Inhoud
 
Gemeente:
Ede
PlanNaam:
Vossenpark te Otterlo
Status:
Vastgesteld
Datum:
31-05-2012

Regels

 
 

HOOFDSTUK 1 Inleidende regels

 

Artikel 1 Begrippen

 

In deze regels wordt verstaan onder:

 

  1. plan:
    het bestemmingsplan Vossenpark te Otterlo van de gemeente Ede;

 

  1. bestemmingsplan:
    de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0228.BP2009VELU0002-0301 met de bijbehorende regels en bijlagen;

 

  1. aanduiding:
    een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van gronden;

 

  1. aanduidingsgrens:
    de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

 

  1. aan huis verbonden beroep:
    een vrij en zelfstandig beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, educatief, kunstzinnig, technisch gebied of daarmee gelijk te stellen activiteiten, niet zijnde detailhandel, dat/die in of bij een woning wordt/worden uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat/die een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft/hebben die met de woonfunctie in overeenstemming is;

 

  1. aanbouw:
    een aan een hoofdgebouw toegevoegde, afzonderlijke ruimte die qua afmetingen en/of visueel opzicht (onder meer voor wat betreft goothoogte, dakhelling en/of dakvorm), ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

 

  1. bebouwing:
    één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

 

  1. beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte:
    de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een bouwwerk en/of op een terrein die wordt gebruikt voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

  2. bestemmingsgrens:
    de grens van een bestemmingsvlak;

 

  1. bestemmingsvlak:
    een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

 

  1. bouwen:
    het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk; alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

 

  1. bouwperceel:
    een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

 

  1. bouwvlak:
    een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

 

  1. bouwwerk:
    elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

 

  1. bijgebouw:
    een op zichzelf staand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en dat in functioneel en architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

 

  1. carport:
    een dakconstructie vrijstaand zonder wanden dan wel aan maximaal drie zijden begrensd door de gevels van belendende gebouwen, bedoeld voor de stalling van een motorvoertuig;

 

  1. detailhandel:
    het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

 

  1. escortbedrijf:
    de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend zoals escortservices en -bemiddelingsbureaus;

  2. functie:
    doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan;

 

  1. gebouw:
    elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

 

  1. hoofdgebouw:
    een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste gebouw op een bouwperceel kan worden aangemerkt;

 

  1. maatvoeringsvlak:

een geometrisch bepaald vlak waarin maatvoeringen zijn aangegeven;

 

  1. mantelzorg:

langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt;

 

  1. prostitutie:
    het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten ten behoeve van een ander tegen vergoeding;

 

  1. raamprostitutie:
    een seksinrichting met één of meer ramen van waarachter de prostituee/prostitué tracht de aandacht van passanten op zich te vestigen;

 

  1. seksinrichting:
    een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, een (raam)prostitutiebedrijf en een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

 

  1. straatprostitutie:
    het in hoofdzaak op de openbare weg door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze passanten tot prostitutie bewegen, uitnodigen dan wel aanlokken;

 

  1. uitbouw:
    de vergroting van een bestaande ruimte in een hoofdgebouw, die qua afmetingen en/of in visueel opzicht (onder meer wat betreft (goot)hoogte, dakhelling en/of dakvorm), ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

 

  1. voorgevelrooilijn:
    de grens van het bouwvlak die gericht is naar de weg en waarop de bebouwing is georiënteerd;

 

  1. woning:
    een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.

 
 

Artikel 2 Wijze van meten

 

2.1 Algemeen

 

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

 

  1. de bouwhoogte van een bouwwerk:
    vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen zoals schoorstenen, antennes en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

 

  1. de goothoogte van een bouwwerk:
    vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

 

  1. de inhoud van een bouwwerk:
    tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

 

  1. peil:

  1. voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang, vermeerderd met 0,20 m;

  2. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld of het afgewerkte bouwterrein, vermeerderd met 0,20 m.

 

 

2.2 ondergeschikte bouwdelen

 

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1 m.

 

 

2.3 Verwijzing naar andere wettelijke regelingen

 

Waar in dit plan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op de regelingen zoals die luidden op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.

HOOFDSTUK 2 Bestemmingsregels

 

 

Artikel 3 Bos

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. bos en bebossing;

  2. ter plaatse van de aanduiding ‘houtwal’, behoud en bescherming van een houtwal;
  3. ter plaatse van de aanduiding 'pad' is uitsluitend een recreatieve ontsluiting toegestaan;

  4. groenvoorzieningen.

 

 

3.2 Bouwregels

 

3.2.1 Bouwwerken

Op of in deze gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd.

 
 
 

Artikel 4 Groen

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. groenvoorzieningen;

  2. ter plaatse van de aanduiding ‘houtwal’, behoud en bescherming van een houtwal;

  3. bermen en beplantingen;

  4. speelvoorzieningen;

  5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  6. in- en uitritten ten behoeve van woningen op aangrenzende gronden;

  7. voorzieningen voor langzaamverkeer;

  8. nutsvoorzieningen.

 

 

4.2 Bouwregels

 

4.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd.

 

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:

  1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 1,5 m.

 
 
 

Artikel 5 Tuin

 

5.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen en verhardingen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen.

