Regels     

Hoofdstuk 1 Inleidende regels     

Artikel 1 Begrippen     

1.1 Plan     

Uitbreiding 'Het Bestemmingsplan 'Natuurbegraafplaats Slangenburg - 2021' NL.IMRO.0222.R07H315A-0002 in de gemeente Doetinchem;

1.2 Bestemmingsplan     

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbijbehorende bijlagen

1.3 Aanduiding     

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 Aanduidingsgrens     

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 Aangebouwd bijbehorend bouwwerk     

een bijbehorend bouwwerk dat met minimaal één gevel tegen de gevel van het hoofdgebouw is gebouwd. Dit op een zodanige wijze dat een rechtstreekse - voor mensen toegankelijke - interne verbinding tussen beide gebouwen mogelijk is;

1.6 Archeologisch deskundige     

de regionaal (beleids)archeoloog of een andere door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg;

1.7 Archeologische verwachting     

een gebied met een daaraan toegekende hoge, middelmatige of lage archeologische verwachting in verband met de kennis en wetenschap van de in dat gebied te verwachten overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;

1.8 Archeologische waarde     

een gebied met een daaraan toegekende archeologische waarde in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;

1.9 Archeologisch onderzoek     

een onderzoek gericht op het opsporen, waarderen en/of behouden van archeologische resten, al dan niet ex-situ, conform de cyclus van de Archeologische Monumentenzorg. Het onderzoek moet worden verricht door een dienst, bedrijf of instelling, gecertificeerd conform artikel 5.1 van de Erfgoedwet en werkend volgens de geldende kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie;

1.10 Bebouwing     

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.11 Bebouwingspercentage     

een percentage, dat de grootte van het deel van een bestemmingsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd met gebouwen en andere bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.12 Bestaand     

op het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan legaal aanwezig of op grond van een vergunning toegestaan;

1.13 Bestemmingsgrens     

de grens van een bestemmingsvlak;

1.14 Bestemmingsvlak     

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.15 Bijbehorend bouwwerk     

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;

1.16 Boeiboord     

opstaande kant van een dakgoot of dakrand, meestal uitgevoerd in hout of plaatmateriaal;

1.17 Bouwen     

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.18 Bouwgrens     

de grens van een bouwvlak;

1.19 Bouwlaag     

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.20 Bouwperceel     

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.21 Bouwperceelgrens     

de grens van een bouwperceel;

1.22 Bouwvlak     

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.23 Bouwwerk     

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.24 Daknok     

hoogste punt van een schuin dak;

1.25 Dakvoet     

laagste punt van een schuin dak;

1.26 Druiplijn     

onderste horizontale lijn van een dakvlak dat geen goot heeft, bijvoorbeeld een rieten dak;

1.27 Erf     

al dan niet bebouwd perceel, of gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en het plan deze inrichting niet verbiedt;

1.28 Erker     

een erker of een uitgebouwd venster is een in plattegrond recht-, drie-, veelhoekige of halfronde uitbreiding van een ruimte in een gebouw, die buiten de gevel uitsteekt en in open verbinding staat met de bedoelde ruimte. De buitenzijde bestaat uit (een borstwering en) raamconstructies (wanden die grotendeels bestaan uit glas);

1.29 Gebouw     

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.30 Hoofdgebouw     

een of meer , en, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.31 Lessenaarsdak     

een dakvorm die bestaat uit uitsluitend één dakvlak of dakschild, dat onder een zekere helling is aangebracht;

1.32 Luifel     

een afdak met een diepte van meer dan 0,75 m, bevestigd aan de gevel van een gebouw zonder directe verbinding met de grond;

1.33 Maaiveld     

bovenkant van een terrein dat een bouwwerk omgeeft;

1.34 Maatschappelijke voorzieningen     

educatieve, sociale, medische en levensbeschouwelijke voorzieningen evenals voorzieningen voor openbare dienstverlening, of een combinatie daarvan, horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.35 Naar de weg gekeerde bouwgrens (voorgevelrooilijn)     

een lijn van een bouwvlak, gekeerd naar de weg, die niet door gebouwen mag worden overschreden, behoudens krachtens deze regels toegelaten;

1.36 Natuurbegraafplaats     

een gebied waar mensen in de natuur en onder natuurlijke omstandigheden worden begraven voor onbepaalde tijden waar behoud en ontwikkeling van de natuur wordt nagestreefd.

1.37 Onderbouw     

een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,20 m boven peil is gelegen;

1.38 Ondergronds bouwwerk     

een bouwwerk of een gedeelte van een bouwwerk, dat zich geheel onder het niveau van het maaiveld bevindt en daarmee niet gelijk ligt of erboven uit steekt;

1.39 Openbaar toegankelijk gebied     

weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, maar ook pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar toegankelijk gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer;

1.40 Overig bouwwerk     

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.41 Overkapping     

een bouwwerk met een open constructie;

1.42 Pand     

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

1.43 Peil     

  1. voor bouwwerken op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang vermeerderd met 0,30 m;
  2. voor bouwwerken op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  3. als in of op het water wordt gebouwd: het gemiddeld waterpeil ter plaatse;
  4. voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: het hoogste punt van het aansluitende afgewerkte bouwperceel (incidentele verhogingen niet meegerekend);

1.44 Reclamezuil     

een rechtopstaand bouwwerk geen gebouw zijnde dat aanmerkelijk hoger is dan breed voor de uiting van reclame;

1.45 Ruimtelijke uitwerking     

de aard, de omvang, de intensiteit, maar ook de ruimtelijke uitstraling van het gebruik en/of de functie van gronden en/of bouwwerken;

1.46 Specifieke vorm van maatschappelijk natuurbegraafplaats     

Een voorziening uitsluitend voor gebruik van bijeenkomst en doeleinden ten behoeve van begraven op de natuurbegraafplaats

1.47 Toegangspartij     

een toegangspartij of een uitgebouwde toegang is een uitbreiding van de toegangsruimte (hal) van een gebouw, die buiten de gevel uitsteekt en al dan niet in open verbinding staat met die ruimte;

1.48 Van de weg afgekeerde bouwgrens (achtergevelrooilijn)     

een lijn van een bouwvlak, evenwijdig aan de naar de weg gekeerde bouwgrens, die niet door hoofdgebouwen mag worden overschreden, behoudens krachtens deze regels toegelaten;

1.49 Voorgevel     

de naar de openbare weg gekeerde gevel van een gebouw, of als het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;

1.50 Vrijstaand bijbehorend bouwwerk     

een bijbehorend bouwwerk, dat vrij van het hoofdgebouw gebouwd is en in functioneel opzicht geen deel uitmaakt van het hoofdgebouw;

Artikel 2 Wijze van meten     

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 De afstand van een bouwwerk tot een perceelsgrens     

de kortste afstand tussen enig punt van een bouwwerk en een perceelsgrens, de overdekte gebouwgebonden buitenruimten (dakoverstekken) tot 0,75 m niet meegerekend;

2.2 De bebouwde oppervlakte van een perceel of ander terrein     

de som van de oppervlakten van alle op een perceel of een ander terrein gelegen gebouwen en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, 1 m boven peil neerwaarts geprojecteerd en buitenwerks gemeten;

2.3 De bouwhoogte van een bouwwerk     

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.4 De breedte van een bouwwerk     

van en tot de buitenkant van een zijgevel dan wel het hart van een gemeenschappelijke scheidingsmuur, met dien verstande, dat wanneer de zijgevels niet evenwijdig lopen of verspringen, het gemiddelde wordt genomen van de kleinste en de grootste breedte;

2.5 De bruto-vloeroppervlakte (b.v.o.)     

de som van de horizontale vloeroppervlakten van de bouwlagen, met inbegrip van de daarbij behorende kantoren, magazijnen, werkplaatsen en overige dienstruimten, buitenwerks gemeten;

2.6 De dakhelling     

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

bij een 'half-ronde' of anderszins gebogen kapvorm, wordt de dakhelling berekend als de hoek tussen de lijn die de goothoogte en het hoogste punt van het bouwwerk verbindt ten opzichte van het horizontale vlak;

2.7 De goothoogte van een bouwwerk     

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen; bij afgeknotte schilddaken is de onderste goothoogte maatgevend, onder de voorwaarde dat de dakhelling van alle dakvlakken maximaal 60° is;

2.8 De inhoud van een bouwwerk     

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen; de inhoud van een eventueel ondergronds bouwwerk niet meegerekend;

2.9 De netto-vloeroppervlakte (n.v.o.)     

de som van de horizontale vloeroppervlakten van de tot een gebouw behorende binnenruimten, gemeten op vloerniveau, tussen de begrenzende opgaande scheidingsconstructies van de afzonderlijke ruimten, een en ander conform NEN 2580:2007, onderdelen 4.3.1 en 4.3.2;

2.10 De onderbouwde terreinoppervlakte     

de som van de oppervlakten van de delen van een gebouw, die zich geheel onder het niveau van het maaiveld bevinden en daar niet mee gelijk liggen of erboven uitsteken, voor zover deze oppervlakte binnen de terreinoppervlakte is gelegen. Bij de bepaling van de onderbouwde terreinoppervlakte wordt niet meegerekend:

  • een ondergeschikt bouwdeel, waarvan de verticale projectie op het horizontale vlak kleiner is dan 4 m2;
  • een uitkragend constructiedeel, waarvan de breedte van de verticale projectie op het horizontale vlak kleiner is dan 0,75 m;

2.11 De oppervlakte van een bouwwerk     

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.12 De oppervlakte van een overkapping     

tussen de rand van het dakvlak, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.13 De verkoopvloeroppervlakte (v.v.o.)     

de som van de horizontale vloeroppervlakten van ruimten die rechtstreeks ten dienste staan van de detailhandelsactiviteiten en voor publiek toegankelijk zijn (kantoren, magazijnen en overige dienstruimten worden hieronder niet begrepen), binnenwerks gemeten;

2.14 De vloeroppervlakte van een woning     

de som van de horizontale vloeroppervlakten van de voor bewoning bestemde vertrekken van een woning, waaronder mede moeten worden verstaan keukens, slaapvertrekken, gangen, toiletten, bad- en doucheruimten, zolders en vlieringen welke gebruikt worden als berging, maar ook inpandige of aangebouwde bergingen die op grond van het bestemmingsplan verbouwd mogen worden tot woonruimte, binnenwerks gemeten;

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels     

Artikel 3 Maatschappelijk     

3.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. uitsluitend een natuurbegraafplaats ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - natuurbegraafplaats';
  2. horeca, uitsluitend ten dienste van en ondergeschikt aan de in sub a genoemde bestemming;
  3. groen- en nutsvoorzieningen;
  4. waterpartijen, waterlopen, waterbergingen en waterinfiltratiesvoorzieningen;

en bij de bestemming behorende bouwwerken en voorzieningen.

3.2 Bouwregels     

3.2.1 Algemeen     

Op de in lid 3.1 Bestemmingsomschrijving bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming 'Maatschappelijk' worden gebouwd.

3.2.2 Gebouwen en bijbehorende bouwwerken     

Voor het bouwen van gebouwen en bijbehorende bouwwerken gelden de navolgende regels:

  1. realisatie is uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
  2. ter plaatse van de maatvoeringen 'maximum bouw hoogte (m)', en 'maximum bebouwde oppervlak (m2)', gelden de weergegeven maten;
3.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde     

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de navolgende regels:

  1. de bouwhoogte mag maximaal 2 m bedragen;
  2. in afwijking van het bepaalde in sub a, mag de bouwhoogte van:
    1. erf- en terreinafscheidingen binnen het bouwperceel maximaal 2,5 m bedragen;
    2. antennedragers inclusief antennes, verlichting, vlaggenmasten en vergelijkbare bouwwerken maximaal 12 m bedragen;;
  3. de totale oppervlakte van bouwwerken geen gebouwen zijnde mag maximaal 20 m2per bouwperceel bedragen.

3.3 Nadere eisen     

Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het bepaalde in lid 3.1, op gronden met de bestemming 'Maatschappelijk' nadere eisen stellen met betrekking tot:

  1. dakvormen, dakhellingen en nokrichtingen van bouwwerken;
  2. de goot- en bouwhoogte van bouwwerken;
  3. de afmetingen van bouwwerken;
  4. het aantal en de situering van bouwwerken;
  5. het aantal en de situering van parkeerplaatsen op eigen terrein;

onder voorwaarde dat de nadere eisen niet op onevenredige wijze een doelmatig gebruik van gronden en bouwwerken in de weg staan.

3.4 Specifieke gebruiksregels     

3.4.1 Voorwaardelijke verplichting     

Indien en zodra de gronden in gebruik zijn genomen overeenkomstig de bestemming moeten deze zijn ingericht en beplant en in stand worden gehouden overeenkomstig het inrichtingplan 'Uitbreiding Natuurbegraafplaats Slangenburg' van 30 november 2020 en het 'Beplantings- en beheersplan Natuurbegraafplaats - 2021' (bijlage 2.1 bij de regels).

Artikel 4 Natuur     

4.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. instandhouding en ontwikkeling van ter plaatse voorkomende, natuur- en landschapswaarden;
  2. natuurbegraafplaats, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur natuurbegraafplaats';
  3. extensieve dagrecreatie, voor zover de in sub a bedoelde waarden niet onevenredig worden aangetast;
  4. waterpartijen, waterlopen, waterbergingen en waterinfiltratievoorzieningen;
  5. wandelpaden, voor zover de onder a bedoelde waarden niet onevenredig worden aangetast;
  6. bouwwerken ten dienste van de (instandhouding en ontwikkeling van de) natuur, waaronder (winterstalling ten behoeve van) bijenkasten;
  7. kunstobjecten;
  8. nutsvoorzieningen;

en bij de bestemming behorende bouwwerken en voorzieningen, niet zijnde parkeervoorzieningen.

4.2 Bouwregels     

4.2.1 Algemeen     

Op de in lid 4.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming 'Natuur' worden gebouwd.

4.2.2 Gebouwen     

Voor het bouwen van gebouwen en bijbehorende bouwwerken gelden de navolgende regels:

a. realisatie is alleen toegestaan binnen het bouwvlak;

b. de bouwhoogte is maximaal 3 m.

4.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde     

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de navolgende regels:

  1. de bouwhoogte mag maximaal 2 m bedragen;
  2. de totale oppervlakte van bouwwerken geen gebouwen zijnde mag maximaal 20 m2per hectare bedragen.

4.3 Nadere eisen     

Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het bepaalde in lid 4.2, op gronden met de bestemming 'Natuur' nadere eisen stellen met betrekking tot:

  1. de bouwhoogte van bouwwerken;
  2. de afmetingen van bouwwerken;
  3. het aantal en de situering van bouwwerken;

onder voorwaarde dat de nadere eisen niet op onevenredige wijze een doelmatig gebruik van gronden en bouwwerken in de weg staan.

4.4 Afwijken van de bouwregels     

4.4.1 Verlichting en kunstobjecten     

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.3 sub a voor de bouwhoogte van verlichtingsmasten tot 4 m en voor kunstobjecten tot 10 m, onder voorwaarden dat:

  1. de (ontwikkeling van) natuur- of landschapswaarden van de betreffende gronden niet onevenredig worden aangetast, dan wel dat de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind;
  2. vooraf advies is ingewonnen bij een ter zake deskundige;
  3. de ruimtelijke uitwerking van de afwijking aanvaardbaar is.

4.5 Specifieke gebruiksregels     

4.5.1 Voorwaardelijke verplichting     

Indien en zodra de gronden in gebruik zijn genomen overeenkomstig de bestemming moeten deze zijn ingericht en beplant en in stand worden gehouden overeenkomstig het inrichtingplan 'Uitbreiding Natuurbegraafplaats Slangenburg' van 30 november 2020 en het 'Beplantings- en beheersplan Natuurbegraafplaats - 2021' (bijlage 2.1 bij de regels).

4.6 Afwijken van de gebruiksregels     

4.6.1 Parkeervoorziening     

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1 voor de aanleg van een parkeervoorziening, onder voorwaarden dat:

  1. een parkeervoorziening noodzakelijk is voor de natuurbegraafplaats of de dagrecreatieve voorzieningen die de bestemming 'Natuur' mogelijk maakt;
  2. het oppervlakte van de voorziening maximaal 4% van de totale oppervlakte met de bestemming 'Natuur' mag bedragen;
  3. de parkeervoorziening geen onevenredige afbreuk doet aan de flora en fauna ter plaatse;
  4. de onder lid 4.1, sub a bedoelde waarden niet onevenredig worden aangetast;
  5. geen onevenredige hinder ontstaat voor de omgeving door toename van het aantal verkeersbewegingen;
  6. vooraf advies is ingewonnen bij een ter zake deskundige;
  7. de ruimtelijke uitwerking van de afwijking aanvaardbaar is.

4.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden     

4.7.1 Algemeen     

Het is verboden om zonder omgevingsvergunning op de gronden met de bestemming 'Natuur' de navolgende werken en werkzaamheden uit te voeren of uit te doen voeren:

  1. het aanleggen en/of verharden van wegen en paden en het aanleggen en/of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  2. het aanleggen van en/of het vellen of rooien van beplantingen;
  3. het aanleggen en/of het dempen van watergangen, sloten en andere waterpartijen;
  4. het verlagen van en/of het graven in de bodem en het afgraven, ophogen en egaliseren van gronden;
  5. het verlagen van het (grond)waterpeil;
  6. het uitvoeren van heiwerken of het indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem;
  7. het aanbrengen van ondergrondse kabels en leidingen en/of de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur.
4.7.2 Uitzonderingen     

Geen omgevingsvergunning is vereist als:

  1. de werken en werkzaamheden het normale onderhoud betreffen, met inbegrip van onderhoudswerkzaamheden en van vervangingswerkzaamheden van verhardingen, beplantingen en (tracés van) kabels en leidingen;
  2. het werken en werkzaamheden betreft die nodig zijn in het kader van de realisatie van het inrichtingsplan 'Uitbreiding Natuurbegraafplaats Slangenburg' van 30 november 2020 (bijlage 2 bij de regels);
4.7.3 Advies     

Alvorens te beslissen op een verzoek om een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies in bij een ter zake deskundige.

Artikel 5 Overig - Waarde - Archeologische verwachting 3     

5.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Waarde -Archeologische verwachting 3' aangewezen gronden zijn, behalve voorde andere daar voorkomende bestemming(en) of functies, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologisch waarden in de bodem.

Als een bouwwerk wordt gebouwd, of een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden worden uitgevoerd binnen verschillende archeologische dubbelbestemmingen op één bouwperceel, moet uitgegaan worden van de waarde die past bij de onderliggende verwachtingszone. 

5.2 Bouwregels     

5.2.1 Archeologisch rapport

Ten aanzienvan het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels:

a. bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het oprichten van een bouwwerk groter dan 250 m2en met een bodemverstoring dieper dan 0,4 m dient de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarde van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft in voldoende mate is vastgesteld;

b. als uit in sub a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het oprichten van het vergunde bouwwerk zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning:

1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden,zoals alternatieven voor heiwerk, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht; of

2. de verplichting tot het doen van opgravingen;

3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een archeologisch deskundige;

4. de verplichting om na beëindiging van de werken en werkzaamheden schriftelijkverslag uit te brengen waaruit blijkt op welke wijze met de archeologischewaarden is omgegaan;

c. het overleggen van een rapport is niet nodig als de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie, wat is getoetst door de archeologischdeskundige, afdoende is vastgesteld. Het in sub b bepaalde is mutatis mutandis van overeenkomstige toepassing.

5.2.2 Advies archeologisch deskundige

Alvorens het bevoegd gezag beslist over een vergunning als bedoeld in lid 9.2.1sub a, wint het advies in bij de archeologisch deskundige.

5.2.3 Geen archeologisch rapport

Het bepaalde onder lid 5.2.1sub a geldt niet als:

a. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatiegeen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;

b. het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij deoppervlakte met maximaal 250 m2wordt uitgebreid en de bestaandefundering wordt benut, met uitzondering van nieuwe kelders;

c. gebouwen maximaal 2,5 m uit de bestaande fundering worden vergroot, met behoud van bestaande funderingen.

5.3 Nadere eisen     

Burgemeesteren wethouders kunnen, met inachtneming van het bepaalde in lid 5.2, nadere eisenstellen ten aanzien van:

a. de afmetingen van bouwwerken;

b. de situering van bouwwerken;

c. de inrichting en het gebruik van gronden;

als uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermens waardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond ('in situ') te behouden.

5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden     

5.4.1 Vergunningplicht     

Onverminderd het in de Erfgoedwet bepaalde is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende andere werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. het ophogen van de bodem met meer dan 1 m over een oppervlakte van 250 m2 of meer;
  2. grondwerkzaamheden dieper dan 0,4 m onder het maaiveld over een oppervlakte van meer dan 250 m2 waartoe worden gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, maar ook het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren, het aanleggen van drainage en/of oppervlakteverhardingen en het graven van een bouwput;
  3. bodem verlagen of afgraven over een oppervlakte van 250 m2 of meer (ook voor het verwijderen van bestaande funderingen) van gronden waarvoor geen ontgrondingenvergunning is vereist;
  4. het verlagen van het waterpeil;
  5. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
  6. het uitvoeren van heiwerken en/of indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem;
  7. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  8. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
5.4.2 Uitzondering vergunningplicht     

Het onder lid 5.4.1 opgenomen verbod geldt niet:

  1. voor werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
  2. voor werken en werkzaamheden in het kader van het normale agrarische gebruik;
  3. voor werken en werkzaamheden binnen een afstand van maximaal 2,5 m uit een bestaande fundering van een bestaand bouwwerk;
  4. voor werken en werkzaamheden in de bodem waarvoor ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning in dit kader is verleend;
  5. als op grond van de Erfgoedwet een vergunning is vereist dan wel overige bepalingen van de Erfgoedwet gelden. 
5.4.3 Beoordelingscriteria     

Ten aanzien van de onder lid 5.4.1 genoemde vergunning gelden de volgende beoordelingscriteria:

  1. de vergunning kan uitsluitend worden verleend voor zover de archeologische waarden niet onevenredig worden aangetast, dat zal moeten blijken uit een rapport dat de aanvrager bij de aanvraag om een omgevingsvergunning dient te overleggen. In het rapport moeten de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft in voldoende mate zijn vastgesteld. Als het rapport daartoe aanleiding geeft, dient op advies van de archeologisch deskundige zo nodig een opgraving plaats te vinden;
  2. het overleggen van een rapport is niet nodig als de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie, die is getoetst door de archeologisch deskundige, afdoende is vastgesteld. 
5.4.4 Voorschriften     

Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning onder beperkingen verlenen en kan voorschriften aan de omgevingsvergunning verbinden, waaronder;

  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor (ondanks de uitvoering van een aanlegplan) archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, zoals het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
  2. de verplichting tot het doen van opgravingen op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen; 
  3. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen; 
  4. de verplichting om na beëindiging van de werken en werkzaamheden schriftelijk verslag uit te brengen waaruit blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan.
5.4.5 Advies archeologisch deskundige     

Voordat het bevoegd gezag beslist over het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 5.4.1 wint het advies in bij een archeologisch deskundige.

5.5 Wijzigingsbevoegdheid     

Burgemeesteren wethouders kunnen, op grond van artikel 3.6 van Wet ruimtelijke ordening,het plan wijzigen door:

a. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 3' geheel of gedeeltelijk te verwijderen,als op basis van ander archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is;

b. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 3' te wijzigen in 'Waarde - Archeologie' als uit nader archeologisch onderzoek ter plaatse blijkt, dat behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn. Voor de bestemming 'Waarde - Archeologie' gelden dan de regels zoals opgenomen in bijlage 1 bij de regels.

