Inhoud
 
Gemeente:
Ede
PlanNaam:
Bestemmingsplan Arnhemseweg e.o.
Status:
Vastgesteld
Datum:
13-03-2012

HOOFDSTUK 2 BESTEMMINGSREGELS

 

 

 

Artikel 3 Bedrijf

 

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

 

De als ‘Bedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 (Staat van bedrijfsactiviteiten) onder de categorieën A en B;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' wonen in een bedrijfswoning;

  3. opslag en uitstalling;

  4. ter plaatse van de aanduiding 'monumentale boom' tevens bescherming van monumentale bomen en boomgroepen;

  5. wegen en paden;

  6. parkeervoorzieningen;

  7. tuinen, erven en verhardingen;

 

3.2 Bouwregels

 

3.2.1 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. Gebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd.
  2. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij anders is aangegeven op de verbeelding.

  3. De voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn of op een afstand van niet meer dan 2 m daarachter.

  4. De goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding.

  5. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding.

 

 

3.2.2 Bedrijfswoningen

Bedrijfswoningen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’, mits voldaan is aan de volgende voorwaarden:

Per aanduiding is één bedrijfswoning vrijstaand dan wel opgenomen in de bebouwing toegestaan, onder de volgende voorwaarden:

    1. Bij een vrijstaande woning zijn de volgende bepalingen van toepassing:

      • De afstand tot de/één zijdelingse perceelgrens mag niet minder bedragen dan 5 m.

      • De breedte van de woning mag niet minder bedragen dan 6 m en niet meer bedragen dan 12 m.

      • De diepte van de woning mag niet meer bedragen dan 12 m.

      • De goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven.

      • De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven.

2. Bij een in de bebouwing opgenomen bedrijfswoning zijn de volgende bepalingen van

toepassing:

      • De inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 600 m3.

      • De goot- en bouwhoogte zoals toegestaan voor gebouwen, mag niet worden overschreden.

 

3.2.3 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen aan/bij de bedrijfswoning gelden de volgende bepalingen:

  1. Aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd.

  2. De gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 50 m².

  3. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

  4. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5m.

 

3.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  1. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m.
  2. De bouwhoogte van lichtmasten en vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 m.

  3. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3m.

 

3.3 Afwijken van de specifieke gebruiksregels

 

3.3.1 Toestaan vergelijkbare bedrijven

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.1 onder a voor het toestaan van bedrijven die naar aard en milieubelasting of ruimtelijke impact (verkeersaantrekkende werking, ruimtebeslag, aantal arbeidsplaatsen e.d.) vergelijkbaar zijn met de toegestane bedrijven, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. er vindt geen onevenredige toename van de aantasting van het woon- en leefklimaat plaats;

  2. er vindt geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken plaats.

 

3.3.2 Toestaan detailhandel

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning de uitoefening van detailhandel in relatie tot en in combinatie met bedrijfsactiviteiten, mits:

  1. de oppervlakte ten behoeve van de detailhandelsactiviteiten niet meer bedraagt dan 10% van de oppervlakte van de bedrijfsgebouwen met een maximum van 150 m2;

  2. de detailhandelsactiviteiten een directe relatie hebben met de bedrijfsactiviteiten.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

.

Artikel 4 Bedrijf - Nutsvoorziening

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Bedrijf- Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. gebouwen ten behoeve van het openbaar nut zoals gebouwen ten behoeve van de energie-, warmte- en telecommunicatievoorziening en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwen;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'zend- ontvangstinstallatie' voor een zend- / ontvangstinstallatie, zoals een radio-mast;

  3. ter plaatse van de aanduiding 'monumentale boom' behoud van monumentale bomen;

  4. ontsluitingswegen en verhardingen;

  5. groenvoorzieningen.

 

4.2 Bouwregels

 

4.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. Gebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd.

  2. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij anders is aangegeven.

  3. De bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan 5 m.

 

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m.

  2. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Artikel 5 Bos

 

5.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Bos’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. houtopstanden en bomen;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'monumentale boom' voor behoud van monumentale bomen;

  3. groenvoorzieningen;

  4. speelvoorzieningen;

  5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  6. voorzieningen voor langzaam verkeer;

  7. nutsvoorzieningen;

  8. terreinafscheidingen en muren.

 

5.2 Bouwregels

 

5.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

 

5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende bepaling:

  1. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 8 m.

 

5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

5.3.1 Omgevingsvergunning

Het is verboden zonder- of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. Het kappen en/of rooien van bomen en/of houtgewas;

  2. het aanleggen van verhardingen met een oppervlakte groter dan 5% van de in deze bestemming opgenomen aaneengesloten gronden;

  3. het afgraven, ophogen en egaliseren van gronden;

  4. het dempen van watergangen.

 

5.3.2 Uitzonderingen

Het in artikel 5.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. het normale onderhoud betreffen dan wel van geringe omvang zijn;

  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

5.3.3 Toelaatbaarheid

De in artikel 5.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien:

  1. deze verband houden met de doeleinden, die aan de bestemming zijn toegekend en:

  2. hierdoor dan wel door daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de landschappelijke, cultuurhistorische, natuur- en monumentale waarden en kwaliteiten niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Artikel 6 Cultuur en Ontspanning

 

 

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Cultuur en ontspanning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. een openluchttheater met bijbehorende bouwwerken en recreatief medegebruik ter plaatse van de aanduiding 'openluchttheater';
  2. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' wonen in een bedrijfswoning;

  3. voorzieningen voor verkeer en verblijf;

  4. groenvoorzieningen.

 

6.2 Bouwregels

 

6.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  1. Gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak;
  2. Er mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd ten behoeve van de bestemming;

  3. De oppervlakte van de bebouwing is beperkt tot de bestaande gezamenlijke oppervlakte van de in bijlagelijst 2 opgenomen bebouwing;

  4. De goothoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan de bestaande goothoogte;

  5. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan de bestaande bouwhoogte.

 

6.2.2 Bedrijfswoningen

Bedrijfswoningen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’, mits voldaan is aan de volgende voorwaarden:

Per aanduiding is één bedrijfswoning vrijstaand dan wel opgenomen in de bebouwing toegestaan, onder de volgende voorwaarden:

    1. Bij een vrijstaande woning zijn de volgende bepalingen van toepassing:

      • De afstand tot de/één zijdelingse perceelgrens mag niet minder bedragen dan 5 m.

      • De breedte van de woning mag niet minder bedragen dan 6 m en niet meer bedragen dan 12 m.

      • De diepte van de woning mag niet meer bedragen dan 12 m.

      • De goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven.

      • De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven.

2. Bij een in de bebouwing opgenomen bedrijfswoning zijn de volgende bepalingen van

toepassing:

      • De inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 600 m3.

      • De goot- en bouwhoogte zoals toegestaan voor gebouwen, mag niet worden overschreden.

 

6.2.3 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen

Indien een omgevingsvergunning wordt verleend, gelden voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen aan/bij de bedrijfswoning de volgende bepalingen:

  1. Aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd.

  2. De gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 50 m².
  3. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

  4. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 m.

 

6.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m

  2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3m.

 

 

 

 

 

6.4 Afwijken van de bouwregels

 

 

6.4.1 Toestaan vergroting bebouwingsoppvervlakte

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6.2.1 onder c voor het toestaan van een overschrijding van de bebouwingsoppervlakte van de in bijlage 2 met de in de bijlagelijst opgenomen nummers 2,3,4, 5,11, en 12 respectievelijk met maximaal 50% van de bestaande oppervlakte per gebouw en voor de in bijlage 2 met nummer 5 genoemde bebouwing met maximaal 25% van de bestaande oppervlakte van dit gebouw, mits dit niet leidt tot onaanvaardbare aantasting van de bestaande inrichting van het openluchttheater en/of belangen van derden.

 

6.4.2 Toestaan verplaatsing bestaande bebouwing

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6.2.1 onder a om de bebouwing als genoemd in bijlage 2 met de in de bijlagelijst opgenomen nummers 2,3,4,5,11 en 12 elders op het terrein op te richten, mits dit niet leidt tot onaanvaardbare aantasting van de bestaande inrichting van het openluchttheater en/of belangen van derden.

Op deze bebouwing is het bepaalde in lid 6.4.1. van overeenkomstige toepassing.

 

 

6.5 Afwijken van de gebruiksregels

 

6.5.1 Toestaan ander gebruik bouwwerken

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6.1. onder a voor het gebruik van gronden ten behoeve van andere recreatieve doeleinden, mits dit niet leidt tot onaanvaardbare aantasting van de bestaande inrichting van het openluchttheater en/of belangen van derden.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Artikel 7 Dienstverlening

 

7.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor de 'Dienstverlening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. dienstverlenende bedrijven en dienstverlenende instellingen;

  2. kantoor en/of praktijkruimten, uitsluitend op de begane grond;

  3. detailhandel, uitsluitend op de begane grond, en uitsluitend beperkt tot de volgende activiteiten: kapper; reisbureau; kleding/textielreinigingsbedrijf; apotheken; galerie; hakkenbar/sleutelbar;

  4. wonen;

  5. ter plaatse van de aanduiding 'monumentale boom' voor behoud van monumentale bomen;

  6. wegen en paden;

  7. tuinen, erven en verhardingen;

  8. parkeervoorzieningen;

  9. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  10. groenvoorzieningen.

 

7.2 Bouwregels

 

7.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  1. Gebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd.

  2. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij anders is aangegeven op de verbeelding.

  3. De voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn of op een afstand van niet meer dan 2 m daarachter.

  4. De goothoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding.

  5. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding.

 

7.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen aan/bij de woning gelden de volgende bepalingen:

  1. Aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd.

  2. Het bebouwingspercentage van het gedeelte van de gronden gelegen achter de achtergevelrooilijn van het hoofdgebouw mag maximaal 50% bedragen tot een maximum gezamenlijke oppervlakte van 50 m².

  3. Voor zover de oppervlakte van de strook grond achter de achtergevelrooilijn van het hoofdgebouw meer bedraagt dan 200 m² mag de onder b geregelde gezamenlijke oppervlakte worden vermeerderd met 10% van deze overmaat tot in totaal maximaal 90 m².

  4. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

  5. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 m.

 

7.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  1. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf - en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn niet meer mag bedragen dan 1 m.
  2. De bouwhoogte van lichtmasten en vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 m.
  3. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.

 

 

 

 

 

 

 

Artikel 8 Gemengd - 1

 

8.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Gemengd - 1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen;
  2. praktijk- en kantoorruimten, uitsluitend op de begane grond van de hoofdmassa, alsmede ter plaatse van de aanduiding ‘praktijk en kantoorruimte’;

  3. nutsvoorzieningen;

  4. bescherming van de cultuurhistorische waarden;

  5. ter plaatse van de aanduiding ‘monumentale boom’ behoud van monumentale bomen en boomgroepen;

  6. voorzieningen voor verkeer en verblijf;

  7. parkeervoorzieningen;

  8. groenvoorzieningen.

 

8.2 Bouwregels

8.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd.

  2. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven.

  3. De voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn of op een afstand van niet meer dan 2 m daarachter.

  4. De voorgevelrooilijn mag uitsluitend worden overschreden met een erker, balkon of luifel, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De diepte gemeten vanuit de voorgevel van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 1,5 m.

  2. De afstand tot de openbare weg mag niet minder bedragen dan 2 m.

  1. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding.

 

8.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen aan/bij de woning gelden de volgende bepalingen:

  1. Aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd.

  2. Het bebouwingspercentage van het gedeelte van de gronden gelegen achter de achtergevelrooilijn van het hoofdgebouw mag maximaal 50% bedragen tot een maximum gezamenlijke oppervlakte van 50 m².

  3. Voor zover de oppervlakte van de strook grond achter de achtergevelrooilijn van het hoofdgebouw meer bedraagt dan 200 m² mag de onder b geregelde gezamenlijke oppervlakte worden vermeerderd met 10% van deze overmaat tot in totaal maximaal 90 m².

  4. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

  5. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 m.

 

8.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 3 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn mag niet meer bedragen dan 1 m.

  2. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 m.

 

8.3 Afwijken van de bouwregels

 

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 8.2.1 onder d, punt 2, voor de bouw van een luifel aan de voorgevel van een hoofdgebouw, geen woning zijnde, gedeeltelijk boven de openbare weg, mits:

    1. de bouw van een luifel binnen de bestemming waarbinnen de weg is opgenomen, al dan niet via ontheffing mogelijk is;

    2. de diepte van de luifel niet meer bedraagt dan 2 m;

    3. er geen bezwaren bestaan vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid.

 

8.4 Specifieke gebruiksregels

 

Binnen de bestemming 'Gemengd-1' is de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep en lichte bedrijvigheid toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende regels van toepassing zijn:

  1. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de oppervlakte van de woning tot een maximum van 30 m².
  2. Detailhandel is niet toegestaan.

  3. De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving, waarbij geldt dat deze past in categorie A van de Staat van bedrijfsactiviteiten.

  4. De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.

 

8.5 Afwijken van de specifieke gebruiksregels

8.5.1 Toestaan groter oppervlak aan huis verbonden beroep

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 8.4. onder a voor een omvang van de activiteit met niet meer dan 60% van de oppervlakte van de woning tot een maximum van 80 m2, mits de activiteit een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft en behoudt die met de woonfunctie in overeenstemming is.

 

8.5.2 Toestaan vergelijkbare bedrijven

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 8.4. onder c voor het toestaan van lichte bedrijvigheid die niet voorkomt in de Staat van Bedrijfsactiviteiten met dien verstande dat de bedrijvigheid naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen is met bedrijvigheid genoemd in de categorie A.

 

8.5.3 Toestaan gebruik verdieping praktijk- en kantoorruimte

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 8.1. onder b voor het toestaan van het gebruik van andere verdiepingen dan de begane grond te gebruiken voor kantoor- en praktijkruimte mits:

a. de functiewisseling wezenlijk bijdraagt aan het behoud c.q. het herstel van de karakteristieke c.q. cultuurhistorische waarden van het gebouw;

b. op eigen terrein kan worden voorzien in de parkeerbehoefte volgens de gelende parkeernormering;

c. de bebouwing niet ongeschikt wordt gemaakt voor hervatting van de woonfunctie.

 

 

8.5.4 Toestaan verplaatsing bouwvlak woning

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 8.2.1 onder a voor het afwijken van het op de verbeelding aangegeven bouwvlak ten behoeve van algehele nieuwbouw mits:

a. de voorgevelrooilijn wordt geprojecteerd op de bestemmingsgrens gezien vanaf de ontsluiting met de openbare weg;

b. het bouwvlak mag niet worden vergroot;

c. de hoogten en andere bouwmaten mogen niet groter zijn dan is aangeven op de verbeelding.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Artikel 9 Gemengd - 2

 

 

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Gemengd - 2’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. dienstverlenende bedrijven en/of dienstverlenende instellingen, uitsluitend op de begane grond;

  2. publiekverzorgende ambacht en dienstverlening, uitsluitend op de begane grond;

  3. kantoren en/of praktijkruimten uitsluitend op de begane grond;

  4. (para-)medische voorzieningen, uitsluitend op de begane grond;

  5. horecabedrijven van de categorieën 1 en 2, uitsluitend op de begane grond;

  6. detailhandel, uitsluitend op de begane grond, beperkt tot de volgende vormen van detailhandel: bakkerij, kapper, galerie, kleiding/textielreinigingsbedrijf, of reisbureau;

  7. wonen;

  8. nutsvoorzieningen;

  9. voorzieningen voor verkeer en verblijf;

  10. parkeervoorzieningen;

  11. groenvoorzieningen.

 

9.2 Bouwregels

 

9.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd.

  2. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij anders is aangegeven.

  3. De voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn of op een afstand van niet meer dan 2 m daarachter.

  4. De voorgevelrooilijn mag uitsluitend worden overschreden met een erker, balkon of luifel, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De diepte gemeten vanuit de voorgevel van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 1,5 m.

  2. De afstand tot de openbare weg mag niet minder bedragen dan 2 m.

  1. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven.

 

9.2.2 Aan- en uitbouwen

Voor het bouwen van uit- en aanbouwen en bijgebouwen bij andere gebouwen dan woningen gelden de volgende bepalingen:

  1. Aan- en uitbouwen mogen alleen binnen het bouwvlak worden gebouwd.

  2. Aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd.

  3. De goothoogte van uit- en aanbouwen mag niet meer bedragen dan de hoogte van de begane-grondlaag van het hoofdgebouw.

 

9.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 3 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn mag niet meer bedragen dan 1 m.

  2. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 m.

 

9.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 9.2.1 onder d, punt 2, voor de bouw van een luifel aan de voorgevel van een hoofdgebouw, geen woning zijnde, gedeeltelijk boven de openbare weg, mits:

  1. de bouw van een luifel binnen de bestemming waarbinnen de weg is opgenomen, al dan niet via ontheffing mogelijk is;

  2. de diepte van de luifel niet meer bedraagt dan 2 m;

  3. er geen bezwaren bestaan vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid.

 

9.4 Specifieke gebruiksregels

Binnen de bestemming 'Gemengd- 2' is de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep en lichte bedrijvigheid toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende regels van toepassing zijn:

  1. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de oppervlakte van de woning tot een maximum van 30 m².
  2. Detailhandel is niet toegestaan.

  3. De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving, waarbij geldt dat deze past in categorie A van de Staat van bedrijfsactiviteiten.

  4. De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.

 

 

9.5 Afwijken van de specifieke gebruiksregels

 

9.5.1 Toestaan groter oppervlak aan huis verbonden beroep

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 9.4. onder a voor een omvang van de activiteit met niet meer dan 60% van de oppervlakte van de woning tot een maximum van 80 m2, mits de activiteit een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft en behoudt die met de woonfunctie in overeenstemming is.

 

9.5.2 Toestaan vergelijkbare bedrijven

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 9.4. onder c voor het toestaan van lichte bedrijvigheid die niet voorkomt in de Staat van Bedrijfsactiviteiten met dien verstande dat de bedrijvigheid naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen is met bedrijvigheid genoemd in de categorie A.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Artikel 10 Gemengd - 3

 

 

10.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Gemengd - 3’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. dienstverlenende bedrijven en/of dienstverlenende instellingen;
  2. publiekverzorgende ambacht en dienstverlening;

  3. kantoren en/of praktijkruimten;

  4. (para-)medische voorzieningen;

  5. nutsvoorzieningen;
  6. voorzieningen voor verkeer en verblijf;

  7. parkeervoorzieningen;

  8. groenvoorzieningen.

 

10.2 Bouwregels

10.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd.

  2. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij anders is aangegeven.

  3. De voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn of op een afstand van niet meer dan 2 m daarachter.

  4. De voorgevelrooilijn mag uitsluitend worden overschreden met een erker, balkon of luifel, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De diepte gemeten vanuit de voorgevel van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 1,5 m.

  2. De afstand tot de openbare weg mag niet minder bedragen dan 2 m.

  1. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven.

 

10.2.2 Aan- en uitbouwen

Voor het bouwen van uit- en aanbouwen en bijgebouwen bij andere gebouwen dan woningen gelden de volgende bepalingen:

  1. Aan- en uitbouwen mogen alleen binnen het bouwvlak worden gebouwd.

  2. Aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd.

  3. De goothoogte van uit- en aanbouwen mag niet meer bedragen dan de hoogte van de begane-grondlaag van het hoofdgebouw.

 

10.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 3 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn mag niet meer bedragen dan 1 m.

  2. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 m.

 

10.3 Afwijken van de bouwregels

 

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 10.2.1 onder d, punt 2, voor de bouw van een luifel aan de voorgevel van een hoofdgebouw, geen woning zijnde, gedeeltelijk boven de openbare weg, mits:

    1. de bouw van een luifel binnen de bestemming waarbinnen de weg is opgenomen, al dan niet via ontheffing mogelijk is;

    2. de diepte van de luifel niet meer bedraagt dan 2 m;

    3. er geen bezwaren bestaan vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid.

 

 

 

 

10.4 Afwijken van de gebruiksregels

10.4.1 Toestaan horeca en of detailhandel

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 10.1 voor het toestaan van horeca categorie 1 en 2 en/of detailhandel met dien verstande dat de bedrijvigheid naar aard en invloed op de omgeving een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft en behoudt die inpasbaar is in de woonomgeving en past binnen de categorie A van de Staat van bedrijfsactiviteiten.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Artikel 11 Groen

 

11.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. groenvoorzieningen;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'monumentale boom' bescherming van monumentale bomen;

  3. bermen en beplantingen;

  4. speelvoorzieningen;

  5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  6. voorzieningen voor langzaamverkeer;

  7. nutsvoorzieningen.

 

11.2 Bouwregels

11.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

 

11.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. De oppervlakte van een overkapping mag niet meer bedragen dan 20 m2.

  2. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 6 m.

 

11.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

11.3.1 Omgevingsvergunning

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. ter plaatse van de aanduiding 'houtwal': het kappen en/of rooien van bomen en/of houtgewas;

  2. het aanleggen van verhardingen met een oppervlakte groter dan 5% van de in deze bestemming opgenomen aaneengesloten gronden;

  3. het afgraven, ophogen en egaliseren van gronden wanneer dit een oppervlakte van meer dan 250 m2 betreft.

 

11.3.2 Uitzonderingen

Het in artikel 11.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. het normale onderhoud betreffen;

  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

11.3.3 Toelaatbaarheid

De in artikel 11.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke en/of natuurlijke waarden van de gronden.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Artikel 12 Horeca

 

 

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Horeca’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. horecabedrijven van categorie 1,

  2. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van horeca-restaurant’ is tevens een restaurant toegestaan;

  3. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van horeca-hotel’ is tevens een hotel toegestaan;

  4. wonen in een bedrijfswoning;

  5. tuinen, erven en verhardingen;

  6. parkeervoorzieningen;

  7. groenvoorzieningen.

 

12.2 Bouwregels

12.2.1 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. Gebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd.

  2. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven.

  3. De voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn of op een afstand van niet meer dan 2 m daarachter.

  4. De goothoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding.

  5. De bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding.

 

12.2.2 Bedrijfswoningen

Bedrijfswoningen mogen uitsluitend worden gebouwd met inachtneming van de volgende voorwaarden:

Per bestemmingsvlak is één bedrijfswoning vrijstaand dan wel opgenomen in de bebouwing toegestaan, onder de volgende voorwaarden:

    1. Bij een vrijstaande woning zijn de volgende bepalingen van toepassing:

      • De afstand tot de/één zijdelingse perceelgrens mag niet minder bedragen dan 5 m.

      • De breedte van de woning mag niet minder bedragen dan 6 m en niet meer bedragen dan 12 m.

      • De diepte van de woning mag niet meer bedragen dan 12 m.

      • De goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven.
      • De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven.

2. Bij een in de bebouwing opgenomen bedrijfswoning zijn de volgende bepalingen van

toepassing:

      • De inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 600 m3.

      • De goot- en bouwhoogte zoals toegestaan voor gebouwen, mag niet worden overschreden.

 

12.2.3 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen

Indien een omgevingsvergunning wordt verleend, gelden voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen aan/bij de bedrijfswoning de volgende bepalingen:

  1. Aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd.

  2. De gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 50 m².
  3. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 m.

 

12.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf - en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn niet meer mag bedragen dan 1 m.
  2. De bouwhoogte van lichtmasten en vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 m.
  3. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.

 

Artikel 13 Kantoor

 

 

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Kantoor’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. kantoren en/of praktijkruimten;

  2. tuinen, erven en verhardingen;

  3. ter plaatse van de aanduiding ‘monumentale boom’ behoud van monumentale bomen en boomgroepen;
  4. parkeervoorzieningen;
  5. groenvoorzieningen.

 

13.2 Bouwregels

 

13.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd.

  2. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven.

  3. De voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn of op een afstand van niet meer dan 2 m daarachter.

  4. De goothoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven.

  5. De bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven.

 

13.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen aan/bij de woning gelden de volgende bepalingen:

  1. Aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd.

  2. Het bebouwingspercentage van het gedeelte van de gronden gelegen achter de achtergevelrooilijn van het hoofdgebouw mag maximaal 50% bedragen tot een maximum gezamenlijke oppervlakte van 50 m².

  3. Voor zover de oppervlakte van de strook grond achter de achtergevelrooilijn van het hoofdgebouw meer bedraagt dan 200 m² mag de onder b geregelde gezamenlijke oppervlakte worden vermeerderd met 10% van deze overmaat tot in totaal maximaal 90 m².

  4. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

  5. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 m.

 

 

13.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn niet meer mag bedragen dan 1m.

  2. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3m.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Artikel 14 Maatschappelijk

 

 

14.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Maatschappelijk’ aangewezen gronden zijn bestemd:

  1. ter plaatse van de aanduiding 'religie' zijn uitsluitend religieuze voorzieningen toegestaan;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'onderwijs' zijn uitsluitend onderwijs- en kinderopvanginstellingen toegestaan;

  3. ter plaatse van de aanduiding 'zorginstelling' is uitsluitend een zorginstelling met bijbehorende voorzieningen toegestaan;
  4. ter plaatse van de aanduiding 'gezondheidszorg' zijn uitsluitend voorzieningen ten behoeve van gezondheidszorg toegestaan;

  5. ter plaatse van de aanduiding 'zorgwoning' is uitsluitend wonen in de vorm van zorgwoningen en bijbehorende voorzieningen toegestaan;

  6. wegen en paden;
  7. tuinen, erven en verhardingen;

  8. parkeervoorzieningen;

  9. groenvoorzieningen.

 

14.2 Bouwregels

14.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd.

  2. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven.

  3. De voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn of op een afstand van niet meer dan 2 m daarachter.

  4. De goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding.

  5. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding.

 

14.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf - en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn niet meer mag bedragen dan 1 m.
  2. De bouwhoogte van lichtmasten en vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 m;
  3. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.

 

14.3 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 14.1 en andere maatschappelijke en culturele voorzieningen toestaan, met inachtneming van de volgende regels:

  1. Er vindt geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende bouwwerken plaats;

  2. Er vindt geen onevenredige toename van de parkeerdruk alsmede van de verkeersaantrekkende werking plaats.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Artikel 15 Recreatie

 

15.1 Bestemmingsomschrijving

De als ‘Recreatie’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. Gebouwen ten behoeve van recreatieve doeleinden met bijbehorende voorzieningen;

  2. ter plaatse van de aanduiding ‘scouting’ is uitsluitend scouting met bijbehorende voorzieningen toegestaan;

  3. Speelvelden en speeltuin met bijbehorende voorzieningen;

  4. Voorzieningen voor verkeer en verblijf;

  5. Verhardingen;

  6. Groenvoorzieningen;

  7. Water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

15.2 Bouwregels

 

15.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. Gebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd;

  2. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;

  3. De goothoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven;

  4. De bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven.

 

15.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn niet meer mag bedragen dan 1m;

  2. De bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6m;

  3. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3m.

 

15.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde en van werkzaamheden

 

15.3.1 Omgevingsvergunning

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

 

  1. het aanleggen van verhardingen met een oppervlakte groter dan 5% van de in deze bestemming opgenomen aaneengesloten gronden;

  2. het afgraven, ophogen en egaliseren van gronden wanneer dit een oppervlakte van meer dan 250 m2 betreft.

 

15.3.2 Uitzondering

Het in artikel 15.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. het normale onderhoud betreffen;

  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

15.3.3 Toelaatbaarheid

De in artikel 15.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke en/of natuurlijke waarden van de gronden.

 

 

 

 

 

 

Artikel 16 Sport

 

 

16.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Sport’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. sportvelden, waaronder tennisbanen;

  2. gebouwen ten behoeve van sportdoeleinden met bijbehorende voorzieningen zoals clubgebouw, kantine, kleedkamers en tribunes;

  3. tuinen, erven en verhardingen;

  4. voorzieningen voor verkeer en verblijf;

  5. groenvoorzieningen;

  6. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  7. speelvoorzieningen.

 

16.2 Bouwregels

16.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. Gebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd.

  2. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij anders is aangegeven op de verbeelding.

  3. De goothoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding.

  4. De bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding.

 

16.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m.

  2. De bouwhoogte van lichtmasten en vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 15 m.

  3. De bouwhoogte van ballenvangers mag niet meer bedragen dan 8 m.

  4. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Artikel 17 Tuin

 

 

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Tuin’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. tuinen en verhardingen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;

  2. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van tuin- ondergrondse voorzieningen’ zijn tevens voor ondergrondse voorzieningen, zoals parkeren;

  3. Ter plaatse van de aanduiding ‘landschapswaarden’ tevens ter bescherming van bestaande landschappelijke waarden;

  4. ter plaatse van de aanduiding ‘monumentale boom’ behoud van monumentale bomen en boomgroepen.

 

17.2 Bouwregels

17.2.1 Gebouwen

Op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd. Uitzondering hierop is het herbouwen van bestaande aan- en uitbouwen en bijgebouwen onder de voorwaarde dat:

  1. de oppervlakte en de bouwhoogte van het gebouw niet meer mag bedragen dan de bestaande oppervlakte en bouwhoogte, en;

  2. het gebouw op dezelfde plek wordt herbouwd.

 

17.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. De bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m.

  2. De bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 m.

  3. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde (met uitzondering van overkappingen en/of carports), mag niet meer bedragen dan 3 m.

  4. Het bouwen van overkappingen en/of carports is niet toegestaan. Uitzondering hierop is het herbouwen van bestaande overkappingen en/of carports onder de voorwaarde dat:

  1. de bouwhoogte en oppervlakte niet meer mag bedragen dan de bestaande bouwhoogte en oppervlakte, en;

  2. het gebouw op dezelfde plek wordt herbouwd.

 

17.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 17.2.1 voor het bouwen van erkers, luifels en balkons aan de voor- of zijgevel van het hoofdgebouw onder de volgende voorwaarden:

  1. De diepte gemeten vanuit de voorgevel van het hoofdgebouw mag niet meer dan 1,5 m bedragen.

  2. De afstand tot de openbare weg mag niet minder dan 2 m bedragen.

 

17.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

17.4.1 omgevingsvergunning voor gronden met aanduiding .landschapswaarden.

