Inhoud
 
Gemeente:
Ede
PlanNaam:
Bestemmingsplan Ede Noord
Status:
Vastgesteld
Datum:
29-11-2012

HOOFDSTUK 3 ALGEMENE REGELS

 

 

Artikel 22 Anti-dubbeltelbepaling

 

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

Artikel 23 Algemene bouwregels

 

  1. Indien de bestaande bebouwing afwijkt van de in deze regels gegeven voorschriften ten aanzien van:
    1. goot- en bouwhoogten;
    2. oppervlakte;
    3. inhoud;
    4. afdekking van gebouwen;
    5. afstand tot voorgevelbouwgrens;
    6. afstand tot de perceelsgrens;

zijn de bestaande maten, hellingen, dan wel afstanden eveneens toegestaan, onder de

voorwaarde dat herbouw uitsluitend op dezelfde locatie mag plaatsvinden.

  1. In afwijking van het bepaalde in sub a, kan herbouw op een andere locatie plaatsvinden voor zover dit betrekking heeft op bouwwerken als bedoeld in 18.2.2. Hiervoor kunnen burgemeester en wethouders nadere eisen stellen aan de situering en afmeting van de betreffende gebouwen.

Deze nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld ten behoeve van:

- het stedenbouwkundig beeld;

- de verkeersveiligheid;

- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

  1. Voor zover in dit plan goothoogten zijn aangegeven, dienen hoofdgebouwen te worden voorzien van een kap, waarvan de minimale en de maximale dakhelling niet meer mag bedragen dan respectievelijk 30 graden en 60 graden.

  2. Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 23 onder c, en toestaan dat een gebouw zonder kap wordt gebouwd, dan wel met kap waarbij de dakhelling afwijkt van het bepaalde in artikel 23 onder c, mits het in het plan beoogde stedenbouwkundige beeld, zoals dat mede in relatie tot die van de directe omgeving wordt bepaald, niet wordt geschaad.

 

 
 

Artikel 24 Algemene aanduidingsregels

 

24.1 Geluidzone-Industrie

 

24.1.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'Geluidzone - Industrie' zijn de gronden, naast de andere voor die

gronden aangewezen bestemmingen, tevens bestemd voor het tegengaan van een te hoge

geluidsbelasting op nieuwe geluidgevoelige bebouwing als gevolg van industrielawaai en mede

bestemd voor de bescherming en instandhouding van de geluidsruimte in verband met de nabijheid

van een inrichting als bedoeld in artikel 41 en artikel 53 van de Wet geluidhinder.

 

24.1.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere aangewezen bestemmingen geldt dat ter plaatse van de

aanduiding 'geluidzone - industrieterrein' - met uitzondering van herbouw ten behoeve van een

bestaande geluidgevoelige functie - het niet is toegestaan om gebouwen ten behoeve van

geluidgevoelige functies als bedoeld in de Wet geluidhinder te bouwen dan wel het gebruik van

gebouwen ten behoeve van niet-geluidgevoelige functies om te zetten in het gebruik van gebouwen

ten behoeve van geluidgevoelige functies.

 

24.1.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 24.1.2 teineinde het

bouwen van nieuwe woningen en andere geluidsgevoelige bebouwing overeenkomstig de andere

bestemmingen toe te staan, mits de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein op de gevels van

deze woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende

voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde.

 

 

24.2 Milieuzone-Grondwaterbeschermingsgebied

 

24.2.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone-grondwaterbeschermingsgebied' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van de kwaliteit van het grondwater in verband met de drinkwatervoorziening. Een en ander in afstemming met de Provinciale Milieuverordening Gelderland en met de Ruimtelijke Verordening Gelderland.

 

24.2.2 Bouwregels

  1. In afwijking van het bepaalde bij de andere aangewezen bestemmingen geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone-grondwaterbeschermingsgebied' - met uitzondering van herbouw ten behoeve van een bestaande gebouwen, het niet is toegestaan om gebouwen te bouwen.
  2. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen 3 m.

