Inhoud
 
Gemeente:
Ede
PlanNaam:
Parkweg e.o.
Status:
Vastgesteld
Datum:
29-09-2011

HOOFDSTUK 2 BESTEMMINGSREGELS

 

 

Artikel 3 Bedrijf

 

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

 

De als ‘Bedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 (Staat van bedrijfsactiviteiten) onder de categorieën A en B;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is tevens één bedrijfswoning toegestaan;

  3. opslag en uitstalling;

  4. wegen en paden;

  5. parkeervoorzieningen;

  6. tuinen, erven en verhardingen.

 

3.2 Bouwregels

 

3.2.1 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. Gebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd.

  2. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij anders is aangegeven.

  3. De voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn of op een afstand van niet meer dan 2 m daarachter.

  4. De goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven.

  5. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven.

 

3.2.2 Bedrijfswoningen

Bedrijfswoningen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’, mits voldaan is aan de volgende voorwaarden:

Per bedrijf is één bedrijfswoning vrijstaand dan wel opgenomen in de bedrijfsbebouwing toegestaan, onder de volgende voorwaarden:

    1. Bij een vrijstaande woning zijn de volgende bepalingen van toepassing:

      • De afstand tot de/één zijdelingse perceelgrens mag niet minder bedragen dan 5 m.

      • De breedte van de woning mag niet minder bedragen dan 6 m en niet meer bedragen dan 12 m.

      • De diepte van de woning mag niet meer bedragen dan 12 m.

      • De goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven.

      • De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven.

      • Bij een in de bedrijfsbebouwing opgenomen bedrijfswoning zijn de volgende bepalingen van toepassing:

      • De inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 600 m3.

      • De goot- en bouwhoogte zoals toegestaan voor bedrijfsgebouwen, mag niet worden

overschreden.

 

3.2.3 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen aan/bij de bedrijfswoning gelden de volgende bepalingen:

  1. Aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd.

  2. De gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 50 m².

  3. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

  4. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5m.

 

3.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m.
  2. De bouwhoogte van lichtmasten en vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 m.

  3. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3m.

 

3.3 Afwijken van de specifieke gebruiksregels

 

3.3.1 Toestaan vergelijkbare bedrijven

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.1 onder a voor het toestaan van bedrijven die naar aard en milieubelasting of ruimtelijke impact (verkeersaantrekkende werking, ruimtebeslag, aantal arbeidsplaatsen e.d.) vergelijkbaar zijn met de toegestane bedrijven, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. er vindt geen onevenredige toename van de aantasting van het woon- en leefklimaat plaats;

  2. er vindt geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken plaats.

 

3.3.2 Toestaan detailhandel

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning de uitoefening van detailhandel in relatie tot en in combinatie met bedrijfsactiviteiten toestaan, mits:

  1. de oppervlakte ten behoeve van de detailhandelsactiviteiten niet meer bedraagt dan 10% van de oppervlakte van de bedrijfsgebouwen met een maximum van 150 m²;

  2. de detailhandelsactiviteiten een directe relatie hebben met de bedrijfsactiviteiten.

 

 

 

 

 
 

Artikel 4 Bedrijf - Nutsvoorziening

 

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Bedrijf- Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. gebouwen ten behoeve van het openbaar nut zoals gebouwen ten behoeve van de energie-, warmte- en telecommunicatievoorziening en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwen;

  2. ontsluitingswegen en verhardingen;

  3. groenvoorzieningen.

 

4.2 Bouwregels

 

4.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. Gebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd.

  2. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij anders is aangegeven.

  3. De bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan 5 m.

 

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m.

  2. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Artikel 5 Gemengd - 1

 

 

5.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Gemengd - 1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. detailhandel, uitsluitend op de begane grond;
  2. dienstverlenende bedrijven en/of dienstverlenende instellingen, uitsluitend op de begane grond

  3. publiekverzorgende ambacht en dienstverlening, uitsluitend op de begane grond;

  4. kantoren met baliefunctie, uitsluitend op de begane grond;

  5. (para-)medische voorzieningen, uitsluitend op de begane grond;

  6. horecabedrijven van de categorieën 1 en 2, uitsluitend op de begane grond;
  7. wonen;

  8. nutsvoorzieningen;

  9. voorzieningen voor verkeer en verblijf;

  10. parkeervoorzieningen;

  11. groenvoorzieningen.

 

5.2 Bouwregels

5.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd.

  2. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij anders is aangegeven.

  3. De voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn of op een afstand van niet meer dan 2 m daarachter.

  4. De voorgevelrooilijn mag uitsluitend worden overschreden met een erker, balkon of luifel, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De diepte gemeten vanuit de voorgevel van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 1,5 m.

  2. De afstand tot de openbare weg mag niet minder bedragen dan 2 m.

  1. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven.

 

5.2.2 Aan- en uitbouwen

Voor het bouwen van uit- en aanbouwen en bijgebouwen bij andere gebouwen dan woningen gelden de volgende bepalingen:

  1. Aan- en uitbouwen mogen alleen binnen het bouwvlak worden gebouwd.

  2. Aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd.

  3. De goothoogte van uit- en aanbouwen mag niet meer bedragen dan de hoogte van de begane-grondlaag van het hoofdgebouw.

 

5.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 3 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn mag niet meer bedragen dan 1 m.

  2. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 m.

 

5.3 Afwijken van de bouwregels

 

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.2.1 onder b, punt 2, voor de bouw van een luifel aan de voorgevel van een hoofdgebouw, geen woning zijnde, gedeeltelijk boven de openbare weg, mits:

    1. de bouw van een luifel binnen de bestemming waarbinnen de weg is opgenomen, al dan niet via ontheffing mogelijk is;

    2. de diepte van de luifel niet meer bedraagt dan 2 m;

    3. er geen bezwaren bestaan vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid.

 

5.4 Specifieke gebruiksregels

 

Binnen de bestemming 'Gemengd-1' is de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep en lichte bedrijvigheid toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende regels van toepassing zijn:

  1. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de oppervlakte van de woning tot een maximum van 30 m².
  2. Detailhandel is niet toegestaan.

  3. De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving, waarbij geldt dat deze past in categorie A van de Staat van bedrijfsactiviteiten.

  4. De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.

 

5.5 Afwijken van de specifieke gebruiksregels

5.5.1 Toestaan groter oppervlak aan huis verbonden beroep

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.4. onder a voor een omvang van de activiteit met niet meer dan 60% van de oppervlakte van de woning tot een maximum van 80 m2, mits de activiteit een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft en behoudt die met de woonfunctie in overeenstemming is.

 

5.5.2 Toestaan vergelijkbare bedrijven

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.4. onder c voor het toestaan van lichte bedrijvigheid die niet voorkomt in de Staat van Bedrijfsactiviteiten met dien verstande dat de bedrijvigheid naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen is met bedrijvigheid genoemd in de categorie A.

 
 

Artikel 6 Gemengd - 2

 

 

6.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Gemengd - 2’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. detailhandel, uitsluitend op de begane grond;
  2. dienstverlenende bedrijven en/of dienstverlenende instellingen, uitsluitend op de begane grond;

  3. publiekverzorgende ambacht en dienstverlening, uitsluitend op de begane grond;

  4. kantoren met baliefunctie; uitsluitend op de begane grond;

  5. (para-)medische voorzieningen, uitsluitend op de begane grond;

  6. wonen;
  7. nutsvoorzieningen;

  8. voorzieningen voor verkeer en verblijf;

  9. parkeervoorzieningen;

  10. groenvoorzieningen.

 

6.2 Bouwregels

6.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd.

  2. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij anders is aangegeven.

  3. De voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn of op een afstand van niet meer dan 2 m daarachter.

  4. De voorgevelrooilijn mag uitsluitend worden overschreden met een erker, balkon of luifel, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De diepte gemeten vanuit de voorgevel van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 1,5 m.

  2. De afstand tot de openbare weg mag niet minder bedragen dan 2 m.
  3. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven.

 

6.2.2 Aan- en uitbouwen

Voor het bouwen van uit- en aanbouwen en bijgebouwen bij andere gebouwen dan woningen gelden de volgende bepalingen:

  1. Aan- en uitbouwen mogen alleen binnen het bouwvlak worden gebouwd.

  2. Aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd.

  3. De goothoogte van uit- en aanbouwen mag niet meer bedragen dan de hoogte van de begane-grondlaag van het hoofdgebouw.

 

6.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 3 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn mag niet meer bedragen dan 1 m.

  2. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 m.

