Artikel 3 Bedrijf - Nutsvoorziening
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bedrijf- Nutsvoorziening aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
gebouwen ten behoeve van het openbaar nut zoals gebouwen ten behoeve van de energie-, warmte- en telecommunicatievoorziening en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwen;
-
ontsluitingswegen en verhardingen;
-
groenvoorzieningen
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
-
Gebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd.
-
Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij anders is aangegeven.
-
De bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan 5 m.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
-
De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m.
-
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
Artikel 4 Groen
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
groenvoorzieningen;
-
bermen en beplantingen;
-
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
-
voorzieningen voor langzaamverkeer;
-
nutsvoorzieningen;
-
speelvoorzieningen;
- ter plaatse van de aanduiding 'opslag' is tevens een opslagruimte toegestaan.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen
- Gebouwen zijn uitsluitend toegestaan op gronden met de aanduiding 'opslag' en mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd.
-
Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij anders is aangegeven.
-
De goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven.
-
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven.
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
-
De oppervlakte van een overkapping mag niet meer bedragen dan 20 m2.
-
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 6 m.
4.3 Specifieke gebruiksregels
Ter plaatse van de aanduiding 'opslag' is uitsluitend het gebruik van opslag ten behoeve van gemeentelijke diensten of van andere naar doelstelling daarmee vergelijkbare instellingen, zoals opslag van gereedschappen en werktuigen, toegestaan.
4.4 Omgevingsvergunning
4.4.1 Verboden werkzaamheden
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
-
het aanleggen van verhardingen met een oppervlakte groter dan 5% van de in deze bestemming opgenomen aaneengesloten gronden;
-
het afgraven, ophogen en egaliseren van gronden wanneer dit een oppervlakte van meer dan 250 m2 betreft.
4.4.2 Uitzonderingen
Het in artikel 4.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
-
het normale onderhoud betreffen;
-
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
4.4.3 Toelaatbaarheid
De in artikel 4.4.1. genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan: het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke en/of natuurlijke waarden van de gronden.
Artikel 5 Maatschappelijk
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Maatschappelijk’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
ter plaatse van de aanduiding 'religie' zijn uitsluitend religieuze voorzieningen toegestaan;
-
ter plaatse van de aanduiding 'onderwijs' zijn uitsluitend onderwijs- en kinderdagopvanginstellingen toegestaan;
- ter plaatse van de aanduiding 'praktijkruimte', is uitsluitend een praktijkruimte toegestaan;
-
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - buurtcentrum', is uitsluitend een buurtcentrum toegestaan;
- ter plaatse van de aanduiding 'sporthal' is uitsluitend een sporthal toegestaan;
-
wegen en paden;
-
tuinen, erven en verhardingen;
-
parkeervoorzieningen;
-
groenvoorzieningen.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
-
Gebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd.
-
Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij anders is aangegeven.
-
De voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn of op een afstand van niet meer dan 2 m daarachter.
-
De goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven.
-
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven.
5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
- De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf - en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn niet meer mag bedragen dan 1 m.
- De bouwhoogte van lichtmasten en vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 m;
-
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
5.3 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij om omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.1 en andere maatschappelijke en culturele voorzieningen toestaan, met inachtneming van de volgende regels:
-
Er vindt geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende bouwwerken plaats;
-
Er vindt geen onevenredige toename van de parkeerdruk alsmede van de verkeersaantrekkende werking plaats.
Artikel 6 Tuin
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Tuin’ aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen en verhardingen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Gebouwen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd. Uitzondering hierop is het herbouwen van bestaande aan- en uitbouwen en bijgebouwen onder de voorwaarde dat:
-
de oppervlakte en de bouwhoogte van het gebouw niet meer mag bedragen dan de bestaande oppervlakte en bouwhoogte, en;
-
het gebouw op dezelfde plaats wordt herbouwd.
6.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
-
De bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m.
-
De bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 m.
-
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde (met uitzondering van overkappingen en/of carports), mag niet meer bedragen dan 3 m.
