Inhoud
 
Gemeente:
Ede
PlanNaam:
Bestemmingsplan Agrarisch Buitengebied Omgeving Barneveldseweg 109 te Lunteren
Status:
Vastgesteld
Datum:
12-04-2011

Artikel 3 bedrijf

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

 

De in dit plan aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. één bedrijf voor de handel in aanhangwagens ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - handel in aanhangwagens';
  2. ter plaatse van de aanduiding 'opslag' voor buitenopslag ten behoeve van het onder a genoemde bedrijf;

  3. wonen in een bedrijfswoning;

  4. behoud, herstel en ontwikkeling van landschapswaarden;

  5. aan-huis-verbonden beroepen of kleinschalige bedrijfsactiviteiten;

  6. verharde en onverharde paden, wegen en parkeervoorzieningen;

  7. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  8. groenvoorzieningen;

 

Met daaraan nevengeschikt:

  1. Ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch - paardenhouderij' is als nevengeschikte functie één paardenhouderij toegestaan met bijbehorende voorzieningen, met daaraan ondergeschikt tevens paardenbakken.

 

3.2 Bouwregels

 

3.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  1. Bouwwerken mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat terreinafscheidingen tot een hoogte van 1,5 meter ook buiten het bouwvlak zijn toegestaan;

  2. De afstand van gebouwen tot de as van de weg mag niet minder bedragen dan 15 meter;

  3. De afstand van gebouwen tot de zijdelingse en achterste perceelsgrenzen mag niet minder bedragen dan 3 meter.

  4. De totale gezamenlijke oppervlakte van gebouwen en overkappingen, met uitzondering van het bepaalde in lid 3.2.3 en lid 3.2.4, mag niet meer bedragen dan 1000 m²;

  5. Ter plaatse van de aanduiding 'Agrarisch - Paardenhouderij' mag de totale gezamenlijke oppervlakte van gebouwen en overkappingen binnen het bouwvlak niet meer dan 400 m² bedragen en maakt deze oppervlakte deel uit van de totale oppervlakte zoals genoemd in sub d.

 

3.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. Bedrijfsgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;

  2. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 4 meter;

  3. De bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan 10 meter;

  4. De hoogte van silo’s mag niet meer bedragen dan 15 meter;

  5. De dakhelling mag niet minder bedragen dan 15 graden.

 

3.2.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  1. Ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is ten hoogste één bedrijfswoning toegestaan;

  2. De inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 660 m³;

  3. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 4 meter;

  4. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 9 meter;

  5. De dakhelling van een bedrijfswoning, met uitzondering van aan- en uitbouwen, mag niet minder bedragen dan 30 graden en niet meer dan 50 graden.

 

 

 

 

3.2.4 Bijgebouwen bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijgebouwen bij bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  1. Ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouw' zijn één of meerdere bijgebouwen toegestaan;

  2. De totale gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 75 m²;

  3. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,30 meter;

  4. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6,60 meter;

  5. De dakhelling mag niet minder bedragen dan 30 graden en niet meer dan 50 graden.

 

3.2.4 Bijgebouwen bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijgebouwen bij bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  1. Ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouw' zijn één of meerdere bijgebouwen toegestaan;

  2. De totale gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 75 m²;

  3. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,30 meter;

  4. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6,60 meter;

  5. De dakhelling mag niet minder bedragen dan 30 graden en niet meer dan 50 graden.

 

3.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. De bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 meter;

  2. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 4 meter;

  3. Ter plaatse van de aanduiding 'Agrarisch - Paardenhouderij' gelden de volgende bepalingen:

  1. De bouwhoogte van silo's mag niet meer bedragen dan 15 meter;

  2. De bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 meter;

  3. Kuilvoerplaten moeten zijn gelegen achter de voorgevelrooilijn en

binnen het bouwvlak;

  1. De bouwhoogte van afrastering/omheining van een paardenbak mag niet meer

bedragen dan 1,5 meter en moet zijn gelegen achter de voorgevelrooilijn;

  1. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer

bedragen dan 4 meter.

 

 

3.3 Nadere eisen

 

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de plaats, vorm en de afmeting van de bebouwing:

  1. Ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;

  2. Ter waarborging van de ruimtelijke en landschappelijke kwaliteit van de naaste omgeving;

  3. Ter waarborging van de verkeersveiligheid;

  4. Ter waarborging van de ongestoorde ligging van kabels en leidingen.

 

 

3.4 Afwijken van de bouwregels

 

3.4.1 Overschrijding bouwvlak

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.2.1 voor het bouwen van een gebouw dat de grenzen van het bouwvlak overschrijdt, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. Overschrijding is alleen toelaatbaar voor zover plaatsing in het bouwvlak niet mogelijk is of niet doelmatig is;

  2. De overschrijding mag niet meer bedragen dan 5 meter;

  3. Het overschrijden van het bouwvlak mag niet leiden tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen;

  4. Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een landschapsinpassingsplan.

 

 

3.4.2 Uitzondering

De in lid 3.4.1 genoemde afwijkingsbevoegdheid is niet van toepassing op artikel 3.2.1 sub b, met dien verstande dat de afstand van gebouwen tot de as van de weg minimaal 15 meter moet bedragen.

 

3.5 Specifieke gebruiksregels

 

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden tevens de volgende bepalingen:

  1. Ter plaatse van de aanduiding 'opslag' opslag ten behoeve van het bedrijf als genoemd in artikel 3.1 onder a met een maximale oppervlakte van 600m²;

  2. Aan huis verbonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zijn toegestaan, met dien verstande dat de omvang van de activiteit niet meer mag bedragen dan 30% van de oppervlakte van de bedrijfswoning tot een maximum van 50m²;

  3. Zelfstandig kantoor is niet toegestaan;

  4. Het gebruik van gronden voor een minicamping is niet toegestaan;

  5. Ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch - paardenhouderij' is detailhandel niet toegestaan, met uitzondering van ter plaatse geproduceerde, streekeigen producten met een maximum oppervlakte van 50m²;

  6. Het gebruiken van bijgebouwen als zelfstandige woonruimte is niet toegestaan;

  7. Het gebruiken van een gebouw voor bed & breakfast en overige nevenactiviteiten is niet toegestaan;

  8. Geluidzoneringsplichtinge inrichtingen zijn niet toegestaan;

  9. Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;

  10. Opslag op gronden vóór de voorgevelrooilijn is niet toegestaan.

 

 

3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

3.6.1 omgevingsvergunningsplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. Het ophogen, afgraven, ontgronden, egaliseren, ontginnen en diepploegen;

  2. Het verharden van onverharde en/of halfverharde wegen en paden en het verharden van insteekwegen, parkeerplaatsen en/of andere oppervlakteverharding;

  3. Het verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen;

  4. Het verwijderen van zandwegen;

  5. Het verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of door bemaling en/of bronnering;

  6. Het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten, of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels.

 

3.6.2 Uitzonderingen

Het in lid 3.6.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. plaatsvinden binnen het bouwvlak, met uitzondering van:

  1. het ophogen en verlagen van het bouwvlak met meer dan 30 cm;

  2. het verwijderen van landschapselementen.

  1. behoren tot het normale onderhoud, beheer en/of gebruik van de gronden;

  2. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende (omgevings) vergunning op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.

 

3.6.3 Toelaatbaarheid

De in lid 3.6.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien de werken en/of werkzaamheden noodzakelijk zijn voor een doelmatig gebruik en geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in de bestemmingsomschrijving genoemde waarden.