Inhoud
 
Gemeente:
Ede
PlanNaam:
Partiële herziening bestemmingsplan Agrarisch Buitengebied Ede 2013
Status:
Vastgesteld
Datum:
13-12-2012

Artikel 14 Algemene aanduidingsregels

 

14.1 Vrijwaringszone - molenbiotoop

De gronden ter plaatse van de aanduiding ‘vrijwaringszone – molenbiotoop’ zijn mede bestemd voor de bescherming van de molenbiotoop.

 

14.2 Veiligheidszone - munitie

Op gronden ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone-munitie' zijn kwetsbare gebouwen zoals gebouwen met zeer grote glasoppervlakte en/of waar zich regelmatig veel mensen bevinden niet toegestaan.

 

14.3 Veiligheidszone - lpg

Binnen de gebiedsaanduiding ‘veiligheidszone - lpg’ geldt dat de bouw van kwetsbare objecten, zoals bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen niet zijn toegestaan.

 

 

Artikel 15 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:

  1. de regels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft.

  2. de regels en toestaan dat het bouwvlak met maximaal 2 meter wordt overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft.

  3. de regels voor de bouw van een luifel aan de voorgevel van een hoofdgebouw, geen woning zijnde, mits:

    1. de diepte gemeten vanuit de voorgevel niet meer bedraagt dan 1,5 meter;

    2. de hoogte niet meer bedraagt dan de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw;

    3. er geen bezwaren bestaan vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid.

  4. de regels en toestaan dat openbare nutsgebouwen, waaronder wachthuizen ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwen ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwen, en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwen worden gebouwd, mits:

    1. de inhoud per gebouw niet meer dan 60m³ zal bedragen;

    2. de bouwhoogte niet meer dan 3 meter zal bedragen;

  5. de regels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken en toestaan dat deze worden vergroot:

    1. ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 20 meter;

    2. ten behoeve van de bouw van waarschuwings- en of communicatiemasten tot maximaal 10 meter;

    3. ten behoeve van de bouw van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde tot 3 meter.

  6. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en technische ruimten wordt vergroot, mits:

    1. de maximale oppervlakte van de vergroting niet meer bedraagt dan 10% van het betreffende platte dakvlak of de horizontale projectie van het schuine dakvlak;

    2. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw.