Regels
Bestemmingsplan Agrarisch Buitengebied
Omgeving Laarweg 11a te Harskamp
HOOFDSTUK 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het Bestemmingsplan Agrarisch Buitengebied omgeving Laarweg 11a te Harskamp van de gemeente Ede
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0228.BP2010AGBG0028-0301 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen)
1.3 aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit
een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten in hoofdzaak niet publieksaantrekkend zijn en die op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijk uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie
1.4 aanbouw
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw
1.5 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden
1.6 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft
1.7 achtergevel
de van de weg afgekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één van de weg afgekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt
1.8 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde
1.9 bedrijfsgebouw:
een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
1.10 bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;
1.11 begane grond
bouwlaag, waarvan de vloer op gelijke of bij benadering gelijke hoogte ligt als het aangrenzende maaiveld ter plaatse van de bouw
1.12 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak
1.13 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met een zelfde bestemming
1.14 bijgebouw
een vrijstaand gebouw met een eigen toegang dat zich op een bouwperceel bevindt waarop tevens het hoofdgebouw is gelegen en dat in bouwkundig en functioneel opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw
1.15 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats
1.16 bouwgrens
de grens van een bouwvlak
1.17 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, souterrain en bergzolder
1.18 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde bouwwerken zijn toegelaten
1.19 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond
1.20 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstelling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit
1.21 functie
doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan
1.22 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt
1.23 hoofdgebouw
een gebouw dat op een bouwvlak door zijn constructie, afmeting en/of functie dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste gebouw valt aan te merken
1.24 mantelzorg
langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt.
1.25 maaiveld
de hoogte waarop het omliggende terrein aansluit op de bebouwing
1.26 perceel
de bij bouwwerk(en) behorende bebouwde en onbebouwde gronden, hierin meegerekend de gronden waarop het hoofdgebouw is gesitueerd
1.27 perceelsgrens
de grens van een perceel, zoals bekend bij het kadaster op het moment van vaststelling van dit plan
1.28 voorgevel
de naar de weg en/of water gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg of water gekeerde gevel, de meest beeldbepalende gevel van dat gebouw, op de verbeelding is dit begrip nader aangeduid als gevellijn.
1.29 voorgevelrooilijn
de denkbeeldige lijn die strak langs de voorgevel van het hoofdgebouw wordt getrokken tot aan de zijdelingse perceelsgrenzen
1.30 woning
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijke huishouding
1.31 waterhuishoudkundige voorzieningen
voorzieningen, die het waterhuishoudkundige belang dienen, zoals watergangen, waterlopen, kunstwerken, onderhoudsstroken ten behoeve van het beheer en onderhoud van een watergang of waterloop.
Artikel 2 Wijze van meten
2.1 Algemeen
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten c.q. gerekend:
2.1.1 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.1.2 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.1.3 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.1.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.1.5 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.1.6 peil:
voor bouwwerken waarvan de hoofdtoegang onmiddelijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
In andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld of het afgewerkte bouwterrein.
2.2 Ondergronds bouwen
Bij het berekenen van het bebouwingspercentage of de te bebouwen oppervlak wordt de oppervlakte of inhoud van ondergrondse gebouwen mede in aanmerking genomen, voor zover deze zijn gelegen buiten de buitenwerkse gevelvlakken van de bijbehorende bovengrondse gebouwen.
2.3 Ondergeschikte bouwdelen
Bij de toepassing van de bouw- en bestemmingsgrenzen worden ondergeschikte bouwdelen, zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken e.d. buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van de bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.
HOOFDSTUK 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 bedrijf
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘bedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - gritstaalbedrijf' is een gritstaalbedrijf toegestaan;
ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’: één bedrijfswoning met bijbehorende bijgebouwen;
paden, wegen en parkeervoorzieningen;
tuinen, erven en verhardingen;
groenvoorzieningen;
water- en waterhuishoudkundige voorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Bedrijfsbebouwing
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:
De oppervlakte van de bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan 740 m².
De goothoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 4 meter.
De bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 10 meter.
De dakhelling mag niet minder bedragen dan 15°.
De afstand tot de as van de weg waaraan wordt gebouwd mag niet minder bedragen dan 15 m.
De afstand van gebouwen tot de zijdelingse en achterste perceelsgrenzen mag niet minder bedragen dan 3 m.