 

6.3 Afwijken van de bouwregels

 

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6.2.1 onder b, punt 2, voor de bouw van een luifel aan de voorgevel van een hoofdgebouw, geen woning zijnde, gedeeltelijk boven de openbare weg, mits:

    1. de bouw van een luifel binnen de bestemming waarbinnen de weg is opgenomen, al dan niet via ontheffing mogelijk is;

    2. de diepte van de luifel niet meer bedraagt dan 2 m;

    3. er geen bezwaren bestaan vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid.

 

6.4 Specifieke gebruiksregels

 

Binnen de bestemming 'Gemengd-2' is de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep en lichte bedrijvigheid toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende regels van toepassing zijn:

  1. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de oppervlakte van de woning tot een maximum van 30 m².
  2. Detailhandel is niet toegestaan.

  3. De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving, waarbij geldt dat deze past in categorie A van de Staat van bedrijfsactiviteiten.

  4. De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.

 

6.5 Afwijken van de specifieke gebruiksregels

6.5.1 Toestaan groter oppervlak aan huis verbonden beroep

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6.4. onder a voor een omvang van de activiteit met niet meer dan 60% van de oppervlakte van de woning tot een maximum van 80 m2, mits de activiteit een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft en behoudt die met de woonfunctie in overeenstemming is.

 

6.5.2 Toestaan vergelijkbare bedrijven

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6.4. onder c voor het toestaan van lichte bedrijvigheid die niet voorkomt in de Staat van Bedrijfsactiviteiten met dien verstande dat de bedrijvigheid naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen is met bedrijvigheid genoemd in de categorie A.

 
 

Artikel 7 Gemengd - 3

 

 

7.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Gemengd - 3’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. dienstverlenende bedrijven en/of dienstverlenende instellingen;
  2. publiekverzorgende ambacht en dienstverlening;

  3. kantoren met baliefunctie;

  4. (para-)medische voorzieningen
  5. wonen;

  6. nutsvoorzieningen;

  7. voorzieningen voor verkeer en verblijf;

  8. parkeervoorzieningen;

  9. groenvoorzieningen.

 

7.2 Bouwregels

7.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd.

  2. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij anders is aangegeven.

  3. De voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn of op een afstand van niet meer dan 2 m daarachter.

  4. De voorgevelrooilijn mag uitsluitend worden overschreden met een erker, balkon of luifel, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

    1. De diepte gemeten vanuit de voorgevel van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 1,5 m.

    2. De afstand tot de openbare weg mag niet minder bedragen dan 2 m.

    1. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven.

 

7.2.2 Aan- en uitbouwen

Voor het bouwen van uit- en aanbouwen en bijgebouwen bij andere gebouwen dan woningen gelden de volgende bepalingen:

  1. Aan- en uitbouwen mogen alleen binnen het bouwvlak worden gebouwd.

  2. Aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd.

  3. Het bebouwingspercentage van het bouwperceel voorzover gelegen achter de achtergevelrooilijn mag niet meer dan 75% bedragen.

  4. De goothoogte van uit- en aanbouwen mag niet meer bedragen dan de hoogte van de begane-grondlaag van het hoofdgebouw.

 

7.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 3 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn mag niet meer bedragen dan 1 m.

  2. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 m.

 

7.3 Afwijken van de bouwregels

 

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken:

  1. van het bepaalde in artikel 7.2.1onder a, punt 2, voor de bouw van een luifel aan de voorgevel van een hoofdgebouw, geen woning zijnde, gedeeltelijk boven de openbare weg, mits:

  2. de bouw van een luifel binnen de bestemming waarbinnen de weg is opgenomen, al dan niet via ontheffing mogelijk is;

    1. de diepte van de luifel niet meer bedraagt dan 2 m;

    2. er geen bezwaren bestaan vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid.

 

7.4 Specifieke gebruiksregels

 

Binnen de bestemming 'Gemengd-3' is de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep en lichte bedrijvigheid toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende regels van toepassing zijn:

  1. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de oppervlakte van de woning tot een maximum van 30 m².
  2. Detailhandel is niet toegestaan.

  3. De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving, waarbij geldt dat deze past in categorie A van de Staat van bedrijfsactiviteiten.

  4. De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.

 

7.5 Afwijken van de specifieke gebruiksregels

7.5.1 Toestaan groter oppervlak aan huis verbonden beroep

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 7.4 onder a voor een omvang van de activiteit met niet meer dan 60% van de oppervlakte van de woning tot een maximum van 80 m2, mits de activiteit een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft en behoudt die met de woonfunctie in overeenstemming is.

