Inhoud
 
Gemeente:
Ede
PlanNaam:
Ede, Horalaan 5 (Karakter)
Status:
Vastgesteld
Datum:
15-07-2013

Artikel 5 Groen

 

5.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. groenvoorzieningen, bermen en beplantingen;

  2. behoud, herstel en ontwikkelingen van landschapselementen;

  3. voet- en fietspaden;

  4. verhardingen ten behoeve van terreininrichting;

  5. toegangswegen ten behoeve van aangrenzende bestemmingen;

  6. nutsvoorzieningen;

  7. speelvoorzieningen;

  8. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  9. brandveiligheids- en blusvoorzieningen;

  10. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - parkeren' een parkeergelegenheid;

  11. ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting' voorzieningen voor verkeer en verblijf;

  12. met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

5.2 Bouwregels

 

5.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen uitsluitend gebouwen van openbaar nut worden gebouwd, waarvan de inhoud niet meer mag bedragen dan 50 m3.

 

5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;

  2. de bouwhoogte van speelvoorzieningen mag niet meer dan 6 m bedragen;

  3. de bouwhoogte van signalerings- en communicatiemasten mag niet meer dan 20 m bedragen;

  4. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnden, mag niet meer dan 3 m bedragen.

 

5.3 Specifieke gebruikregels

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - parkeren' gelden de volgende bepalingen:

  1. er mogen niet meer parkeerplaatsen worden gerealiseerd dan op de verbeelding is aangegeven;

  2. de parkeerplaatsen worden op minimaal 10 m vanaf de omliggende bebouwing gerealiseerd;

  3. tussen de omliggende bebouwing en de parkeerplaatsen worden groenvoorzieningen behouden of aangelegd;

  4. er wordt rekening gehouden met de aanwezige landschapselementen.

 

5.4 Afwijken specifieke gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een vergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.3 onder a en/of b, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. de groenstructuur -en elementen worden beschermd en behouden;

  2. het noodzakelijk is voor een verantwoorde bedrijfsvoering en;

  3. de afwijking niet leidt tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.

 

5.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

5.5.1 Omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerkzaamheden zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  1. het kappen en/of rooien van bomen en/of houtgewas;

  2. het ophogen, afgraven, vergraven, verzetten, ontgronden, egaliseren, ontginnen en/ of diepploegen van gronden;

  3. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten, of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;

  4. het verwijderen van natuur- en landschapselementen, anders dan het normale beheer;

  5. het aanleggen en/of verharden van voet- en fietspaden, (toegangs)wegen ten behoeve van de aangrenzende bestemming, parkeerplaatsen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - parkeren' en/of andere oppervlakteverharding.

 

5.5.2 Toelaatbaarheid

De in artikel 5.5.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke en/of natuurlijke waarden van de gronden.

 

5.5.3 Uitzonderingen

Het in artikel 5.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. het normale onderhoud betreffen;

  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

5.6 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing en/of oppervlakteverharding, ten behoeve van:

  1. de bescherming van de groenstructuur en -elementen;

  2. de bescherming van de ecologische, landschappelijke, cultuurhistorische en/of natuurlijke waarden;

  3. de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de aangrenzende gronden.