|
het bestemmingsplan 'Augustinuspark Gaanderen - 2023' met identificatienummer NL.IMRO.0222.GaB004-0002 van de gemeente Doetinchem;
alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin gelegen bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten;
een beroep en/of bedrijf, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en waarbij het beroep en/of bedrijf een ruimtelijke uitwerking heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is (zie bijlage 2 Lijst van aan huis gebonden beroepen en/of bedrijven);
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
een woning die onderdeel uitmaakt van een blok van meer dan twee aaneengebouwde woningen, niet zijnde gestapelde woningen;
een bijbehorend bouwwerk dat met minimaal één gevel tegen de gevel van het hoofdgebouw is gebouwd. Dit op een zodanige wijze dat een rechtstreekse - voor mensen toegankelijke - interne verbinding tussen beide gebouwen mogelijk is;
erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen;
de regionaal (beleids)archeoloog of een andere door het bevoegd gezag aan te wijzen deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg;
een onderzoek gericht op het opsporen, waarderen en/of behouden van archeologische resten, al dan niet ex-situ, conform de cyclus van de Archeologische Monumentenzorg. Het onderzoek moet worden verricht door een dienst, bedrijf of instelling, gecertificeerd conform artikel 5.1 van de Erfgoedwet en werkend volgens de geldende kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie;
een gebied met een daaraan toegekende hoge, middelmatige of lage archeologische verwachting in verband met de kennis en wetenschap van de in dat gebied te verwachten overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;
een gebied met een daaraan toegekende archeologische waarde in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;
een percentage, dat de grootte van het deel van het bouwperceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd met gebouwen en andere bouwwerken geen gebouwen zijnde;
een aan de woonfunctie ondergeschikte toeristisch-recreatieve voorziening, gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt. Hieronder wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid of permanente kamerverhuur;
op het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan legaal aanwezig of op grond van een vergunning toegestaan;
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw of ander bouwwerk, met een dak;
opstaande kant van een dakgoot of dakrand, meestal uitgevoerd in hout of plaatmateriaal;
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
recreatie in de vorm van:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ter verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
het bedrijfsmatig verlenen van op publiek gerichte diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen (dus geen kantoor);
onderste horizontale lijn van een dakvlak dat geen goot heeft, bijvoorbeeld een rieten dak;
al dan niet bebouwd perceel of een gedeelte daarvan dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van dat gebruik van dat gebouw en het plan deze inrichting niet verbiedt;
een erker of een uitgebouwd venster is een in plattegrond recht-, drie-, veelhoekige of halfronde uitbreiding van een ruimte in een gebouw, die buiten de gevel uitsteekt en in open verbinding staat met de bedoelde ruimte. De buitenzijde bestaat uit (een borstwering en) raamconstructies (wanden die grotendeels bestaan uit glas);
de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was prostitutie aanbiedt, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend;
de kans om buiten een inrichting te overlijden als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is;
huisvesting in verband met mantelzorg wordt in dit plan aangemerkt als functioneel verbonden met het hoofdgebouw, een en ander zoals bedoeld in artikel 1, lid 4 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor);
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
een woning in een gebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat, al dan niet met de daarbij behorende bergingen;
stof zoals gedefinieerd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);
een erfafscheiding die niet bestaat uit bouwwerken maar uit groene hagen evt. bestaande uit meerdere plantensoorten;
de cumulatieve kans per jaar dat ten minste 10, 100 of 1.000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof of gevaarlijke afvalstof betrokken is;
gebouw, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
persoon of groep personen die een huishouden voert, waarbij sprake is van een onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan, die binnen een woning gebruik maakt van dezelfde voorzieningen;
het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of uitsluitend in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen;
een dakvorm die bestaat uit uitsluitend één dakvlak of dakschild, dat onder een zekere helling is aangebracht;
een afdak met een diepte van meer dan 0,75 m, bevestigd aan de gevel van een gebouw zonder directe verbinding met de grond;
intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond;
huurwoning als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, onder j van het Besluit ruimtelijke ordening;
een windturbine om windenergie op te wekken, deze staat op het dak van een gebouw;
een lijn van een bouwvlak, gekeerd naar de weg, die niet door gebouwen mag worden overschreden, behoudens krachtens deze regels toegelaten;
een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,20 m boven peil is gelegen;
een bouwwerk of een gedeelte van een bouwwerk, dat zich geheel onder het niveau van het maaiveld bevindt en daarmee niet gelijk ligt of erboven uit steekt;
weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, maar ook pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar toegankelijk gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer;
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;
risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of bestrijdingsmiddel betrokken is;
plaatsgebonden risicocontour waarbinnen de kans 1 op de 1.000.000 per jaar is dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of bestrijdingsmiddel betrokken is;
een vorm van prostitutie, waarbij de werving van klanten geschiedt door een prostituee, die door houding, gebaren, kleding of anderszins vanuit een vitrine de aandacht op zich vestigt en waarbij de seksuele handelingen in een voor het publiek besloten ruimte plaatsvinden;
een rechtopstaand bouwwerk geen gebouw zijnde dat aanmerkelijk hoger is dan breed voor de uiting van reclame;
denkbeeldige contour rondom een object (een bedrijf, buisleiding of weg), waarbinnen in geval van een calamiteit de bevolking ongewenste risico's loopt in de zin van doden en gewonden;
de aard, de omvang, de intensiteit, maar ook de ruimtelijke uitstraling van het gebruik en/of de functie van gronden en/of bouwwerken;
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden.
Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan:
al dan niet in combinatie met elkaar of in combinatie met een sekswinkel.
Thuisprostitutie en een escortbedrijf vallen niet onder het begrip seksinrichting.
een huurwoning zoals bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, onder d van het Besluit ruimtelijke ordening
een sociale koopwoning, volgens de Doelgroepenverordening betaalbare woningen gemeente Doetinchem 2023 (vastgesteld op 30 november 2023), bestaat uit de volgende categorieën:
met dien verstande dat als de gemeentelijke verordening wijzigt met gevolgen voor de maximale kooprijs vrij op naam, rekening wordt gehouden met de wijziging.
bij of op de weg behorende bouwwerken zoals verkeersgeleiders, abri's, zitbanken, reclamezuilen, bloembakken, ondergrondse vuilcontainers en cocons van vuilcontainers;
bij een terras behorende (semi-permanente) bouwwerken zoals terrasschermen, parasols en vlonders;
een vorm van prostitutie, waarbij de seksuele dienstverlening plaatsvindt op het woonadres van de prostituee en waarbij ook uitsluitend door deze prostituee op dit adres wordt gewerkt als prostituee;
een demontabel en/of relatief eenvoudig verwijderbaar gebouw voor huisvesting voor mantelzorg onder welke benaming ook aangeduid, doch in het spraakgebruik als woonunit wordt aangemerkt, bestaande uit één bouwlaag, geschikt en ingericht ten dienste van woon-, dag- en/of nachtverblijf;
een toegangspartij of een uitgebouwde toegang is een uitbreiding van de toegangsruimte (hal) van een gebouw, die buiten de gevel uitsteekt en al dan niet in open verbinding staat met die ruimte;
een woning die deel uitmaakt van een blok van maximaal twee aaneengebouwde woningen;
het afleggen van verantwoording over het genomen besluit om toename van het groepsrisico toe te staan. Hierbij moet aandacht worden besteed aan mogelijke alternatieven en risico reducerende maatregelen en het belichten van de mogelijkheid voor rampenbestrijding en hulpverlening;
vormen van vrijetijdsbesteding waarbij ook in overnachtingsmogelijkheden is voorzien;
de naar de openbare weg gekeerde gevel van een gebouw, of als het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;
een professionele dienstverlening, voornamelijk bestaande uit hoofdarbeid, waarbij gebruik wordt gemaakt van verworvenheden verkregen door een academische of een hogere beroepsopleiding (zie lijst bijlage 1 Lijst van vrije beroepsbeoefenaars);
een bijbehorend bouwwerk, dat vrij van het hoofdgebouw gebouwd is en in functioneel opzicht geen deel uitmaakt van het hoofdgebouw;
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden, woonwagens niet inbegrepen;
een voor bewoning bestemd gebouw dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst en op een daartoe bestemd perceel is geplaatst;
een kavel, waarop nutsvoorzieningen aanwezig zijn, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen;
ruimte(n) in een gebouw die geheel is (zijn) afgedekt met veelal schuine daken en die in functioneel opzicht deel uitmaakt (uitmaken) van de daaronder gelegen bouwlaag of bouwlagen;
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
de kortste afstand tussen enig punt van een bouwwerk en een perceelsgrens, de overdekte gebouwgebonden buitenruimten (dakoverstekken) tot 0,75 m niet meegerekend;
de som van de oppervlakten van alle op een perceel of een ander terrein gelegen gebouwen en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, 1 m boven peil neerwaarts geprojecteerd en buitenwerks gemeten;
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
van en tot de buitenkant van een zijgevel dan wel het hart van een gemeenschappelijke scheidingsmuur, met dien verstande dat wanneer de zijgevels niet evenwijdig lopen of verspringen, het gemiddelde wordt genomen van de kleinste en de grootste breedte;
de som van de horizontale vloeroppervlakten van de bouwlagen, met inbegrip van de daarbij behorende kantoren, magazijnen, werkplaatsen en overige dienstruimten, buitenwerks gemeten;
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
bij een 'half-ronde' of anderszins gebogen kapvorm, wordt de dakhelling berekend als
de hoek tussen de lijn die de goothoogte en het hoogste punt van het bouwwerk verbindt
ten opzichte van het horizontale vlak;
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen; bij afgeknotte schilddaken is de onderste goothoogte maatgevend, onder de voorwaarde dat de dakhelling van alle dakvlakken maximaal 60° is;
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen; de inhoud van een eventueel ondergronds bouwwerk niet meegerekend;
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
tussen de rand van het dakvlak, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
de som van de horizontale vloeroppervlakten van de voor bewoning bestemde vertrekken van een woning, waaronder mede moeten worden verstaan keukens, slaapvertrekken, gangen, toiletten, bad- en doucheruimten, zolders en vlieringen welke gebruikt worden als berging, maar ook inpandige of aangebouwde bergingen die op grond van het bestemmingsplan verbouwd mogen worden tot woonruimte, binnenwerks gemeten;
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
en bij de bestemming behorende bouwwerken en voorzieningen.
Op de in lid 3.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming 'Groen' worden gebouwd.
Voor het bouwen van gebouwen gelden de navolgende regels:
Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de navolgende regels:
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het bepaalde in lid 3.2, op gronden met de bestemming 'Groen' nadere eisen stellen met betrekking tot:
onder voorwaarde dat de nadere eisen niet op onevenredige wijze een doelmatig gebruik van gronden en bouwwerken in de weg staan.
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 sub c voor de aanleg van parkeervoorzieningen, onder voorwaarden dat:
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning op de gronden met de bestemming 'Groen' de navolgende werken en werkzaamheden uit te voeren of uit te doen voeren:
Geen omgevingsvergunning is vereist als:
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
en bij de bestemming behorende bouwwerken en voorzieningen.
Op de in lid 4.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming 'Verkeer' worden gebouwd.
Voor het bouwen van gebouwen op gronden met de bestemming 'Verkeer' gelden de navolgende regels:
Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde op gronden met de bestemming 'Verkeer' gelden de navolgende regels:
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het bepaalde in lid 4.2, op gronden met de bestemming 'Verkeer' nadere eisen stellen met betrekking tot:
onder voorwaarde dat de nadere eisen niet op onevenredige wijze een doelmatig gebruik van gronden en bouwwerken in de weg staan.
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.2 sub b voor de bouwhoogte van gebouwen tot maximaal 5 m, onder voorwaarden dat:
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.3 sub b voor de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde tot maximaal 30 m onder voorwaarden dat:
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
en bij de bestemming behorende bouwwerken en voorzieningen.
Op de in lid 5.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming 'Wonen' worden gebouwd.
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de navolgende regels:
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de navolgende regels:
In afwijking van het bepaalde in lid 5.2.3 sub c mogen aan het hoofdgebouw bijbehorende bouwwerken in de vorm van erkers en toegangspartijen vóór de voorgevel worden gebouwd, onder voorwaarden dat:
In afwijking van het bepaalde in lid 5.2.3 sub c mogen bijbehorende bouwwerken in de vorm van overkappingen voor de voorgevel worden gebouwd, onder voorwaarden dat:
Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de navolgende regels:
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het bepaalde in lid 5.2, op gronden met de bestemming 'Wonen' nadere eisen stellen met betrekking tot:
onder voorwaarde dat de nadere eisen niet op onevenredige wijze een doelmatig gebruik van gronden en bouwwerken in de weg staan.
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2.5 sub b tot een bouwhoogte van maximaal 6 m, als de stedenbouwkundige situatie ter plaatste zich er voor leent en onder de voorwaarde, dat de ruimtelijke uitwerking van de afwijking aanvaardbaar is.
Een als zodanig bestemde woning, inclusief eventueel aanwezige aangebouwde bijbehorende bouwwerken, mag ook worden gebruikt voor zowel een vrij beroep (bijlage 1 Lijst van vrije beroepsbeoefenaars) als een aan huis gebonden beroep en/of bedrijf (bijlage 2 Lijst van aan huis gebonden beroepen en/of bedrijven), in het laatste geval uitsluitend mits voldaan wordt aan de voorwaarden dat:
Aangebouwde bijbehorende bouwwerken mogen worden gebruikt voor de uitbreiding van de woonfunctie, onder voorwaarde dat:
In geval van bouw, uitbreiding of vervangende nieuwbouw en/of wijziging van gebruik moet worden voldaan aan de parkeernormen in de Nota parkeernormen 2024 Gemeente Doetinchem, zoals vastgesteld bij raadsbesluit van 28 maart 2024 (bijlage 3 Nota Parkeernormen 2024 Gemeente Doetinchem), met dien verstande dat wanneer deze nota gedurende de planperiode wordt gewijzigd, rekening wordt gehouden met die wijziging.
Onverminderd het bepaalde in artikel 11 wordt onder strijdig gebruik in ieder geval verstaan het gebruiken of het laten gebruiken van een bijbehorend bouwwerk als zelfstandige woning.
Tot een met de bestemming strijdig wordt in elk geval gerekend het gebruik en het in gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken ten behoeve van wonen zonder de aanleg en instandhouding van uitsluitend groene erfafscheidingen binnen de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - erfafscheiding'.
Binnen de in lid 5.1 omschreven bestemming is van het totaal aantal woningen genoemd ten minste:
met dien verstande dat wanneer de Doelgroepenverordening betaalbare woningen gemeente Doetinchem 2023 (vastgesteld op 30 november 2023) gedurende de planperiode wordt gewijzigd rekening wordt gehouden met die wijziging.
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.5.1 sub f voor het toelaten van een beroep en/of bedrijf aan huis, dat naar aard, omvang en hinder gelijk te stellen is met één of meer in bijlage 2 Lijst van aan huis gebonden beroepen en/of bedrijven opgenomen Lijst van aan huis gebonden beroepen en/of bedrijven, onder de voorwaarde, dat de ruimtelijke uitwerking van de afwijking aanvaardbaar is.
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.5.1, sub c en lid 5.5.2 voor het gebruik van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk voor een aan huis gebonden beroep en/of bedrijf dan wel de uitbreiding van de woonfunctie tot een afstand tot minimaal 3 m tussen het bouwwerk en de achterste bouwperceelsgrens, onder de voorwaarden dat:
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.5.1 en een aan huis gebonden beroep en/of bedrijf toestaan in een vrijstaand bijbehorend bouwwerk:
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
met in achtneming van de instandhouding van de voor de in de Doelgroepenverordening betaalbare woningen gemeente Doetinchem 2023 (vastgesteld op 30 november 2023) omschreven doelgroepen en vastgesteld tijdvak. Met dien verstande dat wanneer de Doelgroepenverordening betaalbare woningen gemeente Doetinchem 2023 (vastgesteld op 30 november 2023) gedurende de planperiode wordt gewijzigd rekening wordt gehouden met die wijziging.
De voor 'Woongebied - Uit te werken' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
en daarbij bijbehorende bouwwerken en voorzieningen.
Burgemeester en wethouders moeten, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, de in 6.1 bedoelde gronden met de bestemming 'Woongebied - Uit te werken' uitwerken.
De uitwerking passend is binnen de bestaande ruimtelijke structuur en aansluit op de stedenbouwkundige visie zoals beschreven in bijlage 4 Stedenbouwkundige visie 'Het Augustinuspark ''Wonen aan de rivierduinen'' Gaanderen'.
Qua maatvoering geldt voor gestapelde woningen dat de bouwhoogte maximaal 11 meter mag bedragen. Voor vrijstaande, twee-onder-één-kap en aaneengebouwde woningen geldt een bouwhoogte van maximaal 11 meter en een goothoogte van maximaal 7 meter.
Van de in lid 6.1 sub a benoemde woningen is ten minste:
met dien verstande dat wanneer de Doelgroepenverordening betaalbare woningen gemeente Doetinchem 2023 (vastgesteld op 30 november 2023) gedurende de planperiode wordt gewijzigd rekening wordt gehouden met die wijziging.
het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
met in achtneming van de instandhouding van de voor de in de Doelgroepenverordening betaalbare woningen gemeente Doetinchem 2023 (vastgesteld op 30 november 2023) omschreven doelgroepen en vastgesteld tijdvak. Met dien verstande dat wanneer de Doelgroepenverordening betaalbare woningen gemeente Doetinchem 2023 (vastgesteld op 30 november 2023) gedurende de planperiode wordt gewijzigd rekening wordt gehouden met die wijziging.
Ten aanzien van het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels:
Alvorens het bevoegd gezag beslist over een vergunning als bedoeld in lid 7.2.1 sub a, wint het advies in bij de archeologisch deskundige.
Het bepaalde onder lid 7.2.1 sub a geldt niet als:
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het bepaalde in lid 7.2 , nadere eisen stellen ten aanzien van:
als uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond ('in situ') te behouden.
Onverminderd het in de Erfgoedwet bepaalde is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende andere werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
Het in lid 7.4.1 opgenomen verbod geldt niet:
Ten aanzien van de in lid 7.4.1 genoemde vergunning gelden de volgende beoordelingscriteria:
Het bevoegd gezag kan aan de omgevingsvergunning voorschriften verbinden, waaronder;
Burgemeester en wethouders kunnen, op grond van artikel 3.6 van Wet ruimtelijke ordening, het plan wijzigen door:
Ten aanzien van het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels:
Alvorens het bevoegd gezag beslist over een vergunning als bedoeld in lid 8.2.1 sub a, wint het advies in bij de archeologisch deskundige.
Het bepaalde onder lid 8.2.1 sub a geldt niet als:
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het bepaalde in lid 8.2, nadere eisen stellen ten aanzien van:
als uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond ('in situ') te behouden.
Onverminderd het in de Erfgoedwet bepaalde is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende andere werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
Het in lid 8.4.1 opgenomen verbod geldt niet:
Ten aanzien van de in lid 8.4.1 genoemde vergunning gelden de volgende beoordelingscriteria:
Het bevoegd gezag kan aan de omgevingsvergunning voorschriften verbinden, waaronder;
Burgemeester en wethouders kunnen, op grond van artikel 3.6 van Wet ruimtelijke ordening, het plan wijzigen door:
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Het verbod tot bouwen met overschrijding van de bouw- en/of bestemmingsgrenzen is niet van toepassing met betrekking tot:
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.1 voor het overschrijden van bouw- en/of bestemmingsgrenzen met ten hoogste 2 m, als het betreft:
Voor een legaal bouwwerk dat op grond van de geldende bestemming is toegestaan, maar waarvan de bestaande situering, goot- en/of bouwhoogte, afstand, oppervlakte en/of inhoud afwijken van de bouwregels in dit plan:
Het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken in strijd met het plan.
Het opwekken van duurzame energie met behulp van zonnepanelen of andere - op grond van de bestemmingsregels geoorloofde - voorzieningen op het dak is toegestaan.
De in lid 4.1 en 5.1 omschreven bestemming mag slechts gerealiseerd worden en vervolgens in stand worden gehouden nadat door GS van de Provincie Gelderland een omgevingsvergunning flora- en fauna – activiteit is verleend en de daarin opgenomen eventuele maatregelen (mitigerend en/of compenserend zijn gerealiseerd en in stand worden gehouden.
Het is ter plaatse van de aanduiding 'Overige zone - nieuwe risicobronnen uitgesloten' verboden om:
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 12.1.1 en de vestiging van een nieuwe of uitbreiding van een bestaande risicobron toestaan, onder voorwaarden dat:
Het bevoegd gezag kan, in uitzonderlijke gevallen, gemotiveerd bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan voor:
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan voor:
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van in de in artikel 5.5.5, 11.3 en 11.4 opgenomen voorwaardelijke verplichting onder voorwaarden dat:
Burgemeester en wethouders kunnen, op grond van artikel 3.6 van Wet ruimtelijke ordening, het plan wijzigen voor:
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
.
.
.
Lijst van vrije beroepsbeoefenaars
Lijst van aan huis gebonden beroepen en/of bedrijven
Stedenbouwkundige visie 'Het Augustinuspark ''Wonen aan de rivierduinen'' Gaanderen'
Artikel X Waarde - Archeologie
Gebiedstypen
In 2020 heeft de gemeente Doetinchem onderzocht welke mogelijke woningbouwlocaties er in Gaanderen zijn. Eén van de locaties die uit het onderzoek naar voren kwam om nader te onderzoeken is het perceel van de Augustinusschool aan de Van Damstraat in Gaanderen. In juli 2021 heeft het college opdracht gegeven om de woningbouwmogelijkheden op dit perceel te onderzoeken. Ook is het aangrenzende Sint Jozefterrein, in eigendom van Sensire, hierin meegenomen. Dit heeft in december 2021 geleid tot een GO van het college voor de uitwerking van een herontwikkeling op de Augustinuslocatie in Gaanderen ten behoeve van woningbouw.
Woningbouw op deze locatie past niet in het geldende bestemmingsplan 'Stedelijk gebied - 2021'. Om deze ontwikkeling mogelijk te maken is een herziening van het geldende bestemmingsplan nodig. Daarom is het bestemmingsplan 'Augustinuspark Gaanderen - 2023' opgesteld.
Het plangebied van voorliggend bestemmingsplan wordt begrensd door:
Plangebied (Globaal in het rood omlijnd)
Kadastraal bestaat het plangebied uit de volgende percelen:
Ligging plangebied in Gaanderen (Globaal in het rood omlijnd)
Luchtfoto plangebied richting het noorden
Voor het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Stedelijk gebied - 2021' vastgesteld op 24 juni 2021 door de raad van de gemeente Doetinchem. In dit bestemmingsplan heeft het plangebied de bestemming 'Maatschappelijk'. Er zijn twee bouwvlakken opgenomen elk met een maximum bebouwingspercentage van 70%. Binnen het plangebied gelden de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologische verwachting 2' en 'Waarde - Archeologische verwachting 3'. Verder is de gebiedsaanduiding 'overige zone - nieuwe risicobronnen uitgesloten' opgenomen.
Uitsnede plankaart bestemmingsplan 'Stedelijk gebied - 2021'
De toelichting van dit bestemmingsplan is opgebouwd in zeven hoofdstukken. Na dit inleidende hoofdstuk volgt in hoofdstuk 2 een beschrijving van het plan. In hoofdstuk 3 is het beleidskader opgenomen dat van toepassing is op dit bestemmingsplan. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de haalbaarheid en bijbehorende randvoorwaarden zoals milieuaspecten en waterhuishouding. In hoofdstuk 5 worden de juridische aspecten nader toegelicht. Er wordt beschreven hoe de verbeelding en de planregels zijn opgebouwd en welke bestemmingen er in het plan voorkomen. In hoofdstuk 6 wordt ingegaan op de economische uitvoerbaarheid van het plan. Tot slot geeft hoofdstuk 7 de doorlopen procedure weer.
De ontwikkeling bestaat uit twee delen. Namelijk de voormalige Augustinusschool (nummer 1 op onderstaande kaart) en het Sint Jozef terrein (nummer 1a op onderstaande kaart). Voor het plangebied is de stedenbouwkundige visie 'Het Augustinuspark ''Wonen aan de rivierduinen'' Gaanderen' opgesteld. De stedenbouwkundige visie is uitgewerkt in voorliggend bestemmingsplan. Voor de locatie Augustinusschool (nr. 1) is dit vertaald in een globaal bestemmingsplan met een direct bouwrecht. En voor het Sint Jozef terrein (1A) is het vertaald in een uitwerkingsplicht.
Plangebied verdeeld in de voormalige Augustinusschool (1) en Sint Jozefterrein (1A)
De stedenbouwkundige visie 'Het Augustinuspark ''Wonen aan de rivierduinen'' Gaanderen' is opgesteld aan de hand van de volgende 10 vertrekpunten.
De stedenbouwkundige visie is als bijlage 1 Stedenbouwkundige visie Het Augustinuspark Gaanderen bij deze toelichting gevoegd. Hierin wordt ook nader ingegaan op de vertrekpunten.
Deze vertrekpunten hebben geresulteerd in het schetsontwerp 'Het Augustinuspark'
In het 'Het Augustinuspark' is er ruimte voor een woningbouwprogramma naar behoefte. In Gaanderen is behoefte aan alle segmenten maar vooral aan betaalbare koopwoningen, toegankelijke woningen en appartementen. Het woningbouwprogramma moet ook voldoen aan het programma zoals opgenomen in de 'Woonvisie Doetinchem 2023-2036'. Dit programma schrijft het volgende voor:
In het schetsontwerp is er dan ook ruimte voor de volgende woningen:
Voor de locatie van de voormalige Augustinusschool zijn maximaal 30 woningen gepland.
Naast de stedenbouwkundige visie is een beeldkwaliteitsplan opgesteld. In dat beeldkwaliteitsplan zijn de ontwerpprincipes opgenomen voor het ontwikkelen van de toekomstige bebouwing, de woonomgeving en de openbare ruimte. Daarbij wordt op verschillende onderwerpen ingegaan. Zoals architectuur, duurzaamheid, natuurinclusief bouwen en globale regels voor het inrichten van de verschillende typen kavels. Het beeldkwaliteitsplan wordt separaat aan de gemeenteraad ter besluitvorming voorgelegd. Met de bedoeling dat het beeldkwaliteit onderdeel wordt van het welstandsbeleid. Daarmee kan bij de beoordeling van een omgevingsvergunning toetsing plaatsvinden aan het beeldkwaliteitsplan (als onderdeel van het welstandbeleid). In voorliggend bestemmingsplan zijn op basis van het stedebouwkundigplan regels opgenomen die betrekking hebben op o.a. bouwhoogten, mate van bebouwing en situering van bebouwing. Dit sluit aan bij de reikwijdte van het bestemmingsplan dat zich beperkt tot een goede ruimtelijke ordening en daarmee ruimtelijk relevante aspecten. Door het beeldkwaliteitsplan onderdeel te laten zijn van het welstandbeleid kan toetsing plaatsvinden op welstandsaspecten van bebouwing.
In dit hoofdstuk komt het overheidsbeleid aan de orde dat, gezien aard van het voorliggende bestemmingsplan, direct van invloed is op het voorliggende bestemmingsplan. Uit onderzoek blijkt dat de volgende beleidsstukken niet van invloed zijn:
Deze plannen zijn daarom ook niet verder toegelicht in dit plan. Het beleid dat wel van invloed is op het bestemmingsplan is in dit hoofdstuk verwoord en afgewogen.
