HOOFDSTUK 2 BESTEMMINGSREGELS
Artikel 3 Bedrijf
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Bedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor:
bedrijven tot ten hoogste de categorie A en B, zoals opgenomen in bijlage 1 (Staat van bedrijfsactiviteiten), met uitzondering van geluidzoneringsplichtige inrichtingen
opslag en uitstalling;
wegen en paden, met dien verstande dat ontsluiting van verkeer ten behoeve van de bedrijfsactiviteiten, uitgezonderd verkeer ten behoeve van de bedrijfswoning, via de gronden met de bestemming Verkeer-Verblijfsgebied niet is toegestaan;
parkeervoorzieningen;
tuinen, erven en verhardingen;
groenvoorzieningen;
alsmede:
ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – verkeersschool’ een verkeersschool;
ter plaatse van de aanduiding ’bedrijfswoning’ is één bedrijfswoning;
ter plaatse van de aanduiding ‘geluidscherm’ een geluidwerende voorziening.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Bedrijfsgebouwen
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:
gebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd;
het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij anders is aangegeven;
de afstand van bedrijfsgebouwen tot één zijdelingse perceelsgrens dient minimaal 2 m te bedragen. Indien de afstand op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan minder dan 2 m bedraagt, geldt deze mindere afstand als de minimale afstand tot de betreffende perceelsgrens;
de goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven;
de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven.
3.2.2 Bedrijfswoningen
Bedrijfswoningen mogen uitsluitend worden gebouwd (ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’), mits voldaan is aan de volgende voorwaarden:
Per bedrijf is één bedrijfswoning vrijstaand dan wel opgenomen in de bedrijfsbebouwing toegestaan, onder de volgende voorwaarden:
1. de voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn
2. de inhoud mag niet meer bedragen dan 720 m³
3. de oppervlakte van de bedrijfswoning, niet meegerekend de gezamenlijke oppervlakte van dakterrassen voor zover deze gesitueerd zijn boven bedrijfsgebouwen als bedoeld in artikel 3, mag niet meer bedragen dan 200 m²;
4. de goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven;
5. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven;
6. bij de bedrijfswoning moeten binnen het bestemmingsvlak, direct grenzend aan en te ontsluiten via gronden met de bestemming Verkeer-Verblijfsgebied minimaal 2 parkeerplaatsen ten behoeve van de bedrijfswoning worden aangelegd.
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn en tot 3 m achter de voorgevelrooilijn niet meer dan 1 m mag bedragen;
de bouwhoogte van antennes en reclamemasten mag niet meer bedragen dan 2 m;
de bouwhoogte van licht- en vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 4,5 m;
de bouwhoogte van geluidwerende voorzieningen mag niet meer bedragen dan 2,5 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van geluidwerende voorzieningen ter plaatse van de aanduiding ‘geluidscherm’ niet meer mag bedragen dan 4,5 m;
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dan sub a,b en c genoemd mag niet meer bedragen dan 1,5 m.
3.3 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 3.2.1 en toestaan dat op de percelen die zijn aangeduid als 'verkeersschool' de goothoogte niet meer dan 5 m mag bedragen, met dien verstande dat dit noodzakelijk is voor de toegankelijkheid van betreffend bedrijfsgebouw met voertuigen hoger dan 3 m.
Artikel 4 Groen
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
groenvoorzieningen;
bermen en beplantingen;
inritten;
speelvoorzieningen;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
brandveiligheids- en blusvoorzieningen;
voorzieningen voor langzaam verkeer;
geluidwerende voorzieningen;
met daaraan ondergeschikt:
voorzieningen ten behoeve van beeldende kunst;
openbare nutsvoorzieningen;
alsmede voor:
ter plaatse van de aanduiding ‘monumentale boom’ de instandhouding en bescherming van de monumentale bomen;
ter plaatse van de aanduiding ‘geluidscherm’ een geluidwerende voorziening.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
de hoogte van terrein- en erfafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m;
de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 6 m;
de bouwhoogte van geluidwerende voorzieningen ter plaatse van de aanduiding ‘geluidscherm’ mag niet meer bedragen dan 4,5 m.
