Inhoud
 
Gemeente:
Ede
PlanNaam:
Wekerom, Bedrijventerrein Het Laar te Wekerom
Status:
Vastgesteld
Datum:
13-12-2012

HOOFDSTUK 3 ALGEMENE REGELS

 

 

Artikel 7 Anti-dubbeltelbepaling

 

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

 

Artikel 8 Algemene gebruiksregels

 

Het is verboden de gronden en bouwwerken in dit plan te gebruiken en/of laten gebruiken en/of in gebruik te geven op een wijzen of tot een doel, strijdig met de aan de grond gegeven bestemming(en).

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van bebouwde en onbebouwde gronden ten behoeve van een seksinrichting, een escortbedrijf en raam- en straatprostitutie.

 

 

Artikel 9 Algemene afwijking van de bouwregels

 

1. Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van:

    1. De in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages.

    2. De regels en toestaan dat het bouwvlak met maximaal 2 meter wordt overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;

    3. De regels voor de bouw van een luifel aan de voorgevel van een hoofdgebouw, geen woning zijnde, mits:

      1. de diepte gemeten vanuit de voorgevel niet meer bedraagt dan 1,5 m;

      2. de hoogte niet meer bedraagt dan de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw;

      3. er geen bezwaren bestaan vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid;

      4. er geen bezwaren bestaan vanuit stedenbouwkundig oogpunt.

    4. De regels en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits:

      1. de inhoud per gebouwtje niet meer bedraagt dan 60 m³;

      2. de bouwhoogte niet meer dan bedraagt 5 m;

      3. de bebouwde oppervlakte niet meer bedraagt dan 25 m²;
      4. het gebouwtje stedenbouwkundig inpasbaar is.

    5. De regels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot:
      1. ten behoeve de bouw van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 6 m;

      2. ten behoeve van de bouw van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot 6 m.

    6. Het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en technische ruimten wordt vergroot, mits:

      1. dit voor de bedrijfsvoering noodzakelijk en stedenbouwkundig inpasbaar is;

      2. de maximale oppervlakte van de vergroting niet meer bedraagt dan 10% van het betreffende platte dakvlak of de horizontale projectie van het schuine dakvlak;

      3. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw.

    7. De regels en toestaan dat antennemasten worden gerealiseerd, met dien verstande dat:

1 de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 40 m;

2 de noodzaak van plaatsing is aangetoond;

3 is aangetoond dat de plaatsing van een antenne niet mogelijk is op

bestaande hoogbouw of een bestaande (hoogspannings)mast;

4 de locatie in overeenstemming is met het plaatsingsplan, waarbij plaatsing bij voorkeur

plaatsvindt op bedrijventerreinen, sportterreinen en/of groene gebieden, dan wel nabij

kantoren en bij voorkeur niet in de nabijheid van onderwijsinstellingen;

 

5. is aangetoond dat de antenne inpasbaar is gelet op de ruimtelijke, landschappelijke of

ecologische kwaliteit van het terrein, in relatie tot de kwaliteit van de aangrenzende

gebieden. In de afweging omtrent de verlening van ontheffing worden in ieder geval de

beschermde soorten krachtens de Flora- en faunawet betrokken, zodanig dat dient te zijn

aangetoond dat redelijkerwijs is te verwachten dat een ontheffing op grond van deze wet,

indien vereist, zal worden verleend;

6. de stedenbouwkundige inpasbaarheid van de antenne is aangetoond.

  1. Aan de afwijking kunnen voorwaarden worden gesteld omtrent de kleur, de exacte locatie en het aanbrengen van afschermende beplanting.

 

 

Artikel 10 Algemene wijzigingsbevoegdheid

 

  1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen niet meer dan 3 meter bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.

  2. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bouwvlakken te wijzigen ten behoeve van overschrijding van bouwvlakgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen niet meer dan 3 meter bedragen en het bouwvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.

  3. Voor elke wijziging geldt in zijn algemeenheid dat in de afweging in ieder geval de stedenbouwkundige, verkeerstechnische en milieuhygiënische belangen worden betrokken. Met het oog daarop worden in elk geval de volgende criteria in acht genomen:

        1. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

        2. de verkeersveiligheid;

        3. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige toename van de verkeersintensiteiten op de bestaande wegenstructuur;

        4. een wijziging met de daarbij behorende bebouwing en inrichting mag niet leiden tot nadelige gevolgen voor de natuurwaarden;

        5. een wijziging met de daarbij behorende bebouwing en inrichting dient inpasbaar te zijn in het stedenbouwkundige beeld van de omgeving;

        6. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige toename van de hinder op nabijgelegen hindergevoelige functies;

        7. bij een wijziging dienen de wettelijke bepalingen inzake externe veiligheid en luchtkwaliteit in acht te worden genomen;

        8. bij de toepassing van de wijzigingsbevoegdheden worden de bij of krachtens de Wet geluidhinder gestelde bepalingen in acht genomen;

        9. bij de toepassing van de wijzigingsbevoegdheden dienen de wettelijke bepalingen inzake natuurregelgeving, waaronder in elk geval begrepen het bepaalde in de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet, in acht te worden genomen;

        10. bij de toepassing van de wijzigingsbevoegdheden dient een watertoets te worden verricht.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Artikel 11 Procedureregeling

 

11.1 Afwijken van het bestemmingsplan

Bij een afwijking van het bestemmingsplan, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in artikel 3.9 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing.

 

11.2 Wijzigingsbevoegdheid

Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

 

11.3 Nadere eisen

Bij toepassing van de nadere eisenregeling, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is de procedure als bedoeld in artikel 3.9 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing.