Artikel 3 Bedrijf
3.1 Bestemmingsomschrijving
De als ‘Bedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 (Staat van bedrijfsactiviteiten) onder de categorieën A en B;
-
opslag en uitstalling;
-
wegen en paden;
-
parkeervoorzieningen;
-
tuinen, erven en verhardingen;
-
detailhandel in uitsluitend ter plaatse vervaardigde of bewerkte goederen;
-
ter plaatse van de aanduiding 'opslag' is tevens toegestaan het opslaan van goederen;
-
ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg' is tevens verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg toegestaan;
-
ter plaatse van de aanduiding 'kantoor' is tevens een kantoor toegestaan;
-
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - gemeentewerf' is tevens een gemeentewerf toegestaan;
-
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - goederenwegvervoerbedrijf' is tevens een goederenwegvervoerbedrijf zonder schoonmaakmiddelen en tanks toegestaan.
-
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - vervaardiging van overige artikelen van hout' is het tevens toegestaan overige artikelen van hout te vervaardigen;
-
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - verkeersschool' is tevens een verkeerschool toegestaan.
-
ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’ is per aanduiding tevens één bedrijfswoning
toegestaan;
-
ter plaatse van de aanduiding 'geluidscherm' een geluidwerende voorziening.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Bedrijfsgebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
- Gebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd.
-
Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij anders is aangegeven.
-
De voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn of op een afstand van niet meer dan 2 m daarachter.
-
De goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven.
-
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven.
3.2.2 Bedrijfswoningen
Bedrijfswoningen mogen uitsluitend worden gebouwd (ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’), mits voldaan is aan de volgende voorwaarden:
-
per bedrijf is één bedrijfswoning vrijstaand dan wel opgenomen in de bedrijfsbebouwing toegestaan, onder de volgende voorwaarden:
-
de voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn
- de inhoud mag niet meer bedragen dan 720 m³
-
de oppervlakte van de bedrijfswoning, niet meegerekend de gezamenlijke oppervlakte van dakterrassen voor zover deze gesitueerd zijn boven bedrijfsgebouwen als bedoeld in artikel 3, mag niet meer bedragen dan 200 m²;
-
de goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven;
-
de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven;
-
-
bij de bedrijfswoning moeten binnen het bestemmingsvlak, direct grenzend aan en te ontsluiten via gronden met de bestemming Verkeer-Verblijfsgebied minimaal 2 parkeerplaatsen ten behoeve van de bedrijfswoning worden aangelegd.
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
- De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m.
-
De bouwhoogte van lichtmasten en vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 m.
-
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
-
De bouwhoogte van geluidwerende voorzieningen mag niet meer bedragen dan 2,5 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van geluidwerende voorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'geluidscherm' niet meer mag bedragen dan 4,5 m.
3.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.2.1 en
toestaan dat op de percelen die zijn aangeduid als 'verkeersschool' de goothoogte niet meer dan 5 m
mag bedragen, met dien verstande dat dit noodzakelijk is voor de toegankelijkheid van betreffend
bedrijfsgebouw met voertuigen hoger dan 3 m.
3.4 Afwijken van de specifieke gebruiksregels
3.4.1 Toestaan vergelijkbare bedrijven
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.1 onder a voor het toestaan van bedrijven die naar aard en milieubelasting of ruimtelijke impact (verkeersaantrekkende werking, ruimtebeslag, aantal arbeidsplaatsen e.d.) vergelijkbaar zijn met de toegestane bedrijven, met inachtneming van de volgende bepalingen:
-
er vindt geen onevenredige toename van de aantasting van het woon- en leefklimaat plaats;
-
er vindt geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken plaats.
3.4.2 Toestaan detailhandel
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning de uitoefening van detailhandel in relatie tot en in combinatie met bedrijfsactiviteiten, mits:
- de oppervlakte ten behoeve van de detailhandelsactiviteiten niet meer bedraagt dan 10% van de oppervlakte van de bedrijfsgebouwen met een maximum van 150 m²;
- de detailhandelsactiviteiten een directe relatie hebben met de bedrijfsactiviteiten;
-
de detailhandelsactiviteiten niet leiden tot een onaanvaardbare aantasting van de stedenbouwkundige opzet van het plangebied en/of belangen van derden.
Artikel 4 Bedrijf - Nutsvoorziening
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bedrijf- Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
gebouwen ten behoeve van het openbaar nut zoals gebouwen ten behoeve van de energie-, warmte- en telecommunicatievoorziening en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwen;
-
ontsluitingswegen en verhardingen;
-
groenvoorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
-
Gebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd.
-
Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij anders is aangegeven.
-
De bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan 5 m.
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
-
De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m.
-
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
Artikel 5 Bedrijventerrein - 1
5.1 Bestemmingsomschrijving
De als ‘Bedrijventerrein - 1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
-
bedrijven die zijn genoemd in bijlage 2 (Staat van bedrijfsactiviteiten) onder de categorieën 1 tot en met 3.1, met uitzondering van geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
-
nutsvoorzieningen;
-
kantoren;
-
opslag en uitstalling;
-
verharde en onverharde wegen, paden en parkeervoorzieningen noodzakelijk voor en ondergeschikt aan de bestemming;
-
groenvoorzieningen;
-
ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is tevens één bedrijfswoning toegestaan;
-
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - 1 - rubberenartikelenfabriek' is tevens een rubberenartikelenfabriek toegestaan;
-
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - 1 - zuivelproducten fabrieken' is tevens een zuivelproductenfabriek toegestaan;
-
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke van bedrijventerrein - 1 - elektriciteitsdistributiebedrijven' is tevens een elektriciteitsdistributiebedrijf toegestaan.
-
5.2 Bouwregels
5.2.1 Bedrijfsgebouwen
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:
-
Gebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd.
-
Maximaal 75% van de oppervlakte van het bij een bedrijf behorende perceel mag worden bebouwd.
-
De goothoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan is aangegeven.
5.2.2 Bedrijfswoningen
Bedrijfswoningen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’, mits voldaan is aan de volgende voorwaarden:
Per bedrijf is één bedrijfswoning vrijstaand dan wel opgenomen in de bedrijfsbebouwing toegestaan, onder de volgende voorwaarden:
-
-
Bij een vrijstaande woning zijn de volgende bepalingen van toepassing:
-
De breedte van de woning mag niet minder bedragen dan 6 m en niet meer bedragen dan 12 m.
-
De diepte van de woning mag niet meer bedragen dan 12 m.
-
De goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven.
-
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven.
-
-
Bij een in de bedrijfsbebouwing opgenomen bedrijfswoning zijn de volgende bepalingen van toepassing:
- De inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 600 m³.
- De goot- en bouwhoogte zoals toegestaan voor bedrijfsgebouwen, mag niet worden
-
overschreden.
Bedrijfswoningen mogen uitsluitend halfvrijstaand of vrijstaand worden gebouwd indien de aanduiding 'twee-aaneen' op de verbeelding is opgenomen.
5.2.3 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen
Voor het bouwen van aan- en bijgebouwen aan/bij de bedrijfswoning gelden de volgende bepalingen:
-
Aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd.
-
De gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 50 m².
-
De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
-
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 m.
5.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
-
De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m;
-
De bouwhoogte van antennes en reclamemasten mag niet meer bedragen dan 6 m.
-
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
5.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning een bedrijfswoning binnen het bouwvlak toestaan met inachtneming van de volgende bepalingen:
-
-
de noodzaak dient te worden aangetoond en;
-
er vindt geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken plaats en;
- het leidt niet tot onaanvaardbare aantasting van de stedenbouwkundige opzet van het desbetreffend plangebied en/of belangen van derden.
-
5.4 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen
Indien een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5.3 wordt verleend gelden voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen aan/bij de bedrijfswoning de volgende bepalingen:
- Aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd.
- De gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 50 m².
-
De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
-
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 m.
5.5 Afwijken van de specifieke gebruiksregels
5.5.1 Toestaan vergelijkbare bedrijven
- Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.1 onder a en bedrijven die zijn genoemd in bijlage 2 (Staat van bedrijfsactiviteiten) onder de categorieën 3.2 toestaan, met uitzondering van geluidzoneringsplichtige inrichtingen, mits voldaan wordt aan de volgende bepalingen:
-
er vindt geen onevenredige toename van de aantasting van het woon- en leefklimaat plaats;
-
er vindt geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken plaats.
-
-
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.1 onder a voor het toestaan van bedrijven die naar aard en milieubelasting of ruimtelijke impact (verkeersaantrekkende werking, ruimtebeslag, aantal arbeidsplaatsen e.d.) vergelijkbaar zijn met de toegestane bedrijven, met inachtneming van de volgende bepalingen:
-
er vindt geen onevenredige toename van de aantasting van het woon- en leefklimaat plaats;
-
er vindt geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken plaats.
-
5.5.2 Toestaan detailhandel
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning de uitoefening van detailhandel in relatie tot en in combinatie met bedrijfsactiviteiten toestaan, mits:
-
de oppervlakte ten behoeve van de detailhandelsactiviteiten niet meer bedraagt dan 10% van de oppervlakte van de bedrijfsgebouwen met een maximum van 150 m²;
-
de detailhandelsactiviteiten een directe relatie hebben met de bedrijfsactiviteiten;
-
de detailhandelsactiviteiten niet leiden tot een onaanvaardbare aantasting van de stedenbouwkundige opzet van het plangebied en/of belangen van derden.
Artikel 6 Bedrijventerrein - 2
6.1 Bestemmingsomschrijving
De als ‘Bedrijventerrein - 2’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
-
bedrijven die zijn genoemd in bijlage 2 (Staat van bedrijfsactiviteiten) onder de categorieën 1 tot met 3.2, met uitzondering van geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
-
opslag en uitstalling;
-
verharde en onverharde wegen, paden en parkeervoorzieningen noodzakelijk voor en ondergeschikt aan de bestemming;
-
groenvoorzieningen;
-
ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is tevens één bedrijfswoning toegestaan;
-
ter plaatse van de aanduiding 'kantoor' is tevens kantoorruimte toegestaan;
-
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - 2 -zuivelproducten fabrieken' is tevens een zuivelproductenfabriek toegestaan.
-
6.2 Bouwregels
6.2.1 Bedrijfsgebouwen
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:
-
Gebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd.
-
De bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan is aangegeven.
-
Indien hoofdgebouwen niet aaneen worden gebouwd moet de onderlinge afstand ten minste 10 m bedragen;
-
Indien gebouwen, niet zijnde hoofdgebouwen, niet aaneen worden gebouwd moet de onderlinge afstand ten minste 3 m bedragen;
-
De gebouwen mogen slechts in één zijerfscheiding worden gebouwd;
-
De gebouwen moeten op een afstand van ten minste 2 m uit de achtererfscheiding worden gebouwd;
-
Indien de gebouwen niet in de zijerfscheiding worden gebouwd moet de afstand tussen de gebouwen en de zijerfscheiding ten minste 2 m bedragen;
-
De minimum afstandsmaten onder f en g gelden niet daar waar het gebouwenvlak grenst aan gronden die volgens de daaraan gegeven bestemming niet bebouwd mogen worden, met gebouwen.
6.2.2 Bedrijfswoningen
Bedrijfswoningen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’, mits voldaan is aan de volgende voorwaarden:
Per bedrijf is één bedrijfswoning vrijstaand, dan wel opgenomen in de bedrijfsbebouwing toegestaan, onder de volgende voorwaarden:
-
-
Bij een vrijstaande woning zijn de volgende bepalingen van toepassing:
-
De breedte van de woning mag niet minder bedragen dan 6 m en niet meer bedragen dan 12 m.
-
De diepte van de woning mag niet meer bedragen dan 12 m.
-
De goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven.
-
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven.
-
-
Bij een in de bedrijfsbebouwing opgenomen bedrijfswoning zijn de volgende bepalingen van toepassing:
- De inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 600 m³.
- De goot- en bouwhoogte zoals toegestaan voor bedrijfsgebouwen, mag niet worden
-
overschreden.
6.2.3 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen
Voor het bouwen van aan- en bijgebouwen aan/bij de bedrijfswoning gelden de volgende bepalingen:
-
Aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd.
-
De gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 50 m².
-
De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
-
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 m.
6.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
-
De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m;
-
De bouwhoogte van antennes en reclamemasten mag niet meer bedragen dan 6 m.
-
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
6.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning een bedrijfswoning binnen het bouwvlak toestaan met inachtneming van de volgende bepalingen:
-
-
de noodzaak dient te worden aangetoond en;
-
er vindt geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken plaats en;
- dit leidt niet tot onaanvaardbare aantasting van de stedenbouwkundige opzet van het desbetreffend plangebied en/of belangen van derden.
-
6.4 Afwijken van de specifieke gebruiksregels
6.4.1 Toestaan vergelijkbare bedrijven
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6.1 onder a voor het toestaan van bedrijven die naar aard en milieubelasting of ruimtelijke impact (verkeersaantrekkende werking, ruimtebeslag, aantal arbeidsplaatsen e.d.) vergelijkbaar zijn met de toegestane bedrijven, met inachtneming van de volgende bepalingen:
-
er vindt geen onevenredige toename van de aantasting van het woon- en leefklimaat plaats;
-
er vindt geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken plaats.
6.4.2 Toestaan detailhandel
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning de uitoefening van detailhandel in relatie tot en in combinatie met bedrijfsactiviteiten toestaan, mits:
-
de oppervlakte ten behoeve van de detailhandelsactiviteiten niet meer bedraagt dan 10% van de oppervlakte van de bedrijfsgebouwen met een maximum van 150 m²;
-
de detailhandelsactiviteiten een directe relatie hebben met de bedrijfsactiviteiten;
-
de detailhandelsactiviteiten niet leiden tot een onaanvaardbare aantasting van de stedenbouwkundige opzet van het plangebied en/of belangen van derden.
Artikel 7 Bos
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bos’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
bos en bebossing;
-
groenvoorzieningen;
-
paden en wegen;
-
water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en geen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.
7.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde en voor werkzaamheden
7.3.1 Omgevingsvergunning
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
-
het kappen en/of rooien van bomen en/of houtgewas;
-
het aanleggen van verhardingen met een oppervlakte groter dan 5% van de in deze bestemming opgenomen aaneengesloten gronden tot een maximum van 100 m2;
-
het afgraven, ophogen en egaliseren van gronden;
-
het dempen van watergangen.
7.3.2 Uitzonderingen
Het in artikel 7.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
-
het normale onderhoud betreffen;
- waarvoor ten tijde van het van kracht worden van dit bestemmingsplan een omgevingsvergunning is verleend.
7.3.3 Toelaatbaarheid
De in artikel 7.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en het herstel van de landschappelijke en/of natuurlijke waarden van de gronden.
Artikel 8 Groen
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
groenvoorzieningen;
-
bermen en beplantingen;
-
speelvoorzieningen;
-
kunstobjecten;
-
toegangswegen voor aangrenzende bestemmingen;
-
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
-
voorzieningen voor langzaamverkeer;
-
nutsvoorzieningen;
-
geluidwerende voorzieningen;
-
ter plaatse van de aanduiding 'geluidscherm' een geluidwerende voorziening.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Gebouwen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
8.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
- De totale oppervlakte van een overkapping mag niet meer bedragen dan 20 m².
- De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 6 m.
-
De bouwhoogte van geluidwerende voorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'geluidscherm' mag niet meer bedragen dan 4,5 m.
8.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.3.1 Omgevingsvergunning
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
-
het aanleggen van verhardingen met een oppervlakte groter dan 5% van de in deze bestemming opgenomen aaneengesloten gronden;
- het afgraven, ophogen en egaliseren van gronden wanneer dit een oppervlakte van meer dan 250 m² betreft.
8.3.2 Uitzonderingen
Het in artikel 8.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
-
het normale onderhoud betreffen;
-
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
8.3.3 Toelaatbaarheid
De in artikel 8.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke en/of natuurlijke waarden van de gronden.
Artikel 9 Horeca
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Horeca’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
horecabedrijven van categorie 1, 2, 3;
-
ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’ is per aanduiding uitsluitend één bedrijfswoning toegestaan;
-
ter plaatse van de aanduiding 'opslag' is uitsluitend opslag, behorende bij de horecabedrijven, toegestaan.
-
ter plaatse van de 'specifieke vorm van horeca - bedrijfswoning 2 interne bedrijfswoningen op verdieping toegestaan' zijn op de verdieping tevens twee bedrijfswoningen toegestaan;
-
tuinen, erven en verhardingen;
-
parkeervoorzieningen;
-
groenvoorzieningen.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Bedrijfsgebouwen
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:
-
Gebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd.
-
Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij anders is aangegeven.
-
De voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn of op een afstand van niet meer dan 2 m daarachter.
-
De goothoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan is aangegeven.
-
De bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan is aangegeven.
9.2.2 Bedrijfswoningen
Bedrijfswoningen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning', mits voldaan is aan de volgende voorwaarden:
Per bedrijf is één bedrijfswoning vrijstaand dan wel opgenomen in de bedrijfsbebouwing toegestaan, onder de volgende voorwaarden:
-
-
-
Bij een vrijstaande woning zijn de volgende bepalingen van toepassing:
-
De afstand tot de/één zijdelingse perceelgrens mag niet minder bedragen dan 5 m.
-
De breedte van de woning mag niet minder bedragen dan 6 m en niet meer bedragen dan 12 m.
-
De diepte van de woning mag niet meer bedragen dan 12 m.
-
De goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven.
-
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven.
-
Bij een in de bedrijfsbebouwing opgenomen bedrijfswoning zijn de volgende bepalingen van toepassing:
-
De inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 600 m3.
-
De goot- en bouwhoogte zoals toegestaan voor bedrijfsgebouwen, mag niet worden overschreden.
-
-
9.2.3 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen aan/bij de bedrijfswoning gelden de volgende bepalingen:
-
Aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd.
-
De gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 50 m².
-
De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
-
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 m.
9.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
- De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf - en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn niet meer mag bedragen dan 1 m.
- De bouwhoogte van lichtmasten en vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 m.
-
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
Artikel 10 Maatschappelijk
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Maatschappelijk’ aangewezen gronden zijn bestemd:
-
ter plaatse van de aanduiding 'religie' zijn uitsluitend religieuze voorzieningen en daaraan ondergeschikte kinderopvanginstellingen en een kantoorruimte van maximaal 100m² toegestaan;
- ter plaatse van de aanduiding 'onderwijs' zijn uitsluitend onderwijs- en kinderopvanginstellingen toegestaan;
-
ter plaatse van de aanduiding 'crematorium' is uitsluitend toegestaan een crematorium met een urnenmuur en een strooiveld.
-
ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats' is uitsluitend een begraafplaats toegestaan;
- wegen en paden;
-
tuinen, erven en verhardingen;
-
parkeervoorzieningen;
-
groenvoorzieningen.
10.2 Bouwregels
10.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
-
Gebouwen mogen uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd.
-
Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij anders is aangegeven op de verbeelding.
-
De goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding.
-
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding.
-
Indien het bouwvlak als bedoeld onder b volledig is bebouwd, mogen in afwijking van het bepaalde onder a, buiten het bouwvlak stallingsruimten voor fietsen worden gebouwd, met dien verstande dat:
-
de (gezamenlijke) oppervlakte niet meer dan 100 m² bedraagt;
-
de hoogte niet meer dan 2,5 meter bedraagt.
10.2.2 Bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:
-
-
Bij een vrijstaande woning zijn de volgende bepalingen van toepassing:
-
De breedte van de woning mag niet minder bedragen dan 6 m en niet meer bedragen dan 12 m.
-
De diepte van de woning mag niet meer bedragen dan 12 m.
-
De goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven.
-
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven.
-
-
Bij een in de bedrijfsbebouwing opgenomen bedrijfswoning zijn de volgende bepalingen van toepassing:
- De inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 600 m³.
- De goot- en bouwhoogte zoals toegestaan voor bedrijfsgebouwen, mag niet worden
-
overschreden.
10.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
- De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf - en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn niet meer mag bedragen dan 1 m.
- De bouwhoogte van lichtmasten en vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 m;
-
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van stallingsruimten voor fietsen, mag niet meer bedragen dan 3 m.
-
Ter plaatse van de aanduiding 'crematorium' is een urnenmuur toegestaan bestaande uit drie delen met een respectievelijke maximale lengte van circa 11 meter, 17 meter en 12 meter, en een maximale hoogte van 2 meter met een capaciteit voor maximaal 300 urnen.
10.3 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen
Indien een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 10.4 onder b wordt verleend gelden voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen aan/bij de bedrijfswoning de volgende bepalingen:
-
Aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd.
- De gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 50 m².
-
De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
-
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 m.
10.4 Afwijken van de gebruikregels
- Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 10.1 en andere maatschappelijke en culturele voorzieningen toestaan, met inachtneming van de volgende regels:
-
Er vindt geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende bouwwerken plaats;
-
Er vindt geen onevenredige toename van de parkeerdruk alsmede van de verkeersaantrekkende werking plaats.
-
- Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning een bedrijfswoning overeenkomstig het bepaalde in artikel 10.2.2 vrijstaand dan wel inpandig toestaan binnen het bouwvlak met inachtneming van de volgende bepalingen:
-
de noodzaak dient te worden aangetoond en;
-
er vindt geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken plaats en;
- dit leidt niet tot onaanvaardbare aantasting van de stedenbouwkundige opzet van het desbetreffend plangebied en/of belangen van derden.
-
.
Artikel 11 Recreatie
11.1 Bestemmingsomschrijving
De als Recreatie aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- volkstuinen met bijbehorende voorzieningen, ter plaatse van de aanduiding ‘volkstuin’;
-
wegen en paden;
- verhardingen;
- groenvoorzieningen;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
11.2 Bouwregels
11.2.1 Gebouwen
Ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin' mag de oppervlakte van gebouwen per individuele volkstuin niet meer bedragen dan 6 m² en de bouwhoogte niet meer bedragen dan 3 m.
11.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
- De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m.
-
De bouwhoogte van lichtmasten en vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 m.
-
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
Artikel 12 Sport
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Sport’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
sportvelden;
-
gebouwen ten behoeve van sportdoeleinden met bijbehorende voorzieningen zoals clubgebouw, kantine, kleedkamers en tribunes;
-
ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van sport - scouting’ is tevens scouting met bijbehorende voorzieningen toegestaan;
-
tuinen, erven en verhardingen;
-
voorzieningen voor verkeer en verblijf;
-
groenvoorzieningen;
-
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
-
speelvoorzieningen;
- toegangswegen voor aangrenzende bestemmingen;
12.2 Bouwregels
12.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
-
Gebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd.
-
Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij anders is aangegeven op de verbeelding.
-
De goothoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding.
-
De bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding.
12.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
- De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m.
-
De bouwhoogte van lichtmasten en vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 15 m.
-
De bouwhoogte van ballenvangers mag niet meer bedragen dan 8 m.
-
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
Artikel 13 Tuin
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Tuin’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
tuinen en verhardingen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
-
toegangswegen voor aangrenzende bestemmingen;
-
bijgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen';
-
ter plaatse van de aanduiding 'geluidscherm' een geluidwerende voorziening.
13.2 Bouwregels
13.2.1 Gebouwen
- Op of in deze gronden mogen uitsluitend gebouwen worden gebouwd in de vorm van bijgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' met dien verstande dat
-
de oppervlakte maximaal 6 m² bedraagt;
-
de bouwhoogte maximaal 3 m bedraagt.
-
-
Uitzondering op het genoemde onder a van dit artikel is het herbouwen van bestaande aan- en uitbouwen en bijgebouwen onder de voorwaarde dat:
-
de oppervlakte en de bouwhoogte van het gebouw niet meer mag bedragen dan de bestaande oppervlakte en bouwhoogte, en;
-
het gebouw op dezelfde plek wordt herbouwd.
-
13.2.2 Bijgebouwen
13.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
-
De bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m.
-
De bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 m.
-
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde (met uitzondering van overkappingen en/of carports), mag niet meer bedragen dan 3 m.
-
Het bouwen van overkappingen en/of carports is niet toegestaan. Uitzondering hierop is het herbouwen van bestaande overkappingen en/of carports onder de voorwaarde dat:
-
de bouwhoogte en oppervlakte niet meer mag bedragen dan de bestaande bouwhoogte en oppervlakte, en;
-
het gebouw op dezelfde plek wordt herbouwd.
-
-
De bouwhoogte van geluidwerende voorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'geluidscherm' mag niet meer bedragen dan 4,5 m.
13.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 13.2.1 voor het bouwen van erkers, luifels en balkons aan de voor- of zijgevel van het hoofdgebouw onder de volgende voorwaarden:
-
De diepte gemeten vanuit de voorgevel van het hoofdgebouw mag niet meer dan 1,5 m bedragen.
-
De afstand tot de openbare weg mag niet minder dan 2 m bedragen.
13.4 Specifieke gebruiksregels
De gronden gelegen voor de voorgevel van een woning mogen niet worden gebruikt voor het parkeren of stallen van caravans, voer- en vaartuigen etcetera met uitzondering van bestaande inritten.
13.5 Afwijken van de specifieke gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 13.4 en parkeren of stallen van caravans, voer- en vaartuigen toestaan, indien dit niet leidt tot onaanvaardbare aantasting van de stedenbouwkundige opzet van het desbetreffend plangebied en/of belangen van derden.
Artikel 14 Verkeer
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
voorzieningen voor verkeer en verblijf;
-
parkeervoorzieningen;
-
groenvoorzieningen;
-
kunstobjecten;
-
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
-
nutsvoorzieningen.
14.2 Bouwregels
14.2.1 Gebouwen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
14.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
-
De bouwhoogte van palen, masten en portalen voor geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer bedragen dan 10 m.
-
De bouwhoogte van kunstobjecten mag niet meer bedragen dan 5 m.
-
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
14.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 14.2.2 en een bouwhoogte van maximaal 16 m voor signalerings- en telecommunicatiemasten toestaan, mits de noodzaak van de plaatsing wordt aangetoond.
Artikel 15 Verkeer- Railverkeer
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Verkeer- Railverkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
spoorwegvoorzieningen;
-
wegen en straten;
-
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
-
kruisingen ten behoeve van wegen, straten, water en leidingen;
-
groenvoorzieningen;
-
nutsvoorzieningen.
15.2 Bouwregels
15.2.1 Gebouwen ten behoeve van het railverkeer
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van het railverkeer gelden de volgende bepalingen:
-
De bouwhoogte van tot de spoorwerken behorende gebouwen mag niet meer bedragen dan 3 m ten opzichte van de Bovenkant Spoorstaaf;
-
De gezamenlijke oppervlakte aan gebouwen mag niet meer bedragen dan 20 m².
15.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
-
De bouwhoogte van draagconstructies voor bovenleidingen, seinpalen, bakens en andere railverkeersvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 8 m.
-
De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m.
-
De bouwhoogte van bouwwerken voor het onderbrengen van voorzieningen van de elektrotechnische systemen mag niet meer bedragen dan 8 m ten opzichte van de Bovenkant Spoorstaaf.
-
De bouwhoogte van geluidsschermen gemeten vanaf de Bovenkant Spoorstaaf mag niet meer bedragen dan 1 m. Waar de sporen verdiept zijn gelegen, mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan 1 m vanaf peil.
-
De bouwhoogte van signalerings- en telecommunicatiemasten mag niet meer bedragen dan 12 m.
-
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 m.
Artikel 16 Verkeer - Verblijfsgebied
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Verkeer - Verblijfsgebied’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
voorzieningen voor verkeer en verblijf;
-
parkeervoorzieningen;
-
groenvoorzieningen;
-
kunstobjecten;
-
speelvoorzieningen;
-
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
-
ter plaatse van de aanduiding 'geluidscherm' een geluidwerende voorziening.
16.2 Bouwregels
16.2.1 Gebouwen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
16.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
-
De bouwhoogte van palen, masten en portalen voor geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer bedragen dan 10 m.
-
De bouwhoogte van kunstobjecten mag niet meer bedragen dan 5 m.
-
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
-
De bouwhoogte van geluidwerende voorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'geluidscherm' mag niet meer bedragen dan 4,5 m.
16.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 16.2.2 en een bouwhoogte van maximaal 16 m voor signalerings- en telecommunicatiemasten toestaan, mits de noodzaak van de plaatsing wordt aangetoond.
Artikel 17 Water
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder voorzieningen voor waterberging, aanvoer en afvoer, zoals watergangen, waterlopen en waterpartijen;
-
taluds en groenvoorzieningen;
-
voorzieningen voor verkeer en verblijf.
17.2 Bouwregels
17.2.1 Gebouwen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
17.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m;
Artikel 18 Wonen
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- wonen;
-
aan-huis-verbonden beroep en lichte bedrijvigheid;
-
aan- en bijgebouwen behorende bij de woning;
-
tuinen, erven en verhardingen;
-
toegangswegen voor aangrenzende bestemmingen;
-
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - dierenartspraktijk’ is tevens een dierenartspraktijk toegestaan.
-
ter plaatse van de aanduiding 'geluidscherm' een geluidwerende voorziening toegestaan.
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - dove gevel' is een dove gevel toegestaan.
18.2 Bouwregels
18.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
- Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd.
-
Ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' mag uitsluitend één vrijstaande woning worden gebouwd.
-
Ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' mogen woningen uitsluitend halfvrijstaand of vrijstaand worden gebouwd.
-
Ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' mogen woningen uitsluitend aaneen worden gebouwd;
-
Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' mogen woningen gestapeld worden gebouwd;
-
Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij anders is aangegeven.
-
De voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn of op een afstand van niet meer dan 2 m daarachter.
-
De goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven.
-
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven.
18.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen aan/bij de woning gelden de volgende bepalingen:
-
Aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd.
-
Het bebouwingspercentage van het gedeelte van de gronden gelegen achter de achtergevelrooilijn van het hoofdgebouw mag maximaal 50% bedragen tot een maximum gezamenlijke oppervlakte van 50 m².
-
Voor zover de oppervlakte van de strook grond achter de achtergevelrooilijn van het hoofdgebouw meer bedraagt dan 200 m² mag de onder b geregelde gezamenlijke oppervlakte worden vermeerderd met 10% van deze overmaat tot in totaal maximaal 90 m².
-
In afwijking van het bepaalde onder b en c van dit artikel mogen de gronden ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' volledig worden bebouwd met aan-en uitbouwen en bijgebouwen.
-
De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m, tenzij anders is aangegeven.
-
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 m.
18.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
-
De bouw van een zwembad is niet toegestaan.
- De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn niet meer dan 1 m mag bedragen.
-
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
-
De bouwhoogte van geluidwerende voorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'geluidscherm' mag niet meer bedragen dan 4,5 m.
-
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - dove gevel' geldt dat de woningen worden gebouwd met een dove gevel aan de zuidelijke gevelzijde.
-
In afwijking van het bepaalde onder e mag worden afgezien van het bouwen met een dove gevel, indien wordt gebouwd met toepassing van een vliesgevel. Dan wel er andere maatregelen worden genomen waardoor de geluidsbelasting vanwege wegverkeerslawaai op de betreffende gevel ten hoogste de wettelijke grenswaarde of de vastgestelde hogere grenswaarde bedraagt.
18.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 18.2.3 onder a voor de bouw van een onoverdekt zwembad onder de volgende voorwaarden:
- De oppervlakte van het zwembad mag niet meer bedragen dan 5% van het bouwperceel met maximum van 50 m².
- De hoogte van het zwembad boven peil mag niet meer bedragen dan 0,5 m.
-
De afstand tot de perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 5 m.
18.4 Specifieke gebruiksregels
Binnen de bestemming ‘Wonen’ is de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep en lichte bedrijvigheid toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende regels van toepassing zijn:
- De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de oppervlakte van de woning tot een maximum van 30 m².
-
Anders dan bepaald onder sub a is ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen-dierenartspraktijk' een dierenartspraktijk toegestaan van maximaal 100 m².
-
Detailhandel is niet toegestaan.
-
De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving, waarbij geldt dat deze past in categorie A van de Staat van Bedrijfsactiviteiten.
-
De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner met uitzondering van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen-dierenartspraktijk'.
18.5 Afwijken van de specifieke gebruiksregels
18.5.1 Toestaan groter oppervlak aan huis verbonden beroep
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 18.4 onder a voor een omvang van de activiteit met niet meer dan 60% van de oppervlakte van de woning tot een maximum van 80 m², mits de activiteit een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft en behoudt die met de woonfunctie in overeenstemming is.
18.5.2 Toestaan vergelijkbare bedrijven
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 18.4 onder e voor het toestaan van lichte bedrijvigheid die niet voorkomt in de Staat van Bedrijfsactiviteiten met dien verstande dat de bedrijvigheid naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen is met bedrijvigheid genoemd in de categorie A.
Artikel 19 Leiding - Brandstof
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Leiding - Brandstof’ aangewezen gronden zijn naast voor de overige aangewezen
bestemmingen mede bestemd voor de bescherming en instandhouding van de brandstofleiding.
19.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende bepalingen:
- ten behoeve van deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van maximaal 1,5 meter met een maximum oppervlakte van 5 m²;
- ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag- met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)-regels– uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
19.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in
artikel 19.2 sub b, mits het behoud van een veilige ligging en continuïteit van de leidingen zijn
gewaarborgd.
19.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
19.4.1 Omgevingsvergunning
Het is verboden op of in de gronden van deze bestemming zonder of in afwijking van een
omgevingsvergunning de volgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
- het aanleggen van wegen of paden en/of andere oppervlakteverhardingen;
-
het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage, of anderszins wijzigen van het maaiveld of weghoogte;
- het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
-
het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indrijven van voorwerpen in de bodem;
- het aanbrengen van diepwortelende beplanting en/of bomen;
-
het permanent opslaan van goederen.
19.4.2 Toelaatbaarheid
De werken en werkzaamheden, zoals in artikel 19.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien het
leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad.
19.4.3 Uitzonderingen
Het in artikel 19.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
-
het normale onderhoud en/of gebruik betreffen overeenkomstig de overige bestemmingen van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
-
reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.
19.4.4 Advisering over de omgevingsvergunning
Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 19.4.1 wint het bevoegde gezag schriftelijk advies in van de leidingbeheerder.
Artikel 20 Leiding - Hoogspanning
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Hoogspanning' aangewezen gronden zijn, behalve voor de
andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
-
bestaande bovengrondse hoogspanningsleidingen;
-
het tegengaan van een te hoge magneetveldbelasting op magneetveldgevoelige en magneetveldbeoordelingsplichtige objecten.
20.2 Bouwregels
- Ten dienste van de gronden als bedoeld in artikel 20.1 zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals meet- en regelkasten en hoogspanningsmasten toegestaan.
- Voor zover gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die zijn toegestaan op grond van de andere daar voorkomende bestemming(en), zijn gelegen binnen de gronden als bedoeld in artikel 20.1 mag de bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedragen dan de bestaande hoogte.
20.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in artikel 20.2 ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de in artikel 20.1 bedoelde andere daar voorkomende bestemming(en), indien daardoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van de betreffende hoogspanningsverbinding en ter zake vooraf advies van de beheerder is ingewonnen.
20.4 specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
-
het gebruik van bouwwerken als drager van reclame-uitingen;
-
gebruik van gronden en bouwwerken binnen de magneetveldzone van een hoogspanningsleiding als magneetveldgevoelig object dan wel magneetveldbeoordelingsplichtig object, met uitzondering van bestaande objecten.
Artikel 21 Waarde - Archeologie
21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn naast de overige aangewezen bestemmingen mede bestemd voor de bescherming en de veiligstelling van archeologische waarden.
21.2 Bouwregels
- Binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn.
-
Bouwwerken ten behoeve van de andere, voor deze gronden aangewezen bestemmingen zijn op de in artikel 21.1 bedoelde gronden slechts toelaatbaar, indien het betreft:
- Vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlaktevoor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid;
-
een bouwwerk waarvan de binnen de bestemming gelegen oppervlakte ten hoogste 250 m² bedraagt;
-
een bouwwerk dat (inclusief graafwerkzaamheden) niet dieper dan 30 centimeter en zonder
-
heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
21.3 Afwijken van de bouwregels
- Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 21.2 sub a met inachtneming van de voor deze gronden geldende overige bouwregels.
-
De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 21.3 sub a wordt verleend, indien op basis van archeologisch onderzoek of naar het oordeel van een archeologische deskundige is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.
-
De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 21.3 sub a wordt voorts verleend, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie de archeologische waarden door de bouwwerkzaamheden niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden gericht op:
- het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
-
het doen van opgravingen;
-
begeleiding van de bouwwerkzaamheden door een archeologisch deskundige.
21.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
21.4.1 Omgevingsvergunning
Het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- grondwerkzaamheden dieper dan 30 centimeter, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren, het verwijderen van funderingen en het aanleggen van drainage;
-
het verlagen of verhogen van het waterpeil;
-
het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
-
het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
21.4.2 Toelaatbaarheid
De werken of werkzaamheden, waarvoor het verbod van in artikel 21.4.1 geldt, zijn slechts toelaatbaar, indien op basis van archeologisch onderzoek of naar het oordeel van een archeologisch deskundige is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad of mogelijk schade kan worden voorkomen door aan de vergunning regels te verbinden gericht op:
- het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
-
het doen van opgravingen;
-
begeleiding van de aanlegwerkzaamheden door een archeologisch deskundige.
21.4.3 Uitzonderingen
Het verbod, als bedoeld in artikel 21.4.1, is niet van toepassing indien:
- de werken die, voor zover deze zijn gelegen binnen deze bestemming, een oppervlakte hebben tot ten hoogste 250 m²;
- de werken of werkzaamheden mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende (omgevings)vergunning;
-
de werken reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van in werking treden van het plan;
-
de werken behoren tot het normale onderhoud en beheer van de gronden;
-
de werken ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
21.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen door de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat:
-
-
op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
- wel aanwezige archeologische waarden in voldoende mate zijn veilig gesteld.
-