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken.
De onder a. genoemde nadere eisen mogen slechts worden gesteld ten behoeve van:
de bescherming van de groenstructuur;
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
voor het behoud van en ter voorkoming van de aantasting van de als ‘monumentale boom’ aangeduide bomen.
Artikel 5 Tuin
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Tuin’ aangewezen gronden zijn bestemd:
tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
verhardingen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
parkeerplaatsen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
bijgebouwen ter plaatse van de aanduiding ‘bijgebouwen’;
alsmede voor:
ter plaatse van de aanduiding ‘geluidscherm’ een geluidwerende voorziening.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen
Op of in deze gronden mogen uitsluitend gebouwen worden gebouwd in de vorm van bijgebouwen ter plaatse van de aanduiding ‘bijgebouwen’ met dien verstande dat:
de oppervlakte maximaal 6 m2 bedraagt;
de bouwhoogte maximaal 3 m bedraagt.
5.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde, geldende de volgende bepalingen:
de bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m;
de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 1,5 m bedragen;
de bouwhoogte van geluidwerende voorzieningen ter plaatse van de aanduiding ‘geluidscherm’ mag niet meer bedragen dan 4,5 m.
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
de verkeersveiligheid;
de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
de sociale veiligheid;
de bescherming van de groenstructuur;
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
5.4 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 5.2.1 en toestaan dat het bouwvlak ter plaatse van de aanduidingen ‘aaneengebouwd’, ‘twee-aaneen’ en ‘vrijstaand’ aan de voorgevel of aan de zijgevel van het hoofdgebouw wordt overschreden met een erker, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
de diepte gemeten vanuit de voorgevel en/of zijgevel van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 1,5 m;
de afstand tot de openbare weg mag niet minder bedragen dan 2 m.
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 6.2.2 en toestaan dat ter plaatse van de aanduiding ‘bijgebouwen’ terrein- en erfafscheidingen worden gebouwd tot een bouwhoogte van maximaal 2 m.
De in artikel 5.4.1 en artikel 5.4.2 genoemde ontheffing kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
het stedenbouwkundig beeld;
de woonsituatie;
de verkeersveiligheid;
de parkeerbalans;
de sociale veiligheid;
de milieusituatie;
de groenstructuur;
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
5.5 Specifieke gebruiksregels
Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 eerste lid Wro wordt in ieder geval verstaan:
a. de gronden gelegen voor de voorgevel van een woning mogen niet worden gebruikt voor het parkeren of stallen van aan het gebruik onttrokken caravans, voer- en vaartuigen.
Artikel 6 Verkeer - Verblijfsgebied
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Verkeer- Verblijfsgebied’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
parkeervoorzieningen;
groenvoorzieningen;
speelvoorzieningen;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
brandveiligheids- en blusvoorzieningen;
geluidswerende voorzieningen;
met daaraan ondergeschikt:
g. voorzieningen ten behoeve van beeldende kunst;
h. openbare nutsvoorzieningen;
alsmede voor:
i. ter plaatse van de aanduiding 'geluidscherm' een geluidwerende voorziening.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Gebouwen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
de bouwhoogte van palen, masten en portalen voor geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer bedragen dan 6 m;
de bouwhoogte van geluidwerende voorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'geluidscherm' mag niet meer bedragen dan 4,5 m;
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 m.
6.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
de woonsituatie;
de verkeersveiligheid;
de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
de sociale veiligheid;
de bescherming van de groenstructuur;
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 7 Wonen
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a woningen ter plaatse van de aanduiding:
aaneengebouwd aaneengebouwde woningen;
gestapeld gestapelde woningen;
twee-aaneen twee-aaneen gebouwde woningen;
vrijstaand vrijstaande woningen;
specifieke bouwaanduiding – 1 patiowoningen;
b aan huis verbonden beroepen;
c aanbouwen en bijgebouwen aan/bij de bij het erf behorende woning;
d tuinen, erven en verhardingen;
e water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
alsmede voor:
f ter plaatse van de aanduiding ‘geluidscherm’ een geluidwerende voorziening.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd;
het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij anders is aangegeven;
de voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn of op een afstand van niet meer dan 2 m daarachter;
de goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven;
de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven;
de breedte van de hoofdgebouwen mag voor aaneengebouwde woningen niet meer bedragen dan 6 m.
7.2.2 Aanbouwen en bijgebouwen
Voor het bouwen van aanbouwen en bijgebouwen bij vrijstaande, twee-aaneen en aaneengebouwde woningen gelden de volgende bepalingen:
het bebouwingspercentage van het gedeelte van de gronden gelegen achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw mag maximaal 50% bedragen, tot een maximum gezamenlijke oppervlakte van 50 m²;
voor zover de oppervlakte van de strook grond achter de achtergevelrooilijn van het hoofdgebouw meer bedraagt dan 200 m2 mag de onder b geregelde gezamenlijke oppervlakte worden vermeerderd met 10% van deze overmaat tot in totaal maximaal 90 m²;
de goothoogte van een gebouw mag:
indien aangebouwd niet meer dan de hoogte van de bovenkant van de vloer van de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw bedragen;
indien vrijstaand niet meer dan 3 m bedragen;
de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan 4,5 m bedragen.
Voor het bouwen van aanbouwen en bijgebouwen bij gestapelde woningen gelden de volgende bepalingen:
aanbouwen mogen niet worden gebouwd met uitzondering van aanbouwen in de vorm van balkons met dien verstande dat:
balkons uitsluitend zijn toegestaan op de tweede bouwlaag;
de maximale horizontale diepte bedraagt 2 m.
uitsluitend vrijstaande bijgebouwen zijn toegestaan met dien verstande dat:
de gezamenlijke maximale oppervlakte niet meer dan 80 m² bedraagt;
de goothoogte van een gebouw mag niet meer dan 3 m bedragen;
de bouwhoogte van een bijgebouw mag niet meer dan 4,5 m bedragen.
Voor het bouwen van aanbouwen en bijgebouwen bij patiowoningen gelden de volgende bepalingen:
het bouwperceel mag volledig worden bebouwd;
de goothoogte van een gebouw mag:
indien aangebouwd niet meer dan de hoogte van de bovenkant van de vloer van de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw bedragen;
indien vrijstaand niet meer dan 3 m bedragen;
de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan 3 m bedragen.
7.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a de bouw van een zwembad is niet toegestaan;
b de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn niet meer dan 1 m mag bedragen;
c de bouwhoogte van geluidwerende voorzieningen ter plaatse van de aanduiding ‘geluidscherm’ mag niet meer bedragen dan 4,5 m;
d de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 1,5 m.
7.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
a een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
b de woonsituatie;
c de verkeersveiligheid;
d de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
e de sociale veiligheid;
f de bescherming van de groenstructuur;
g de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
7.4 Ontheffing van de bouwregels
1 Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 7.2.2 en toestaan dat het bouwvlak van gestapelde woningen wordt overschreden met een erker, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
a de diepte gemeten vanuit de voorgevel en/of zijgevel van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 2 m;
b de afstand tot de openbare weg mag niet minder bedragen dan 2 m.
2 Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 7.2.2 en toestaan dat het bouwvlak van gestapelde woningen wordt overschreden met een balkon, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
a de diepte gemeten vanuit de voorgevel en/of zijgevel van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 3 m:
de afstand tot de openbare weg mag niet minder bedragen dan 2 m.