-
Het bouwen van overkappingen en/of carports is niet toegestaan. Uitzondering hierop is het herbouwen van bestaande overkappingen en/of carports onder de voorwaarde dat:
-
de opperlvakte en de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de bestaande oppervlakte en bouwhoogte, en;
-
het gebouw op dezelfde plaats wordt herbouwd.
-
6.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6.2.1 voor het bouwen van erkers, luifels en balkons aan de voor- of zijgevel van het hoofdgebouw onder de volgende voorwaarden:
-
De diepte gemeten vanuit de voorgevel van het hoofdgebouw mag niet meer dan 1,5 m bedragen.
-
De afstand tot de openbare weg mag niet minder dan 2 m bedragen.
6.4 Specifieke gebruiksregels
Voor het gebruik van de gronden en/of bouwwerken geldt de volgende bepaling:
De gronden gelegen voor de voorgevel van een woning mogen niet worden gebruikt voor het parkeren of stallen van caravans, voer- en vaartuigen.
Artikel 7 Verkeer
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
voorzieningen voor verkeer en verblijf;
-
brug;
-
parkeervoorzieningen;
-
groenvoorzieningen;
-
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
-
nutsvoorzieningen.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Gebouwen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
-
De bouwhoogte van palen, masten en portalen voor geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer bedragen dan 10 m.
-
De bouwhoogte van signalerings- en telecommunicatiemasten mag niet meer bedragen dan 16 m.
-
De bouwhoogte van kunstobjecten mag niet meer bedragen dan 5 m.
-
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
Artikel 8 Verkeer - Verblijfsgebied
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Verkeer - Verblijfsgebied’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
voorzieningen voor verkeer en verblijf;
-
parkeervoorzieningen;
-
groenvoorzieningen;
-
speelvoorzieningen;
- nutsvoorziening;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Gebouwen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
8.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
-
De bouwhoogte van palen, masten en portalen voor geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer bedragen dan 10 m.
-
De bouwhoogte van signalerings- en telecommunicatiemasten mag niet meer bedragen dan 16 m.
-
De bouwhoogte van kunstobjecten mag niet meer bedragen dan 5 m.
-
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
Artikel 9 Water
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder voorzieningen voor waterberging, -aanvoer en –afvoer, zoals watergangen, waterlopen en waterpartijen;
-
taluds en groenvoorzieningen;
-
voorzieningen voor verkeer en verblijf;
9.2 Bouwregels
9.2.1 Gebouwen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
9.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m;
Artikel 10 Wonen
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- wonen;
-
aan-huis-verbonden beroep en lichte bedrijvigheid;
-
aan-/uitbouw en bijgebouwen behorende bij de woning;
-
tuinen, erven en verhardingen;
-
ter plaatse van de aanduiding 'garage' zijn uitsluitend garageboxen toegestaan;
-
ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang', is tevens een onderdoorgang voor voet- en fietspad toegestaan.
10.2 Bouwregels
10.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
- Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd.
-
Ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' mag uitsluitend één vrijstaande woning worden gebouwd;
-
Ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' mogen woningen uitsluitend halfvrijstaand of vrijstaand worden gebouwd;
-
Ter plaatse van de aanduiding 'aaneen' mogen woningen uitsluitend aaneen worden gebouwd;
-
Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' mogen woningen gestapeld worden gebouwd;
- Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij anders is aangegeven.
-
De voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn of op een afstand van niet meer dan 2 m daarachter.
-
De goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven.
-
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven.
10.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen
Voor het bouwen van aan-/uitbouwen en bijgebouwen aan/bij de woning gelden de volgende bepalingen:
-
Aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd.
-
Het bebouwingspercentage van het gedeelte van de gronden gelegen achter de achtergevelrooilijn van het hoofdgebouw mag maximaal 50% bedragen tot een maximum gezamenlijke oppervlakte van 50 m².
-
Voor zover de oppervlakte van de strook grond achter de achtergevelrooilijn van het hoofdgebouw meer bedraagt dan 200 m² mag de onder b geregelde gezamenlijke oppervlakte worden vermeerderd met 10% van deze overmaat tot in totaal maximaal 90 m².
