Inhoud
 
Gemeente:
Ede
PlanNaam:
Omgeving Nieuweweg 58 te Ederveen
Status:
Ontwerp
Datum:
14-02-2012

Regels

 

 

Bestemmingsplan Agrarisch Buitengebied

Omgeving Nieuweweg 58 te Ederveen

 

 
 

HOOFDSTUK 1 Inleidende regels

 

Artikel 1 Begrippen

 

1.1 plan

het Omgeving Nieuweweg 58 te Ederveen van de gemeente Ede

 

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0228.BPW2012AGBG0002-0201 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen)

 

1.3 aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit

een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten in hoofdzaak niet publieksaantrekkend zijn en die op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijk uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie

 

1.4 aanbouw

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw

 

1.5 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden

1.6 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft

 

1.7 achtergevel

de van de weg afgekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één van de weg afgekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt

 

1.8 agrarisch bedrijf

een bedrijf dat is gericht op het houden en/of fokken van dieren en het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen, met uitzondering van houtteelt

 

1.9 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde

 

1.10 begane grond

bouwlaag, waarvan de vloer op gelijke of bij benadering gelijke hoogte ligt als het aangrenzende maaiveld ter plaatse van de bouw

 

1.11 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak

 

1.12 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met een zelfde bestemming

 

1.13 bijgebouw

een vrijstaand gebouw met een eigen toegang dat zich op een bouwperceel bevindt waarop tevens het hoofdgebouw is gelegen en dat in bouwkundig en functioneel opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw

 

 

1.14 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats

 

1.15 bouwgrens

de grens van een bouwvlak

 

1.16 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, souterrain en bergzolder

 

1.17 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde bouwwerken zijn toegelaten

 

1.18 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond

 

1.19 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstelling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit

 

1.20 extensief recreatief medegebruik

een dagrecreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit dagrecreatief gebruik is toegestaan

 

1.21 functie

doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan

 

1.22 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt

 

1.23 hoofdgebouw

een gebouw dat op een bouwvlak door zijn constructie, afmeting en/of functie dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste gebouw valt aan te merken

 

1.24 maaiveld

de hoogte waarop het omliggende terrein aansluit op de bebouwing

 

1.25 mantelzorg

langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt.

 

1.26 perceel

de bij bouwwerk(en) behorende bebouwde en onbebouwde gronden, hierin meegerekend de gronden waarop het hoofdgebouw is gesitueerd

 

1.27 perceelsgrens

de grens van een perceel, zoals bekend bij het kadaster op het moment van vaststelling van dit plan

 

 

1.28 voorgevel

de naar de weg en/of water gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg of water gekeerde gevel, de meest beeldbepalende gevel van dat gebouw, op de verbeelding is dit begrip nader aangeduid als gevellijn.

 

1.29 voorgevelrooilijn

de denkbeeldige lijn die strak langs de voorgevel van het hoofdgebouw wordt getrokken tot aan de zijdelingse perceelsgrenzen

 

1.30 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijke huishouding

 

1.31 wooneenheid

een gebouw of deel van een gebouw, dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van één huishouden;

 

1.32 Woongebouw

een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen wooneenheden omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.

 

1.33 waterhuishoudkundige voorzieningen

voorzieningen, die het waterhuishoudkundige belang dienen, zoals watergangen, waterlopen, kunstwerken, onderhoudsstroken ten behoeve van het beheer en onderhoud van een watergang of waterloop.

 
 

Artikel 2 Wijze van meten

 

 

2.1 Algemeen

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten c.q. gerekend:

 

2.1.1 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

 

2.1.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

 

2.1.3 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

 

2.1.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

 

2.1.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

 

2.1.6 peil:

voor bouwwerken waarvan de hoofdtoegang onmiddelijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang, vermeerderd met 0,2 m;

In andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld of het afgewerkte bouwterrein, vermeerderd met 0,20 m.

 

2.2 Ondergronds bouwen

Bij het berekenen van het bebouwingspercentage of de te bebouwen oppervlak wordt de oppervlakte van ondergrondse gebouwen mede in aanmerking genomen, voor zover deze zijn gelegen buiten de buitenwerkse gevelvlakken van de bijbehorende bovengrondse gebouwen.

 

2.3 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van de bouw- en bestemmingsgrenzen worden ondergeschikte bouwdelen, zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken e.d. buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van de bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.
 

HOOFDSTUK 2 Bestemmingsregels

 

 

Artikel 3 Wonen

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen;

  2. aan-huis-verbonden beroep en lichte bedrijvigheid;

  3. aan- en bijgebouwen;

  4. tuinen, erven en verhardingen.

 

3.2 Bouwregels

 

3.2.1 Algemeen

 

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. er mag uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;

  2. per bouwvlak mag ten hoogste één woning worden gebouwd;

  3. aanbouwen en bijgebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen de gronden die zijn aangeduid met 'bijgebouwen'.

 

3.2.2 Woningen

 

Voor het bouwen van woningen gelden de volgende bepalingen:

  1. de inhoud mag niet meer bedragen dan 660 m3;

  2. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 4 m;

  3. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 9 m;

  4. de dakhelling mag niet minder dan 30° en niet meer dan 50° bedragen.

 

3.2.3 Aanbouwen en bijgebouwen

 

Voor het bouwen van aanbouwen en bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:

a. de gezamenlijke oppervlakte mag per woning of wooneenheid niet meer bedragen dan
75 m²;

b. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,30 m, dan wel de goothoogte zoals op de verbeelding is aangegeven;

c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6,60 m, dan wel de bouwhoogte zoals op de verbeelding is aangegeven.

 

3.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

 

Binnen de bestemming 'Wonen' mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepaling:

  1. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 3 meter bedragen;

  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn uitsluitend toegestaan achter de voorgevelrooilijn.

 

3.2.5 Ontheffing van de bouwregels

 

Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 3.2.2 onder a voor het vergroten van een woning tot maximaal 760 m³ indien de noodzaak hiervoor wordt aangetoond als bijzondere woonomstandigheden zoals inwonende ouders, een gehandicapt gezinslid en dergelijke.
 

3.3 Specifieke gebruiksregels

 

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden tevens de volgende bepalingen:

  1. aan-huis-verbonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zijn toegestaan met een omvang tot ten hoogste 50 m2, tenzij het vloeroppervlak meer bedraagt dan 30% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw;

  2. detailhandel is niet toegestaan;

  3. Aanbouwen en bijgebouwen mogen niet gebruikt worden als zelfstandige woonruimte.

 

3.4 Ontheffing specifieke gebruiksregels

3.4.1 Toestaan groter oppervlak aan huis verbonden beroep

Burgemeester en wethouders kunnen in afwijking van het bepaalde in artikel 3.3 onder a. een omgevingsvergunning verlenen voor een omvang van de activiteit met niet meer dan 60% van de oppervlakte van de woning tot een maximum van 80 m2, mits de activiteit een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft en behoudt die met de woonfunctie in overeenstemming is.

 

3.4.2 Mantelzorg

Burgemeester en wethouders kunnen in afwijking van het bepaalde in artikel 3.3 onder c een omgevingsvergunning verlenen voor het toestaan dat een aanbouw, een aangebouwd bijgebouw en een bestaand vrijstaand bijgebouw gebruikt kan worden ten behoeve van mantelzorg mits;

- er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

- de totale oppervlakte die in gebruik wordt genomen niet meer bedraagt dan 65 m² en zich niet uitstrekt tot meer dan één bouwlaag;

- gebleken is dat de zelfstandige woonruimte voldoende brandveilig is;

- er aantoonbaar behoefte bestaat aan mantelzorg in verband met medische, psychische en/of sociale omstandigheden;

- de aanvrager een schriftelijke verklaring overlegd dat er tussen hem of haar en de zorgbehoevende een zorgrelatie bestaat.