Hoofdstuk 3 Algemene regels     

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel     

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene bouwregels     

7.1 Bouwregels bij overschrijding van de bouw- en/of bestemmingsgrenzen     

Het verbod tot bouwen met overschrijding van de bouw- en/of bestemmingsgrenzen is niet van toepassing met betrekking tot:

  1. stoepen, stoeptreden, toegangsbruggen en funderingen, voorzover zij de grens van de weg niet overschrijden;
  2. plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden voor ventilatiekanalen en schoorstenen, voorzover de overschrijding van de naar de weg gekeerde bouwgrens niet meer dan 12 cm bedraagt en daarbij de grens van de weg niet wordt overschreden;
  3. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken, overbouwingen, bloemenkozijnen, balkons, galerijen en luifels, voorzover de overschrijding van de naar de weg gekeerde bouwgrens niet meer dan 50 cm bedraagt en zij niet lager zijn aangebracht dan:
    1. 4,20 m boven een rijbaan of boven een strook ter breedte van 1,50 m langs een rijbaan;
    2. 2,20 m boven een voetpad, voor zover dit voetpad geen deel uitmaakt van de onder nummer 1 genoemde strook;
  4. ondergrondse funderingen en ondergrondse bouwwerken, voorzover dezen de bouwgrens met niet meer dan 1m overschrijden;
  5. goten, ondergrondse afvoerleidingen en inrichtingen voor de verzameling van water en rioolstoffen;
  6. hijsinrichtingen aan tot bewoning bestemde gebouwen, voorzover deze hijsinrichtingen in geen enkele stand:
    1. de naar de weg gekeerde bouwgrens met meer dan 1 m overschrijden;
    2. de grens van de weg overschrijden;
    3. lager zijn geplaatst dan 4,20 m boven een rijbaan.

7.2 Afwijken van de bouwregels bij overschrijding van de bouw- en/of bestemmingsgrenzen     

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.1 voor het overschrijden van bouw- en/of bestemmingsgrenzen met ten hoogste 2 m, als het betreft:

  1. stoepen, stoeptreden, toegangsbruggen en funderingen die de grens van de weg overschrijden;
  2. plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden voor ventilatiekanalen en schoorstenen, die de naar de weg gekeerde bouwgrens met meer dan 12 cm overschrijden, dan wel die de grens van de weg overschrijden;
  3. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken, die de naar de weg gekeerde bouwgrens met meer dan 50 cm overschrijden, met inachtneming van het bepaalde in lid 8.1 onder c, nummers 1 en 2;
  4. overbouwingen voor de verbinding van twee bouwwerken, met inachtneming van het bepaalde in lid 8.1 onder c;
  5. bloemenkozijnen, balkons en galerijen, mits zij bij overschrijding van de grens van de weg voldoen aan het bepaalde in lid 8.1 onder c;
  6. luifels en draagconstructies voor reclame, mits zij bij overschrijding van de weggrens voldoen aan het bepaalde in lid 8.1 onder c;
  7. hijsinrichtingen, laadbruggen, stortgoten, stort- en zuigbuizen die in enige stand de naar de weg gekeerde bouwgrens met ten hoogste 1,50 m overschrijden, mits zij niet lager zijn geplaatst dan 4,20 m boven de rijbaan;
  8. toegangen van bouwwerken, voor wat de hoogte boven de weg betreft, die de grens van de weg niet overschrijden;
  9. kelderingangen en kelderkoekoeken;
  10. bouwwerken waarvan de bovenzijde niet hoger is gelegen dan:
    1. de hoogte van de weg, voorzover de bouwwerken in de weg zijn gelegen;
    2. de terreinhoogte bij voltooiing van de bouw, voorzover de bouwwerken niet in de weg gelegen zijn.

7.3 Bestaande maten     

Voor een legaal bouwwerk dat op grond van de geldende bestemming is toegestaan, maar waarvan de bestaande situering, goot- en/of bouwhoogte, afstand, oppervlakte en/of inhoud afwijken van de bouwregels in dit plan:

  1. is de bestaande situering, goot- en/of bouwhoogte, afstand, oppervlakte en/of inhoud maatgevend;
  2. is herbouw uitsluitend mogelijk op dezelfde plaats;
  3. is het overgangsrecht in dit bestemmingsplan niet van toepassing.

7.4 Ondergronds bouwen     

In dit plan gelden de bouwregels uitsluitend voor het bovengronds bouwen; niet voor het ondergronds bouwen.

Artikel 8 Algemene gebruiksregels     

8.1 Verboden gebruik     

  1. Het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken in strijd met het plan. Onder verboden gebruik wordt in ieder geval verstaan gebruik als:
    1. voorziening voor een 24 uurs begeleidwonenvoorziening met zorgplekken voor dak- of thuislozen met een verslavingsproblematiek of justitieel verleden;
    2. het gebruiken van één of meer bouwwerken in een volkstuin ten behoeve van permanente bewoning;
    3. staan- en/of ligplaats voor wagens en/of onderkomens;
    4. opslagplaats voor onklare voer-, vlieg- en/of vaartuigen en/of onderdelen daarvan;
    5. opslagplaats voor gerede en/of ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, werktuigen, machines en/of onderdelen daarvan;
    6. stortplaats voor puin, mest- en/of afvalstoffen;
    7. seksinrichting, tenzij het “thuisprostitutie” betreft;
    8. verblijfsrecreatie en intensieve dagrecreatie;
    9. het racen en/of crossen met gemotoriseerde voertuigen of fietsen.
  2. Het bepaalde onder sub a is niet van toepassing op (tijdelijk) gebruik voor de realisering en/of handhaving van de bestemmingen of het normale onderhoud, gebruik en/of beheer van gronden en/of bouwwerken.

8.2 Afwijken verboden gebruik     

8.3 Toegestaan gebruik - opwekken duurzame energie     

Het opwekken van duurzame energie met behulp van zonnepanelen of andere voorzieningen op het dak door derden ten behoeve van de levering aan het distributienet is toegestaan.

Artikel 9 Algemene aanduidingsregels     

9.1 Milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied     

De gronden ter plaatse van de aanduiding"milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied" zijn, behalve de daar voorkomende bestemmingen, ook bestemd voor de waterwinning en de bescherming van de kwaliteit van het grondwater.

Artikel 10 Algemene afwijkingsregels     

Het bevoegd gezag kan, in uitzonderlijke gevallen, gemotiveerd bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan voor:

  1. het oprichten van bouwwerken van algemeen nut (zoals abri's, telefooncellen, transformatorhuisjes, gasregelstations en gasdrukstations en conmatics), mits de inhoud van elk van deze bouwwerken niet meer bedraagt dan 75 m3en de bouwhoogte ervan niet meer bedraagt dan 4 m;
  2. het overschrijden van de bouwregels inzake de goothoogte, de bouwhoogte en de (vloer)oppervlakte van gebouwen, met niet meer dan 10%;
  3. het overschrijden van de bouwregels inzake de bouwhoogte en de oppervlakte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met niet meer dan 10%;
  4. het in geringe mate aanpassen van het plan, teneinde enig onderdeel van het plan, zoals een bestemmingsgrens of een bouwgrens, te veranderen, als bij definitieve uitmeting en verkaveling blijkt, dat deze aanpassing in het belang van een juiste verwerkelijking van het plan gewenst of noodzakelijk is, en waarbij de grenzen met niet meer dan 3 m worden verschoven;
  5. het oprichten van masten voor mobiele (beeld)telefonie en zendmasten tot een bouwhoogte van maximaal 15 m;

Artikel 11 Algemene wijzigingsregels     

Burgemeester en wethouders kunnen, op grond van artikel 3.6 van Wet ruimtelijke ordening, het plan wijzigen voor:

  1. het in geringe mate aanpassen van het plan, teneinde enig onderdeel van het plan, zoals een bestemmingsgrens of een bouwgrens, te veranderen, als bij definitieve uitmeting of verkaveling blijkt, dat deze aanpassing in het belang van een juiste verwezenlijking van het plan gewenst of noodzakelijk is en de bestemmingsgrens niet meer dan 5 m en de bouwgrens niet meer dan 10 m worden verschoven;
  2. het oprichten van gebouwen van openbaar nut (zoals transformatorhuisjes en gemaalgebouwtjes) met een inhoud van maximaal 100 m3en een goothoogte van maximaal 4 m;
  3. het enigszins anders situeren en/of begrenzen van bouwvlakken, als dit voor de uitvoering van een bouwplan nodig mocht blijken, een en ander, mits de oppervlakte van het desbetreffende bouwvlak met niet meer dan 20% van het in het plan vastgelegde afwijkt;
  4. het geheel of gedeeltelijk verwijderen of wijzigen van een aanduidingsvlak als bedoeld in artikel 10 Algemene aanduidingsregels als vaststaat dat ter plaatse van de aanduiding, hetzij geen functie of waarde meer aanwezig is, hetzij de begrenzing functie of waarde veranderd is. Vooraf moet advies worden ingewonnen bij een ter zake deskundige.

Artikel 12 Overige regels     

Waar in dit plan wordt verwezen naar wettelijke regelingen wordt geduid op die regelingen, zoals zij luidden op het tijdstip van vaststelling van het bestemmingsplan, met dien verstande dat wanneer de beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, rekening wordt gehouden met die wijziging.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels     

Artikel 13 Overgangsrecht     

13.1 Overgangsrecht bouwwerken     

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

13.2 Afwijking     

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

13.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken     

Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

13.4 Overgangsrecht gebruik     

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

13.5 Persoonsgebonden overgangsrecht     

Indien toepassing van het in lid 13.4 opgenomen overgangsrecht gebruik zou kunnen leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen die op het tijdstip van de inwerkingtreding van de verordening grond en opstallen gebruikten in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan, kunnen burgemeester en wethouders met het oog op beëindiging op termijn van die met de verordening strijdige situatie, voor die persoon of personen dat overgangsrecht buiten toepassing laten.

Artikel 14 Slotregel     

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Uitbreiding Natuurbegraafplaats Slangenburg - 2021'.

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Doetinchem in de openbare raadsvergadering d.d. 30 september 2021

de griffier, de voorzitter,

2 Bijlagen bij regels     

1 Archeologische waarden

Archeologische waarden

2 Inrichtsplan

Inrichtsplan

1 Beheer en beplantingsplan

beheer en beplantingsplan

3 Toelichting     

3.1 Inleiding     

3.1.1 Aanleiding en doel     

De gemeente Doetinchem heeft het voornemen om de natuurbegraafplaats Slangenburg uit te breiden om voor de komende jaren te voorzien om ook begraven te kunnen worden in de natuur. Dit is nu ook al mogelijk op de huidige begraafplaats, deze bestemming zqal ook aangepast worden zie 2.1.2.

De gewenste toekomstige situatie is in strijd met het geldende bestemmingsplan. Een herziening van dat plan is daarom noodzakelijk. Daarom is het voorliggende bestemmingsplan Uitbreiding Natuurbegraafplaats Slangenburg - 2020 opgesteld. Vooruitlopend op de herziening van het bestemmingsplan in een ruimtelijke onderbouwing (ROB) opgesteld welke als bijlage 1 Ruimtelijke onderbouwing bij dit bestemmingsplan is opgenomen.

Bij het opstellen van bestemmingsplannen voor het grondgebied van de gemeente Doetinchem wordt in principe overal dezelfde plansystematiek gehanteerd. De bestemmingen en regels uit het voorliggende bestemmingsplan sluiten daardoor grotendeels aan op de bestemmingen en regels uit andere bestemmingsplannen. Daarmee wordt de rechtsgelijkheid en rechtszekerheid van de burgers vergroot.

3.1.2 Plangebied     

Het plangebied wordt begrensd door de begraafplaats Nutselaer, Kommendijk, beneden Slinge en Goorstraat. Een nadere beschrijving van het plangebied ie opgenomen in bijlage 1 Ruimtelijke onderbouwing.Bij deze herziening van het bestemmingsplan is het huidige deel natuurbegraafplaats meegenomen om zo een eensluidende bestemming natuur te maken, dit sluit aan op de wens om in de natuur begraven te kunnen voor eeuwig, en als zodanig te bestemmen. De huidige bestemming is 'Maatschappelijk - begraafplaats". Bij maatschappelijk zijn de mogelijkheden groter dan bij natuurbegraafplaats, zoals monumenten en zichtbare graven wat op de natuurbegraafplaats uiteindelijk niet zal zijn.

3.1.3 Geldende bestemmingsplannen     

Het bestemmingsplan Uitbreiding Natuurbegraafplaats Slangenburg - 2020 betreft een gedeeltelijke herziening van het bestemmingsplan "Buitengebied 2000 herziening 2002.

De werking van het bestemmingsplan Buitengebied 2000 herziening 2002 zal dan ook voor het plangebied komen te vervallen. Naast bestemmingsplan Buitengebied 2000 herziening 2002 gelden verder de volgende plannen;Parapluherziening parkeren 2018 en Parapluherziening buitengebied vastgesteld 6 juni 2009.