-
De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
-
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 m.
10.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
-
De bouw van een zwembad is niet toegestaan.
-
De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn niet meer dan 1 m mag bedragen.
-
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
10.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 10.2.3 onder a voor de bouw van een onoverdekt zwembad onder de volgende voorwaarden:
- De oppervlakte van het zwembad mag niet meer bedragen dan 5% van het bouwperceel met maximum van 50 m2.
-
De hoogte van het zwembad boven peil mag niet meer bedragen dan 0,5 m.
-
De afstand tot de perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 5 m.
10.4 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
-
Het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige wooonruimte is niet toegestaan;
-
Binnen de bestemming ‘Wonen’ is de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep en lichte bedrijvigheid toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende regels van toepassing zijn:
- De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de oppervlakte van de woning tot een maximum van 30 m².
-
Detailhandel is niet toegestaan.
-
De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving, waarbij geldt dat deze past in categorie A van de Staat van Bedrijfsactiviteiten.
- Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.
- De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
10.5 Afwijken van de specifieke gebruiksregels
10.5.1 Mantelzorg
Het bevoegd gezag kan een omgevingvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 10.4 onder a voor het bieden van mantelzorg in een bijgebouw, met inachtneming van de volgende bepalingen:
-
het gebruik als zelfstandige woonruimte is noodzakelijk voor het bieden van mantelzorg;
-
het gebruik is alleen toelaatbaar voor zover het bieden van mantelzorg binnen de bestaande woning niet mogelijk of redelijk is;
-
de omgevingsvergunning voor een bestaand vrijstaand bijgebouw kan slechts worden verleend indien er geen bouwmogelijkheden bestaan voor de realisatie van een aangebouwd bijgebouw waarin de mantelzorg kan worden geboden;
-
er bestaat aantoonbaar behoefte aan mantelzorg in verband met medische, psychische en/of sociale omstandigheden;
-
er wordt een schriftelijke verklaring overgelegd door de aanvrager waaruit blijkt dat de omgevingsvergunning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;
-
de totale oppverlakte die voor mantelzorg in gebruik kan worden genomen bedraagt maximaal 65 m2 en is beperkt tot één bouwlaag;
-
er zijn geen milieuhychiënische belemmeringen;
-
het gebruik als zelfstandige woonruimte voldoende brandveilig is;
-
de mantelzorg leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en/of ontwikkelingsmogelijkehden van de naastgelegen percelen;
-
het bevoegd gezag verleent de omgevingsvergunning uitsluitend aan de aanvrager en/of de hoofdbewoner van de betreffende woning en is niet overdraagbaar;
-
het bevoegd gezag verleent de omgevingsvergunning onder de voorwaarde dat de vergunning geldt voor een periode dat de mantelzorg voortduurt;
-
het bevoegd gezag verleent de omgevingsvergunning onder de voorwaarde dat alle voorzieningen die strekken tot instandhouding van een zelfstandige woonruimte worden verwijderd nadat de noodzaak van mantelzorg is vervallen.
10.5.2 Toestaan groter oppervlak aan huis verbonden beroep
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 10.4 onder a voor een omvang van de activiteit met niet meer dan 60% van de oppervlakte van de woning tot een maximum van 80 m2, mits de activiteit een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft en behoudt die met de woonfunctie in overeenstemming is.
10.5.3 Toestaan vergelijkbare bedrijven
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 10.4 onder c voor het toestaan van lichte bedrijvigheid die niet voorkomt in de Staat van Bedrijfsactiviteiten met dien verstande dat de bedrijvigheid naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen is met bedrijvigheid genoemd in de categorie A.
Artikel 11 Waarde - Archeologie
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn naast voor de overige aangewezen bestemmingen mede bestemd voor de bescherming en de veiligstelling van archeologische waarden.
11.2 Bouwregels
- Binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn.