 

 

5.2 Bouwregels

 

5.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘garage’ mogen gebouwen worden gebouwd;
  2. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan respectievelijk 3 m en 5,5 m.

 

5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldende de volgende regels:

  1. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – carport’ is een carport toegestaan, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen;

  2. de bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m;

  3. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 m;

  4. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 m.

 

 

5.3 Ontheffing van de bouwregels

 

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het in lid 5.2.1 gestelde verbod voor de bouw van erkers, luifels en balkons aan de voor- of zijgevel van het hoofdgebouw onder de volgende voorwaarden:

  1. de diepte gemeten vanuit de voorgevel van het hoofdgebouw mag niet meer dan 1,5 m bedragen;

  2. de afstand tot de openbare weg mag niet minder dan 2 m bedragen.

 

 

5.4 Specifieke gebruiksregels

 

Voor het gebruik van de gronden en/of bouwwerken geldt de volgende regel:

  1. de gronden gelegen voor de voorgevel van een woning mogen niet worden gebruikt voor het stallen van aan het gebruik ontrokken caravans, voer- en vaartuigen.

 

 

 
 

Artikel 6 Verkeer - Verblijfsgebied

 

6.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Verkeer - Verblijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. voorzieningen voor verkeer en verblijf;

  2. parkeervoorzieningen;

  3. groenvoorzieningen;

  4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  5. nutsvoorzieningen;

  6. speelvoorzieningen.

 

 

6.2 Bouwregels

 

6.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

 

6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van palen, masten en portalen voor geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer bedragen dan 6 m;

  2. de bouwhoogte van signaleringsmasten mag niet meer bedragen dan 10 m;

  3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 m.

 

 

 
 
 

Artikel 7 Wonen

 

7.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen;

  2. aan-huis-verbonden beroepen;

  3. tuinen, erven en verhardingen.

 

Per hoofdgebouw is één woning toegestaan.

 

7.2 Bouwregels

 

7.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd;

  2. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;

  3. ter plaatse van de aanduiding ‘vrijstaand’ mogen vrijstaande woningen worden gebouwd;

  4. de voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn of op een afstand van niet meer dan 2 m daarachter;

  5. de goothoogte mag niet meer bedragen dan aangegeven;

  6. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan aangegeven.

 

7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de bouw van een zwembad is niet toegestaan;

  2. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m;

  3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.

 

 

7.3 Specifieke gebruiksregels

 

Binnen de bestemming 'Wonen' is de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep toegestaan als nevengeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende regels van toepassing zijn:

  1. de beroepsvloeroppervlakte van de activiteit mag niet meer bedragen dan 50% van de oppervlakte van de woning tot een maximum van 30 m²;

  2. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;

  3. er dient op eigen terrein geparkeerd te worden;

  4. detailhandel is niet toegestaan;

  5. de activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving;

  6. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.

 

 

7.4 Ontheffing van de gebruiksregels

 

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 7.3 onder a. voor een beroepsvloeroppervlakte van de activiteit van niet meer dan 60% van de oppervlakte van de woning tot een maximum van 80 m², mits de activiteit een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft en behoudt, die met de woonfunctie in overeenstemming is.

 
 

HOOFDSTUK 3 Algemene regels

 

Artikel 8 Anti-dubbeltelbepaling

 

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

 

Artikel 9 Algemene gebruiksregels

 

9.1 Strijdig gebruik

 

Onder strijdig gebruik als bedoeld in artikel 7.10 Wro, wordt in elk geval verstaan:

  1. het gebruik van bebouwde en onbebouwde gronden ten behoeve van een seksinrichting, een escortbedrijf en raam- en straatprostitutie;
  2. het gebruik van bijgebouwen voor (zelfstandige) bewoning.

 

 

9.2 Ontheffing van de gebruiksregels

 

Burgemeester en wethouders kunnen met toepassing van artikel 3.6 lid 1 onder c Wro ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 9.1 onder c. en toestaan dat een hoofdgebouw alsmede een uitbouw wordt gebruikt voor mantelzorg, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

 

Artikel 10 Algemene ontheffingsregels

 

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van:

  1. de regels en toestaan dat het bouwvlak in geringe mate wordt overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;

  2. de regels en toestaan dat zend-, ontvang en/of sirenemasten worden gerealiseerd, met dien verstande dat:

  1. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 40 m;

  2. er minimaal drie operators gebruik maken van de mast;

  3. de noodzaak tot plaatsing dient te worden aangetoond;

  1. de regels en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits:

  1. de inhoud per gebouwtje niet meer bedraagt dan 60 m³;

  2. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 4 m;

  1. de regels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot:

  1. ten behoeve van de bouw van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 8 m;

  2. ten behoeve van de bouw van waarschuwings- en/of communicatiemasten tot maximaal 16 m.

 

HOOFDSTUK 4 Overgangs- en slotregels

 

 

Artikel 12 Overgangsrecht

 

12.1 Overgangsrecht bouwwerken

 

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

  2. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het bepaalde onder a. voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10 %.

  3. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

 

12.2 Overgangsrecht gebruik

 

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

  3. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

  4. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Vossenpark te Otterlo van de