3.2 Planbeschrijving     

Voor de planbeschrijving zie hoofstuk 2 Planbeschrijving uit bijlage 1 Ruimtelijke onderbouwing Uitbreiding Natuurbegraafplaats Slangenburg

3.3 Beleidskader     

Voor het relevante overheidsbeleid zie hoofdstuk 4 Beleidskader uit bijlage 1 Ruimtelijke onderbouwing Uitbreiding Natuurbegraafplaats Slangenburg

3.4 Haalbaarheid     

Voor het relevante onderdeel Haalbaarheid zie hoofdstuk 5 Haalbaarheid uit bijlage 1 Ruimtelijke onderbouwing Uitbreiding Natuurbegraafplaats Slangenburg

3.5 Wijze van bestemmen     

3.5.1 Inleiding     

Dit bestemmingsplan is een nieuwe ontwikkeling waarin de ontwikkeling van in de natuur begraven te worden mogelijk wordt gemaakt. Duidelijk is voor welke doeleinden de grond en de gebouwen mogen worden gebruikt en wat er in nieuwe bebouwing wordt toegestaan. Dit biedt rechtszekerheid aan de burger. Het plan is daarom opgezet als een gedetailleerd bestemmingsplan.

3.5.2 Toelichting op de regels     

De regels bestaan uit de volgende onderdelen:

  • hoofdstuk 1: Inleidende regels;
  • hoofdstuk 2: Bestemmingsregels;
  • hoofdstuk 3: Algemene regels;
  • hoofdstuk 4: Overgangs- en slotregels.

3.5.2.1 Inleidende regels     

De inleidende regels omvatten de in de planregels gebruikte begripsomschrijvingen (artikel 1) en de wijze van meten (artikel 2). Hiemee is planspecifiek vastgelegd wat bedoeld wordt en hoe gemeten moet worden. Als een begrip niet omschreven is, dan geldt de algemeen gangbare uitleg van het begrip.

3.5.2.2 Bestemmingsregels     

In de bestemmingsregels zijn de regels voor de verschillende bestemmingen omschreven. Elke bestemmingsregel is, in overeenstemming met de RO-Standaarden 2012 waaronder de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (2012), in beginsel opgebouwd uit:

  • een bestemmingsomschrijving: een omschrijving van de doeleinden waarvoor de gronden zijn bestemd en de toegelaten bijbehorende bebouwing;
  • de bouwregels: deze bevatten de voorgeschreven maatvoering van de bouwwerken;
  • nadere eisen;
  • afwijken van de bouwregels;
  • specifieke gebruiksregels;
  • afwijken van de gebruiksregels;
  • omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden;
  • wijzigingsbevoegdheid.
3.5.2.2.1 Maatschappelijk     

Op de gronden met de bestemming “Maatschappelijk” zijn maatschappelijk voorziening voor samenkomst en bebouwing ten behoeve van natuurbegraafplaats toegestaan.

Daarnaast is binnen de bestemming "Maatschappelijk" ook ondergeschikte horeca mogelijk ten dienste van samenkomsten tijdens natuur begravenissen.

Binnen de bestemming zijn ruime bebouwingsmogelijkheden opgenomen.In het algemeen geldt dat de bebouwing binnen het bouwvlak gerealiseerd moet worden. Onder voorwaarden is daar voor bepaalde ondergeschikte bouwwerken een afwijking mogelijk.

Binnen het bouwvlak is een bebouwingspercentage opgenomen. Daarnaast is de maximale bouwhoogte opgenomen. Deze is gebaseerd op het bpuwplan en wenselijkheid.

3.5.2.2.2 Natuur     

De bestemming "Natuur" is toegekend aan die gebieden die onderdeel uitmaken van het Gelders Natuurnetwerk (GNN). Binnen de bestemming "Natuur" mag niet worden gebouwd (uitgezonderd openbare nutsgebouwtjes) en mogen geen verharde wegen en paden worden aangelegd. De gronden mogen worden gebruikt als wandel- en fietsgebied.

Ten behoeve van het behoud van de aanwezige natuurwaarden is een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (voorheen: aanlegvergunning) opgenomen welke nodig is voor het uitvoeren van bepaalde werken en werkzaamheden.

3.5.2.2.3 Waarde     

De dubbelbestemmingen “Waarde - Archeologie” en “Waarde - Archeologische verwachting 1, zijn eerder in de toelichting al uitgelegd. Zie paragraaf 5.9 Archeologie en cultuurhistorie

3.5.2.3 Algemene regels     

3.5.2.3.1 Anti-dubbeltelregel     

Deze standaardbepaling heeft als doel te voorkomen dat van ruimte die in een bestemmingsplan voor de realisering van een bepaald gebruik of functie is mogelijk gemaakt, na realisering daarvan, ten gevolge van feitelijke functie- of gebruiksverandering van het gerealiseerde, opnieuw ten tweede male zou kunnen worden gebruik gemaakt.

3.5.2.3.2 Algemene bouwregels     

In de algemene bouwregels is onder andere omschreven wanneer er geen verbod geldt voor het overschrijden van de bouw- en/of bestemmingsgrenzen voor bepaalde bouwdelen. Ook is omschreven wanneer het bevoegd gezag kan afwijken van bouw- en/of bestemmingsgrenzen.

De regeling voor bestaande maten is bedoeld voor legale bouwwerken die afwijken van de vastgestelde situering, goot- en/of bouwhoogte, afstand, oppervlakte en/of inhoud van de bouwregels in dit plan. De bestaande afwijking is daarmee toegestaan.

In het artikel 'Ondergronds bouwen' is aangegeven dat de opgenomen bouwregels zijn bedoeld voor bouwwerken boven de grond.

3.5.2.3.3 Algemene gebruiksregels     

De algemene gebruiksregel luidt dat het verboden is om gronden en opstallen te gebruiken in strijd met de bestemming. Hierbij zijn een aantal gebruiksvormen specifiek benoemd. Gebruik ten behoeve van de realisering en/of handhaving van de bestemming of het normale onderhoud van de gronden en/of bouwwerken wordt toegelaten.

3.5.2.3.4 Algemene aanduidingsregels     

In de algemene aanduidingsregels kunnen zo nodig de regels met betrekking tot één of meer gebiedsaanduidingen een plaats krijgen. De volgende algemene aanduidingsregels komen in dit bestemmingsplan voor:

Milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied

De gebiedsaanduiding "milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied" is bedoeld voor de waterwinning en de bescherming van de kwaliteit van het grondwater, ten behoeve van de drinkwatervoorziening. Als er werkzaamheden plaatsvinden die verboden zijn in de Omgevingsverordening Gelderland, dan moet de initiatiefnemer een melding doen bij de provincie Gelderland.

