Artikel 3 Groen
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
groenvoorzieningen;
-
bermen en beplantingen;
-
speelvoorzieningen;
-
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
-
voet- en fietspaden;
-
nutsvoorzieningen;
-
brandveiligheids- en blusvoorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen
Op of in deze gronden mogen uitsluitend gebouwen ten dienste van de bestemming worden gebouwd tot een maximum van 20 m².
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
-
De oppervlakte van een overkapping mag niet meer bedragen dan 20 m².
-
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 6 m.
3.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.3.1 Omgevingsvergunning
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
-
het aanleggen van verhardingen met een oppervlakte groter dan 5% van de in deze bestemming opgenomen aaneengesloten gronden;
-
het afgraven, ophogen en egaliseren van gronden wanneer dit een oppervlakte van meer dan 250 m² betreft.
3.3.2 Uitzonderingen
Het in artikel 3.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
-
het normale onderhoud betreffen;
-
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
3.3.3 Toelaatbaarheid
De in artikel 3.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke en/of natuurlijke waarden van de gronden.
Artikel 4 Verkeer - Verblijfsgebied
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Verkeer - Verblijfsgebied’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
wegen, voet- en fietspaden;
-
parkeervoorzieningen;
-
groenvoorzieningen;
-
speelvoorzieningen;
-
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
-
nutsvoorzieningen;
-
brandveiligheids- en blusvoorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
-
De bouwhoogte van palen, masten en portalen voor geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer bedragen dan 10 m.
-
De bouwhoogte van signalerings- en telecommunicatiemasten mag niet meer bedragen dan 16 m.
-
De bouwhoogte van kunstobjecten mag niet meer bedragen dan 5 m.
-
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
Artikel 5 Woongebied - 1
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Woongebied - 1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
grondgebonden woningen;
-
aan-huis-verbonden beroepen en lichte bedrijvigheid;
-
aan - en bijgebouwen behorende bij de woning;
met daarbij behorende:
-
tuinen, erven en verhardingen;
-
(ontsluitings)wegen, behalve ter plaatse van de aanduiding 'uitgezonderd ontsluitingsweg';
-
voet- en fietspaden;
-
in- en uitritten;
-
parkeervoorzieningen;
-
groen- en speelvoorzieningen;
-
nutsvoorzieningen;
-
water, watergangen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
-
brandveiligheids- en blusvoorzieningen.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
-
De bouw- en goothoogte mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven.
-
Het aantal woningen mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven.
-
De bebouwing wordt op een afstand van minimaal 2 m van de bestemmingsgrens en/of de grens van het bestemmingsvlak en/of de zijdelingse perceelsgrens gesitueerd.
-
De bebouwing wordt op een afstand van minimaal 10 m tot de achterste perceelsgrens gesitueerd.
-
Ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' mogen uitsluitend vrijstaande woningen en/of halfvrijstaande woningen worden gebouwd, waarbij tevens geldt dat:
-
de afstand tussen de woningen minimaal 6 m bedraagt;
-
de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal 2 m bedraagt;
-
de afstand tot de bestemmingsgrens minimaal 7 m bedraagt bij woningen gesitueerd langs de Edeseweg;
-
uitsluitend de woningen die direct aan de Boerhaavelaan worden gerealiseerd, mogen op deze weg worden ontsloten door middel van een uit- en of inrit;
-
in afwijking van het gestelde onder c. wordt de bebouwing aan de Boerhaavelaan op een afstand van minimaal 3 m van de bestemmingsgrens en/of de grens van het bestemmingsvlak en/of de zijdelingse perceelsgrens gesitueerd.
5.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen aan/bij de woning gelden de volgende bepalingen:
-
Aan- en uitbouwen en bijgebouwen worden op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw gebouwd.
-
Het bebouwingspercentage van het gedeelte van de gronden gelegen achter de achtergevelrooilijn van het hoofdgebouw mag maximaal 50% bedragen tot een maximum van gezamelijke oppervlakte van 50 m².
-
Voor zover de oppervlakte van de strook grond achter de achtergevelrooilijn van het hoofdgebouw meer bedraagt dan 200 m², mag de onder b geregelde gezamenlijke oppervlakte worden vermeerderd met 10% van deze overmaat tot in totaal maximaal 90 m².
-
De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
-
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 m.
-
De bebouwing wordt op een afstand van minimaal 2 m van de bestemmingsgrens of de grens van het bestemmingsvlak gesitueerd.
5.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
-
De bouw van een zwembad is niet toegestaan.
-
De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn niet meer dan 1 m mag bedragen.
-
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
5.2.4 Ondergrondse bouwwerken
Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
-
Ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan onder de te realiseren woningen.
-
De bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken mag maximaal 4 m bedragen.