Ter plaatse van de aanduiding 'landschapswaarden' is het verboden zonder, of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. het aanleggen en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden en andere verhardingen;

  2. het afgraven, ophogen en egaliseren van gronden;

 

17.4.2 Uitzonderingen

Het in artikel 17.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. het normale onderhoud betreffen;

  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

 

 

 

 

17.4.3 Toelaatbaarheid

De in artikel 17.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke en/of natuurlijke waarden van de gronden.

 

17.5 Specifieke gebruiksregels

De gronden gelegen voor de voorgevel van een woning mogen, met uitzondering van bestaande situaties, niet worden gebruikt voor het parkeren of stallen van caravans, voer- en vaartuigen.

 

 

 

 
 

Artikel 18 Verkeer

 

 

18.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. voorzieningen voor verkeer en verblijf;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'monumentale boom' behoud van monumentale bomen;

  3. parkeervoorzieningen;

  4. groenvoorzieningen;

  5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  6. nutsvoorzieningen.

 

18.2 Bouwregels

18.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

 

18.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. De bouwhoogte van palen, masten en portalen voor geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer bedragen dan 10 m.

  2. De bouwhoogte van signalerings- en telecommunicatiemasten mag niet meer bedragen dan 16 m.

  3. De bouwhoogte van kunstobjecten mag niet meer bedragen dan 5 m.

  4. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Artikel 19 Verkeer - Railverkeer

 

 

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Verkeer-Railverkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. Spoorwegvoorzieningen;

  2. Wegen en straten;

  3. groenvoorzieningen;

  4. kruisingen ten behoeve van wegen, starten, water en leidingen;

  5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  6. nutsvoorzieningen.

 

19.2 Bouwregels

 

19.2.1 Gebouwen ten behoeve van het railverkeer

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van het railverkeer gelden de volgende bepalingen:

  1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd;

  2. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven;

  3. de goothoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven;

  4. de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven.

 

19.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. De bouwhoogte van draagconstructies voor bovenleidingen, seinpalen, bakens en andere railverkeersvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 8m.

  2. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2m.

  3. De bouwhoogte van bouwwerken voor het onderbrengen van voorzieningen van de elektrotechnische systemen mag niet meer bedragen dan 8m ten opzichte van de Bovenkant Spoorstaaf.

  4. De bouwhoogte van geluidschermen gemeten vanaf de Bovenkant Spoorstaaf mag niet meer bedragen dan 1m. Waar de sporen verdiept zijn gelegen, mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan 1m vanaf peil.

  5. De bouwhoogte van signalerings- en telecommunicatiemasten mag niet meer bedragen dan 12 m.

  6. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2m.

 

19.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 19.2.1 voor het bouwen van gebouwen buiten het bouwvlak met een maximale oppervlakte van 20m² per gebouw.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Artikel 20 Verkeer - Verblijfsgebied

 

20.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Verkeer - Verblijfsgebied’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. voorzieningen voor verkeer en verblijf;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'monumentale boom' behoud van monumentale bomen;

  3. parkeervoorzieningen;

  4. groenvoorzieningen;

  5. speelvoorzieningen;

  6. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

20.2 Bouwregels

20.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

 

20.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. De bouwhoogte van palen, masten en portalen voor geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer bedragen dan 10 m.

  2. De bouwhoogte van signalerings- en telecommunicatiemasten mag niet meer bedragen dan 16 m.

  3. De bouwhoogte van kunstobjecten mag niet meer bedragen dan 5 m.

  4. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Artikel 21 Wonen

 

 

21.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen;
  2. aan-huis-verbonden beroep en lichte bedrijvigheid;

  3. aan- en bijgebouwen behorende bij de woning;

  4. tuinen, erven en verhardingen;

  5. ter plaatse van de aanduiding 'monumentale boom' behoud van monumentale bomen;

  6. ter plaatse van de aanduiding 'garage' zijn uitsluitend garageboxen toegestaan;

  7. ter plaatse van de aanduiding 'praktijkruimte' is tevens het houden van praktijkruimte toegestaan;
  8. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen- praktijk- kantoorruimte is tevens het houden van praktijk en/of kantoorruimte toegestaan.

  9. ter plaatse van de aanduiding 'gezondheidszorg' zijn uitsluitend voorzieningen ten behoeve van gezondheidszorg toegestaan.

 

21.2 Bouwregels

21.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd.
  2. Ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' mag uitsluitend één vrijstaande woning worden gebouwd.

  3. Ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' mogen woningen uitsluitend halfvrijstaand of vrijstaand worden gebouwd.

  4. Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' mogen woningen gestapeld worden gebouwd.

  5. Ter plaatse van de aanduiding 'aaneen' mogen woningen uitsluitend aaneen worden gebouwd;

  6. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij anders is aangegeven.

  7. De voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn of op een afstand van niet meer dan 2 m daarachter.

  8. De goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding.

  9. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding.

 

21.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen aan/bij de woning gelden de volgende bepalingen:

  1. Aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd.

  2. Het bebouwingspercentage van het gedeelte van de gronden gelegen achter de achtergevelrooilijn van het hoofdgebouw mag maximaal 50% bedragen tot een maximum gezamenlijke oppervlakte van 50 m².

  3. Voor zover de oppervlakte van de strook grond achter de achtergevelrooilijn van het hoofdgebouw meer bedraagt dan 200 m² mag de onder b geregelde gezamenlijke oppervlakte worden vermeerderd met 10% van deze overmaat tot in totaal maximaal 90 m².

  4. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

  5. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 m.

 

 

21.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. De bouw van een zwembad is niet toegestaan.

  2. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn niet meer dan 1 m mag bedragen.

  3. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.

 

 

21.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 21.2.3 onder a voor de bouw van een onoverdekt zwembad onder de volgende voorwaarden:

  1. De oppervlakte van het zwembad mag niet meer bedragen dan 5% van het bouwperceel met maximum van 50 m2.
  2. De hoogte van het zwembad boven peil mag niet meer bedragen dan 0,5 m.

  3. De afstand tot de perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 5 m.

 

21.4 Specifieke gebruiksregels

Binnen de bestemming ‘Wonen’ is de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep en lichte bedrijvigheid toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende regels van toepassing zijn:

  1. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de oppervlakte van de woning tot een maximum van 30 m².
  2. Anders dan bepaald onder sub a is ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen-tandartsenpraktijk' een tandartsenpraktijk toegestaan van maximaal 150 m².
  3. Detailhandel is niet toegestaan.
  4. De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving, waarbij geldt dat deze past in categorie A van de Staat van Bedrijfsactiviteiten.

  5. De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner met uitzondering van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen-tandartsenpraktijk' en 'kantoor'.

 

21.5 Afwijken van de specifieke gebruiksregels

21.5.1 Toestaan groter oppervlak aan huis verbonden beroep

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 21.4 onder a voor een omvang van de activiteit met niet meer dan 60% van de oppervlakte van de woning tot een maximum van 80 m2, mits de activiteit een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft en behoudt die met de woonfunctie in overeenstemming is.

 

21.5.2 Toestaan vergelijkbare bedrijven

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 21.4 onder d voor het toestaan van lichte bedrijvigheid die niet voorkomt in de Staat van Bedrijfsactiviteiten met dien verstande dat de bedrijvigheid naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen is met bedrijvigheid genoemd in de categorie A.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Artikel 22 Waarde - Archeologie

 

22.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn naast voor de overige aangewezen bestemmingen mede bestemd voor de bescherming en de veiligstelling van archeologische waarden.

 

22.2 Bouwregels

  1. Binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn.
  2. Bouwwerken ten behoeve van de andere, voor deze gronden aangewezen bestemmingen zijn op de in artikel 22.1 bedoelde gronden slechts toelaatbaar, indien het betreft:

  1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid;
  2. een bouwwerk waarvan de binnen de bestemming gelegen oppervlakte ten hoogste 250 m2 bedraagt;

  3. een bouwwerk dat (inclusief graafwerkzaamheden) niet dieper dan 30 centimeter en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

 

22.3 Afwijken van de bouwregels

  1. Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 22.2 sub a met inachtneming van de voor deze gronden geldende overige bouwregels.
  2. De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 23.3 sub a wordt verleend, indien op basis van archeologisch onderzoek of naar het oordeel van een archeologische deskundige is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.

  3. De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 23.3 sub a wordt voorts verleend, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie de archeologische waarden door de bouwwerkzaamheden niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden gericht op:

    1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    2. het doen van opgravingen;

    3. begeleiding van de bouwwerkzaamheden door een archeologisch deskundige.

 

22.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

22.4.1 Omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  1. grondwerkzaamheden dieper dan 30 centimeter, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren, het verwijderen van funderingen en het aanleggen van drainage;
  2. het verlagen of verhogen van het waterpeil;

  3. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;

  4. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

22.4.2 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden, waarvoor het verbod van in artikel 22.4.1 sub a geldt, zijn slechts toelaatbaar, indien op basis van archeologisch onderzoek of naar het oordeel van een archeologisch deskundige is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad of mogelijk schade kan worden voorkomen door aan de vergunning regels te verbinden gericht op:

  1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  2. het doen van opgravingen;

  3. begeleiding van de aanlegwerkzaamheden door een archeologisch deskundige.

 

22.4.3 Uitzonderingen

Het verbod, als bedoeld in artikel 22.4.1 sub a, is niet van toepassing indien:

  1. de werken die, voor zover deze zijn gelegen binnen deze bestemming, een oppervlakte hebben tot ten hoogste 250 m2 of een omvang van ten hoogste 250 m;
  2. de werken of werkzaamheden mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende (omgevings)vergunning;

  3. de werken reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van in werking treden van het plan;

  4. de werken behoren tot het normale onderhoud en beheer van de gronden;

  5. de werken ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.

 

22.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen door:

  1. de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat:
    1. op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;

    2. wel aanwezige archeologische waarden in voldoende mate zijn veilig gesteld;

    1. de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie' toe te kennen aan gronden, grenzend aan deze dubbelbestemming, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van bedoelde dubbelbestemming, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.