45.1 Functieverandering naar wonen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegde ter plaatse van gronden met de bestemming 'Agrarisch' de bestemming te wijzigen in “Wonen” als bedoeld in artikel 28.1 sub a, waarbij het bepaalde in genoemd artikel van overeenkomstige toepassing is, met inachtneming van de volgende bepalingen:
-
de wijziging kan niet worden toegepast voor gronden met de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding monument- gemeentelijk monument' of ’monument- rijksmonument;
-
de wijziging wordt alleen toegepast in combinatie met de sloop van vrijgekomen of vrijkomende (agrarische) bedrijfsgebouwen;
-
bij de berekening worden alleen de legale (agrarische) bedrijfsgebouwen in aanmerking genomen die twee jaar voorafgaand aan het formele verzoek tot toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid feitelijk zijn gerealiseerd;
-
het aantal woningen/ wooneenheden wordt berekend op basis van de volgende uitgangspunten:
-
voor het herbestemmen van de voormalige bedrijfswoning(en) geldt geen minimale sloopplicht van de bedrijfsgebouwen;
-
indien minimaal 800 m² aan bedrijfsgebouwen wordt gesloopt, mag een extra vrijstaande woning worden gerealiseerd ten opzichte van sublid 1;
-
indien minimaal 1.600 m² aan bedrijfsgebouwen wordt gesloopt, mag een extra woongebouw met twee wooneenheden worden gerealiseerd ten opzichte van sublid 1;
-
indien minimaal 2.400 m² aan bedrijfsgebouwen word gesloopt, mogen twee extra vrijstaande woningen worden gerealiseerd ten opzichte van sublid 1.
-
bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid dienen alle bedrijfsgebouwen te worden gesloopt en moet de agrarische activiteit worden beëindigd;
-
ten aanzien van woongebouwen gelden de volgende bepalingen:
-
de maximale inhoudsmaat bedraagt 880 m³;
-
de goothoogte mag niet meer bedragen dan 4 meter;
-
de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 9 meter;
-
maximaal twee wooneenheden per woongebouw.
-
-
het woonperceel van elke woning of woongebouw mag niet meer bedragen dan 1.500 m²;
-
de wijziging leidt niet tot onevenredige beperking van de (potentiële) uitbreidingsmogelijkheden van nabijgelegen bestaande agrarische bedrijven;
-
er zijn geen milieuhygiënische belemmeringen;
-
de wijziging leidt niet tot aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
-
bij toepassing van het bepaalde in sub d onder 2 t/m 4 moet de gehele woonlocatie landschappelijk inpasbaar zijn, hetgeen moet worden aangetoond op basis van een landschapsinrichtingsplan;
-
de overige gronden worden bestemd tot ‘natuur’ of ‘agrarisch (zonder bouwmogelijkheden), waarbij het bepaalde in de betreffende artikelen van toepassing is.
45.2 Monumenten
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening dit plan te wijzigen door:
-
de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – gemeentelijk monument’ geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van onderzoek is aangetoond dat de monumentale waarde niet meer aanwezig is, dan wel het niet langer noodzakelijk wordt geacht deze waarde te beschermen via dit plan;
-
de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding- gemeentelijk monument’ toe te kennen aan een bouwvlak indien binnen dit vlak een object onherroepelijk is aanwezen als monument.