Inhoud
 
Gemeente:
Ede
PlanNaam:
Bennekom-West
Status:
Vastgesteld
Datum:
19-07-2012

Artikel 12 Groen

 

12.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. groenvoorzieningen;

  2. bermen en beplantingen;

  3. speelvoorzieningen;

  4. kunstobjecten;

  5. toegangswegen voor aangrenzende bestemmingen;

  6. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  7. voorzieningen voor langzaamverkeer;

  8. nutsvoorzieningen;

  9. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' is tevens een parkeerterrein toegestaan;

  10. ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van groen - kinderdorpterrein zijn tevens, gedurende maximaal twee aaneengesloten weken per jaar, activiteiten ten behoeve van het kinderdorp toegestaan.

 

12.2 Bouwregels

12.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

 

12.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. De oppervlakte van een overkapping mag niet meer bedragen dan 20 m².
  2. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 6 m.

 

12.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

12.3.1 Omgevingsvergunning

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. het aanleggen van verhardingen met een oppervlakte groter dan 5% van de in deze bestemming opgenomen aaneengesloten gronden;

  2. het afgraven, ophogen en egaliseren van gronden wanneer dit een oppervlakte van meer dan 250 m² betreft.

 

12.3.2 Uitzonderingen

Het in artikel 12.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. het normale onderhoud betreffen;

  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

12.3.3 Toelaatbaarheid

De in artikel 12.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke en/of natuurlijke waarden van de gronden.