewoning;
  • 2. van bijgebouwen voor recreatieve bewoning;
  • 3. van gronden voor de opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voertuigen, schroot, afbraak- en bouwmaterialen, vuil en afvalstoffen, behoudens deze opslag geschiedt in het kader van het normale gebruik;
  • 4. Een aan huis verbonden beroep is toegestaan, met dien verstande dat:
  • a. ten hoogste 40% van de gezamenlijke oppervlakte van de woning met de daarbij behorende bijgebouwen mag worden gebruikt ten behoeve van het aan huis verbonden beroep, met dien verstande dat deze gezamenlijke oppervlakte nimmer meer bedraagt dan 75 m2;
  • b. de uitstraling als woning in tact blijft;
  • c. het gebruik geen nadelige gevolgen heeft voor het woon- en leefmilieu;
  • d. het gebruik geen nadelige gevolgen heeft op de normale ontwikkeling van het verkeer;
  • e. parkeren op eigen terrein plaatsvindt;
  • f. geen detailhandel is toegestaan.
3.6 Afwijken van de gebruiksregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. 3.1, onder a., ten behoeve van de huisvesting van twee huishoudens in één woning, met dien verstande dat:
  • 1. het aantal woningen niet wordt vergroot
  • 2. de uiterlijke verschijningsvorm gehandhaafd blijft
  • 3. per huishouden 75 m² aan bijgebouwen is toegestaan.

Artikel 4 Wonen - 2

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, met dien verstande dat per bouwvlak ten hoogste 1 woning is toegestaan;
  • b. praktijk- of studioruimte ten behoeve van de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep;
  • c. tuin en/of erf;
  • d. niet-overdekt zwembad.
4.2 Bouwregels

Op de voor Wonen bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming.

4.2.1 bouwen woningen

Voor het bouwen van woningen geldt dat:

  • a. woningen binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. woningen vrijstaand worden gebouwd;
  • c. de inhoud niet meer dan 750 m3 mag bedragen;
  • d. de goothoogte niet meer dan 3,5 m mag bedragen;
  • e. de bouwhoogte niet meer dan 10 m mag bedragen;
  • f. de breedte niet minder dan 5 m mag bedragen;
  • g. de dakhelling niet minder dan 30° en niet meer dan 60° mag bedragen;.
4.2.2 bouwen bijgebouwen

Voor het bouwen van bijgebouwen geldt dat:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen niet meer dan 75 m2 per woning mag bedragen;
  • b. de goot- en bouwhoogte niet meer dan respectievelijk 3,5 m en 5 m mogen bedragen;
  • c. bijgebouwen uitsluitend achter de voorgevel van de woning mogen worden gebouwd;
  • d. de afstand van bijgebouwen tot de woning niet meer dan 30 m mag bedragen.
4.2.3 bouwen bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde vóór de voorgevel van de woning en het verlengde daarvan niet meer dan 1 m mag bedragen;
  • b. de bouwhoogte en de oppervlakte van overkappingen niet meer dan respectievelijk 3 m en 20 m2 mag bedragen;
  • c. de oppervlakte van een niet-overdekt zwembad mag niet meer dan 75 m2 bedragen;
  • d. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 5 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer dan 8 m bedragen;
  • f. de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet meer dan 2,5 m mag bedragen.
4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de externe veiligheid;
  • g. de brandveiligheid.
4.4 Afwijken van de bouwregels
4.4.1 Afwijkingsbevoegdheid

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. 4.2.2 onder a., met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte niet meer dan 200 m² per woning mag bedragen, mits het bestemmingsvlak, eventueel in in combinatie met de daaraan grenzende en daarmee één eigendomseenheid vormende gronden, een (gezamenlijke) oppervlakte heeft van ten minste 5.000 m², en de belangen van gebruikers dan wel eigenaren van aangrenzende gronden en/of (agrarische) bedrijven niet onevenredig worden geschaad;
  • b. 4.2.1 onder f., ten behoeve van het bouwen van aanbouwen aan de woning zonder dakhelling, mits er sprake is van een aanvaardbaar straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. 4.2.2, onder e., ten behoeve van het bouwen achter de naar de weg(-en) gekeerde gevel(-s) van de woning.
4.5 Specifieke gebruiksregels
4.5.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen het gebruik:

  • 1. van vrijstaande bijgebouwen en gastenverblijven voor bewoning;
  • 2. van bijgebouwen voor recreatieve bewoning;
  • 3. van gronden voor de opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voertuigen, schroot, afbraak- en bouwmaterialen, vuil en afvalstoffen, behoudens deze opslag geschiedt in het kader van het normale gebruik;
  • 4. Een aan huis verbonden beroep is toegestaan, met dien verstande dat:
  • a. ten hoogste 40% van de gezamenlijke oppervlakte van de woning met de daarbij behorende bijgebouwen mag worden gebruikt ten behoeve van het aan huis verbonden beroep, met dien verstande dat deze gezamenlijke oppervlakte nimmer meer bedraagt dan 50 m2;
  • b. de uitstraling als woning in tact blijft;
  • c. het gebruik geen nadelige gevolgen heeft voor het woon- en leefmilieu;
  • d. het gebruik geen nadelige gevolgen heeft op de normale ontwikkeling van het verkeer;
  • e. parkeren op eigen terrein plaatsvindt;
  • f. geen detailhandel is toegestaan.
4.6 Afwijken van de gebruiksregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. 4.1, onder a., ten behoeve van de huisvesting van twee huishoudens in één woning, met dien verstande dat:
  • 1. het aantal woningen niet wordt vergroot
  • 2. de uiterlijke verschijningsvorm gehandhaafd blijft
  • 3. per huishouden 75 m² aan bijgebouwen is toegestaan.

Hoofdstuk 3 ALGEMENE REGELS

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene bouwregels

6.1 Ondergronds bouwen
  • a. Binnen het plangebied mag onder gebouwen, met uitzondering van bouwwerken voor recreatief verblijf, ondergronds worden gebouwd;
  • b. de diepte van de ondergrondse bebouwing mag niet meer bedragen dan 3,5 meter onder peil.

Artikel 7 Algemene gebruiksregels

7.1 Bed and Breakfast

Bed and Breakfast is toegestaan binnen woningen, mits:

  • a. bed and breakfast ondergeschikt is aan de woonfunctie;
  • b. het aantal slaapplaatsen niet meer bedraagt dan 4.
7.2 Strijdig gebruik bebouwde grond

Onder gebruik in strijd met het plan wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het gebruik of laten gebruiken van gebouwen ten behoeve van een seksinrichting;
  • b. het gebruiken of laten gebruiken van een gedeelte van een woning dan wel aan- of bijgebouwen als zelfstandige woning.

Artikel 8 overige zone - voorwaardelijke verplichting 1

Op de gronden met de bestemming 'Wonen - 1' en de nadere aanduiding 'overige zone - voorwaardelijke verplichting 1:

  • a. moet voorafgaand aan het slopen van de voormalige agrarische bebouwing, als bedoeld in bijlage 1 van de BIJLAGEN BIJ DE REGELS, de asbestverontreiniging in het plangebied zijn gesaneerd;
  • b. mag alleen een bouwwerk worden gebouwd nadat de voormalige agrarische bebouwing, als bedoeld in bijlage 1 van de BIJLAGEN BIJ DE REGELS, is verwijderd;
  • c. moeten binnen drie jaar na het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan de gronden met de bestemming Wonen - 1' en de nadere aanduiding 'overige zone - voorwaardelijke verplichting 1' zijn ingericht en in stand gehouden worden overeenkomstig het in bijlage 2 van de BIJLAGEN BIJ DE REGELS bedoelde inrichtingsplan.

Artikel 9 overige zone - voorwaardelijke verplichting 2

Op de gronden met de bestemming 'Wonen - 2' en de nadere aanduiding 'overige zone - voorwaardelijke verplichting 2':

  • a. mag alleen een bouwwerk worden gebouwd, nadat de voormalige agrarische bebouwing op het perceel Poelweg 45, als bedoeld in bijlage 1 van de BIJLAGEN BIJ DE REGELS, is verwijderd;
  • b. mag alleen een bouwwerk worden gebouwd nadat een inrichtingsplan is ingediend en is goedgekeurd door burgemeester en wethouders;
  • c. moeten binnen drie jaar na het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan de gronden met de bestemming 'Wonen - 2' en de nadere aanduiding 'overige zone - voorwaardelijke verplichting 2' zijn ingericht en in stand gehouden worden overeenkomstig het in artikel 9, onder b. bedoelde inrichtingsplan.

