Inhoud
 
Gemeente:
Ede
PlanNaam:
Bennekom-West
Status:
Vastgesteld
Datum:
19-07-2012

Artikel 13 Maatschappelijk

 

 

13.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Maatschappelijk’ aangewezen gronden zijn bestemd:

  1. ter plaatse van de aanduiding 'religie' zijn uitsluitend religieuze voorzieningen toegestaan;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'onderwijs' zijn uitsluitend onderwijs- en kinderopvanginstellingen toegestaan;
  3. ter plaatse van de aanduiding 'verenigingsleven' is uitsluitend toegestaan een organisatie die een grote variëteit van maatschappelijke, sociale activiteiten aanbiedt zoals een muziekvereniging, hobbyvereniging en dergelijke.

  4. ter plaatse van de aanduiding 'zorginstelling' is uitsluitend een zorginstelling toegestaan;

  5. wegen en paden;
  6. tuinen, erven en verhardingen;

  7. parkeervoorzieningen;

  8. groenvoorzieningen.

 

13.2 Bouwregels

13.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. Gebouwen mogen uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd.

  2. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij anders is aangegeven op de verbeelding.

  3. De goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding.

  4. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding.

  5. Indien het bouwvlak als bedoeld onder a volledig is bebouwd, mogen in afwijking van het bepaalde onder a, buiten het bouwvlak stallingsruimten voor fietsen worden gebouwd, met dien verstande dat:

  1. de (gezamenlijke) oppervlakte niet meer dan 100 m2 bedraagt;

  2. de hoogte niet meer dan 2,5 meter bedraagt.

 

13.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf - en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn niet meer mag bedragen dan 1 m.
  2. De bouwhoogte van lichtmasten en vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 m;
  3. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van stallingsruimten voor fietsen, mag niet meer bedragen dan 3 m.

 
 

13.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning een bedrijfswoning binnen het bouwvlak toestaan met inachtneming van de volgende bepalingen:

    • de noodzaak dient te worden aangetoond en;

    • er vindt geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken plaats en;

    • dit leidt niet tot onaanvaardbare aantasting van de stedenbouwkundige opzet van het desbetreffend plangebied en/of belangen van derden.

 

13.4 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen

Indien een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 13.3 wordt verleend gelden voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen aan/bij de bedrijfswoning de volgende bepalingen:

  1. Aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd.

  2. De gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 50 m².
  3. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

  4. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 m.

 

13.4 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen

Indien een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 13.3 onder a wordt verleend gelden voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen aan/bij de bedrijfswoning de volgende bepalingen:

  1. Aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd.

  2. De gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 50 m².
  3. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

  4. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 m.

 

13.5 Afwijken van de gebruikregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 13.1 en andere maatschappelijke en culturele voorzieningen toestaan, met inachtneming van de volgende regels:

  1. Er vindt geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende bouwwerken plaats;

  2. Er vindt geen onevenredige toename van de parkeerdruk alsmede van de verkeersaantrekkende werking plaats.