 

 

24.2.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 24.2.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen ter plaatse, mits een positief advies is verkregen van het drinkwaterbedrijf.

 
 

24.2.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

  1. Het is verboden op of in de in artikel 24.2.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegde gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren:

    1. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;

    2. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;

    3. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;

    4. het gebruiken, storten en opslaan van meststoffen, bestrijdingsmiddelen, verontreinigde grond en/of schadelijke stoffen;

    5. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;

    6. andere-werken die een verandering van de waterhuishouding of grondwaterpeil tot gevolg hebben, zoals drainage en (onder)bemaling.

  2. Een omgevingsvergunning wordt niet verleend dan nadat positief advies is verkregen van het waterleidingbedrijf en van de Provincie Gelderland.

  3. Geen omgevingsvergunning is nodig voor:

    1. andere werken die het normale onderhoud en beheer betreffen;

    2. andere werken die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning.  

 

24.3 Milieuzone-Waterwingebied

 

24.3.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone-waterwingebied' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van de kwaliteit van het grondwater in verband met de drinkwatervoorziening. Een en ander in afstemming met de Provinciale Milieuverordening Gelderland en met de Ruimtelijke Verordening Gelderland.

 

24.3.2 Bouwregels

  1. In afwijking van het bepaalde bij de andere aangewezen bestemmingen geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone-waterwingebied', met uitzondering van herbouw ten behoeve van een bestaande gebouwen, het niet is toegestaan om gebouwen te bouwen.
  2. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen 3 m.

 

24.3.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 24.3.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen ter plaatse, mits een positief advies is verkregen van het drinkwaterbedrijf.

 

 
 

24.3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. Het is verboden op of in de in artikel 24.3.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegde gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren:
    1. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;

    2. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;

    3. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;

    4. het gebruiken, storten en opslaan van meststoffen, bestrijdingsmiddelen, verontreinigde grond en/of schadelijke stoffen;

    5. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;

    6. andere-werken die een verandering van de waterhuishouding of grondwaterpeil tot gevolg hebben, zoals drainage en (onder)bemaling.

  2. Een omgevingsvergunning wordt niet verleend dan nadat positief advies is verkregen van het waterleidingbedrijf en van de Provincie Gelderland.

  3. Geen omgevingsvergunning is nodig voor:

    1. andere werken die het normale onderhoud en beheer betreffen;

    2. andere werken die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning.  

 

24.4 Wro-zone-wijzigingsgebied

 

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone-wijzigingsgebied' met toepassing van artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen ten aanzien de bestemming Groen te wijzigen in een bestemming ten behoeve van een nutsvoorziening naar de bestemming Bedrijfs-Nutsvoorziening, mits:

    1. deze wijzigingsbevoegdheid wordt toegepast binnen het gebied dat op de verbeelding is begrensd door de aanduiding 'wro-zone-wijzigingsgebied' ;
    2. de maximale oppervlakte bebouwing 2000 m² bedraagt;

    3. de maximale bouwhoogte van het hoofdgebouw 7 m en de maximale hoogte van de bijbehorende bebouwing 1 m bedraagt;

Niet toegestaan zijn:

    1. inrichtingen als bedoeld in bijlage 1 onderdeel d van het Besluit omgevingsrecht;

    2. een of meerdere dienstwoningen.

 

 
 

Artikel 25 Algemene afwijking van de bouwregels

 

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van:

  1. de in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages.

  2. de regels en toestaan dat het bouwvlak met maximaal 2 meter wordt overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;

  3. de regels voor de bouw van een luifel aan de voorgevel van een hoofdgebouw, geen woning zijnde, mits:

    1. de diepte gemeten vanuit de voorgevel niet meer bedraagt dan 3 m;

    2. de hoogte niet meer bedraagt dan de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw;

    3. er geen bezwaren bestaan vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid.

  4. de regels en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits:

    1. de inhoud per gebouwtje niet meer bedraagt dan 60 m3;

    2. de bouwhoogte niet meer dan bedraagt dan 5 m.