 

7.5.2 Toestaan vergelijkbare bedrijven

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 7.4 onder c voor het toestaan van lichte bedrijvigheid die niet voorkomt in de Staat van Bedrijfsactiviteiten met dien verstande dat de bedrijvigheid naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen is met bedrijvigheid genoemd in de categorie A.

 

 

 
 

Artikel 8 Gemengd - 4

 

 

8.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Gemengd - 4’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. detailhandel;
  2. dienstverlenende bedrijven en/of dienstverlenende instellingen;

  3. publiekverzorgende ambacht en dienstverlening;

  4. kantoren met baliefunctie;

  5. (para-)medische voorzieningen;

  6. nutsvoorzieningen;
  7. voorzieningen voor verkeer en verblijf;

  8. parkeervoorzieningen;

  9. groenvoorzieningen.

 

8.2 Bouwregels

8.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd.

  2. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij anders is aangegeven.

  3. De voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn of op een afstand van niet meer dan 2 m daarachter.

  4. De voorgevelrooilijn mag uitsluitend worden overschreden met een erker, balkon of luifel, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De diepte gemeten vanuit de voorgevel van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 1,5 m.

  2. De afstand tot de openbare weg mag niet minder bedragen dan 2 m.

  1. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven.

 

8.2.2 Aan- en uitbouwen

Voor het bouwen van uit- en aanbouwen en bijgebouwen bij andere gebouwen dan woningen gelden de volgende bepalingen:

  1. Aan- en uitbouwen mogen alleen binnen het bouwvlak worden gebouwd.

  2. Aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd.

  3. De goothoogte van uit- en aanbouwen mag niet meer bedragen dan de hoogte van de begane-grondlaag van het hoofdgebouw.

 

8.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 3 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn mag niet meer bedragen dan 1 m.

  2. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 m.

 

8.3 Afwijken van de bouwregels

 

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 8.2.1 onder b, punt 2, voor de bouw van een luifel aan de voorgevel van een hoofdgebouw, geen woning zijnde, gedeeltelijk boven de openbare weg, mits:

    1. de bouw van een luifel binnen de bestemming waarbinnen de weg is opgenomen, al dan niet via ontheffing mogelijk is;

    2. de diepte van de luifel niet meer bedraagt dan 2 m;

    3. er geen bezwaren bestaan vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid.

 
 

8.4 Specifieke gebruiksregels

 

Binnen de bestemming 'Gemengd-4' is de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep en lichte bedrijvigheid toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende regels van toepassing zijn:

  1. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de oppervlakte van de woning tot een maximum van 30 m².
  2. Detailhandel is niet toegestaan.

  3. De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving, waarbij geldt dat deze past in categorie A van de Staat van bedrijfsactiviteiten.

  4. De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.

 

8.5 Afwijken van de specifieke gebruiksregels

8.5.1 Toestaan groter oppervlak aan huis verbonden beroep

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 8.4. onder a voor een omvang van de activiteit met niet meer dan 60% van de oppervlakte van de woning tot een maximum van 80 m2, mits de activiteit een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft en behoudt die met de woonfunctie in overeenstemming is.

 

8.5.2 Toestaan vergelijkbare bedrijven

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 8.4. onder c voor het toestaan van lichte bedrijvigheid die niet voorkomt in de Staat van Bedrijfsactiviteiten met dien verstande dat de bedrijvigheid naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen is met bedrijvigheid genoemd in de categorie A.

 
 

Artikel 9 Groen

 

 

9.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. groenvoorzieningen;

  2. bermen en beplantingen;

  3. speelvoorzieningen;

  4. een speeltuin uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'speeltuin';

  5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  6. voorzieningen voor langzaamverkeer;

  7. nutsvoorzieningen.

 

9.2 Bouwregels

9.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

 

9.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. De oppervlakte van een overkapping mag niet meer bedragen dan 20 m².

  2. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 6 m.

 

9.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

9.3.1 Omgevingsvergunning

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. het aanleggen van verhardingen met een oppervlakte groter dan 5% van de in deze bestemming opgenomen aaneengesloten gronden;

  2. het afgraven, ophogen en egaliseren van gronden wanneer dit een oppervlakte van meer dan 250 m² betreft.

 

9.3.2 Uitzonderingen

Het in artikel 9.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. het normale onderhoud betreffen;

  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

9.3.3 Toelaatbaarheid

De in artikel 9.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke en/of natuurlijke waarden van de gronden.

