Inhoud
 
Gemeente:
Ede
PlanNaam:
Lunteren, Albert Heijn
Status:
Vastgesteld
Datum:
18-12-2013

HOOFDSTUK 2 BESTEMMINGSREGELS

 

 

Artikel 3 Gemengd

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor "Gemengd" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. detailhandel, waaronder een supermarkt, uitsluitend op de eerste bouwlaag met de daarbij behorende laad- en losruimten, centrale voorzieningen als een functiegebonden kantoor, kantine- en kleedruimten, winkelwagenopstelplaats alsmede daarmee vergelijkbare voorzieningen;

  2. wonen uitsluitend op de tweede bouwlaag, met dien verstande dat het aantal woningen niet meer mag bedragen dan op de verbeelding is aangegeven met de aanduiding "maximaal aantal wooneenheden";

  3. een ondergrondse opstelplaats voor een sprinkler- of daarmee vergelijkbare voorziening;

  4. de bij deze bouwwerken behorende erven, terreinen, daktuinen en -terrassen alsmede bergingen en trappenhuizen.

 

3.2 Bouwregels

 

3.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd en dienen door middel van een voor het publiek toegankelijke in- en uitgang aan de Dorpsstraat de interactie met die straat te waarborgen en zich daarnaar te presenteren.

b De voorgevelrooilijn mag uitsluitend worden overschreden met een erker,(dak)gootoverstek, balkon of luifel met dien verstande dat de diepte, gemeten vanuit de voorgevel van het hoofdgebouw, niet meer mag bedragen dan 1,5 m.

c Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij anders is aangegeven.

d De voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn of op een afstand van niet meer dan 2 m daarachter.

e De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven.

f Op de tweede bouwlaag mogen geen gebouwen anders dan de onder 3.1 bedoelde woningen worden gebouwd.

 

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

 

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen gelden de volgende bepalingen:

a de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooij niet meer dan 1m mag bedragen;

b de bouwhoogte van licht-, vlaggen- en andere masten mag niet meer bedragen dan 4m;

c de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.

b. de bouwhoogte van winkelwagenopstelplaatsen, erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn niet meer mag bedragen dan 1 m.

 

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om nadere eisen te stellen aan de plaats, vorm en afmetingen van de bouwwerken:

a ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken, de mogelijkheid van toetreding van daglicht daaronder mede begrepen;

b ter waarborging van de ruimtelijke kwaliteit van de naaste omgeving en ter inpassing in de aanwezige stedenbouwkundige context;

c ter waarborging van een ongestoorde ligging van kabels en leidingen

 

mits de nadere eisen niet op onevenredige wijze het gebruik van bouwwerken en gronden aantasten.

 

Artikel 4 Verkeer - Verblijfsgebied

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor "Verkeer - Verblijfsgebied" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. voorzieningen voor verkeer en verblijf;

  2. parkeervoorzieningen;

  3. groenvoorzieningen;

  4. speelvoorzieningen;

  5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

4.2 Bouwregels

 

4.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

 

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. De bouwhoogte van palen, masten en portalen voor geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer bedragen dan 10 m.

  2. De bouwhoogte van signalerings- en telecommunicatiemasten mag niet meer bedragen dan 16 m.

  3. De bouwhoogte van kunstobjecten mag niet meer bedragen dan 5 m.

  4. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Artikel 5 Waarde - Archeologie

 

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn naast voor de overige aangewezen bestemmingen mede bestemd voor de bescherming en de veiligstelling van archeologische waarden.

 

5.2 Bouwregels

  1. Binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn.

  2. Bouwwerken ten behoeve van de andere, voor deze gronden aangewezen bestemmingen zijn op de in artikel 5.1 bedoelde gronden slechts toelaatbaar, indien het betreft

  1. Overvanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid;

  2. een bouwwerk waarvan de binnen de bestemming gelegen oppervlakte ten hoogste 250 m2 bedraagt;

  3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 centimeter en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

 

5.3 Afwijken van de bouwregels

 

  1. Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.2 sub a met inachtneming van de voor deze gronden geldende overige bouwregels.

  2. De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5.3 sub a wordt verleend, indien op basis van archeologisch onderzoek of naar het oordeel van een archeologische deskundige is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.

  3. De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5.3 sub a wordt voorts verleend, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie de archeologische waarden door de bouwwerkzaamheden niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden gericht op:

  1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;

  2. het doen van opgravingen;

  3. begeleiding van de bouwwerkzaamheden door een archeologisch deskundige.

 

5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

5.4.1 Omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  1. grondwerkzaamheden dieper dan 30 centimeter, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren, het verwijderen van funderingen en het aanleggen van drainage;

  2. het verlagen of verhogen van het waterpeil;

  3. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;

  4. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

 

5.4.2 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden, waarvoor het verbod van in artikel 5.4.1 geldt, zijn slechts toelaatbaar, indien op basis van archeologisch onderzoek of naar het oordeel van een archeologisch deskundige is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad of mogelijk schade kan worden voorkomen door aan de vergunning regels te verbinden gericht op:

  1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;

  2. het doen van opgravingen;

  3. begeleiding van de aanlegwerkzaamheden door een archeologisch deskundige.

 

5.4.3 Uitzonderingen

Het verbod, als bedoeld in artikel 5.4.1 is niet van toepassing indien:

  1. de werken die, voor zover deze zijn gelegen binnen deze bestemming, een oppervlakte hebben tot ten hoogste 250 m2;

  2. de werken of werkzaamheden mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende (omgevings)vergunning;

  3. de werken reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van in werking treden van het plan;

  4. de werken behoren tot het normale onderhoud en beheer van de gronden;

  5. de werken ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.

 

5.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen door de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat:

  1. Op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

  2. De aanwezige archeologische waarden in voldoende mate zijn veilig gesteld.