  5. de regels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot:

    1. ten behoeve de bouw van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 5 m;

    2. ten behoeve van de bouw van waarschuwings- en/of communicatiemasten tot maximaal 6 m;

    3. ten behoeve van de bouw van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot 6 m.

  6. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en technische ruimten wordt vergroot, mits:

    1. de maximale oppervlakte van de vergroting niet meer bedraagt dan 10% van het betreffende platte dakvlak of de horizontale projectie van het schuine dakvlak;

    2. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw.

  7. de regels en toestaan dat antennes worden gerealiseerd, met dien verstande dat:

    1. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 40 m;

    2. de noodzaak van plaatsing is aangetoond;

    3. is aangetoond dat de plaatsing van een antenne niet mogelijk is op bestaande hoogbouw of een bestaande (hoogspannings)mast;

    4. de locatie in overeenstemming is met het plaatsingsplan, waarbij plaatsing bij voorkeur plaatsvindt op bedrijventerreinen, sportterreinen en/of groene gebieden, dan wel nabij kantoren en bij voorkeur niet in de nabijheid van onderwijsinstellingen;

    5. is aangetoond dat de antenne inpasbaar is gelet op de ruimtelijke, landschappelijke of ecologische kwaliteit van het terrein, in relatie tot de kwaliteit van de aangrenzende gebieden. In de afweging omtrent de verlening van omgevingsvergunning worden in ieder geval de beschermde soorten krachtens de Flora- en faunawet betrokken, zodanig dat dient te zijn aangetoond dat redelijkerwijs is te verwachten dat een ontheffing op grond van deze wet, indien vereist, zal worden verleend;

    6. de bouwkundige inpasbaarheid van de antenne is aangetoond.

Aan de omgevingsvergunning kunnen voorwaarden gesteld omtrent de kleur en de exacte locatie van de antennemast c.a. en het aanbrengen van afschermende beplanting;
 

  1. het bepaalde ten aanzien van het gebruik van aan- en uitbouwen en bijgebouwen en toestaan dat aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen worden gebruikt voor mantelzorg, onder de voorwaarden dat:

    1. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet onevenredig worden aangetast;

    2. de mantelzorg niet de bouw of uitbreiding van een geluidgevoelige ruimte tot gevolg heeft, tenzij er kan worden voldaan aan de eisen bij of krachtens de Wet geluidhinder;

    3. wanneer het gaat om een aanbouw de gebruiksruimte voor de mantelzorg ten hoogste 15% van de oppervlakte van het bestaande hoofdgebouw bedraagt en één bouwlaag beslaat;

    4. wanneer de mantelzorg plaatsvindt in een bestaand vrijstaand bijgebouw,

      • dient van het vervallen van de noodzaak van mantelzorg door of vanwege de gebruiker van het hoofdgebouw waaraan of waarbij de mantelzorg is verleend, aan het bevoegd gezag schriftelijk mededeling te worden gedaan;

      • gaat het bevoegd gezag over tot intrekking van de omgevingsvergunning indien de noodzaak van mantelzorg is vervallen.

 

Artikel 26 Algemene wijzigingsbevoegdheid

 

  1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen niet meer dan 3 meter bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.

  2. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bouwvlakken te wijzigen ten behoeve van overschrijding van bouwvlakgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen niet meer dan 3 meter bedragen en het bouwvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.

 

 

Artikel 27 Procedureregeling

 

Vóór het stellen van nadere eisen of het verlenen van een omgevingsvergunning ingevolge artikel 3.6

van de Wet ruimtelijke ordening worden belanghebbenden gedurende een periode van twee weken in

de gelegenheid gesteld om zienswijzen naar voren te brengen. Hiertoe wordt het plan, met de daarop

betrekking hebbende stukken, ter inzage gelegd. Voorafgaande aan de terinzagelegging geeft het

bestuursorgaan in een of meer dag-, nieuws-, of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte

wijze kennis van het ontwerp.