Inhoud
 
Gemeente:
Ede
PlanNaam:
Bezemronde 1 Kernen
Status:
Vastgesteld
Datum:
11-07-2013

Artikel 11 Sport

 

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor sport aangewezen gronden zijn als volgt bestemd:

  1. sportvoorzieningen voor het beoefenen van de paardensport;

  2. ter plaatse van de aanduiding ‘manege’, is tevens een manege toegestaan;

  3. ondergeschikte kantoorruimte ten behoeve van de bestemming;

  4. voorzieningen voor verkeer en verblijf;

  5. behoud, herstel en ontwikkeling van landschapswaarden;

  6. verharde en onverharde paden, wegen en parkeervoorzieningen;

 

met daaraan ondergeschikt:

  1. groenvoorzieningen;

  2. speelvoorzieningen;

  3. paardenbakken;

  4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

11.2 Bouwregels

 

11.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  1. bouwwerken mogen uitsluitend in het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat terreinafscheidingen tot een hoogte van 1,5 m ook buiten het bouwvlak zijn toegestaan;

  2. de afstand van bebouwing tot de as van de weg mag niet minder bedragen dan 15 meter;

  3. de afstand van bebouwing tot de zijdelingse en achterste bouwperceelsgrenzen mag niet minder bedragen dan 3 meter, met uitzondering van terreinafscheidingen;

  4. de totale oppervlakte aan gebouwen en overkappingen per bouwvlak of een gekoppeld bouwvlak mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven.

 

11.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 4 meter, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven;

  2. de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan 10 meter, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven;

  3. de dakhelling mag, met uitzondering van aan- en uitbouwen bij bestaande bedrijfsgebouwen, niet minder bedragen dan 15º.

 

11.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende bepalingen:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn niet meer mag bedragen dan 1 meter;

  2. de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 18 meter;

  3. de bouwhoogte van reclame-uitingen mag niet meer bedragen dan 1 meter;

  4. de bouwhoogte van een afrastering/ omheining van een paardenbak mag niet meer bedragen dan 1,5 meter en moet zijn gelegen achter de voorgevelrooilijn;

  5. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 meter.

 

 

 

 

11.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de plaats, vorm en afmeting van de bouwwerken:

  1. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen;

  2. ter bescherming van de monumentale waarde in relatie tot de naaste omgeving;

  3. ter waarborging van de ruimtelijke en landschappelijke kwaliteit van de naaste omgeving;

  4. ter waarborging van de verkeersveiligheid;

  5. ter waarborging van de ongestoorde ligging van kabels en leidingen.

 

11.4 Afwijken van de bouwregels

 

11.4.1 Overschrijding van het bouwvlak

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 11.2.1 onder a voor het bouwen van een gebouw dat de grenzen van het bouwvlak overschrijdt, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. de overschrijding is alleen toelaatbaar voor zover plaatsing in het bouwvlak niet mogelijk of niet doelmatig is;

  2. de overschrijding mag niet meer bedragen dan 5 meter;

  3. het overschrijden van het bouwvlak mag niet leiden tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen;

  4. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een landschapsinpassingsplan.

 

11.4.2 Afstand tot de weg en de zijdelingse/achterste bouwperceelsgrens.

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 11.2.1 onder b en c voor het verkleinen van de afstand van de bebouwing tot de as van de weg en de zijdelingse/achterste bouwperceelsgrens, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. het verkleinen van de afstand is vanuit stedenbouw- en verkeerskundig oogpunt aanvaardbaar;

  2. het verkleinen van de afstand is noodzakelijk voor een verantwoorde bedrijfsvoering;

  3. er zijn geen milieuhygiënische belemmeringen;

  4. het verkleinen van de afstand leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.

 

 

11.4.3 Goothoogte (doorrijhoogte)

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 11.2.2 onder a voor het verhogen van de goothoogte om de doorrijhoogte te vergroten ter plaatse van de aanduiding ‘manege’, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. de verhoging is uitsluitend aan één zijde toegestaan;

  2. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 5 meter;

  3. de verhoging van de goothoogte is noodzakelijk voor een verantwoorde bedrijfsvoering.

 

11.4.4 Dakhelling

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 11.2.2 onder c voor het realiseren van bedrijfsgebouwen met plat afgedekte daken, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. de omgevingsvergunning kan worden verleend voor maximaal 50 m² bedrijfsbebouwing;

  2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4 meter.

 

11.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

11.5.1 Omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerkzaamheden zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  1. het ophogen, afgraven, vergraven, verzetten, ontgronden, egaliseren, ontginnen en/ of diepploegen van gronden;

  2. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten, of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;

  3. het verwijderen van natuur- en landschapselementen;

  4. het verwijderen van zandwegen;

  5. het aanleggen en/of verharden van paden en wegen, parkeerplaatsen en/of andere oppervlakteverharding;

  6. het verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of door bemaling en/of bronnering.

 

11.5.2 Toelaatbaarheid

De in lid 11.5.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien:

  1. de werken en/of werkzaamheden noodzakelijk zijn voor een doelmatig gebruik/ beheer;

  2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in de bestemmingsomschrijving genoemde waarden.

 

11.5.3 Uitzonderingen

Het in lid 11.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. plaatsvinden binnen een bouwvlak, met uitzondering van:

  1. het ophogen en verlagen met meer dan 30 cm;

  2. het verwijderen van natuur en landschapselementen.

  1. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende (omgevings)vergunning;

  2. behoren tot het normale onderhoud, beheer en gebruik van de gronden.

 

11.6 Wijzigingsbevoegdheid

 

11.6.1 Vorm van het bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de vorm van een bouwvlak te wijzigen, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. de oppervlakte van een bouwvlak mag niet worden vergroot;

  2. de wijziging is noodzakelijk voor een verantwoorde bedrijfsvoering, voor toepassing van milieuvoorschriften en/of wegens andere wettelijke bepalingen;

  3. er sprake is van een landschappelijke inpassing;

  4. de wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.