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.3.1 Aantal woningen
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.2.1 onder b waarbij geldt dat:
-
de bebouwing wordt gesitueerd in overeenstemming met de ruimtelijke kwaliteit en een samenhangend stedenbouwkundig beeld, zoals aangegeven in het Beeldkwaliteitsplan Baron van Wassenaerpark;
-
de parkeervoorzieningen bij woningen zijn in overeenstemming met de geldende parkeernorm.
5.3.2 Bouwen van hoofdgebouwen
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.2.1 onder a, c, en d, waarbij tenminste de volgende bepalingen van toepassing zijn:
-
de maximale bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 12 m;
-
de maximale goothoogte mag niet meer bedragen dan 9 m;
-
de bebouwing wordt gesitueerd in overeenstemming met de ruimtelijke kwaliteit en een samenhangend stedenbouwkundig beeld, zoals aangegeven in het Beeldkwaliteitsplan Baron van Wassenaerpark;
-
de parkeervoorzieningen bij woningen zijn in overeenstemming met de geldende parkeernorm;
-
er rekening wordt gehouden met de landschappelijke waarden.
5.3.3 Bebouwingstypologie
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.2.1 onder e en 'aaneengebouwde' woningen realiseren, waarbij tenminste de volgende bepalingen van toepassing zijn:
-
de bebouwing betreft maximaal 3 woningen aaneengebouwd;
-
de bebouwing wordt gesitueerd in overeenstemming met de ruimtelijke kwaliteit en een samenhangend stedenbouwkundig beeld, zoals aangegeven in het Beeldkwaliteitsplan Baron van Wassenaerpark;
-
de parkeervoorzieningen bij woningen zijn in overeenstemming met de geldende parkeernorm;
-
er rekening wordt gehouden met de landschappelijke waarden;
-
de bouwregels zoals genoemd onder artikel 5.2.1 blijven van overeenkomstige toepassing, tenzij hiervan kan worden afgeweken.
5.4 Specifieke gebruiksregels
5.4.1 Geluidsscherm
-
Tot een gebruik in strijd met de bestemming 'Woongebied - 1' wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving als bedoeld in artikel 5.1, waaronder in ieder geval wordt begrepen: het in gebruik (laten) nemen van woningen, voor zover het geluidsscherm met een bouwhooogte van minimaal 3,50 m ten opzichte van peil wegdek en 145 m lang aansluitend aan het bestaande geluidsscherm, ter plaatse van de in bijlage 2 bij de regels gevoegde afbeelding, en conform de afspraken zoals deze zijn vastgesteld in de overeenkomst tussen de Vof Baron van Wassenaerpark en Rijkswaterstaat, niet is gerealiseerd, dan wel na realisering (deels) is verwijderd.
-
Het bepaalde in artikel 5.4.1 onder a is niet van toepassing, indien het oprichten van het betreffende geluidsscherm uit het oogpunt van milieuwet- en regelgeving niet langer noodzakelijk is ofwel inmiddels gerealiseerd is, waaronder tevens geacht moet worden te zijn begrepen, de situatie dat door middel van een alternatieve voorziening aan de geldende milieuwet- en regelgeving wordt voldaan.
5.4.2 Groenvoorzieningen
Binnen de bestemming 'Woongebied - 1' moet in totaal 3.600 m² groenvoorzieningen worden gerealiseerd en in stand gehouden binnen twee jaar na het opleveren van de laatste woningen en conform een goedgekeurd inrichtings- en beheerplan.
5.4.3 Aan huis verbonden beroep en lichte bedrijvigheid
Binnen de bestemming ‘Woongebied - 1’ is de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep en lichte bedrijvigheid toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende regels van toepassing zijn:
-
De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de oppervlakte van de woning tot een maximum van 30 m².
-
Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van parkeerbehoefte veroorzaken.
-
Detailhandel is niet toegestaan.
-
De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving, waarbij geldt dat deze past in categorie A van de Staat van Bedrijfsactiviteiten.
-
De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
5.5 Afwijken specifieke gebruiksregels
5.5.1 Toestaan groter oppervlak aan huis verbonden beroep
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.4.3 onder a voor een omvang van de activiteit met niet meer dan 60% van de oppervlakte van de woning tot een maximum van 80 m², mits de activiteit een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft en behoudt die met de woonfunctie in overeenstemming is.
5.5.2 Toestaan vergelijkbare bedrijven
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.4.3 onder d voor het toestaan van lichte bedrijvigheid die niet voorkomt in de Staat van Bedrijfsactiviteiten met dien verstande dat de bedrijvigheid naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen is met bedrijvigheid genoemd in de categorie A.