3.5.2.3.5 Algemene wijzigingsregels     

De algemene afwijkingsregel voorziet in de mogelijkheid om op ondergeschikte onderdelen af te wijken van de regels van het bestemmingsplan. Bijvoorbeeld voor kleine bouwwerken voor nutsvoorzieningen. De in het plan opgenomen algemene wijzigingsbevoegdheden laat meer ingrijpende afwijkingen toe en wordt daarom gekoppeld aan een zwaardere procedure dan die voor het verlenen van een afwijking van de bouw- en gebruiksregels.

De wijzigingsregels voorzien in de mogelijkheid om in voorkomende gevallen de bestemmingsgrens met maximaal 5 meter en de bouwgrens met maximaal 5 meter te verschuiven. Verder kan het plan gewijzigd worden om kleine gebouwen van openbaar nut op te richten en om bouwvlakken anders te situeren of uit te breiden. Voorwaarde daarbij is dat de oppervlakte van het gewijzigde bouwvlak met maximaal 20% van de oorspronkelijke oppervlakte toeneemt.

3.5.2.3.6 Verwezenlijking in de naaste toekomst     

De gronden die nodig zijn, zijn in eigendom van de gemeente Doetinchem BUHA

3.5.2.3.7 Overige regels     

Onder overige regels zijn die regels geplaatst die niet onder een andere regel zijn te vatten.

3.5.2.4 Overgangs- en slotregels     

In de loop van de tijd kan het gebruik van gronden of bouwwerken gaan afwijken van datgene wat mogelijk is op basis van het bestemmingsplan. In de overgangsregels wordt geregeld hoe met deze afwijking wordt omgegaan. Daar waar maten van bestaande legale bouwwerken op het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan meer bedragen dan is voorgeschreven in het nieuwe bestemmingsplan, gelden deze maten als gevolg van het in het bestemmingsplan neergelegde 'bestaande matenregeling' als maximum.

De naam van het plan wordt in de slotregel aangehaald.

3.6 Economische uitvoerbaarheid     

De gemeente is eigenaar en ontwikkelt dit terrein zelf. Met betrekking tot de plankosten, de ontwikkeling en beheer zijn budgetten aanwezig. De uiteindelijke aanleg gaat gepaard met het heffen van leges van grafrechten. Omdat deze inkomsten (leges) jaarlijks fluctueren bestaat er een voorziening begraafplaatsen. In jaren met een positief resultaat wordt de voorziening gevuld, in jaren met een negatief resultaat worden er extra middelen uit de voorziening onttrokken. De afgelopen jaren is de voorziening gestegen door extra inkomsten uit de natuurbegraafplaats. Hiermee is het niet nodig een exploitatieplan op te zetten noch een anterieure overeenkomst te sluiten. Er is geen risico op planschade die voor uitkering in aanmerking komt. Een planschadeovereenkomst is niet noodzakelijk omdat Buha BV zorgt voor de uitvoering van het plan en het beheer en de gemeente de gronden in eigendom heeft. Het plan is, gezien de opgave, economisch uitvoerbaar.

3.7 Procedure     

3.7.1 Algemeen     

Dit bestemmingsplan doorloopt de procedure als bedoeld in afdeling 3.2 van de Wet ruimtelijke ordening. Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing. Ook wordt het plan op grond van artikel 3.1.1. Besluit ruimtelijke ordening overlegd met de besturen van waterschap, provincie en Rijk. In dit hoofdstuk worden de resultaten van deze procedure en overleggen behandeld. De resultaten van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan worden niet toegevoegd aan dit hoofdstuk. Dit maakt onderdeel uit van het raadsvoorstel en -besluit omtrent de vaststelling.

3.7.2 Inspraak     

Voor het plan is, overeenkomstig de door het gemeentebestuur bekrachtigde werkafspraken, geen inspraak door de gemeente georganiseerd. BUHA heeft namens de eigenaar (Gemeente Doetinchem) het plan met de buurt besproken hebben het plan zelf in de buurt bekend gemaakt. Een verslag hiervan is als bijlage 9 bij deze toelichting gevoegd.Het zuidoosten geleggen perceel welke in het overleg met de buurt gepland was zal, geen onderdeel meer uitmaken van deze ontwikkeling (bijlage 9)

3.7.3 Overleg     

Het plan is op basis van artikel 3.1.1. Bro overlegd met de volgende instanties:

  • provincie Gelderland;
  • waterschap Rijn en IJssel;

Op basis van richtlijnen van de rijksoverheid is vooroverleg met deze instantie niet nodig. Er is geen rijksbelang dat hiertoe aanleiding geeft.

De provincie heeft aangegeven in te kunnen stemmen met het ontwerp bestemmingsplan.

Waterschap Rijn en IJssel heeft de volgende opmerking geplaatst:Dat in bijlage 7 (van de waterparagraaf) een 3 tal onderdelen niet helemaal juist en volledig izijn weergeven. Met name op de volgende onderdelen;

geen toename verharding staat in het plan, er is wel een toename van verharding ondanks sedumdak, maar voldoende infiltratie ronddom het palviljoen.

de beneden slinge staat vermeld in het plangebied, maar is inmiddels buiten het plangebied komen te liggen.

en over grondwaterstanden, zijn in bijlage 7 van de toelichting aangepast..

Deze onderdelen zijn aangepast zoals door waterschap Rijn en IJssel zijn aangegeven.

4 Bijlagen bij toelichting     

1 Ruimtelijke onderbouwing

Ruimtelijke onderbouwing

2 Inrichtingsplan

Inrichtingsplan

1 Beheer- en beplantingsplan

beheer- en beplantingsplan

3 Profiel west - oost

Profiel west - oost

4 Verkennend bodemonderzoek

Verkennend bodemonderzoek

5 Quickscan flora en fauna

Quickscan flora en fauna

6 Archeologisch vooronderzoek natuurbegraafplaats

Archeologisch vooronderzoek natuurbegraafplaats

7 Waterparagraaf

Waterparagraaf

8 Planschade rapport

planschade rapport

9 Inspraak

inspraak