Artikel 10 Algemene afwijkingsregels

10.1 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan:

  • a. indien en voor zover het afwijken ten aanzien van bouwgrenzen, aanduidingsgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak noodzakelijk is, indien dit uit het oogpunt van doelmatig gebruik van de grond en bebouwing gewenst is, mits die afwijking ten opzichte van hetgeen is aangegeven niet meer dan 10 meter bedraagt;
  • b. ten aanzien van de voorgeschreven goothoogte en bouwhoogte van gebouwen, aanduidingsgrenzen, bouwhoogte van bouwwerken, oppervlakte van bebouwing, onderlinge afstand tussen gebouwen, dieptes, afstand tot perceelsgrenzen en overige aanwijzingen, maten en afstanden, eventueel met overschrijding van de bouwgrens, mits deze afwijkingen niet meer bedragen dan 10% van de in het plan voorgeschreven maten, afstanden, oppervlakten en percentages;
  • c. voor het bouwen van zonnecollectoren.
10.2 Bouwwerken onder het overgangsrecht

Het in lid 10.1 onder e bepaalde is niet van toepassing op bouwwerken als bedoeld in artikel 14 van deze regels (Overgangsrecht bouwwerken).

Artikel 11 Algemene wijzigingsregels

11.1 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen:

  • a. indien en voor zover het noodzakelijk is af te wijken van bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen, aanduidingsgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak, ofwel ter aanpassing aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, dan wel indien dit uit het oogpunt van doelmatig gebruik van de grond en bebouwing gewenst is en er geen dringende redenen zijn die zich hiertegen verzetten en mits die afwijking ten opzichte van hetgeen op de kaart is aangegeven, niet meer dan 15 meter bedraagt;
  • b. indien en voor zover uit het oogpunt van doelmatig gebruik het noodzakelijk is af te wijken van de voorgeschreven goothoogte en bouwhoogte van gebouwen, aanduidingsgrenzen, bouwhoogte van bouwwerken, oppervlakte van bebouwing, onderlinge afstand tussen gebouwen, afstand tot perceelsgrenzen en overige aanwijzingen, maten en afstanden, eventueel met overschrijding van de bouwgrens, mits deze afwijkingen meer bedragen dan 10%, doch minder dan 15% van de in het plan voorgeschreven maten, afstanden, oppervlakten en percentages.
11.2 Voorwaarden voor wijziging
  • a. Toepassing van wijzigingsbevoegdheden mag alleen plaatsvinden voor zover:
    de met het plan beoogde stedenbouwkundige en landschappelijke kwaliteit niet onevenredig worden aangetast;
  • b. de in het gebied voorkomende waarden niet onevenredig worden aangetast;
  • c. wordt voorzien in een kwalitatief zorgvuldige inpassing in het landschap, indien nodig geacht met behulp van het aanbrengen van beplanting;
  • d. er geen onevenredige hinder voor de omgeving ontstaat;
  • e. er geen onevenredige nadelige invloed ontstaat op de normale afwikkeling van het verkeer en in de parkeerbehoefte wordt voorzien;
  • f. er, indien de wijziging nieuwvestiging van een geluidgevoelig object betreft, geen voorkeursgrenswaarde krachtens de Wet geluidhinder of maximaal toelaatbare geluidsbelasting krachtens het Besluit geluidsbelasting kleine luchtvaart wordt overschreden;
  • g. is vastgesteld dat de bodemkwaliteit geen belemmering vormt.

Artikel 12 Algemene procedureregels

Een beslissing omtrent het stellen van nadere eisen wordt niet genomen dan nadat belanghebbenden schriftelijk in kennis zijn gesteld van het voornemen tot het stellen van nadere eisen en in de gelegenheid zijn gesteld zienswijzen tegen die voorgenomen nadere eisen bij burgemeester en wethouders in te dienen.

Artikel 13 Verwijzing naar andere wettelijke regelingen

Bij een verwijzing naar andere wettelijke regelingen is bedoeld de desbetreffende wet zoals die luidt op het tijdstip van terinzageleggen van het ontwerp van dit plan.

Hoofdstuk 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS

Artikel 14 Overgangsrecht bouwwerken

14.1 Overgangsrecht

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
14.2 Afwijken

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met ten hoogste 10%.

14.3 Overgangsrecht niet van toepassing

Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

Artikel 15 Overgangsrecht gebruik

15.1 Overgangsrecht

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

15.2 Ander strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

15.3 Onderbreken gebruik onder overgangsrecht

Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

15.4 Overgangsrecht niet van toepassing

Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.