3.2.2 Bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:
a Bedrijfswoningen en bijbehorende aanbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend binnen het aanduidingsvlak ‘bedrijfswoning’ worden gebouwd.
b Er is ten hoogste één bedrijfswoning toegestaan.
c De inhoud mag niet meer bedragen dan 660 m3.
d De goothoogte mag niet meer bedragen dan 4 meter.
e De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 9 meter.
f De dakhelling mag, met uitzondering van aan- en uitbouwen, niet minder bedragen dan 30 graden en niet meer dan 50 graden.
3.2.3 Bijgebouwen bij bedrijfswoningen
Voor het bouwen van aanbouwen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:
de gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan
75 m²;
de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,30 m;
de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6,60 m;
de dakhalling mag niet minder bedragen dan 30 graden en niet meer dan 50 graden.
3.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepaling:
de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 4 meter bedragen;
de bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 meter, met dien verstande dat erfafscheidingen op het voorerf niet hoger mogen zijn dan 1 meter.
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Afstand tot de weg en de zijdelingse/achterste bouwperceelsgrens
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.2.1 onder e en f voor het verkleinen van de afstand van de bebouwing tot de as van de weg en de zijdelingse/achterste bouwperceelsgrens, met inachtneming van de volgende bepalingen:
het verkleinen van de afstand is vanuit stedenbouw- en verkeerskundig oogpunt aanvaarbaar;
er zijn geen milieuhygiënische belemmeringen;
het verkleinen van de afstand leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
3.3.2 Goothoogte (doorrijhoogte)
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.2.1 onder b voor het verhogen van de goothoogte teneinde de doorrijhoogte te vergroten, met inachtneming van de volgende bepalingen:
de verhoging is uitsluitend aan één zijde toegestaan;
de goothoogte mag niet meer bedragen dan 5 meter;
de verhoging van de goothoogte is noodzakelijk voor een verantwoorde bedrijfsvoering.
3.3.3 Dakhelling
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.2.1 onder d, 3.2.2 onder f en 3.2.3 onder d, met inachtneming van de volgende bepalingen:
voor bedrijfsgebouwen kan een omgevingsvergunning worden verleend voor plat afgedekte daken tot een gezamenlijke oppervlakte van 50 m2, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 4 meter;
voor de overige gebouwen kan een omgevingsvergunning worden verleend voor het afwijken, met dien verstande dat:
De omgevingsvergunning slechts kan worden verleend indien dit noodzakelijk is vanuit stedenbouwkundig en/of architectonisch oogpunt;
De afwijking niet leidt tot een vergroting van de inhoud en/of oppervlakte.
3.3.4 Bouwen voor mantelzorg
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.2.2 onder c voor het vergroten van de inhoudsmaat van een bedrijfswoning voor het bieden van mantelzorg, met inachtneming van de volgende bepalingen:
de vergroting is noodzakelijk voor het bieden van mantelzorg;
het vergroten van de inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 100 m3;
vergroting is alleen toelaatbaar voor zover het bieden van mantelzorg binnen de bestaande bedrijfswoning niet mogelijk of redelijk is;
er aantoonbaar behoefte bestaat aan mantelzorg in verband met medische, psychische en/of sociale omstandigheden;
er een schriftelijke verklaring wordt overgelegd waaruit blijkt dat er sprake is van mantelzorg;
er mag geen zelfstandige woonruimte ontstaan.
