6.1 Bestemmingsomschrijving
De als ‘Bedrijventerrein’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
-
bedrijven die zijn genoemd in bijlage 2 (Staat van bedrijfsactiviteiten) onder de categorieën 1 en 2, met uitzondering van geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
-
kantoren;
-
opslag en uitstalling;
-
verharde en onverharde wegen, paden en parkeervoorzieningen noodzakelijk voor en ondergeschikt aan de bestemming;
-
groenvoorzieningen;
-
ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is tevens één bedrijfswoning toegestaan;
-
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein- goederenwegvervoerbedrijf' is tevens een goederenwegvervoerbedrijf zonder schoonmaakmiddelen en tanks van categorie 3.1 toegestaan;
-
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein- constructiewerkplaats' is tevens een constructiewerkplaats van categorie 3.2 toegestaan;
-
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke van bedrijventerrein-kinderdagverblijf' is tevens een kinderdagverblijf toegestaan.
-
6.2 Bouwregels
6.2.1 Bedrijfsgebouwen
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:
-
Gebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd.
-
Maximaal 75% van de oppervlakte van het bij een bedrijf behorende perceel mag worden bebouwd.
-
De bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan is aangegeven.
6.2.2 Bedrijfswoningen
Ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is één bedrijfswoning vrijstaand dan wel opgenomen in de bedrijfsbebouwing toegestaan, onder de volgende voorwaarden:
-
-
Bij een vrijstaande woning zijn de volgende bepalingen van toepassing:
-
De breedte van de woning mag niet minder bedragen dan 6 m en niet meer bedragen dan 12 m.
-
De diepte van de woning mag niet meer bedragen dan 12 m.
-
De goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven.
-
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven.
-
-
Bij een in de bedrijfsbebouwing opgenomen bedrijfswoning zijn de volgende bepalingen van toepassing:
-
-
-
De inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 600 m3.
-
De goot- en bouwhoogte zoals toegestaan voor gebouwen, mag niet worden overschreden.
-
-
-
6.2.3 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen
Voor het bouwen van aan- en bijgebouwen aan/bij de bedrijfswoning gelden de volgende bepalingen:
-
Aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd.
-
De gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 50 m².
-
De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
-
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 m.
6.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
-
De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m;
-
De bouwhoogte van antennes en reclamemasten mag niet meer bedragen dan 6 m.
-
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
6.3 Afwijken van de bouwregels
- Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6.2.4. voor het bouwen van lichtmasten onder de voorwaarde dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 15 m.
- Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning een bedrijfswoning binnen het bouwvlak toestaan met inachtneming van de volgende bepalingen:
-
de noodzaak dient te worden aangetoond en;
-
er vindt geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken plaats en;
- dit leidt niet tot onaanvaardbare aantasting van de stedenbouwkundige opzet van het desbetreffend plangebied en/of belangen van derden.
-
6.4 Afwijken van de specifieke gebruiksregels
6.4.1 Toestaan vergelijkbare bedrijven
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6.1 onder a voor het toestaan van bedrijven die naar aard en milieubelasting of ruimtelijke impact (verkeersaantrekkende werking, ruimtebeslag, aantal arbeidsplaatsen e.d.) vergelijkbaar zijn met de toegestane bedrijven, met inachtneming van de volgende bepalingen:
-
er vindt geen onevenredige toename van de aantasting van het woon- en leefklimaat plaats;
-
er vindt geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken plaats.
6.4.2 Toestaan detailhandel
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning de uitoefening van detailhandel in relatie tot en in combinatie met bedrijfsactiviteiten toestaan, mits:
-
de oppervlakte ten behoeve van de detailhandelsactiviteiten niet meer bedraagt dan 10% van de oppervlakte van de bedrijfsgebouwen met een maximum van 150 m2;
-
de detailhandelsactiviteiten een directe relatie hebben met de bedrijfsactiviteiten;
-
de detailhandelsactiviteiten passen in een goed stedenbouwkundig beeld.