 

Als de ontheffing voor een bestaand, vrijstaand bijgebouw aangevraagd wordt, dient:

- als eerste aangetoond is dat de woonruimte voor de mantelzorg niet ondergebracht kan worden in het hoofdgebouw;

- ten tweede aangetoond is dat de woonruimte niet ondergebracht kan worden in een aanbouw van het hoofdgebouw;

- ten derde aangetoond is dat de woonruimte niet ondergebracht kan worden in een bestaand aangebouwd bijgebouw.

 

Burgemeester en wethouders verlenen de ontheffing, als bedoeld in artikel 2.2, lid a, uitsluitend aan de

aanvrager en/of de hoofdbewoner van de betreffende woning. Zij is niet overdraagbaar en vervalt

indien de noodzaak van mantelzorg is vervallen. Als de mantelzorg gerealiseerd is een vrijstaand

bestaand bijgebouw dient na het vervallen van de noodzaak van mantelzorg alle voorzieningen

ontmanteld te worden die strekken tot de instandhouding van een zelfstandige woonruimte.

 

 
 

 

Artikel 4 Groen

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. groenvoorzieningen;

  2. bermen en beplantingen;

  3. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

 

4.2 Bouwregels

4.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

 

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer mag bedragen dan 2 meter.

 

 

4.3 Aanlegvergunning

4.3.1 Aanlegvergunning

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. het kappen en/of rooien van bomen en/of houtgewas;

  2. het aanleggen van verhardingen met een oppervlakte groter dan 5% van de in deze bestemming opgenomen aaneengesloten gronden;

  3. het afgraven, ophogen en egaliseren van gronden.

 

4.3.2 Uitzonderingen

Het in artikel 4.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. het normale onderhoud betreffen;

  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

4.3.3 Toelaatbaarheid

De in artikel 4.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke en/of natuurlijke waarden van de gronden.

 

 
 

HOOFDSTUK 3 Algemene regels

 

Artikel 5 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.  

 

Artikel 6 Algemene ontheffingsregels

 

6.1 Ontheffing bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden ontheffing verlenen van de volgende bestemmingsregels:

 

6.1.1 10% ontheffing

de in de regels gegeven maten en afmetingen tot een afwijking van maximaal 10%. Burgemeesters en wethouders verlenen de ontheffing uitsluitend indien dit noodzakelijk is vanuit stedenbouwkundig en/of architectonisch oogpunt. De ontheffing wordt niet verleend als dit leidt tot een vergroting van de inhoud en/of de oppervlakte van het betreffende gebouw en/of bouwwerk.

 

6.1.2 Geringe afwijking

voor het bouwen met een geringe mate van afwijking van de plaats en richting van de bestemmingsgrenzen indien dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden ten opzichte van de feitelijke situatie of in die gevallen waar een rationele verkaveling van de gronden een geringe afwijking vergt;

 

6.1.3 Openbare nutsgebouwtjes

toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits:

  1. de oppervlakte per gebouwtje niet meer dan 20 m² zal bedragen;

  2. de (bouw)hoogte niet meer dan 3,5 m zal bedragen;

 
 

HOOFDSTUK 4 Overgangs- en slotregels

 

Artikel 7 Overgangsrecht

 

7.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

  2. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het bepaalde onder a. en toestaan dat een eenmalige vergroting plaatsvindt van de inhoud van een bouwwerk met niet meer dan 10%.

  3. Het bepaalde onder a. en b. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

7.2 Overgangsrecht gebruik

  1. Het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdig gebruik, bedoeld onder a. te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij deze verandering de afwijking naar aard en omvang verkleind.

  3. In het gebruik, bedoeld onder a., na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

  4. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

 
 

Artikel 8 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

“Regels van het bestemmingsplan Omgeving Nieuweweg 58 te Ederveen”.