 

 

 
 

Artikel 10 Kantoor

 

 

10.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. kantoren;

  2. tuinen, erven en verhardingen;

  3. parkeervoorzieningen;

  4. groenvoorzieningen.

 

10.2 Bouwregels

 

10.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. Gebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd.

  2. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij anders is aangegeven.

  3. De voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn of op een afstand van niet meer dan 2 m daarachter.

  4. De goothoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan is aangegeven.

  5. De bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan is aangegeven.

 

 

10.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn niet meer mag bedragen dan 1 m.
  2. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3m.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 
 

Artikel 11 Maatschappelijk

 

 

11.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Maatschappelijk’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. ter plaatse van de aanduiding 'onderwijs' zijn uitsluitend onderwijsinstellingen en bijbehorende sportaccomodaties toegestaan;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'religie' zijn uitsluitend religieuze voorzieningen toegestaan;
  3. ter plaatse van de aanduiding 'buurtcentrum' is uitsluitend een buurtcentrum toegestaan;

  4. ter plaatse van de aanduiding 'clubhuis' is uitsluitend een clubhuis toegestaan;

  5. ter plaatse van de aanduiding 'speeltuin' is tevens een speeltuin toegestaan;

  6. wegen en paden;
  7. tuinen, erven en verhardingen;

  8. parkeervoorzieningen;

  9. groenvoorzieningen.

 

11.2 Bouwregels

11.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. Gebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd.

  2. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij anders is aangegeven.

  3. De voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn of op een afstand van niet meer dan 2 m daarachter.

  4. De goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven.

  5. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven.

 

11.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf - en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn niet meer mag bedragen dan 1 m.
  2. De bouwhoogte van speeltoestellen mag niet meer bedragen dan 6 m;

  3. De bouwhoogte van lichtmasten en vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 m;
  4. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.

 

11.3 Afwijken van de gebruikregels

 

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 11.1 en andere maatschappelijke en culturele voorzieningen toestaan, met inachtneming van de volgende regels:

  1. Er vindt geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende bouwwerken plaats;

  2. Er vindt geen onevenredige toename van de parkeerdruk alsmede van de verkeersaantrekkende werking plaats.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Artikel 12 Recreatie

 

 

12.1 Bestemmingsomschrijving

 

De als 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. volkstuinen met bijbehorende voorzieningen, ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin';
  2. wegen en paden;

  3. verhardingen;

  4. groenvoorzieningen;
  5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

12.2 Bouwregels

12.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

12.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1
  2. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3m.
     

Artikel 13 Tuin

 

 

13.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Tuin’ aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen en verhardingen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen.

 

13.2 Bouwregels

13.2.1 Gebouwen

Op of in de gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd. Uitzondering hierop is het herbouwen van bestaande aan- en uitbouwen en bijgebouwen onder de voorwaarde dat:

  1. de oppervlakte en de bouwhoogte van het gebouw niet meer mag bedragen dan de bestaande oppervlakte en bouwhoogte, en;

  2. het gebouw op dezelfde plek wordt herbouwd.

 

13.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. De bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m.

  2. De bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 m.

  3. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde (met uitzondering van overkappingen en/of carports), mag niet meer bedragen dan 3 m.

  4. Het bouwen van overkappingen en/of carports is niet toegestaan. Uitzondering hierop is het herbouwen van bestaande overkappingen en/of carports onder de voorwaarde dat:
    1. de oppervlakte en de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de bestaande oppervlakte en bouwhoogte en;
    2. het gebouw op dezelfde plek wordt herbouwd.

 

13.3 Afwijken van de bouwregels

 

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 13.2.1 voor het bouwen van erkers, luifels en balkons aan de voor- of zijgevel van het hoofdgebouw onder de volgende voorwaarden:

  1. De diepte gemeten vanuit de voorgevel van het hoofdgebouw mag niet meer dan 1,5 m bedragen.

  2. De afstand tot de openbare weg mag niet minder dan 2 m bedragen.

 

13.4 Specifieke gebruiksregels

 

De gronden gelegen voor de voorgevel van een woning mogen, met uitzondering van bestaande situaties, niet worden gebruikt voor het parkeren of stallen van caravans, voer- en vaartuigen.

 

 

 

 
 

Artikel 14 Verkeer

 

 

14.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. voorzieningen voor verkeer en verblijf;

  2. parkeervoorzieningen;

  3. groenvoorzieningen;

  4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  5. nutsvoorzieningen.