3 Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 7.2.1 en toestaan dat ter plaatse van de gestapelde woningen de goothoogte niet meer bedragen dan 7 m;
4 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 7.1 sub a en artikel 7.2 en toestaan dat ter plaatse van de aanduiding ‘wro-zone - ontheffingsgebied’ aaneengebouwde woningen worden gerealiseerd, met dien verstande dat:
a aaneengebouwde woningen niet zijn toegestaan ten noorden van de noordelijke bouwvlakgrens van het op de verbeelding ter plaatse van de aanduiding ‘wro-zone’ aangegeven noordelijke bouwvlak met de aanduiding ‘twee-aaneen’;
b de afstand van een aaneengebouwde woning tot de bestemming Groen moet minimaal 5 m bedragen;
c de afstand van de voorgevelrooilijn van de aaneengebouwde woningen tot aan de bestemmingsgrens van de bestemming Verkeer-Verblijfsgebied dient minimaal 9,5 m te bedragen;
d de aaneengebouwde woningen dienen in maximaal één aaneengesloten rij te worden gebouwd;
e de breedte van een aaneengebouwde woning bedraagt niet meer dan 6 m;
f de diepte van een aaneengebouwde woning bedraagt niet meer dan 10 m;
g de goothoogte bedraagt maximaal 6 m;
h de bouwhoogte bedraagt maximaal 10 m;
i voor het bouwen van aanbouwen en bijgebouwen gelden de bepalingen zoals genoemd in artikel 7.2.2;
j voor de voorgevelrooilijn dienen de gronden te worden ingericht als tuin.
De in artikel 7.4.4 genoemde ontheffing kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de parkeerbalans.
7.5 Specifieke gebruiksregels
Binnen de bestemming 'Wonen' is de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep toegestaan als nevengeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
a de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de vloeroppervlakte van de gebouwen op het bouwperceel tot een maximum van 30 m²;
b het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;
c detailhandel is niet toegestaan;
d de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
7.6 Ontheffing specifieke gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 7.5.1 onder a voor een omvang van de activiteit van niet meer dan 50% van het vloeroppervlak van de woning tot een maximum van 60 m², mits de activiteit een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft en behoudt, die met de woonfunctie in overeenstemming is.
Artikel 8 Waarde - archeologie
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn naast voor de overige aangewezen bestemmingen mede bestemd voor de bescherming en de veiligstelling van archeologische waarden.
8.2 Bouwregels
Binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn.
Bouwwerken ten behoeve van de andere, voor deze gronden aangewezen bestemmingen zijn op de in artikel 8.1 bedoelde gronden slechts toelaatbaar, indien het betreft:
vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid;
een bouwwerk met een oppervlakte tot ten hoogste 250 m2;
een bouwwerk zonder graafwerkzaamheden dieper dan 50 centimeter en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
8.3 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 8.2 sub a met in acht neming van de voor deze gronden geldende overige bouwregels.
Ontheffing als bedoeld in 8.3 sub a. wordt verleend, indien:
op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat archeologische waarden op de betrokken locatie niet aanwezig zijn.
Ontheffing als bedoeld in 8.3 sub a. wordt voorts verleend, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie de archeologische waarden door de bouwwerkzaamheden niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de ontheffing regels te verbinden gericht op:
het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
het doen van opgravingen;
begeleiding van de bouwwerkzaamheden door een archeologisch deskundige.
8.4 Aanlegvergunning
8.4.1 Verboden werkzaamheden
Het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
grondwerkzaamheden dieper dan 50 centimeter, waartoe worden gerekend het ophogen, afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
het verlagen of verhogen van het waterpeil;
het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
8.4.2 Toelaatbaarheid
De werken of werkzaamheden, waarvoor het verbod van 8.4.1 sub a geldt, zijn slechts toelaatbaar, indien op basis van archeologisch onderzoek of naar het oordeel van een archeologisch deskundige is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad of mogelijk schade kan worden voorkomen door aan de vergunning regels te verbinden gericht op:
het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
het doen van opgravingen;
begeleiding van de aanlegwerkzaamheden door een archeologisch deskundige.
8.4.3 Uitzonderingen
Het verbod, als bedoeld in 8.4.1 sub a, is niet van toepassing indien:
de werken een oppervlakte hebben tot ten hoogste 250m2 of een omvang van ten hoogste 250 m1;
de werken of werkzaamheden mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende bouwvergunning, aanlegvergunning of een ontgrondingvergunning;
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van in werking treden van het plan;
behoren tot het normale onderhoud en beheer van de gronden;
ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
8.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen door:
de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat:
op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
wel aanwezige archeologische waarden in voldoende mate zijn veilig gesteld;
de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie' toe te kennen aan gronden, grenzend aan deze dubbelbestemming, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van bedoelde dubbelbestemming, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.