3.4 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden tevens de volgende bepalingen:
aan huis verbonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zijn toegestaan, met dien verstande dat de omvang van de activiteit niet meer mag bedragen dan 30% van de oppervlakte van de bedrijfswoning tot een maximum van 50 m2;
detailhandel is niet toegestaan, met uitzondering van ter plaatse streekeigen geproduceerde producten met een maximum oppervlakte van 50 m²;
een zelfstandig kantoor is niet toegestaan;
het gebruiken van bijgebouwen als zelfstandige woonruimte is niet toegestaan;
het gebruiken van een gebouw voor bed & breakfast en overige nevenactiviteiten is niet toegestaan;
opslag van goederen op gronden voor de voorgevelrooilijn is niet toegestaan;
geluidszoneringsplichtige inrichtingen zijn niet toegestaan;
opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
bevi-inrichtingen en seksinrichtingen zijn niet toegestaan.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Vergelijkbare milieucategorie
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.1 voor het voor het toestaan van bedrijven die naar aard en milieubelasting of ruimtelijke impact (verkeersaantrekkende werking, ruimtebeslag, aantal arbeidsplaatsen e.d.) vergelijkbaar zijn met de toegestane bedrijven, met dien verstande dat de afwijking niet leidt tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
3.5.2 Aan huis verbonden beroep en kleinschalige bedrijfsactiviteiten
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.4 onder a voor de activiteit met een omvang van niet meer dan 60% van de oppervlakte van de bedrijfswoning en maximaal 80 m2, mits de activiteit een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
3.5.3 Mantelzorg
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.4 onder d voor het bieden van mantelzorg in een bestaand bijgebouw, met inachtneming van de volgende bepalingen:
het gebruik als zelfstandige woning is noodzakelijk voor het bieden van mantelzorg;
het gebruik is alleen toelaatbaar voor zover het bieden van mantelzorg binnen de bestaande bedrijfswoning niet mogelijk of redelijk is, met inachtneming van het bepaalde in lid 3.3.4;
de omgevingsvergunning voor een vrijstaand bijgebouw kan slechts worden verleend indien er geen bouwmogelijkheden bestaan voor de realisatie van een aangebouwd bijgebouw waarin de mantelzorg kan worden geboden;
er aantoonbaar behoefte bestaat aan mantelzorg in verband met medische, psychische en/of sociale omstandigheden;
er een schriftelijke verklaring wordt overgelegd waaruit blijkt dat er sprake is van mantelzorg;
de totale oppervlakte die voor mantelzorg in gebruik kan worden genomen bedraagt maximaal 65 m² en is beperkt tot één bouwlaag;
er zijn geen milieuhygiënische belemmeringen;
het gebruik als zelfstandige woonruimte voldoende brandveilig is;
de mantelzorg leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen;
het bevoegd gezag verleent de omgevingsvergunning uitsluitend aan de aanvrager en/of de hoofdbewoner van de betreffende woning en is niet overdraagbaar;
het bevoegd gezag verleent de omgevingsvergunning onder de voorwaarde dat de vergunning geldt voor een periode dat de mantelzorg voortduurt;
als de mantelzorg gerealiseerd is in een vrijstaand bijgebouw, dienen na het vervallen van de noodzaak van mantelzorg alle voorzieningen verwijderd te worden die strekken tot de instandhouding van een zelfstandige woonruimte.
3.5.4 Bed & Breakfast
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.4 onder e voor het toestaan van bed & breakfast, met inachtneming van de volgende bepalingen:
voorzieningen voor bed & breakfast zijn alleen binnen de bedrijfswoning toegestaan, waarbij de omvang niet meer mag bedragen dan 50 m2;
de afwijking leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.6.1 Omgevingsvergunning
Het is verboden op of in de gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerkzaamheden zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
het ophogen, afgraven, vergraven, verzetten, ontgronden, egaliseren, ontginnen en diepploegen;
het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten, of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
het verwijderen van bos-, natuur- en landschapselementen;
het verwijderen van zandwegen;
het aanleggen en/of verharden van paden en wegen, parkeerplaatsen en/of andere oppervlakteverharding;
het verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of door bemaling en/of bronnering.
3.6.2 Toelaatbaarheid
De in lid 3.6.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien:
de werken en/of werkzaamheden noodzakelijk zijn voor een doelmatig gebruik;
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in de bestemmingsomschrijving genoemde waarden.
3.6.3 Uitzonderingen
Het in lid 3.6.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
plaatsvinden binnen een bouwvlak, met uitzondering van:
het ophogen en verlagen van het bouwvlak met meer dan 30 cm;
het verwijderen van landschapselementen.
mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende (omgevings)vergunning;
behoren tot het normale onderhoud, beheer en gebruik van de gronden.
HOOFDSTUK 3 Algemene regels
Artikel 4 Antidubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
HOOFDSTUK 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 5 Overgangsrecht
5.1 Overgangsrecht bouwwerken
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
5.2 Overgangsrecht gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij de afwijking door deze verandering naar aard en omvang wordt verkleind.
Indien het gebruik, bedoeld in sub a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 6 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
“Regels van het Bestemmingsplan Agrarisch Buitengebied omgeving Laarweg 11a te Harskamp”.