 

14.2 Bouwregels

14.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

 

14.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. De bouwhoogte van palen, masten en portalen voor geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer bedragen dan 10 m.

  2. De bouwhoogte van signalerings- en telecommunicatiemasten mag niet meer bedragen dan 16 m.

  3. De bouwhoogte van kunstobjecten mag niet meer bedragen dan 5 m.

  4. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Artikel 15 Verkeer - Verblijfsgebied

 

15.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Verkeer - Verblijfsgebied’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. voorzieningen voor verkeer en verblijf;

  2. parkeervoorzieningen;

  3. groenvoorzieningen;

  4. speelvoorzieningen;

  5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

15.2 Bouwregels

15.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

 

15.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. De bouwhoogte van palen, masten en portalen voor geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer bedragen dan 10 m.

  2. De bouwhoogte van signalerings- en telecommunicatiemasten mag niet meer bedragen dan 16 m.

  3. De bouwhoogte van kunstobjecten mag niet meer bedragen dan 5 m.

  4. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Artikel 16 Wonen

 

 

16.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen;
  2. aan-huis-verbonden beroep en lichte bedrijvigheid;

  3. aan- en uitbouwen en bijgebouwen behorende bij de woning;

  4. tuinen, erven en verhardingen;

  5. ter plaatse van de aanduiding 'garage' zijn uitsluitend garageboxen toegestaan;

  6. ter plaatse van de aanduiding 'kamerverhuur' is uitsluitend op de verdieping de bedrijfsmatige verhuur van kamers toegestaan;
  7. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor' is tevens een kantoor toegestaan;

  8. ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk' zijn tevens maatschappelijke voorzieningen toegestaan.

 

16.2 Bouwregels

16.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd.
  2. Ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' mogen woningen uitsluitend aaneen worden gebouwd.

  3. Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' mogen woningen gestapeld worden gebouwd.

  4. Ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' mogen woningen uitsluitend halfvrijstaand of vrijstaand worden gebouwd.

  5. Ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' mag uitsluitend één vrijstaande woning worden gebouwd.

  6. Ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' moet een bebouwingsvrije doorgang van minimaal 3 m hoogte behouden blijven;
  7. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij anders is aangegeven.

  8. De voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn of op een afstand van niet meer dan 2 m daarachter.

  9. De goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven.

  10. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven.

 

16.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen aan/bij de woning gelden de volgende bepalingen:

  1. Aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd.

  2. Het bebouwingspercentage van het gedeelte van de gronden gelegen achter de achtergevelrooilijn van het hoofdgebouw mag maximaal 50% bedragen tot een maximum gezamenlijke oppervlakte van 50 m².

  3. Voor zover de oppervlakte van de strook grond achter de achtergevelrooilijn van het hoofdgebouw meer bedraagt dan 200 m² mag de onder b geregelde gezamenlijke oppervlakte worden vermeerderd met 10% van deze overmaat tot in totaal maximaal 90 m².

  4. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

  5. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 m.

 

16.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. De bouw van een zwembad is niet toegestaan.

  2. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn niet meer dan 1 m mag bedragen.

  3. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.

 

16.3 Afwijken van de bouwregels

 

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 16.2.3 onder a voor de bouw van een onoverdekt zwembad onder de volgende voorwaarden:

  1. De oppervlakte van het zwembad mag niet meer bedragen dan 5% van het bouwperceel met maximum van 50 m².
  2. De hoogte van het zwembad boven peil mag niet meer bedragen dan 0,5 m.

  3. De afstand tot de perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 5 m.

 

16.4 Specifieke gebruiksregels

 

Binnen de bestemming ‘Wonen’ is de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep en lichte

bedrijvigheid toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende regels van toepassing zijn:

  1. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de oppervlakte van de woning tot een maximum van 30 m².
  2. Detailhandel is niet toegestaan.

  3. De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving, waarbij geldt dat deze past in categorie A van de Staat van Bedrijfsactiviteiten.
  4. De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.

 

16.5 Afwijken van de specifieke gebruiksregels

16.5.1 Mantelzorg

Het bevoegd gezag kan een omgevingvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 16.4 onder a voor het bieden van mantelzorg in een bijgebouw, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. het gebruik als zelfstandige woonruimte is noodzakelijk voor het bieden van mantelzorg;

  2. het gebruik is alleen toelaatbaar voor zover het bieden van mantelzorg binnen de bestaande woning niet mogelijk of redelijk is;

  3. de omgevingsvergunning voor een bestaand vrijstaand bijgebouw kan slechts worden verleend indien er geen bouwmogelijkheden bestaan voor de realisatie van een aangebouwd bijgebouw waarin de mantelzorg kan worden geboden;

  4. er bestaat aantoonbaar behoefte aan mantelzorg in verband met medische, psychische en/of sociale omstandigheden;

  5. er wordt een schriftelijke verklaring overgelegd door de aanvrager waaruit blijkt dat de omgevingsvergunning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;

  6. de totale oppverlakte die voor mantelzorg in gebruik kan worden genomen bedraagt maximaal 65 m2 en is beperkt tot één bouwlaag;

  7. er zijn geen milieuhychiënische belemmeringen;

  8. het gebruik als zelfstandige woonruimte voldoende brandveilig is;

  9. de mantelzorg leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en/of ontwikkelingsmogelijkehden van de naastgelegen percelen;

  10. het bevoegd gezag verleent de omgevingsvergunning uitsluitend aan de aanvrager en/of de hoofdbewoner van de betreffende woning en is niet overdraagbaar;

  11. het bevoegd gezag verleent de omgevingsvergunning onder de voorwaarde dat de vergunning geldt voor een periode dat de mantelzorg voortduurt;

  12. het bevoegd gezag verleent de omgevingsvergunning onder de voorwaarde dat alle voorzieningen die strekken tot instandhouding van een zelfstandige woonruimte worden verwijderd nadat de noodzaak van mantelzorg is vervallen.

 

16.5.2 Toestaan groter oppervlak aan huis verbonden beroep

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 16.4 onder a voor een omvang van de activiteit van niet meer dan 60% van de oppervlakte van de woning tot een maximum van 80 m², mits de activiteit een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft en behoudt die met de woonfunctie in overeenstemming is.

 

16.5.3 Toestaan vergelijkbare bedrijven

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 16.4 onder d voor het toestaan van lichte bedrijvigheid die niet voorkomt in de Staat van Bedrijfsactiviteiten met dien verstande dat de bedrijvigheid naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen is met bedrijvigheid genoemd in de categorie A.

 

 

 
 

Artikel 17 Leiding - Gas

 

 

17.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘ Leiding – Gas' aangeduide gronden zijn, naast voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor een ondergronds hogedruk aardgastransportleiding met een belemmerde strook ter breedte van 4 meter aan weerszijden van de hartlijn van een leiding.

 

17.2 Bouwregels

 

17.2.1 Voorrangsregeling

Indien strijd ontstaat tussen het belang van de bescherming van de leidingen als bedoeld in dit artikel en het bepaalde in de overige artikelen prevaleert de bestemming Leiding - Gas.

 

17.2.2 Algemeen

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming.

 

17.2.3 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

 

17.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet meer mag bedragen dan 3 m.

 

17.3 Afwijken van de bouwregels

 

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 17.2 voor een in de overige aan de gronden toegekende bestemmingen passend bouwwerk, mits:

  1. geen onevenredige aantasting van de belangen van de leiding ontstaat of kan ontstaan;

  2. door de bouw en de situering van een bouwwerk geen onevenredige schade wordt of kan worden toegebracht aan de leiding;

  3. vooraf advies is ingewonnen van de beheerder van de leiding.

 

17.4 Omgevingsvergunning

 

17.4.1 Verboden werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezagd de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. het aanleggen van wegen of paden en/of andere oppervlakteverhardingen;

  2. het uitvoeren van graafwerkzaamheden;

  3. het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indrijven van voorwerpen in de bodem;

  4. het aanbrengen van diepwortelende beplanting en/of bomen;

  5. het ophogen, verlagen, afgraven of egaliseren van de bodem, of anderszins wijzigen in maaiveld- of weghoogte.

 

17.4.2 Uitzonderingen

Het in artikel 17.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. het normale onderhoud betreffen;

  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 
 

17.4.3 Toelaatbaarheid

De in artikel 17.4.1 bedoelde aanlegvergunning kan slechts worden verleend, indien het behoud van een veilige ligging en de continuïteit van de energie- en afvalwatervoorziening is gewaarborgd.

Alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoeld in artikel 17.4.1 winnen burgemeester en wethouders advies in bij de betreffende leidingbeheerder.
 

Artikel 18 Leiding - Riool

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Leiding - Riool’ aangewezen gronden zijn, naast voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor een rioolleiding met een belemmerende strook ter breedte van 3 meter aan weerszijden van de hartlijn van een leiding.

 

18.2 Bouwregels

 

18.2.1 Bouwregels voor de bestemming

Voor het bouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. ten behoeve van deze bestemming mag uitsluitend worden gebouwd:

    1. gebouwen met een bouwhoogte van maximaal 8 meter;

    2. bouwwerken ten behoeve van de zuivering van rioolwater met een bouwhoogte van maximaal 15 meter;

    3. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een bouwhoogte van maximaal 5 meter.

  2. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag- met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)-regels– uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

 

18.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 18.2.1, mits het behoud van een veilige ligging en continuïteit van de leidingen zijn gewaarborgd.

 

18.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

18.4.1 Omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden van deze bestemming zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. het aanleggen van wegen of paden en/of andere oppervlakteverhardingen;

  2. Het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage, of anderszins wijzigen van het maaiveld of weghoogte;
  3. Het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.

  4. het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indrijven van voorwerpen in de bodem;
  5. het aanbrengen van diepwortelende beplanting en/of bomen;

  6. Het permanent opslaan van goederen.

 

18.4.2 Toelaatbaarheid

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 18.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad.

 

18.4.3 Uitzonderingen

Het in lid 18.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen overeenkomstig de overige bestemmingen van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;

  2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.

 
 

18.4.4 Advisering over de omgevingsvergunning

Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 18.4.1 wint het bevoegde gezag schriftelijk advies in van de leidingbeheerder.

 
 

Artikel 18 Waarde - Archeologie

 

18.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn naast voor de overige aangewezen bestemmingen mede bestemd voor de bescherming en de veiligstelling van archeologische waarden.

 

18.2 Bouwregels

  1. Binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn.
  2. Bouwwerken ten behoeve van de andere, voor deze gronden aangewezen bestemmingen zijn op de in artikel 18.1 bedoelde gronden slechts toelaatbaar, indien het betreft:

  1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid;
  2. een bouwwerk waarvan de binnen de bestemming gelegen oppervlakte ten hoogste 250 m2 bedraagt;

  3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 centimeter en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

 

18.3 Ontheffing van de bouwregels

  1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 18.2 sub amet in acht neming van de voor deze gronden geldende overige bouwregels.
  2. Ontheffing als bedoeld in artikel 17.3 sub a wordt verleend, indien op basis van archeologisch onderzoek of naar het oordeel van een archeologische deskundige is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;

  3. Ontheffing als bedoeld in artikel 17.3 sub a wordt voorts verleend, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie de archeologische waarden door de bouwwerkzaamheden niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de ontheffing regels te verbinden gericht op:

    1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    2. het doen van opgravingen;

    3. begeleiding van de bouwwerkzaamheden door een archeologisch deskundige.

 

18.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

18.4.1 Verboden werkzaamheden

Het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  1. grondwerkzaamheden dieper dan 30 centimeter, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren, het verwijderen van funderingen en het aanleggen van drainage;
  2. het verlagen of verhogen van het waterpeil;

  3. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;

  4. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

18.4.2 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden, waarvoor het verbod van in artikel 18.4.1 geldt, zijn slechts toelaatbaar, indien op basis van archeologisch onderzoek of naar het oordeel van een archeologisch deskundige is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad of mogelijk schade kan worden voorkomen door aan de vergunning regels te verbinden gericht op:

  1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  2. het doen van opgravingen;

  3. begeleiding van de aanlegwerkzaamheden door een archeologisch deskundige.

 

18.4.3 Uitzonderingen

Het verbod, als bedoeld in artikel 18.4.1, is niet van toepassing indien:

  1. de werken die, voor zover deze zijn gelegen binnen deze bestemming, een oppervlakte hebben tot ten hoogste 250 m2 of een omvang van ten hoogste 250 m;
  2. de werken of werkzaamheden mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende bouwvergunning, aanlegvergunning of een ontgrondingvergunning;

  3. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van in werking treden van het plan;

  4. behoren tot het normale onderhoud en beheer van de gronden;

  5. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.

 

18.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen door:

  1. de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat:
    1. op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;

    2. wel aanwezige archeologische waarden in voldoende mate zijn veilig gesteld;

    1. de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie' toe te kennen aan gronden, grenzend aan deze dubbelbestemming, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van bedoelde dubbelbestemming, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.