Inhoud
 
Gemeente:
Ede
PlanNaam:
Agrarisch Buitengebied Nieuweweg 58 te Ederveen
Status:
Vastgesteld
Datum:
13-04-2011

HOOFDSTUK 2 Bestemmingsregels

 

 

Artikel 3 Wonen

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen;

  2. aan-huis-verbonden beroep en lichte bedrijvigheid;

  3. aan- en bijgebouwen;

  4. tuinen, erven en verhardingen.

 

3.2 Bouwregels

 

3.2.1 Algemeen

 

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. er mag uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;

  2. per bouwvlak mag ten hoogste één woning worden gebouwd;

  3. aanbouwen en bijgebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen de gronden die zijn aangeduid met 'bijgebouwen'.

 

3.2.2 Woningen

 

Voor het bouwen van woningen gelden de volgende bepalingen:

  1. de inhoud mag niet meer bedragen dan 660 m3;

  2. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 4 m;

  3. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 9 m;

  4. de dakhelling mag niet minder dan 30° en niet meer dan 50° bedragen.

 

3.2.3 Aanbouwen en bijgebouwen

 

Voor het bouwen van aanbouwen en bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. de gezamenlijke oppervlakte mag per woning of wooneenheid niet meer bedragen dan
    75 m²;

  2. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,30 m;

  3. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6,60 m.

 

3.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

 

Binnen de bestemming 'Wonen' mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepaling:

  1. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 3 meter bedragen;

  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn uitsluitend toegestaan achter de voorgevelrooilijn.

 

3.2.5 Ontheffing van de bouwregels

 

Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 3.2.2 onder a voor het vergroten van een woning tot maximaal 760 m³ indien de noodzaak hiervoor wordt aangetoond als bijzondere woonomstandigheden zoals inwonende ouders, een gehandicapt gezinslid en dergelijke.
 

3.3 Specifieke gebruiksregels

 

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden tevens de volgende bepalingen:

  1. aan-huis-verbonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zijn toegestaan met een omvang tot ten hoogste 50 m2, tenzij het vloeroppervlak meer bedraagt dan 30% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw;

  2. detailhandel is niet toegestaan;

  3. Aanbouwen en bijgebouwen mogen niet gebruikt worden als zelfstandige woonruimte.

 

3.4 Ontheffing specifieke gebruiksregels

3.4.1 Toestaan groter oppervlak aan huis verbonden beroep

Burgemeester en wethouders kunnen in afwijking van het bepaalde in artikel 3.3 onder a. een omgevingsvergunning verlenen voor een omvang van de activiteit met niet meer dan 60% van de oppervlakte van de woning tot een maximum van 80 m2, mits de activiteit een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft en behoudt die met de woonfunctie in overeenstemming is.

 

3.4.2 Mantelzorg

Burgemeester en wethouders kunnen in afwijking van het bepaalde in artikel 3.3 onder c een omgevingsvergunning verlenen voor het toestaan dat een aanbouw, een aangebouwd bijgebouw en een bestaand vrijstaand bijgebouw gebruikt kan worden ten behoeve van mantelzorg mits;

- er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

- de totale oppervlakte die in gebruik wordt genomen niet meer bedraagt dan 65 m² en zich niet uitstrekt tot meer dan één bouwlaag;

- gebleken is dat de zelfstandige woonruimte voldoende brandveilig is;

- er aantoonbaar behoefte bestaat aan mantelzorg in verband met medische, psychische en/of sociale omstandigheden;

- de aanvrager een schriftelijke verklaring overlegd dat er tussen hem of haar en de zorgbehoevende een zorgrelatie bestaat.

 

Als de ontheffing voor een bestaand, vrijstaand bijgebouw aangevraagd wordt, dient:

- als eerste aangetoond is dat de woonruimte voor de mantelzorg niet ondergebracht kan worden in het hoofdgebouw;

- ten tweede aangetoond is dat de woonruimte niet ondergebracht kan worden in een aanbouw van het hoofdgebouw;

- ten derde aangetoond is dat de woonruimte niet ondergebracht kan worden in een bestaand aangebouwd bijgebouw.

 

Burgemeester en wethouders verlenen de ontheffing, als bedoeld in artikel 2.2, lid a, uitsluitend aan de

aanvrager en/of de hoofdbewoner van de betreffende woning. Zij is niet overdraagbaar en vervalt

indien de noodzaak van mantelzorg is vervallen. Als de mantelzorg gerealiseerd is een vrijstaand

bestaand bijgebouw dient na het vervallen van de noodzaak van mantelzorg alle voorzieningen

ontmanteld te worden die strekken tot de instandhouding van een zelfstandige woonruimte.

 

 
 

 

Artikel 4 Groen

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. groenvoorzieningen;

  2. bermen en beplantingen;

  3. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

 

4.2 Bouwregels

4.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

 

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer mag bedragen dan 2 meter.

 

 

4.3 Aanlegvergunning

4.3.1 Aanlegvergunning

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. het kappen en/of rooien van bomen en/of houtgewas;

  2. het aanleggen van verhardingen met een oppervlakte groter dan 5% van de in deze bestemming opgenomen aaneengesloten gronden;

  3. het afgraven, ophogen en egaliseren van gronden.

 

4.3.2 Uitzonderingen

Het in artikel 4.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. het normale onderhoud betreffen;

  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

4.3.3 Toelaatbaarheid

De in artikel 4.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke en/of natuurlijke waarden van de gronden.