-
Bouwwerken ten behoeve van de andere, voor deze gronden aangewezen bestemmingen zijn op de in artikel 11.1 bedoelde gronden slechts toelaatbaar, indien het betreft:
- vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid;
-
een bouwwerk waarvan de binnen de bestemming gelegen oppervlakte ten hoogste 250 m2 bedraagt;
-
een bouwwerk dat (inclusief graafwerkzaamheden) niet dieper dan 40 centimeter en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
11.3 Afwijken van de bouwregels
- Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 11.2 sub a met in acht neming van de voor deze gronden geldende overige bouwregels.
-
De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 11.3 sub a wordt verleend, indien op basis van archeologisch onderzoek of naar het oordeel van een archeologische deskundige is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
-
De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 11.3 sub a wordt voorts verleend, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie de archeologische waarden door de bouwwerkzaamheden niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de ontheffing regels te verbinden gericht op:
- het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
-
het doen van opgravingen;
-
begeleiding van de bouwwerkzaamheden door een archeologisch deskundige.
11.4 Omgevingsvergunning
11.4.1 Verboden werkzaamheden
Het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- grondwerkzaamheden dieper dan 40 centimeter, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren, het verwijderen van funderingen en het aanleggen van drainage;
-
het verlagen of verhogen van het waterpeil;
-
het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
-
het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
11.4.2 Toelaatbaarheid
De werken of werkzaamheden, waarvoor het verbod van in artikel 11.4.1 geldt, zijn slechts toelaatbaar, indien op basis van archeologisch onderzoek of naar het oordeel van een archeologisch deskundige is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad of mogelijk schade kan worden voorkomen door aan de vergunning regels te verbinden gericht op:
- het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
-
het doen van opgravingen;
-
begeleiding van de aanlegwerkzaamheden door een archeologisch deskundige.
11.4.3 Uitzonderingen
Het verbod, als bedoeld in artikel 11.4.1, is niet van toepassing indien:
- de werken die, voor zover deze zijn gelegen binnen deze bestemming, een oppervlakte hebben tot ten hoogste 250 m2 of een omvang van ten hoogste 250 m;
-
de werken of werkzaamheden mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende (omgevings)vergunning;
-
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van in werking treden van het plan;
-
behoren tot het normale onderhoud en beheer van de gronden;
-
ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
11.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen door:
- de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat:
-
op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
-
wel aanwezige archeologische waarden in voldoende mate zijn veilig gesteld;
-
de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie' toe te kennen aan gronden, grenzend aan deze dubbelbestemming, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van bedoelde dubbelbestemming, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.
-
Artikel 12 Leiding - Riool
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘ Leiding – Riool’ aangeduide gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van een rioolleiding, waarbij de
leiding primair is ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.
12.2 Bouwregels
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
12.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 12.2 voor een in de overige aan de gronden toegekende bestemmingen passend bouwwerk, mits:
-
geen onevenredige aantasting van de belangen van de leiding ontstaat of kan ontstaan;
-
door de bouw en de situering van een bouwwerk geen onevenredige schade wordt of kan worden toegebracht aan de leiding;
- vooraf advies is ingewonnen van de beheerder van de leiding.
12.4 Omgevingsvergunning
12.4.1 Verboden werkzaamheden
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezagde de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
-
het aanleggen van wegen of paden en/of andere oppervlakteverhardingen;
-
het uitvoeren van graafwerkzaamheden;
-
het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indrijven van voorwerpen in de bodem;
-
het aanbrengen van diepwortelende beplanting en/of bomen;
-
het ophogen, verlagen, afgraven of egaliseren van de bodem, of anderszins wijzigen in maaiveld- of weghoogte.
12.4.2 Uitzonderingen
Het in artikel 12.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
-
het normale onderhoud betreffen;
-
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
12.4.3 Toelaatbaarheid
De in artikel 12.4.1 bedoelde aanlegvergunning kan slechts worden verleend, indien het behoud van een veilige ligging en de continuïteit van de energie- en afvalwatervoorziening is gewaarborgd.
Alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoeld in artikel 12.4.1
winnen burgemeester en wethouders advies in bij de betreffende leidingbeheerder.