5.6 Nadere eisen
5.6.1 Plaats en afmetingen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:
-
de bescherming van de groenstructuur en -elementen;
-
de bescherming van de ecologische, landschappelijke en/of natuurlijke waarden;
-
het waarborgen van de sociale veiligheid;
-
het waarborgen van de ruimtelijke kwaliteit en een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
-
de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
5.6.2 Parkeren
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan het parkeren:
-
er moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de geldende parkeernormen van de gemeente Ede, waaronder parkeren op eigen terrein wordt begrepen;
-
indien een parkeerplaats op eigen terrein moet worden gerealiseerd, dan gebeurt dit met inachtneming van de karakteristiek van de omgeving.
Artikel 6 Woongebied - 2
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Woongebied - 2’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
grondgebonden woningen;
-
aan-huis-verbonden beroepen en lichte bedrijvigheid;
-
aan - en bijgebouwen behorende bij de woning;
met daarbij behorende:
-
tuinen, erven en verhardingen;
-
wegen, voet- en fietspaden;
-
in- en uitritten;
-
parkeervoorzieningen;
-
groen- en speelvoorzieningen;
-
nutsvoorzieningen;
-
water, watergangen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
-
brandveiligheids- en blusvoorzieningen.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
-
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven.
-
Het aantal woningen mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven.
-
De bebouwing wordt op een afstand van minimaal 2 m van de bestemmingsgrens en/of de grens van het bestemmingsvlak en/of de zijdelingse perceelsgrens gesitueerd.
-
De bebouwing wordt op een afstand van minimaal 10 m tot de achterste perceelsgrens gesitueerd.
-
Ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' mogen uitsluitend vrijstaande woningen en/of halfvrijstaande woningen worden gebouwd, waarbij tevens geldt dat:
-
de afstand tussen de woningen minimaal 6 m bedraagt;
-
de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal 2 m bedraagt;
-
de afstand tot de voorste perceelsgrens minimaal 5 m bedraagt bij woningen gesitueerd langs de Fred Bantinglaan;
-
in afwijking van het gestelde onder c. wordt de bebouwing aan de Robert Kochlaan op een afstand van minimaal 3 m van de bestemmingsgrens en/of de grens van het bestemmingsvlak en/of de zijdelingse perceelsgrens gesitueerd.
-
Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - dove gevels' geldt tevens het volgende:
-
er mogen uitsluitend woningen met een dove gevel worden gebouwd en in stand gehouden, zoals bedoeld in bijlage 3 bij de regels;
-
in afwijking van het gestelde onder a. mag de bouw- en goothoogte niet meer en niet minder bedragen dan op de verbeelding is aangegeven.
6.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen aan/bij de woning gelden de volgende bepalingen:
-
Aan- en uitbouwen en bijgebouwen worden op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw gebouwd.
-
Het bebouwingspercentage van het gedeelte van de gronden gelegen achter de achtergevelrooilijn van het hoofdgebouw mag maximaal 50% bedragen tot een maximum van gezamelijke oppervlakte van 50 m².
-
Voor zover de oppervlakte van de strook grond achter de achtergevelrooilijn van het hoofdgebouw meer bedraagt dan 200 m², mag de onder b geregelde gezamenlijke oppervlakte worden vermeerderd met 10% van deze overmaat tot in totaal maximaal 90 m².
-
De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
-
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 m.
-
De bebouwing wordt op een afstand van minimaal 2 m van de bestemmingsgrens of de grens van het bestemmingsvlak gesitueerd.
6.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
-
De bouw van een zwembad is niet toegestaan.
-
De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn niet meer dan 1 m mag bedragen.
-
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
6.2.4 Ondergrondse bouwwerken
Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
-
Ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan onder de te realiseren woningen.
-
De bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken mag maximaal 4 m bedragen.
6.3 Afwijken van de bouwregels
6.3.1 Bouwen van hoofdgebouwen
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6.2.1 onder a, c, en d waarbij tenminste de volgende bepalingen van toepassing zijn:
-
de bebouwing wordt gesitueerd in overeenstemming met de ruimtelijke kwaliteit en een samenhangend stedenbouwkundig beeld, zoals aangegeven in het Beeldkwaliteitsplan Baron van Wassenaerpark;
-
de parkeervoorzieningen bij woningen zijn in overeenstemming met de geldende parkeernorm;
-
er rekening wordt gehouden met de landschappelijke waarden.
6.3.2 Dove gevels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6.2.1 onder f als uit nader akoestisch onderzoek is gebleken dat het realiseren en in stand houden van woningen met dove gevels, vanuit het oogpunt van milieuwet- en regelgeving, niet langer noodzakelijk is.
6.3.3 Aantal woningen
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6.2.1 onder b waarbij geldt dat:
-
het totaal aantal woningen binnen de bestemming 'Woongebied - 2' mag niet meer bedragen dan 72;
-
de parkeervoorzieningen bij woningen zijn in overeenstemming met de geldende parkeernorm;
-
de bebouwing wordt gesitueerd in overeenstemming met de ruimtelijke kwaliteit en een samenhangend stedenbouwkundig beeld, zoals aangegeven in het beeldkwaliteitsplan Baron van Wassenaerpark.
6.4 Specifieke gebruiksregels
6.4.1 Aan huis verbonden beroep en lichte bedrijvigheid
Binnen de bestemming ‘Woongebied - 2’ is de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep en lichte bedrijvigheid toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende regels van toepassing zijn:
-
De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de oppervlakte van de woning tot een maximum van 30 m².
-
Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van parkeerbehoefte veroorzaken.
-
Detailhandel is niet toegestaan.
-
De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving, waarbij geldt dat deze past in categorie A van de Staat van Bedrijfsactiviteiten.
-
De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
6.5 Afwijken specifieke gebruiksregels
6.5.1 Toestaan groter oppervlak aan huis verbonden beroep
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6.4.1 onder a voor een omvang van de activiteit met niet meer dan 60% van de oppervlakte van de woning tot een maximum van 80 m², mits de activiteit een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft en behoudt die met de woonfunctie in overeenstemming is.
6.5.2 Toestaan vergelijkbare bedrijven
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6.4.1 onder d voor het toestaan van lichte bedrijvigheid die niet voorkomt in de Staat van Bedrijfsactiviteiten met dien verstande dat de bedrijvigheid naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen is met bedrijvigheid genoemd in de categorie A.
6.6 Nadere eisen
6.6.1 Plaats en afmetingen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:
-
de bescherming van de groenstructuur en -elementen;
-
de bescherming van de ecologische, landschappelijke en/of natuurlijke waarden;
-
het waarborgen van de sociale veiligheid;
-
het waarborgen van de ruimtelijke kwaliteit en een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
-
de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
6.6.2 Parkeren
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan het parkeren:
-
er moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de geldende parkeernormen van de gemeente Ede, waaronder parkeren op eigen terrein wordt begrepen;
-
indien een parkeerplaats op eigen terrein moet worden gerealiseerd, dan gebeurt dit met inachtneming van de karakteristiek van de omgeving.
Artikel 7 Waarde - Archeologie
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn naast voor de overige aangewezen bestemmingen mede bestemd voor de bescherming en de veiligstelling van archeologische waarden.
7.2 Bouwregels
-
Binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn.
-
Bouwwerken ten behoeve van de andere, voor deze gronden aangewezen bestemmingen zijn op de in artikel 7.1 bedoelde gronden slechts toelaatbaar, indien het betreft vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid.
7.3 Afwijken van de bouwregels
-
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 7.2 sub a met inachtneming van de voor deze gronden geldende overige bouwregels.
-
De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 7.3 sub a wordt verleend, indien op basis van archeologisch onderzoek of naar het oordeel van een archeologische deskundige is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.
-
De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 7.3 sub a wordt voorts verleend, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie de archeologische waarden door de bouwwerkzaamheden niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden gericht op:
-
het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
-
het doen van opgravingen;
-
begeleiding van de bouwwerkzaamheden door een archeologisch deskundige.
7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.4.1 Omgevingsvergunning
Het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
-
grondwerkzaamheden waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren, het verwijderen van funderingen en het aanleggen van drainage;
-
het verlagen of verhogen van het waterpeil;
-
het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
-
het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
7.4.2 Toelaatbaarheid
De werken of werkzaamheden, waarvoor het verbod van in artikel 7.4.1 geldt, zijn slechts toelaatbaar, indien op basis van archeologisch onderzoek of naar het oordeel van een archeologisch deskundige is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad of mogelijk schade kan worden voorkomen door aan de vergunning regels te verbinden gericht op:
-
het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
-
het doen van opgravingen;
-
begeleiding van de aanlegwerkzaamheden door een archeologisch deskundige.
7.4.3 Uitzonderingen
Het verbod, als bedoeld in artikel 7.4.1, is niet van toepassing indien:
-
de werken die, voor zover deze zijn gelegen binnen deze bestemming, een oppervlakte hebben tot ten hoogste 0 m² of een omvang van ten hoogste 0 m;
-
de werken of werkzaamheden mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende (omgevings)vergunning;
-
de werken reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van in werking treden van het plan;
-
de werken behoren tot het normale onderhoud en beheer van de gronden;
-
de werken ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
7.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen door:
-
de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat:
-
Op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
-
De aanwezige archeologische waarden in voldoende mate zijn veilig gesteld.
-
De dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie' toe te kennen aan gronden, grenzend aan deze dubbelbestemming, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van bedoelde dubbelbestemming, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.