De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) biedt een duurzaam perspectief voor de Nederlandse leefomgeving. Hiermee moet ingespeeld worden op de grote uitdagingen die te wachten staan. De NOVI biedt een kader, geeft richting en maakt keuzes waar dat kan. Tegelijkertijd is er ruimte voor regionaal maatwerk en gebiedsgerichte uitwerking. Omdat de verantwoordelijkheid voor het omgevingsbeleid voor een groot deel bij provincies, gemeenten en waterschappen ligt, kunnen inhoudelijke keuzes in veel gevallen het beste op regionaal niveau worden gemaakt.
Met de NOVI zet de Rijksoverheid een proces in gang waarmee keuzes voor onze leefomgeving sneller en beter gemaakt kunnen worden. Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie inbeeld. In de NOVI benoemt het Rijk 21 nationale belangen voor het omgevingsbeleid, inclusief de opgaven en de rol van het Rijk in het realiseren van deze opgaven. Deze opgaven komen samen in vier prioriteiten:
De druk op de fysieke leefomgeving in Nederland is zo groot, dat belangen soms botsen. Het streven vanuit de NOVI is om combinaties te maken en win-win situaties te creëren. In sommige gevallen moeten belangen worden afgewogen en scherper keuzes worden gemaakt. Hiertoe gebruikt de NOVI drie afwegingsprincipes:
Onderzoek en conclusie
Voorliggend bestemmingsplan maakt de ontwikkeling van woningen mogelijk aansluitend bij de aanwezige woningbehoefte. Die ontwikkeling sluit tegelijkertijd aan bij en maakt gebruik van de kenmerken/identiteit van het plangebied, waarmee een goede balans wordt nagestreefd tussen bescherming van de aanwezige kwaliteiten en ontwikkeling van het plangebied als woongebied. Daarnaast wordt op verschillende manieren rekening gehouden met maatregelen getroffen in het kader van de klimaatverandering en energietransitie. Er bestaat dan ook geen strijdigheid tussen de NOVI en voorliggend bestemmingsplan. Ook omdat met voorliggend bestemmingsplan geen lokale ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt waarmee rijksbelangen zijn gemoeid.
Het Rijk legt met het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), de nationale ruimtelijke belangen juridisch vast. Enerzijds betreft het de belangen die reeds in de (ontwerp-) AMvB Ruimte uit 2009 waren opgenomen en anderzijds is het Barro aangevuld met onderwerpen uit de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). Het besluit is op 30 december 2011 in werking getreden.
Onderwerpen waarvoor het Rijk ruimte vraagt zijn de mainportontwikkeling van Rotterdam, bescherming van de waterveiligheid in het kustfundament en in en rond de grote rivieren, bescherming en behoud van de Waddenzee en enkele werelderfgoederen, zoals de Beemster, de Nieuwe Hollandse Waterlinie en de Stelling van Amsterdam en de uitoefening van defensietaken. Ter bescherming van deze belangen zijn reserveringsgebieden, begrenzingen en vrijwaringszones opgenomen. In het besluit is aangegeven op welke wijze bestemmingsplannen voor deze gebieden moeten zijn ingericht. Indien geldende bestemmingsplannen niet voldoen aan het Barro dan moeten deze binnen drie jaar na inwerkingtreding van het besluit zijn aangepast. Bij besluit van 28 augustus 2012 (inwerking getreden op 1 oktober 2012) is het Barro aangevuld met de ruimte vraag voor de onderwerpen hoofdinfrastructuur (reserveringen voor hoofdwegen en landelijke spoorwegen en vrijwaring rond Rijksvaarwegen), de elektriciteitsvoorziening, het regime van de herijkte ecologische hoofdstructuur en waterveiligheid (bescherming van primaire waterkeringen en bouwbeperkingen in het IJsselmeergebied).
Onderzoek en conclusie
Het Barro doet geen specifieke uitspraken over zaken die in voorliggend bestemmingsplan worden geregeld en bevat dan ook geen regels die van toepassing zijn op voorliggend bestemmingsplan.
De Ladder voor duurzame verstedelijking (verder: 'de Ladder') is ingericht voor een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten. De uitgangspunten hierbij zijn dat de ontwikkeling voorziet in een behoefte, en dat de ontwikkeling in eerste instantie in bestaand stedelijk gebied wordt gerealiseerd.
Artikel 3.1.6 lid twee Bro omschrijft de ladder als volgt:
'De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.'
Voor de Ladder is dus een onderzoek nodig dat uit drie stappen bestaat:
De toepassing van de Ladder is mede bepaald door uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRS). De ABRS heeft in een 'overzichtsuitspraak' op 28 juni 2017 op een rij gezet hoe de Ladder gebruikt moet worden. Hiermee wordt houvast geboden aan de rechtspraktijk.
Het bestemmingsplan bestaat uit twee deelgebieden, namelijk de 'voormalige Augustinusschool' en het 'Sint Jozefterrein'. In deze paragraaf onder 'onderzoek' wordt het deelgebied 'voormalige augustinusschool' getoetst aan de ladder. In dit bestemmingsplan is het deelgebied 'Sint Jozefterrein' als 'Woongebied - Uit te werken' bestemd, dus een uitwerkingsplicht. Volgens artikel 3.6.1 lid 3 Bro kan de ladder dan verschoven worden naar de toelichting van het uitwerkingsplan. Om de uitvoerbaarheid te garanderen van de uitwerkingsplicht worden hierover regels opgenomen in de uit te werken bestemming.
Onderzoek
a. Is sprake van een 'nieuwe stedelijke ontwikkeling'?
De laddertoets geldt alleen voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen. Artikel 1.1.1 Bro definieert een stedelijke ontwikkeling als 'een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen'.
Het voorliggende bestemmingsplan voorziet in maximaal 30 woningen binnen bestaand stedelijk gebied. Gezien de hoeveelheid woningen is er sprake van een 'stedelijke ontwikkeling'. Voor woningbouwlocaties geldt namelijk op basis van jurisprudentie dat vanaf 12 woningen in beginsel sprake is van een stedelijke ontwikkeling. Daarmee staat echter nog niet vast dat ook aan de Ladder moet worden getoetst. Er moet ook worden onderzocht in hoeverre de ontwikkeling ook kan worden aangemerkt als een 'nieuwe stedelijke ontwikkeling en of sprake is van nieuw ruimtebeslag, zo blijkt uit jurisprudentie. Er is volgens de Afdeling sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling als een plan voorziet in een nieuw ruimtebeslag. Het geldende planologisch regime, het bestemmingsplan 'Stedelijk gebied - 2021', staat binnen het deelgebied van de 'voormalige Augustinusschool' bebouwing toe met de bestemming 'Maatschappelijk'. Het ruimtebeslag zal door de voorgenomen ontwikkeling veranderen, zij het dat de wijzigingen beperkt zijn. Hoewel zou kunnen worden betoogd dat de ladder op deze ontwikkeling formeel wellicht niet van toepassing is, volgt uit jurisprudentie dat de behoefte aan de ontwikkeling in het kader van de uitvoerbaarheid alsnog dient te worden onderbouwd. Om die reden wordt hierna toch ingegaan op die behoefte aan de hand van de ladder.
Nu sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling dient de behoefte aan deze ontwikkeling te worden aangetoond. Er is sprake van de realisatie van 30 woningen in de vorm van rijwoningen, rug-aan-rug woningen, appartementen en 2-onder-1-kapwoningen. In de huidige situatie is er sprake van een voormalige school. Het aantal woningen op het terrein zal dus toenemen. De gemeenteraad heeft op 20 april 2023 de 'Woonvisie 2023-2036' vastgesteld. Het woningbouwprogramma uit de woonvisie is opgenomen in de regionale woonagenda en vastgelegd in de woondeal met de provincie en het rijk. De ontwikkeling van de voormalige Augustinusschool speelt in op de behoefte zoals beschreven in de woonvisie.
b. Vindt de ontwikkeling plaats buiten bestaand stedelijk gebied?
Als er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling die buiten bestaand stedelijk gebied wordt gerealiseerd, moet uitgebreid worden gemotiveerd waarom deze ontwikkeling niet mogelijk is binnen bestaand stedelijk gebied. Het bestaand stedelijk gebied is in het Bro gedefinieerd als 'het bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, en ook de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur'.
Het plangebied is gelegen binnen het bestaand stedelijk gebied van Gaanderen. Het plan voorziet in een herstructurering van bebouwing, de school wordt gesloopt en er worden woningen gebouwd. Er is dus geen sprake van een ontwikkeling buiten het bestaand stedelijk gebied. Daarmee is de toetsing aan de ladder gedaan en akkoord.
Onderzoek en conclusie
De ontwikkeling voldoet aan de Ladder voor duurzame verstedelijking. Het plan voorziet in de woonbehoefte en wordt ontwikkeld in bestaand stedelijk gebied.
In de Nationale Woon- en Bouwagenda (vastgesteld 11 maart 2022) worden de oorzaken van de wooncrisis, de doelstellingen en de programmatische aanpak voor de komende jaren geschetst. Het doel van de Nationale Woon- en Bouwagenda is het bevorderen van de beschikbaarheid, betaalbaarheid en kwaliteit van het woningaanbod in Nederland. De beschikbaarheid van een passende woning staat voor veel mensen onder druk: mensen zijn onvoldoende in staat om snel een woning te vinden die bij hen past. Dit hangt sterk samen met de betaalbaarheid van wonen: veel mensen hebben moeite met hun woonlasten of kunnen geen voor hen betaalbare woning vinden. Daarnaast is de kwaliteit in toenemende mate een probleem: veel woningen passen niet bij de levensfase of woonbehoefte, zijn niet duurzaam of staan in een wijk waar sprake is van slecht onderhoud of waar de kwaliteit van de leefomgeving onder druk staat.
Het doel is om te groeien naar het realiseren van 100.000 woningen per jaar. Het lange termijn doel is om 900.000 woningen tot en met 2030 te realiseren. Van de nieuwe huur- en koopwoningen is het streven twee derde betaalbare woningen, waarvan de helft door corporaties wordt gebouwd. Om de al in gang gezette woningbouwprojecten geen vertraging te laten oplopen door nieuwe betaalbaarheidsvereisten, zal dit streven gelden voor nieuwe projecten. De minister heeft in regionale woondeals met provincies en gemeenten de afspraken verder vastgelegd.
Onderzoek en conclusie
Het woningbouwprogramma voldoet aan de 'Woonvisie 2023-2036' van de gemeente Doetinchem. Deze woonvisie sluit aan bij de Nationale Woon- en bouwagenda. Het gewenste programma vanuit de 'Woonvisie 2023-2036' is opgenomen in de regionale woonagenda en vastgelegd in de woondeal met de provincie en het rijk.
De Omgevingsvisie Gaaf Gelderland is op 19 december 2018 door Provinciale Staten van Gelderland vastgesteld en in werking getreden op 1 maart 2019. De visie beschrijft de lange termijn ambities en beleidsdoelen voor de fysieke leefomgeving in Gelderland. Samen met de Omgevingsverordening heeft de provincie al vooruit gelopen op de Omgevingswet. Deze wet biedt meer ruimte voor initiatieven en ontwikkelingen in het fysieke domein, in samenspraak met de omgeving. De provincie streeft naar een gezond, veilig, schoon en welvarend Gelderland. Dit wil de provincie bereiken door de focus te leggen op een duurzaam, verbonden en economisch krachtig Gelderland. Hiervoor zijn zeven ambities benoemd om richting te geven:
1. Energietransitie
Gelderland is in 2050 klimaatneutraal. Dit bereiken we door grootschalige besparing
en opwekking uit verschillende duurzame bronnen van energie, zoals wind, zon, waterkracht,
biomassa en bodemenergie. Innovatie en het uitrollen van bewezen technieken wordt
gestimuleerd. Als tussendoel realiseert Gelderland in 2030 55% broeikasgasreductie.
2. Klimaatadaptatie
Gelderland is in 2050 klimaatbestendig. We zijn goed voorbereid en toegerust op de
gevolgen van klimaatverandering: wateroverlast, droogte, hittestress en overstromingsgevaar.
In 2020 heeft de provincie, samen met partners, de risico's en kansen van het veranderen
klimaat in beeld gebracht en strategieën opgesteld die leidraad zijn voor ons handelen.
3. Circulaire economie
Gelderland wordt de eerste afval-loze provincie in Nederland. Afval bestaat niet meer;
er zijn alleen nog grondstoffen die blijvend hun waarde behouden in de schone industrie.
Om dit te bereiken is in 2030 het gebruik van primaire grondstoffen in Gelderland
met 50% teruggebracht.
4. Biodiversiteit
In 2050 gaat het goed met de biodiversiteit in Gelderland. Er wordt natuur-inclusief
gewerkt. Biodiversiteit wordt overal waar mogelijk versterkt en ingepast, óók buiten
de specifiek als natuur aangewezen gebieden. In 2030 is 75% van de Europese doelen
van de vogel- en habitatrichtlijn behaald.
5. Bereikbaarheid
In 2050 is de groei van de mobiliteit op een slimme manier opgevangen en verplaatsen
mensen in Gelderland zich veilig, snel, betaalbaar en klimaatneutraal. Snel en veilig
internet fungeert daarbij als alternatief voor fysieke verplaatsingen. In 2050 is
het netwerk voor goederenvervoer in Gelderland toegankelijk, duurzaam en klimaatneutraal.
In 2030 is al ons busvervoer zonder uitstoot en is 35% van het totaal aantal verplaatsingen
met de fiets.
6. Vestigingsklimaat
De concurreerde positie van Gelderland binnen het internationale stedelijke netwerk
van Amsterdam, Brussel en Keulen wordt verder versterkt. Om onderscheidend te blijven,
halen we in 2050 maximaal profijt uit de unieke combinatie van stedelijke en groene
kwaliteiten. In 2050 zijn alle werklocaties in Gelderland duurzaam ingericht qua energie,
klimaatbestendigheid en logistieke en productiestromen. Gelderland is hierin koploper
van Nederland.
7. Woon- en leefklimaat
Gelderland heeft een aanbod aan woningtypen en woonmilieus passend bij de diversiteit
aan woningvraag; voor iedereen passende, duurzame woning. We benutten de bestaande
bebouwde omgeving optimaal met voldoende ruimte voor klimaat adaptieve maatregelen.
Alle nieuwbouw wordt aardgasloos aangelegd en zoveel mogelijk circulair gebouwd. In
2035 zijn alle (bestaande) wijken van het aardgas. Woningen in Gelderland zijn in
2050 klimaatneutraal.
Met vier 'spelregels' of 'doe-principes' - doen, laten, zelf en samen - wordt er werking aan gegeven. Dit is het kader waarbinnen de provincie wil werken en afwegingen wil maken.
Themakaarten Daarnaast zijn een aantal themakaarten onderdeel van de omgevingsvisie waar specifiek beleid in is vastgelegd. Deze hebben betrekking op de volgende hoofdonderwerpen:
Voor de uitvoering van de omgevingsvisie zijn tevens drie beleidsdocumenten vastgesteld:
Onderzoek
Woon -en leefklimaat en energietransitie
Voorliggend bestemmingsplan maakt de realisatie van verschillende woningtypen (rijwoning,
rug-aan-rugwoningen, twee-onder-een-kapwoning, en appartementen) mogelijk. Vanzelfsprekend
worden de woningen conform huidige wet- en regelgeving aardgasloos gebouwd. Daarnaast
wordt ook ruimte geboden voor zonnepanelen om de duurzame opwek van energie te faciliteren. Daarmee draagt de ontwikkeling bij aan de invulling van de (duurzame) woningvraag.
Klimaatadaptatie en biodiversiteit
In het plan wordt hemelwater lokaal opgevangen en geïnfiltreerd. De parkeerplaatsen
worden aangelegd met graskeien. En de paden in halfverharding. Dit zorgt ervoor dat
neerslag beter kan infiltreren in de ondergrond. Dit draagt bij aan het voorkomen
van de risico's van klimaatverandering zoals wateroverlast of droogte.
In het plan blijven bestaande bomen deels behouden en worden er nieuwe bomen aangeplant. De basis voor de stedenbouwkundige visie is de ondergrond van het plangebied als rivierduin. Door de sfeer van de rivierduinen te behouden worden de woningen gesitueerd in een openbare parkstructuur. Hierdoor is er ook ruimte voor beplantingsvlakken passend bij de rivierduinen. Het groene karakter van het plan draagt bij aan het verminderen en voorkomen van hittestress. Één van de gevolgen van klimaatverandering. Daarnaast draag dit bij aan de biodiversiteit in het plangebied.
Themakaarten
Het plangebied maakt alleen onderdeel uit van de themakaart ruimtelijk beleid als
zijnde 'aandachtsgebied windenergie' en van de themakaart waterbeleid als zijnde 'intrekgebieden'
maar dat is inzake de voorliggende ontwikkeling niet relevant.
Conclusie
Geconcludeerd kan worden dat voorliggend bestemmingsplan c.q. de ontwikkeling aansluit
bij de ambities van de provincie Gelderland zoals die zijn opgenomen in de Omgevingsvisie.
En in samenhang daarmee kan de conclusie worden getrokken dat de ontwikkeling de totale
opgave om te verduurzamen niet groter maakt.
De Omgevingsverordening is op 19 december 2018 door Provinciale Staten van Gelderland vastgesteld en in werking getreden op 1 maart 2019. Nadien is de verordening een aantal keren op onderdelen geactualiseerd. Getoetst is aan de geconsolideerde versie van 14 januari 2023. In de omgevingsverordening zijn regels en bepalingen over de inrichting en beheer van de ruimtelijke omgeving vastgelegd. Samen met de Omgevingsvisie heeft de provincie al vooruit gelopen op de Omgevingswet. Deze wet biedt meer ruimte voor initiatieven en ontwikkelingen in het fysieke domein, in samenspraak met de omgeving.
Onderzoek en conclusie
Voor het voorliggende bestemmingsplan zijn de volgende regels uit de Omgevingsverordening Gelderland van toepassing.
Ad a.
In de Omgevingsverordening Gelderland is opgenomen dat in een bestemmingsplan nieuwe woonlocaties en de daar te bouwen woningen slechts toegestaan worden wanneer dit past binnen een door Gedeputeerde Staten vastgestelde regionale woonagenda. De gemeente Doetinchem behoort tot de regio Achterhoek. Voor deze regio is begin 2023 de Regionale Woonagenda Achterhoek 2023-2030 vastgesteld, door zowel de zeven gemeenten als door de provincie Gelderland.
Het voorliggende bestemmingsplan maakt de realisatie van woningen planologisch mogelijk. Dit is passend in het woningbouwprogramma van de gemeente en daarmee ook in afspraken die binnen de regio Achterhoek en met de Provincie Gelderland zijn gemaakt over de woonopgave. Zie hiervoor paragraaf 3.5.6
Ad b.
In de omgevingsverordening Gelderland is opgenomen dat in een bestemmingsplan voor gronden binnen een intrekgebied maakt de winning van fossiele energie niet mogelijk. Het voorliggende bestemmingsplan maakt deze werkzaamheden niet mogelijk, waardoor het intrekgebied verder niet relevant is.
Ad c. Voor zover een bestemmingsplan een nieuwe activiteit of ontwikkeling mogelijk maakt, moet de toelichting bij het bestemmingsplan een beschrijving bevatten van de maatregelen of voorzieningen die worden getroffen om de risico’s van klimaatverandering te voorkomen of te beperken en de afweging die daarbij is gemaakt. In die beschrijving moeten in ieder geval de volgende aspecten worden betrokken: waterveiligheid, wateroverlast, droogte en hitte. Daarnaast moet de beschrijving worden opgesteld na overleg met in ieder geval het dagelijks bestuur van het waterschap waar de activiteit wordt verricht of de ontwikkeling plaatsvindt. Voor die beschrijving kan gebruik worden gemaakt van de opgestelde klimaatatlas.
Risico's als gevolg van klimaatverandering
Op basis van de klimaatatlas gemeente Doetinchem is in beeld gebracht welke risico's zich kunnen voordoen als gevolg van klimaatverandering.
Wateroverlast
De klimaatatlas laat zien waar een korte extreem hevige bui leidt tot grote plassen die zorgen voor wateroverlast. Dit is voor twee soorten buien weergegeven, namelijk voor een bui van 70 mm in één uur (kans 1x per 100 jaar) en een bui van 160 mm in twee uur (kans 1x per 1.000 jaar). In het plangebied ontstaat een minimale pasvorming met een minimale diepte. Er is dan ook maar een kleine kans op waterschade. De wegen rondom het plangebied zijn in die gevallen begaanbaar sowieso voor calamiteitenverkeer. In paragraaf 4.9.4. wordt nader ingegaan op de maatregelen om wateroverlast te beperken.
Uitsnede klimaatatlas Doetinchem - Bui van 70 mm in één uur
Uitsnede klimaatatlas Doetinchem - Bui van 160 mm in twee uur
Hittestress
De klimaatatlas van de gemeente Doetinchem laat zien waar de kans groot is om hittestress te ervaren. Dus waar het op warme dagen extra heet aanvoelt. Hittestress kan zorgen voor gezondheidsrisico's. Het plan ligt in een gebied waar het aan de west- en oostkant extra warm zal aanvoelen op warme dagen, terwijl aan de noord- en zuidkant het koeler zal aanvoelen. Om hittestress te voorkomen en verminderen en de koele plekken te behouden worden de volgende maatregelen genomen. Bestaande bomen worden behouden waar mogelijk. De nieuwe woningen worden gebouwd in een openbare parkstructuur waardoor er meer ruimte ontstaat voor openbaar groen dit zorgt voor een vermindering van hittesstress.
Uitsnede klimaatatlas Doetinchem - Hittestress
Droogte
De huidige grondwaterstanden in het plangebied zijn laag. In 2050 is er een zeer beperkte verandering en blijven de grondwaterstanden in het gebied nog steeds laag. Het plangebied is dus gevoelig voor droogte, nu en voor in de toekomst. Door het hemelwater binnen het plangebied te laten infiltreren wordt ingezet om de gevolgen van droogte te minimaliseren.
Overstroming
Door het bezwijken van een dijk van de IJssel of de Rijn heeft het plangebied naar verwachting een waterhoogte van 0-20 cm. Hiermee in samenhang bestaat in 2050 ter plaatse van het plangebied een kleine kans op een overstroming van meer dan 50 cm (kans 1x 300 tot 3.000 jaar). Verwacht wordt dat de Waterschappen c.q. verantwoordelijke medeoverheden zich ook inzetten om zorg te dragen voor een goede waterveiligheid in het stroomgebied van de IJssel en de Rijn.
Op 26 april 2012 heeft de gemeenteraad van Doetinchem de Regionale Structuurvisie Achterhoek 2012 vastgesteld. Dit is een actualisatie van de Regionale structuurvisie uit 2004. Als basis voor ruimtelijk beleid zijn er een aantal speerpunten voor de regio benoemd. Dat zijn:
De kern Doetinchem bevindt zich op basis van deze structuurvisie in de dragerzone, waar naast normale ontwikkelingsruimte ruimte wordt geboden aan ontwikkelingen met grote ruimtelijke effecten (bv. door schaal, omvang of verkeersaantrekkend effect). Doetinchem speelt een belangrijke rol in deze dragerzone. Het stedelijk voorzieningenniveau van de stad kan verder worden uitgebreid ter versterking van de zelfstandigheid van de regio. De kernen en regionale bedrijventerreinen in de 'dragerzone' moeten relatief grootschalige ontwikkelingen opvangen, maar kunnen toch niet onbeperkt groeien. Om ook in de 'dragerzone' de maat en schaal van de Achterhoek te behouden worden deze gebieden begrensd, onder andere op basis van de schaal en de lokale identiteit van de kern en de nabijgelegen kwaliteiten vanuit landschap, natuur en water.
Onderzoek en conclusie
De Regionale Structuurvisie Achterhoek 2012 is opgesteld vanuit een andere context dan waar op dit moment sprake van is. Daarmee is deze visie deels achterhaald door de tijd en de ontwikkelingen. Van bevolkingskrimp is geen sprake meer, maar er dient gebouwd te worden naar behoefte. De ontwikkeling van de 'voormalige Augustinusschool' dat met voorliggend bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt, geeft invulling aan die behoefte, zie paragraaf 3.5.6. Daarnaast worden de woningen, conform huidige wetgeving, gasloos gerealiseerd. Dit draagt bij aan de overstap naar duurzame energie. De voorliggende ontwikkeling is niet strijdig met de regionale structuurvisie Achterhoek.
In februari/maart 2023 hebben de Achterhoekse gemeenten en de provincie een nieuwe Regionale Woonagenda 2023-2030 vastgesteld waarin langs 4 programmalijnen de woondoelen uit de Achterhoek Visie 2030 verder zijn uitgewerkt. In Doetinchem is deze agenda op 2 maart 2023 vastgesteld. Gedeputeerde Staten hebben deze vastgesteld op 24 januari 2023. Deze agenda bevat het volgende:
Onderzoek en conclusie
Het woningbouwprogramma op de voormalige Augustinusschool draagt bij aan de toe te voegen woningbouwaantallen opgenomen in de regionale woonagenda. En voldoet aan de regionale afspraken over de betaalbaarheid.
Op 26 september 2013 heeft de gemeenteraad van Doetinchem de Structuurvisie Doetinchem 2035 vastgesteld. Deze structuurvisie schetst een beeld van de huidige ruimtelijke situatie en gaat zowel in op de kwaliteiten als op onderdelen waar verbeteringen denkbaar zijn. Er worden ruimtelijke kaders geschetst waarbinnen de gemeente Doetinchem de komende jaren wil werken. Daarbij gelden vier thema's, waarvan drie voor de ontwikkelingen in het plangebied van belang zijn. Dit zijn:
Beherend ontwikkelen van stad en land
Het accent verschuift van ontwikkeling naar beheer als gevolg van de te verwachten vergrijzing van de bevolking en daling van het aantal inwoners. De focus komt te liggen op het verbeteren van bestaande gebieden en functies. Wat goed is vraagt om goed beheer en behoud. Wat niet langer voldoet vraagt om aanpassing of, in het uiterste geval, om vervanging door iets anders. Denkbaar is de sloop van bebouwing en het transformeren van stukken stad naar natuur of stadspark.
Kwaliteit en beleving
De verschuiving van het accent naar beheer biedt kansen voor kwalitatieve ontwikkeling. Doetinchem moet aantrekkelijk zijn voor bewoners, bezoekers en bedrijven. In de structuurvisie ligt de focus op de beleving en ruimtelijke kwaliteit. De structuurvisie streeft een hoge ruimtelijke kwaliteit na. De kwaliteit zal er overal weer anders uitzien en is op verschillende manieren te realiseren.
Economische kansen
De gemeente Doetinchem wil aantrekkelijk blijven door bestaande kwaliteiten te versterken en nieuwe kwaliteiten aan te boren. Inzet is het behoud van werkgelegenheid en het redden van de traditioneel sterke sectoren, zoals de maakindustrie en de zorg. Daarnaast zet de gemeente in op onverwachte kansen die zich voordoen en het anticiperen daarop. De stad moet vernieuwend zijn zonder de bestaande kwaliteiten te verwaarlozen.
Doetinchem en haar omgeving
Als centrumgemeente zal Doetinchem de komende jaren een steeds belangrijkere rol vervullen. Als gevolg van bevolkingsontwikkeling zullen omliggende dorpen steeds vaker gebruik maken van de Doetinchemse voorzieningen. Goede verbindingen met de buurgemeenten zijn noodzakelijk. Er zijn verschillende samenwerkingsvormen, ook met buurland Duitsland. Belangrijke aandachtsgebieden zijn momenteel de infrastructuur, de zorg, het onderwijs, de werkgelegenheid en de cultuur.
Gaaf Gaanderen
In 2011 is het dorpsplan Gaanderen verschenen. Dit is opgesteld door de inwoners van het dorp en raakt alle aspecten die het woonmilieu in Gaanderen beïnvloeden. De gemeenteraad heeft besloten het plan als bouwsteen mee te nemen bij gemeentelijke beleidsvorming. In overleg met een vertegenwoordiging van de dorpsraad is besloten om één van de opgaven in deze structuurvisie te wijden aan de wens van het dorp om toegankelijkheid, veiligheid en beleving van het verkeer verder te optimaliseren. Daarmee wordt het aspect verkeer geprioriteerd. Daarnaast houdt de gemeente rekening met de kleinere opgaven die in het dorp om aandacht vragen zoals de herbestemming van monumentale gebouwen als de Martinus-school, een duurzame oplossing voor de omgeving van de Augustinus-school en -kerk en het functioneel en esthetisch versterken van het centrum.
Onderzoek en conclusie
De ontwikkeling die dit bestemmingsplan mogelijk maakt sluit aan bij de Structuurvisie Doetinchem 2035. Deze voorziet namelijk in een duurzame oplossing voor de omgeving van het Sint Jozefterrein en de voormalige Augustinusschool, in de vorm van woningbouw die aansluit bij de behoefte van Gaanderen.
Op 18 februari 2016 heeft de gemeenteraad het koersdocument Doetinchem Natuurlijk Duurzaam vastgesteld. In het koersdocument staat beschreven wat duurzaamheid voor Doetinchem betekent, welke middelen de gemeente inzet en welke doelen de gemeente heeft om onze duurzaamheidsambities te behalen.
Duurzaamheid is een heel breed begrip. Voor Doetinchem komt duurzaamheid terug op de beleidsvelden energie, natuur, klimaat, circulaire economie, mobiliteit en duurzame producten en diensten. De gemeente zet zichzelf in als verbinder die andere partijen ondersteunt en enthousiasmeert bij hun duurzame initiatieven.
Met het koersdocument legt de gemeente de focus voornamelijk op het terrein van energie. Op dit terrein kan de gemeente grote 'winsten' behalen. Doetinchem wil, samen met de andere Achterhoekse gemeenten, in 2030 energieneutraal zijn. Dit doet de gemeente door zowel energie te besparen als schone energie op te wekken. De gemeente ziet het als taak om deze energietransitie te faciliteren en te stimuleren. Daarbij wil de gemeente het goede voorbeeld geven en de te banen wegen vrijmaken.
Wat betreft de energiebesparing richten de gemeente zich voornamelijk op de bestaande woningvoorraad en het bedrijfsleven. De gemeente informeert en zorgt voor subsidieregelingen of leningen. Wat betreft energieopwekking zijn zon, biomassa en ook wind kansrijke duurzame energiebronnen. In theorie kan elk gebouw voorzien in zijn eigen duurzame energieopwekking. Daar waar dit niet mogelijk is bieden collectieve duurzame energievoorzieningen het alternatief.
Onderzoek en conclusie
Duurzaamheid is een belangrijk thema binnen deze ontwikkeling. De toekomstige woningen moeten dan ook voldoen aan de eisen op het gebied van duurzaamheid vanuit van het geldende Bouwbesluit. De eisen gaan o.a. over isolatie, energiezuinige installaties en natuurlijk het gasloos opleveren van de woningen. Daarnaast wordt, in het kader van duurzame omgang van regenwater, ingezet op het minimaliseren van verhardingsmaterialen en het toepassen van water passerende verhardingen.
Op 25 april 2019 heeft de gemeenteraad het beleidskader Duurzame energieopwekking in Doetinchem vastgesteld. Met dit beleidskader is helder hoe de gemeente initiatieven voor duurzame energieopwekking in behandeling wil nemen. Het biedt inwoners de mogelijkheid om mee te doen en mee te beslissen bij projecten voor duurzame energieopwekking in hun buurt. Daarnaast geeft het initiatiefnemers een handelingsperspectief waarmee zij projecten voor duurzame energieopwekking tot ontwikkeling kunnen brengen in Doetinchem.
De doelstelling van het beleidskader is drieledig:
1. Het beleidskader heeft als doel ruimte te bieden voor duurzame energieopwekkingsinitiatieven. Tot de vaststelling van het beleidskader werden initiatieven voor energieopwekking welke afwijken van het bestemmingsplan, door gebrek aan beleid, niet in behandeling genomen. Het beleidskader heeft hier verandering in gebracht. Door het beleidskader is de gemeente in staat om initiatieven te 'toetsen' op hun inpasbaarheid binnen Doetinchem
.2. De ruimtelijke kwaliteit van het grondgebied waarborgen en waar mogelijk versterken. Bronnen voor duurzame energieopwekking nemen ruimte in beslag. Afhankelijk van de beschikbare ruimte, het soort bron en de ruimtelijke impact die het heeft, is de benodigde ruimte en impact van het initiatief kleiner of groter. Met het beleidskader worden richtlijnen gegeven voor 'inpassing' van initiatieven met een grote ruimtelijke impact.
3. Ten derde is het doel dat grootschalige initiatieven met een zo groot mogelijke maatschappelijke betrokkenheid totstand komen. Initiatiefnemers voor ontwikkeling van bronnen van duurzame energieopwekking beogen over het algemeen een zo groot mogelijk rendement. Deze rendementen keren over het algemeen niet terug in het gebied. De omgeving van zo'n project ervaart daardoor vaak alleen de lasten (als visuele hinder, geluidhinder, enz.) en niet de lusten. Met het beleidskader wordt juist lokaal initiatief en eigenaarschap gestimuleerd. Daarnaast wordt beoogd dat initiatiefnemers van buiten de gemeente aangezet worden tot het betrekken van omwonenden in het totale proces van idee tot exploitatie. Dit alles om de betrokkenheid te vergroten en de omgeving mee te laten profiteren van de voordelen die ook ontstaan.
In het beleidskader staan richtlijnen en randvoorwaarden, waar en onder welke voorwaarden de duurzame energiebronnen in de gemeente tot stand mogen komen. De drie belangrijkste uitgangspunten zijn:
Onderzoek en conclusie
Van grootschalige initiatieven gericht op de opwek van duurzame energie is geen sprake en wordt met voorliggend bestemmingsplan dus ook niet mogelijk gemaakt.
Op 7 juli 2022 heeft de gemeenteraad de klimaatadaptatiestrategie Doetinchem vastgesteld. De Klimaatadaptatiestrategie beschrijft hoe de Gemeente Doetinchem in 2050 klimaatbestendig wil zijn. Door klimaatverandering neemt de kans op wateroverlast, hitte, droogte en overstromingen toe. Dat levert risico’s op voor onze economie, gezondheid en veiligheid. Het is belangrijk dat we ons aanpassen aan deze veranderingen.
Het klimaatadaptatiebeleid beschrijft twee stappen:
De klimaatadaptatiestrategie beschrijft de ambities voor 2050 aan de hand van vijf pijlers:
Het klimaat verandert en we moeten ons voorbereiden op extremer weer in 2050. Zo willen we bij de Gemeente Doetinchem buiten aan de slag:
De onderstaande opgaven hebben de hoogste prioriteit gekregen.
Onderzoeken en conclusie
In paragraaf 3.3.2. wordt ingegaan op de aspecten wateroverlast, droogte en hitte. In het plan is voldoende aandacht besteed aan klimaat adaptieve maatregelen ter voorkoming of beperking van mogelijke risico's als gevolg van klimaatverandering.
Op 6 januari 2011 heeft de gemeenteraad van Doetinchem ingestemd met het Planologisch beleid 2011. Bij de vaststelling van het bestemmingsplan 'Stedelijk gebied - najaar - 2019' op 30 maart 2020 heeft de gemeenteraad een aantal wijzigingen doorgevoerd. In deze paragraaf komt de integrale versie van het Planologisch beleid terug.
Het planologisch beleid vormt het ruimtelijk beleidskader voor woningen en bijbehorende bouwwerken. In de nota wordt beleid geformuleerd voor kleine bouwplannen met betrekking tot woningen. Ook voorziet de nota in een belangrijke verruiming en versoepeling van de tot nu toe gehanteerde bouwvoorschriften. In de voorgestelde regeling is een onderscheid gemaakt tussen:
Daarnaast zijn een aantal relatief ondergeschikte bouwactiviteiten die voorheen als afwijking verleend kon worden, nu als 'bij recht' toegestane bouwactiviteiten opgenomen. Dit zijn bijvoorbeeld erkers, toegangspartijen en overkappingen in de voortuin van een woning. Verder zijn versoepelingen doorgevoerd voor:
Met het Planologisch beleid ligt er een vernieuwde basis voor omgevingsvergunningen en bestemmingsplannen. Daarnaast is het beleid de basis voor nieuwe planontwikkelingen. De regels uit het planologisch beleid komen, zover ze niet zijn vertaald op de plankaart, terug in de regels van dit bestemmingsplan.
Onderzoek en conclusie
Voor het opstellen van het voorliggende bestemmingsplan is het planologisch beleid als uitgangspunt gehanteerd. Tegelijkertijd maakt het stedenbouwkundigplan en het achterliggende concept dat op een aantal punten afgeweken wordt van de standaard die met het planologisch beleid wordt nagestreefd.
De Woonvisie Doetinchem 2023-2036 ‘Stadse allure - dorpse gemoedelijkheid’ is op 20 maart 2023 vastgesteld. In de nieuwe woonvisie zijn de woningbouwstrategie voor nieuwbouwprojecten en de woonvisie voor het volkshuisvestingsbeleid samengevoegd. Ook is er samenhang met de regionale woonagenda. Met het vaststellen van deze woonvisie worden de Woningbouwstrategie 2019 en de lokale woonagenda gemeente Doetinchem 2016-2025 ingetrokken.
De hoofdlijnen van de woonvisie zullen in de omgevingsvisie worden opgenomen. De woonvisie wordt uitgevoerd via de in de visie opgenomen programmalijnen.
De hoofdpunten van de Woonvisie Doetinchem 2023-2036 zijn:
1. Groeien in kwaliteit.
2. Kwalitatief goed wonen.
3. Een passende woning voor iedereen.
4. Wonen als onderdeel van integrale gebiedsopgaven.
Ad 1.
Doetinchem heeft de ambitie om te groeien naar 70.000 inwoners in 2036. Dit hoofdpunt is gekoppeld aan Programmalijn 1: Vergroten woningvoorraad en versnelling productie. Met deze programmalijn wordt ingegaan op de bouw van nieuwe woningen en de noodzaak om de plancapaciteit te vergroten en adaptief te programmeren. Deze groeiambitie is geen doel op zich, maar een middel om de centrumfunctie van Doetinchem met de daarbij behorende voorzieningen te kunnen behouden en om de omgevingskwaliteit te versterken.
Ad 2.
Dit punt draait om de kwaliteit van de huidige woningvoorraad. Programmalijn 2: Investeren in de kwaliteit van de bestaande woningvoorraad beschrijft hoe wordt gewerkt aan een toekomstbestendige woningvoorraad. Denk hierbij aan duurzaamheid, levensloopbestendige woningen maar ook aan transformatie van kantoren of winkels naar woningen.
Ad 3.
Doel is een compleet en divers woningaanbod waarbij het bevorderen van beschikbaarheid, betaalbaarheid en kwaliteit van het woningaanbod centraal staat. Programmalijn 3: Doetinchem, een plek voor iedereen beschrijft hoe aan dit doel gewerkt wordt. Tot en met 2030 dienen minimaal 2470 woningen toegevoegd te worden in de hele gemeente via het onderstaande programma. Dit gewenste programma is opgenomen in de regionale woonagenda en vastgelegd in de woondeal met de provincie en het rijk.
Totaal: minimaal 2470 woningen, onderverdeeld in:
28% sociale huur tot € 808,06, eventueel te vervangen door goedkope koopwoningen tot € 225.000; 8% middenhuur tot € 1.000,00, eventueel te vervangen door betaalbare koopwoningen (categorie 1) tot € 280.000; 14% betaalbare koopwoningen (categorie 1) tot € 280.000, eventueel te vervangen door middenhuurwoningen tot € 1.000; 17% betaalbare koopwoningen (categorie 2) tot € 355.000, eventueel te vervangen door middenhuurwoningen (tot € 1.000,00); 33% dure koopwoningen (boven € 355.000) of dure huur (boven € 1.000). Plannen van meer dan 20 woningen moeten in principe voldoen aan de gegeven verdeling over de segmenten van het gewenste programma, tenzij de ligging in een bepaalde wijk een andere verdeling rechtvaardigt.
Ad 4
Wonen gaat ook over leefbaarheid, naoberschap en vitaliteit. Ook de inrichting van de buitenruimte is een belangrijk onderdeel. De woonomgeving draagt bij aan de gezondheid en het welbevinden van de inwoners. Programmalijn 4 Wonen als integrale gebiedsopgave beschrijft hoe dit bereikt kan worden, onder andere door koppelkansen te benutten en via programmering te zorgen voor een beter mix aan woningen in de wijk.
Het ruimtelijk streefbeeld voor nieuwe woningbouwontwikkelingen.
Uitgangspunt voor de woonvisie is dat bij de ontwikkeling van woningbouw primair moet worden ingezet op inbreiding en transformatie. Waar nodig kunnen uitbreidingen plaats vinden aan de stads- en dorpsranden.
Het ruimtelijk streefbeeld bestaat uit vijf speerpunten en een kaartbeeld. Het kaartbeeld is te zien in bijlage 17 Ruimtelijk streefbeeld - Woonvisie. De vijf speerpunten zijn:
De woonmilieus zijn ingedeeld van Gemengd stedelijk wonen en werken (hoge dichtheid) tot Wonen in het groen (lage dichtheid). Per woonmilieu is uitgewerkt wat de belangrijkste kenmerken zijn.
Nieuwe woningbouwinitiatieven
Bij nieuwe woningbouwinitiatieven worden de volgende uitgangspunten gehanteerd:
Onderzoek en conclusie
Het woningbouwprogramma voor de voormalige Augustinusschool bestaat uit meer dan 20 woningen en moet dus voldoen aan het programma zoals opgenomen in ‘programmalijn 3: Doetinchem, een plek voor iedereen’ van de woonvisie. In paragraaf 2.2 staat beschreven welke type woningen er mogelijk zijn binnen het plangebied. En dat er voldaan moet worden aan het programma van de woonvisie. Dit programma is onderverdeeld in vier categorieën. Door het voldoen aan het woningbouwprogramma uit de woonvisie is o.a. geborgd dat in het plan ruimte is voor goedkope – en betaalbare woningen.
Het Gemeentelijk Rioleringsplan 2016-2020 vormt de basis voor de omgang met water in het algemeen en het rioleringsstelsel in het bijzonder.
Met betrekking tot de ruimtelijke ordening en het stedelijk gebied zijn de volgende gidsprincipes voor integraal waterbeheer van belang:
Door het toepassen van deze principes wordt gewerkt aan de ontwikkeling van een robuust, veerkrachtig en gezond watersysteem binnen de gemeentegrenzen, gecombineerd met een aantrekkelijke woonomgeving met optimale belevings- en gebruiksmogelijkheden van het water. Er is een goede samenwerking en afstemming tussen alle bij het waterbeheer betrokken partijen, en er vindt geen bestuurlijke, financiële of ruimtelijke afwenteling plaats. Dit is het algemene streefbeeld voor 2030. In het Gemeentelijk Rioleringsplan wordt het algemene streefbeeld per functie en thema nader uitgewerkt.
Onderzoek en conclusie
Voor de ontwikkeling van de voormalige Augustinusschool wordt gebruikt gemaakt van het principe dat hemelwater oppervlakkig wordt geborgen, geïnfiltreerd en afgevoerd. Dit sluit aan bij de drietrapsstrategie vasthouden, bergen en afvoeren. In het plangebied is geen oppervlakte water aanwezig dat een mede-ordenende functie heeft. Dit bestemmingsplan sluit aan op het gestelde in het Gemeentelijk Rioleringsplan..
Het Groenstructuurplan Doetinchem 2017 vormt de basis van de groene bestemmingen in dit plan. Het groenstructuurplan is recent geactualiseerd en op 27 juni 2017 vastgesteld door het college. Het plan is het beleidsdocument waarin beleid en ambities ten aanzien van de groen- en bomenstructuren zijn vastgelegd. Het gaat daarbij zowel om de functionele als de visueel-ruimtelijke aspecten van het groen. Het groenstructuurplan is leidend bij ruimtelijke vraagstukken waar zij onderdeel van uitmaakt. De beleidsuitgangspunten voor het plan komen voort uit de Structuurvisie Doetinchem 2035. De belangrijkste doelen van het plan zijn:
Groenstructuurkaart, Kaart Gaanderen
Uitsnede groenstructuurkaart Gaanderen t.h.v. plangebied
Onderzoek en conclusie
Binnen het plangebied is geen groen aanwezig dat is aangewezen als onderdeel van de
hoofd -of nevenstructuur groen. Wel is er een hoofdstructuur bomen aangeduid langs
de Rijksweg. Bij de uitwerking van de uitwerkingsplicht kan deze hoofstructuur behouden
en/of versterkt worden.
De bescherming, de herplant en het kappen van bomen is geregeld in de gemeentelijke bomenverordening. De beleidsregels voor toepassing van deze regelgeving zijn opgenomen in de Bomenverordening 2015. Deze verordening bevat regels ten aanzien van de beoordeling kapaanvragen en belangenafweging, bijzondere bomen en de duurzame instandhouding en bescherming van bomen. Het bomenbeleid is in essentie gericht op het behoud van (toekomstig) waardevolle bomen en boomstructuren.
Bomen dragen in belangrijke mate bij aan de structuur, identiteit, belevingswaarde, ecologische waarde en gebruikswaarde van de (woon)omgeving en worden dan ook beschouwd als de belangrijkste groenelementen in de stedelijke omgeving. Hierbij geldt dat naarmate bomen ouder zijn de waarde voor de omgeving toeneemt. Om deze reden is het van belang in de bestaande situatie en bij nieuwe ontwikkelingen met zorg om te gaan met aspecten van beheer en inrichting van de boom en zijn groeiplaats.
Onderzoek en conclusie
In het gebied zijn geen zogenaamde bijzondere/waardevolle bomen in de zin van de Bomenverordening aanwezig. Aan de Rijksweg bevindt zich wel de 'hoofdstructuur toekomstig monumentaal' maar dit is niet van invloed op het plangebied. Bij het uitvoeren van de werkzaamheden wordt voor zover van toepassing de aanwezigheid van deze bomen en bescherming via de Bomenverordening in acht genomen. Voor het overige zal voor zover van toepassing voor de uitvoering van werkzaamheden de Bomenverordening in acht worden genomen.
De gemeenteraad heeft op 3 november 2016 de nieuwe Mobiliteitsvisie 2016-2026 vastgesteld. Dit plan is gericht op kwaliteit (snel, veilig en comfortabel) en op gelijkwaardige belangen van autoverkeer, openbaar vervoer en fiets. Oftewel, op welke wijze kan de gemeente er voor zorgen dat de hele gemeente en binnenstad voor onze inwoners en bezoekers een veilige stad is die ook makkelijk te bereiken is en een goede doorstroming biedt de auto maar zeker ook voor de fiets: de auto heeft niet automatisch prioriteit. Daarbij gaat de gemeente slimmer en efficiënter gebruik maken van de bestaande infrastructuur. Niet perse meer infrastructuur maar beter benutten van wat er al is. Het wijzigingen van het mobiliteitsgedrag en de eigen verantwoordelijkheid van de burgers staat centraal bij het beoogde effect van de maatregelen.
Onderzoek en conclusie
In het wegcategoriseringplan hebben alle wegen op gemeentelijk grondgebied een functie gekregen. Een concretisering van de mobiliteitsvisie voor het plangebied is weergegeven in paragraaf 4.12.
Op 28 maart 2023 heeft de gemeenteraad de 'Parkeervisie Doetinchem 2024' en de 'Nota parkeernormen 2024 Gemeente Doetinchem' vastgesteld. In de visie zijn de parkeerambities uitgewerkt in de volgende 5 thema's:
Parkeernormen zijn in eerste instantie voor bedoeld dat er bij nieuwe ruimtelijke
ontwikkelingen, zoals nieuwbouw, grootschalige renovaties en transformaties geen parkeeroverlast
ontstaat in de omgeving hiervan. Maar ook om ervoor te zorgen dat er niet te veel
parkeerplaatsen aangelegd worden, die een onnodige claim leggen op de openbare ruimte.
Onderzoek en conclusie
In de 'Nota Parkeernormen 2024 Gemeente Doetinchem' staan per situatie de parkeernormen uitgewerkt. Het parkeerbeleid is voor het plangebied nader uitgewerkt in paragraaf 4.13.
De Wet ruimtelijke ordening (Wro) biedt gemeenten de mogelijkheid om per deelgebied in bestemmingsplannen te eisen dat een bepaald percentage van categorieën woningen wordt gerealiseerd in nieuwbouwplannen. Dit kan voor de categorieën sociale huur, middeldure huur, sociale koop en particulier opdrachtgeverschap. De Doelgroepenverordening vormt daarmee de wettelijke basis voor het doorvoeren van gemeentelijk woonbeleid in bestemmingsplannen. De Doelgroepenverordening heeft alleen betrekking op nieuwbouw. In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) heeft de rijksoverheid gedefinieerd wat wordt begrepen onder een sociale koopwoning. De definiëring van de doelgroep voor deze woningen wordt in het Bro echter bij de gemeente gelegd. Dit betekent dat de gemeente een Doelgroepenverordening moet hebben om kwalitatieve eisen te kunnen stellen in nieuwe bestemmingsplannen en exploitatieplannen. In de betreffende verordening definieert de gemeente de doelgroep voor sociale huur en sociale/betaalbare koopwoningen. Daarnaast moet in deze verordening de instandhoudingstermijn voor deze woningen worden bepaald, binnen de in het Bro gestelde grenzen. Om de Doelgroepenverordening toe te passen moet dit in het betreffende bestemmingsplan en/of het bijbehorende exploitatieplan vastgelegd worden. Alleen dan kan de Doelgroepenverordening worden toegepast. Het toepassen van de verordening is een keuze die afhankelijk van de afwegingen in elk bestemmingsplan moet worden gemaakt. De doelgroepenverordening geeft aan voor welke doelgroep de te bouwen sociale huur- en betaalbare koopwoningen bedoeld zijn. De doelgroep worden bepaald aan de hand van inkomensgrenzen. Ook regelt de verordening dat deze woningen gedurende een bepaalde periode beschikbaar moet blijven voor de daarvoor aangewezen doelgroep. Dit zijn de instandhoudingstermijnen. De aanleiding voor deze uitgangspunten en keuzes in de doelgroepenverordening worden gevormd door de Woonvisie gemeente Doetinchem 2023-2036 “Stadse allure – dorpse gemoedelijkheid”. Het bevorderen van het realiseren van woningen voor starters, senioren en mensen met een laag of middeninkomen is een belangrijke doelgroep van het beleid
Voor de volledigheid wordt vermeld dat in de Doelgroepenverordening gesproken wordt over een goedkope koopwoning. Deze wordt gedefinieert als een sociale koopwoning in de zin van de Bro. Omdat de Bro limitatief bepaalt voor welke type woningen regels in het bestemmingsplan mogen worden opgenomen, is in het bestemmingsplan conform de Bro sociale koopwoning opgenomen. De Bro hanteert voor deze categorie een maximale prijsgrens van €200.000. Op basis van de Crisis- en herstelwet is een experimenteer-regeling ingesteld, waarmee gemeenten bij het ministerie van binnenlandse zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) een verzoek kunnen indienen om deze grens op te mogen trekken naar de betaalbaarheidsgrens uit de Nationale woon- en bouwagenda of zelfs naar de grens van de nationale hypotheekgarantie. De gemeente Doetinchem heeft de minister verzocht de grens voor de gemeente Doetinchem op te trekken naar de grens van de betaalbare koop (categorie 2) uit de Woonvisie (€355.000). Het ministerie heeft daarin toegestemd en zal deze toestemming meenemen in de zesde tranche van het experiment in november 2023. Hierdoor is de grens van €355.000 in plaats van €200.000 juridisch mogelijk.
Onderzoek en conclusie
In de regels van het bestemmingsplan zijn de categorieën, sociale huurwoningen, goedkope koopwoningen, middenhuur, betaalbare koopwoningen categorie 1 en 2 vanuit het voorgestelde woningbouwprogramma in de Woonvisie gemeente Doetinchem 2023-2036 ''Stadse alure - dorpse gemoedelijkheid'' overgenomen. Hieraan zijn de regels vanuit de doelgroepenverordening gekoppeld. Hierdoor is verzekerd dat het woningbouwprogramma met bovenstaande categorieën gerealiseerd gaan worden met een daarbij behorende maximale huur- en/of vrij op naam koopprijs, de instandhoudingstermijnen en doelgroepen volgens de doelgroepenverordening.
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de aspecten milieueffectrapportage, bodem, akoestiek (weg, rail en industrie), luchtkwaliteit, externe veiligheid, bedrijven en milieuzonering, flora en fauna, water, archeologie, verkeer en parkeren. En de daarvoor uitgevoerde onderzoeken. Op basis daarvan is te concluderen dat de beoogde ontwikkeling geen problemen oplevert ten aanzien van de onderzochte aspecten, mits voldaan wordt aan een aantal voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hierna opgenomen/toegelicht.
Uit de resultaten van het geactualiseerde nader onderzoek is gebleken dat door de geplande woningbouw in het plangebied mogelijke verblijfsplaatsen van de gewone dwergvleermuis en huismus worden vernield. Tevens vindt mogelijk verstoring van de gewone dwergvleermuizen en de huismus plaats. Om die reden dient de gemeente Doetinchem een aanvraag bij de Gedeputeerde Staten van de Provincie Gelderland in te dienen voor een omgevingsvergunning flora – en fauna - activiteit op grond van artikel 11.46 lid 1 sub b Bal (opzettelijk verstoren (gewone dwergvleermuis), 11.46 lid 1 sub d Bal (vernietiging van de voortplantingsplaatsen of rustplaatsen (dwergvleermuis) en artikel 11.37 lid 1 sub b Bal (opzettelijk vernielen of beschadigen nesten en rustplaatsen (huismus). De ontwikkelingen die met het bestemmingsplan worden beoogd en ernstig verstorend zijn worden beperkt met een voorwaardelijke verplichting. Met de voorwaardelijke verplichting wordt geregeld dat realisatie van de ontwikkelingen pas mag plaats vinden wanneer eventuele mitigerende maatregelen (mitigerend en/of compenserend) zijn gerealiseerd en in stand worden gehouden volgens de verleende omgevingsvergunning flora – en fauna – activiteit door de Gedeputeerde Staten van de Provincie Gelderland..
Naar aanleiding van het vooronderzoek ontplofbare oorlogsresten en het vooronderzoek na-conflictperiode dient er nog een opsporingsonderzoek ontplofbare oorlogsresten uitgevoerd te worden. Dit onderzoek kan pas plaats vinden als de voormalige Augustinusschool gesloopt is. Daarom wordt er een voorwaardelijke verplichting opgenomen dat bij de aanvraag van een omgevingsvergunning voor de bouw van de woningen aangetoond moet worden dat er geen explosieven aanwezig zijn in het plangebied.
De milieueffectrapportage is een wettelijk instrument met als doel het aspect milieu een volwaardige plaats in deze integrale afweging te geven. Op basis van de volgende grondslagen kan een milieueffectrapportage dan wel m.e.r.(beoordelings)plicht van toepassing zijn:
In het Besluit m.e.r. zijn aan de activiteiten drempelwaarden (de gevallen) verbonden. Deze drempelwaarden zijn echter indicatief. Dit betekent dat als een activiteit wel genoemd staat in de D-lijst maar onder de genoemde drempelwaarde blijft, er sprake is een vormvrije m.e.r.-beoordeling.
Onderzoek en conclusie
Voorliggend bestemmingsplan maakt geen activiteiten mogelijk die op grond van onderdeel C van het Besluitmilieueffectrapportage m.e.r.-plichtig zijn of waarvoor op basis van de Wet natuurbescherming een passende beoordeling nodig is. Wel is sprake van een activiteit die is opgenomen in onderdeel D van het Besluit m.e.r., namelijk: 'de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen'. Daarom dient te worden getoetst of er sprake is van m.e.r-beoordelingsplicht. Hier is sprake van indien de activiteiten de volgende drempelwaarden uit onderdeel D overschrijden:
Voorliggend bestemmingsplan maakt de realisatie van 30 woningen mogelijk. Daarmee worden de drempelwaarden niet overschreden en is in dit geval geen sprake van een m.e.r.beoordelingsplicht. Wel dient het bevoegd gezag, ondanks dat de drempelwaarden niet worden behaald, zich er van te vergewissen of activiteiten geen belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen hebben (vormvrije m.e.r.-beoordeling). Uit de uitgevoerde onderzoeken om de haalbaarheid en uitvoerbaarheid van voorliggend bestemmingsplan te onderbouwen (hoofdstuk 4), kan geconcludeerd worden dat geen nadelige gevolgen voor het milieu zijn te verwachten. En daarom geen milieueffect(beoordelings)rapportage hoeft te worden opgesteld.
Bij iedere ruimtelijke ontwikkeling is het van belang om te weten of de bodemkwaliteit
geschikt is voor de beoogde bestemming. De eisen die worden gesteld aan de bodemkwaliteit
en de noodzaak tot het uitvoeren van een bodemonderzoek staan vermeld in onder meer
de Wet bodembescherming, het Besluit bodemkwaliteit, de Woningwet en het Bouwbesluit.
Uitgangspunt is dat de bodemkwaliteit geen gezondheidsrisico oplevert voor de gebruikers
van de bodem. Ook mag de bodemkwaliteit niet verslechteren door bijvoorbeeld grondverzet
(het zogenaamde stand still-beginsel).
Onderzoek en conclusie
Verkennend bodem en asbestonderzoek
Voor de voorgenomen ontwikkeling is voor het deelgebied voormalige Augustinusschool door Rouwmaat groep een verkennend bodem- en asbestonderzoek (Milieutechniek Rouwmaat Groenlo bv, datum 22 september 2021), zie bijlage 2 Verkennend bodem- en asbestonderzoek Van Damstraat 19,verricht. Op basis van het matig verhoogde gehalte PCB welke is aangetroffen in de bovengrond ter plaatse van boring 03, dient een nader onderzoek uitgevoerd te worden naar de aard en omvang van de verontreiniging.
Nader bodemonderzoek
Naar aanleiding van het verkennend bodem en asbestonderzoek is er door Rouwmaatgroep een nader bodemonderzoek (Milieutechniek Rouwmaat Groenlo bv, 29 maart 2022), zie bijlage 3 Nader bodemonderzoek Van Damstraat 19, uitgevoerd. In de afperkende boringen zijn geen sterk verhoogde gehalten aangetoond. Het betreft een beperkte spot. Omdat maximaal een matig verhoogd gehalte aan PCB is aangetroffen, is formeel geen sprake van een bodemsanering. Wel is het - gezien de uit te voeren grondwerkzaamheden en de beoogde functie van het gebied - wenselijk om de matige PCB-verontreiniging separaat te ontgraven en af te voeren. Na afloop dient het resultaat door middel van een uitkeuring van de afgraving vastgelegd te worden. Voor en na de ontgraving dient een melding (met een beknopte rapportage van de werkzaamheden en resultaten) verricht te worden aan het bevoegd gezag, zijnde de gemeente Doetinchem. Zonder goedkeuring van bevoegd gezag is het verboden deze grondwerkzaamheden uit te voeren.
De bodemkwaliteit vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van het plan. Wel dient, zoals hiervoor omschreven, rekening te worden gehouden met de matige PCB verontreiniging.
Grondverzet
Bij afvoer, aanvoer en hergebruik van grond gelden de regels uit het Besluit bodemkwaliteit en de Nota bodem beheren bodemkwaliteitskaart Regio Achterhoek 2020. Voor eventuele aan- en of afvoer van grond kan een partijkeuring nodig zijn.
Wegverkeer kan overlast bij woningen of geluidsgevoelige functies veroorzaken. In de Wet geluidhinder (Wgh) zijn daarom geluidsnormen opgenomen. In het kader van de Wgh bevinden zich langs alle wegen zones, met uitzondering van wegen die zijn gelegen binnen een als woonerf aangeduid gebied en wegen waarvoor een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt. Buiten de bebouwde kom bedraagt de zonebreedte voor tweestrooks wegen die aan weerszijden van de weg gerekend vanuit de wegas, in acht moet worden genomen 250 meter. Binnen de bebouwde kom bedraagt deze afstand 200 meter. Ingeval van het realiseren van geluidsgevoelige bebouwing binnen deze zone moet een akoestisch onderzoek plaatsvinden. Daar waar geen sprake is van een wettelijke onderzoekszone moet in het kader van een goede ruimtelijke ordening het aspect akoestiek ook afgewogen worden.
Onderzoek en conclusie
Er is een akoestisch onderzoek, zie bijlage 4 geluidbelasting wegverkeer op woningbouwlocatie Van Damstraat te Gaanderen, uitgevoerd naar de geluidbelasting door wegverkeer op het gehele plangebied.
Deelgebied 'Voormalige Augustinusschool'
De geluidbelasting door wegverkeer op de Rijksweg en de Slakweg is ter hoogte van de bouwkavels ruim lager dan 48 dB na aftrek van 5 dB ex art 110-Wgh. De voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt niet overschreden. Er zijn geen hogere waarden voor de geluidbelasting op de bouwkavels. En de geluidbelasting door 30 km wegen ligt eveneens beneden de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. De geluidbelasting door alle wegen samen bedraagt 47 dB zonder aftrek. Het aspect wegverkeerslawaai vormt geen belemmering voor het bestemmingsplan ten aanzien van het deelgebied 'Voormalige Augustinusschool'.
Deelgebied 'Sint Jozefterrein'
Tot een afstand van 93 meter van de as van de Rijksweg wordt de voorkeurgrenswaarde van 48 dB overschreden en zijn dus hogere waarden nodig. En binnen 10 meter van de wegas worden de maximale hogere waarde van 63 dB overschreden en zijn hogere waarden niet mogelijk. De geluidbelasting van de Slakweg ligt beneden de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Dit geldt ook voor de 30 km wegen. Het aspect wegverkeerslawaai staat een toekomstige uitwerking van het deelgebied 'Sint Jozefterrein' niet in de weg mits voldaan wordt aan de voorwaarden uit het uitgevoerde onderzoek.
Er is van rechtswege (Wgh) een onderzoekszone gelegen langs iedere spoorlijn. De spoorlijn
Arnhem - Doetinchem - Winterswijk heeft een zone van 100 meter.
Onderzoek en conclusie
Het plangebied ligt op ca. 150 meter afstand van de spoorlijn Arnhem - Doetinchem - Winterswijk. Akoestisch onderzoek is in het kader van railverkeerslawaai dus niet nodig. Het aspect railverkeer vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van voorliggend bestemmingsplan.
In de Wgh is bepaald dat rond industrieterreinen waarop bepaalde, krachtens Het Besluit omgevingsrecht (BOR) aangewezen, inrichtingen zijn gevestigd of zich mogen vestigen (grote lawaaimakers), een geluidzone moet zijn vastgesteld. Als er nieuwe gevoelige functies binnen de geluidzone worden gerealiseerd, moet een akoestisch onderzoek uitgevoerd worden.
Onderzoek en conclusie
In Gaanderen ligt het bedrijventerrein Akkermansweide. Dit bedrijventerrein is geen industrieterrein in de zin van de Wgh en heeft geen geluidzone. Het aspect industrielawaai vormt daarmee geen belemmering voor dit bestemmingsplan.
In hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer ('Wet luchtkwaliteit') zijn luchtkwaliteitseisen opgenomen om onder andere de verkeers gerelateerde emissies (onder andere fijnstof en stikstofdioxide) te reguleren.
Bij ieder (ruimtelijk) project moet toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit plaatsvinden, met andere woorden het moet duidelijk zijn welke gevolgen het project heeft voor de luchtkwaliteit. Uitgangspunt is dat de luchtkwaliteit niet verslechtert c.q. dat het project 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Een project draagt NIBM bij aan de luchtkwaliteit als de luchtkwaliteit als gevolg van het project met ten hoogste 3% verslechtert. Uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening wordt afgewogen of het aanvaardbaar is het project op deze plaats te realiseren. Hierbij kan de blootstelling aan luchtverontreiniging een rol spelen, ook als het project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Er is sprake van een significante blootstellingsduur als de verblijfsduur die gemiddeld bij de functie te verwachten is een aanzienlijk deel van de dag betreft. Volgens de toelichting op de Regeling Beoordeling luchtkwaliteit is dit onder andere het geval bij een woning, school of sportterrein. Substantiële uitbreiding of nieuwvestiging binnen 50 meter van een provinciale weg of 300 meter van een Rijksweg is alleen toegestaan als de concentraties luchtvervuilende stoffen zich onder de grenswaarden bevinden, waardoor geen onacceptabele gezondheidsrisico's optreden.
Onderzoek en conclusie
Voor kleinere ruimtelijke- en verkeersplannen die effect kunnen hebben op de luchtkwaliteit is de NIBM-tool ontwikkeld. Daarmee kan worden bepaald of een plan niet in betekenende mate bijdraagt aan luchtverontreiniging. Met behulp van deze rekentool is de toename van de stoffen NO2 en PM10 bepaald. Voor deze berekening is uitgegaan van 30 woningen maal 6 extra vervoersbewegingen per etmaal, waarmee 180 extra voertuigbewegingen per etmaal zijn berekend.
Uit de berekeningen met de nibm-tool blijkt dat het plan de grens van 3% (een toename van 1,2 µg/m3 NO2 of PM10) niet overschrijdt. Het project wordt dan beschouwd als een nibm-project. Nader onderzoek naar de luchtkwaliteit kan derhalve achterwege blijven. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is de lokale luchtkwaliteit onderzocht, zodat onacceptabele gezondheidsrisico's kunnen worden uitgesloten. Hiertoe is de Atlas Leefomgeving geraadpleegd. Dit geeft inzicht in de concentraties stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10). Hieruit blijkt dat de concentraties in het plangebied onder de grenswaarden liggen die op Europees niveau zijn vastgesteld ter bescherming van mens en milieu tegen schadelijke gevolgen van luchtverontreiniging. De blootstelling aan luchtverontreiniging is hierdoor beperkt en leidt niet tot onaanvaardbare gezondheidsrisico's. In het plangebied worden geen gevoelige functies beoogd zoals bedoeld in het 'Besluit gevoelige bestemmingen'. Toetsing aan de grenswaarden is daarom niet noodzakelijk.
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van voorliggend bestemmingsplan.
Externe veiligheid beschrijft de kans dat personen in de omgeving van een activiteit
waar met gevaarlijke stoffen wordt gewerkt, slachtoffer worden van een ongeval met
die stoffen. Dit kan betrekking hebben op inrichtingen (bedrijven) of transportroutes
(weg, water, rail en buisleiding) in relatie tot de (bebouwde) omgeving. Voor inrichtingen
(bedrijven) is het 'Besluit externe veiligheid inrichtingen', de bijbehorende regeling
en de circulaire effectafstanden LPG-tankstations van belang. Voor transport is de
'Wet vervoer gevaarlijke stoffen', het besluit externe veiligheid transportroutes
en de wet basisnet van belang. Daarnaast zijn er een aantal besluiten en regelingen
vastgesteld waarin het beleid verder uitgewerkt is. Het beleid met betrekking tot
buisleiding is opgenomen in het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). Bij
externe veiligheid wordt een onderscheidt gemaakt tussen een plaatsgebonden risico
en een groepsrisico.
Plaatsgebonden risico
Het plaatsgebonden risico is de kans dat een persoon, die zich gedurende een jaar
onafgebroken onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt, overlijdt als gevolg van
een ongeval met gevaarlijke stoffen. Dit risico wordt per bedrijf vastgelegd in contouren.
Er geldt een contour waarbinnen die kans 10-5 (één op 100.000) en een contour waarbinnen deze kans 10-6 (één op 1.000.000) bedraagt. Binnen deze contour mogen in ieder geval geen kwetsbare
objecten (onder andere scholen, gebouwen waar zich veel mensen bevinden en gebouwen
waar zich minder zelfredzame personen kunnen bevinden) aanwezig zijn of geprojecteerd
worden.
Groepsrisico
Het groepsrisico is een berekening van de kans dat een groep personen binnen een bepaald
gebied overlijdt ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De oriëntatiewaarde
geeft hierbij de indicatie van een aanvaardbaar groepsrisico. Voor de contour van
het groepsrisico geldt in ieder geval dat het niet wenselijk is om hier kwetsbare
bestemmingen toe te staan. Het streven moet zijn om het aantal personen binnen het
invloedsgebied onder de oriëntatiewaarde en waar mogelijk zo laag mogelijk te houden.
Gemeentelijk beleid
Door de gemeente Doetinchem is 'Het Extern Veiligheidsbeleid' vastgesteld d.d. 19
december 2013. De gemeente streeft naar een verantwoord evenwicht tussen risico's
en de behoefte aan de activiteiten die de risico's veroorzaken. Daar waar de gemeente
als bevoegd gezag een beoordelingsvrijheid heeft maakt zij in dit beleidsdocument
keuzes op het gebied van externe veiligheid. Die keuzes hebben de vorm van algemene
uitgangspunten en gebiedsgerichte ambities:
Onderzoek en conclusie
Aan de hand van de Risicokaart is een inventarisatie gedaan van risicobronnen in en rond het plangebied. Onderstaande figuur is een uitsnede van de risicokaart.
Hieruit blijkt dat:
Op basis van bovenstaande wordt geconcludeerd dat het aspect externe veiligheid geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van voorliggend bestemmingsplan. Daarnaast wordt met de aanduiding 'overige zone - nieuwe risicobronnen uitgesloten' (art. 12.1) uitgesloten dat zich risicobronnen binnen het plangebied vestigen.
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan wij het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:
Als uitgangspunt voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt veelal de VNG-uitgave
'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009 gehanteerd. Deze uitgave bevat een lijst, waarin
voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt)
richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft
richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar.
De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende
activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke indicatieve
richtafstand. De afstanden worden gemeten tussen enerzijds de grens van de bestemming
die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de uiterste situering van
de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het plan mogelijk is.
Onderzoek en conclusie
Met voorliggend bestemmingsplan worden geen milieubelastende functies/activiteiten mogelijk gemaakt. Daarmee worden de bestaande woningen grenzend aan/in de omgeving van het plangebied niet belemmerd c.q. vindt geen toename van hinder en gevaar bij deze woningen plaats.
Daarnaast is onderzocht of de realisatie van woningen een belemmering vormt voor bestaande activiteiten/bedrijven in de omgeving van het plangebied:
Op 1 januari 2024 is de Omgevingswet in werking getreden. De Wet natuurbescherming die op 1 januari 2017 in werking is getreden komt hiermee te vervallen. De Omgevingswet is het wettelijke stelsel voor de natuurbescherming.
De Europese Vogel- en habitatrichtlijn bepaalt voor een groot deel de regelgeving die wettelijk is vastgelegd. De soorten- en gebiedsbescherming blijven bestaan onder de wet. Bij ruimtelijke ontwikkelingen en planologische procedures zal getoetst moeten worden aan de Omgevingswet. De provincies zijn in het beginsel het bevoegd gezag op het gebied van natuur.
In de Omgevingswet is geregeld dat er voldoende zorg in acht moet worden genomen voor de in het wild levende dieren en planten, inclusief de directe leefomgeving.
Bij het verlenen van een omgevingsvergunning op grond van het bestemmingsplan, moeten de verbodsbepalingen in acht worden genomen. Dat houdt in dat, voorafgaand aan de verlening van een vergunning, onderzoek moet worden uitgevoerd naar het voorkomen van schade dan wel verstoring van dier- en plantsoorten die op grond van de Omgevingswet zijn beschermd. Vooral binnen de stedelijke omgeving moet aandacht worden geschonken aan de aanwezigheid van en de invloed op vleermuizen, huismus, gierzwaluw en steenmarter. De nestlocaties en vaste rust- en verblijfplaatsen van deze soort(groep)en zijn jaarrond beschermd. Daarnaast zijn de bezette nesten van alle inheemse vogelsoorten beschermd en mogen niet opzettelijk verstoord worden. Het broedseizoen loopt globaal van 15 maart t/m 15 juli, maar broedgevallen daarbuiten zijn ook beschermd.
Ook moet worden onderzocht in hoeverre de verstoring, vernieling of verontrusting van de beschermde soorten plaatsvindt. Als inbreuk wordt gepleegd op de verbodsbepalingen die op grond van de bepalingen van het Besluit activiteiten leefomgeving zijn vastgesteld, kan een verzoek tot een omgevingsvergunning worden aangevraagd. Uit een verleende omgevingsvergunning kunnen aanvullende mitigerende en/of compenserende maatregelen voortkomen die van invloed zijn op de (her)inrichting van een gebied. Het niet verkrijgen van een omgevingsvergunning is van invloed op de haalbaarheid van een project.
Naast bovengenoemde soortenbescherming ziet de Omgevingswet eveneens toe op gebiedsbescherming. Natura 2000 is een samenhangend netwerk van natuurgebieden in Europa. Natura 2000 bestaat uit gebieden die zijn aangewezen in het kader van de Europese Vogelrichtlijn (79/409/EEG) en gebieden die zijn aangemeld op grond van de Europese Habitatrichtlijn (92/43/EEG). Deze gebieden worden in Nederland op grond van de Omgevingswet beschermd. Natuurnetwerk Nederland (NNN) (voorheen Ecologische Hoofstructuur) is de kern van het Nederlandse natuurbeleid. De NNN is in provinciale structuurvisies uitgewerkt. In voorliggend geval gaat het om het Gelders Natuurnetwerk (GNN). In of in de directe nabijheid van de NNN (of GNN) geldt het 'nee, tenzij'- principe. In principe zijn er geen ontwikkelingen toegestaan als zij de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied aantasten.
Onderzoek en conclusie
'Deelgebied voormalige Augustinusschool'
Voor voorliggend bestemmingsplan is reeds een toetsing uitgevoerd aan de natuurwetgeving en aan het natuurbeleid. Uit deze toetsing kwam naar voren dat nader onderzoek naar vleermuizen, steenmarter, gierzwaluw en huismus noodzakelijk was. Bovenstaand onderzoek is uitgevoerd in 2018 (Staring advies, rapportnummer 3270, datum 26-09-2018), zie bijlage 5 Aanvullend onderzoek Flora en Fauna Van Damstraat 19. In verband met de juridische houdbaarheid van dat onderzoek was een actualisatie nodig. Deze actualisatie is vervolgens uitgevoerd (Eelerwoude, projectnummer 201855, datum 10-12-2022), zie bijlage 6 Nader onderzoek vleermuizen, huismus en gierzwaluw Augustinuslocatie Gaanderen. Hieronder wordt verder ingegaan op de onderzoeksresultaten.
Soortenbescherming
Uit de resultaten van het geactualiseerde nader onderzoek is gebleken dat door de geplande woningbouw in het plangebied mogelijke verblijfsplaatsen van de gewone dwergvleermuis en huismus worden vernield. Tevens vindt mogelijk verstoring van gewone dwergvleermuis en de huismus plaats. Voor de gewone dwergvleermuis en de huismus dient een omgevingsvergunning flora- en fauna - activiteit aangevraagd te worden bij de Gedeputeerde Staten van de Provincie Gelderland. In het voorliggende bestemmingsplan is een voorwaardelijke verplichting opgenomen in lid 11.3 van de regels dat de benoemde bestemmingen pas in gebruik mogen worden genomen en instand mogen worden gehouden als voldaan is aan eventuele mitigerende en compenserende maatregelen uit een verleende omgevingsvergunning flora - en fauna - actitviteit door de Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland. De verwachting is dat de omgevingsvergunning flora- en fauna – activiteit voor de gewone dwergvleermuis en de huismus verleend gaat worden. Er liggen grondige onderzoeken aan ten grondslag en er zijn al mitigerende maatregelen door de gemeente getroffen.
Gebiedsbescherming
Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied is het gebied Rijntakken. Deze ligt op grotere afstand van het plangebied. Om te bepalen of sprake is van een stikstofdepositie met een significant negatief effect op Natura 2000-gebieden is een Aerius-berekening uitgevoerd. Zie daarvoor paragraaf 4.9. Hieruit blijkt dat er in de aanleg- en gebruiksfase geen sprake van een stikstofdepositie met een significant negatief effect op Natura 2000-gebieden. Het plangebied is niet gelegen binnen NNN (GNN of GO). Voor NNN (GNN en GO) geldt dat alleen de gebieden zelf beschermd worden c.q. is geen sprake van een externe werking. Daarom zijn aanvullende maatregelen of advies vanwege GNN of GO niet aan de orde.
Op basis van bovenstaande wordt geconcludeerd dat het aspect flora en fauna wat betreft de soort- en gebiedsbescherming op basis van de Omgevingswet geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van voorliggende bestemmingsplan.
Deelgebied 'Sint Jozefterrein'
Voor de uitwerkingsplicht binnen dit bestemmingsplan is een QuickScan beschermde soorten Wnb uitgevoerd (Natuurinclusief, rapportagenummer NIRP20230119, datum 05-04-2023), zie bijlage 8 Quickscan beschermde soorten Wnb Sint Jozef terrein. Hieronder wordt verder ingegaan op de onderzoeksresultaten.
Soortenbescherming
Uit de resultaten van het onderzoek blijkt dat voor de huismus en de gierzwaluw aanvullend onderzoek noodzakelijk is. Ook is er nader onderzoek noodzakelijk naar de sperwer als struweel/bosschages in en rondom het projectgebied worden aangetast. Binnen het plangebied zijn diverse waardplanten aanwezig. Deze waardplanten kunnen voorplantingslocaties zijn van de grote vos, iepenpage, grote weerschijnvlinder, teunisbloempijlstaart of de sleedoornpage. Aanvullend onderzoek is alleen noodzakelijk als deze randen met deze waardplanten worden aangetast. Het aanvullende onderzoek kan plaats vinden bij de uitwerking van de bestemming.
Gebiedsbescherming
Het is niet geheel bekend hoe het toekomstige plan voor het deelgebied 'Sint Jozefterrein' ingevuld wordt. Dus is het ook niet duidelijk of er mogelijke significante gevolgen zijn op Natura-200-gebieden. Er is geen sprake van mogelijke aantasting van het Gelders Natuurnetwerk/Groende ontwikkelingszone want dit ligt buiten het plangebied.
Binnen Natura 2000 worden de meest waardevolle natuurgebieden in Europa beschermd om de hierin voorkomende biodiversiteit te behouden. Om deze biodiversiteit te beschermen is in 1979 de vogelrichtlijn opgesteld en in 1992 de habitatrichtlijn. Alle Europese lidstaten wijzen specifieke vogelrichtlijn of habitatrichtlijngebieden aan als onderdeel van deze Natura 2000-gebieden. Per Natura 2000-gebied zijn instandhoudingsdoelen bepaald van doelsoorten of habitattypen welke gericht zijn op het behouden, uitbreiden of verbeteren van deze soorten of habitattypen. De bescherming van deze vogel- en habitatrichtlijngebieden zijn in Nederland juridisch vertaalt in de Wet natuurbescherming. Bij nieuwe plannen en projecten is het van belang dat deze instandhoudingsdoelen van Natura 2000-gebieden niet negatief worden aangetast. Eén van de mogelijkheden waarbij sprake is van aantasting van deze instandhoudingsdoelen is via stikstofdepositie. Stikstofdepositie veroorzaakt vermesting en verzuring op habitattypen binnen Natura 2000-gebieden en kan ervoor zorgen dat instandhoudingsdoelen niet worden gehaald. Een stikstofberekening dient te worden uitgevoerd om te bepalen of de voorgenomen plannen een significante stikstofdepositie veroorzaken op habitattypen van veelal omliggende Natura 2000-gebieden.
Onderzoek en conclusie
Voor het deelgebied 'Voormalige Augustinusschool' is dan ook een stikstofberekening, zie bijlage 7 Stikstofberekening Van Damstraat 19 te Gaanderen, uitgevoerd voor de sloop- en bouwfase & de gebruiksfase. De conclusie is dat de stikstofuitstoot geen significant negatieve invloed heeft op de instandhoudingsdoelen van stikstofgevoelige habitattypen en leefgebieden van Natura 2000-gebieden. Er is dan geen vergunning van de Wet natuurbescherming nodig in relatie tot de stikstofdepositie.
Het waterschap Rijn en IJssel brengt in het waterbeheerprogramma 2022-2027 (d.d. 13 januari 2022) tot uitdrukking hoe zin haar rol in de omgeving ziet als doorvertaling van de Watervisie 2030. in het waterbeheerprogramma 2022-2027 zijn de contouren van de ambities van het Waterschap Rijn en IJssel opgenomen om daar samen met partners invulling aan te gaan geven. Daarmee wordt duidelijk welke richting en positie het waterschap inneemt om beleidsdoelen na te streven en op welke manier de daadwerkelijke uitvoering plaatsvindt.
De werkzaamheden, bovenop de wettelijke taken van het waterschap, zijn gevat in 4 thema's:
Voor het plangebied staan in het beheerplan geen specifieke doelstellingen beschreven.
Het Waterschap Rijn en IJssel heeft een legger. De legger is een set met kaarten van het beheergebied. Daarop staat o.a. welke rivieren, watergangen, dijken, kades, stuwen en sluizen het waterschap beheert en waar ze liggen. Langs al deze wateren en bouwwerken zijn zones aangegeven waarin niet zomaar alles mag. Zo beschermt het Waterschap Rijn en IJssel de wateren en de dijken. In de legger (kaart met watergangen, afmetingen en onderhoudsafspraken die hoort bij de keur) staat ook wie waar en waarvoor het onderhoud moet doen.
Onderzoek en conclusie
Onderstaand kaartbeeld laat zien dat binnen het plangebied bijv. geen rivieren, watergangen, dijken, kades, stuwen en sluizen aanwezig zijn.
Uitsnede legger Waterschap Rijn en IJssel
In paragraaf 3.5.7 is het rioleringsplan van de gemeente Doetinchem behandeld. Het beleid dat daarin is verwoord komt terug in deze waterparagraaf.
Eind 2000 heeft het kabinet het standpunt “Anders omgaan met water” vastgesteld. Het op een andere manier omgaan met water én ruimte is nodig om in de toekomst bescherming te bieden tegen overstromingen en wateroverlast. De watertoets is een instrument dat ruimtelijke plannen toetst aan de mate waarin zij rekening houden met het beleid om het water meer ruimte te geven. De watertoets heeft als doel om in een vroegtijdig stadium alle relevante partijen te betrekken bij het opstellen van een wateradvies. De toets heeft betrekking op alle wateren en alle waterhuishoudkundige aspecten die van betekenis zijn voor het gebruik en de functie van het plangebied en de directe omgeving van het gebied, bijvoorbeeld veiligheid (overstromingsgevaar), wateroverlast en waterkwaliteit.
Onderzoek en conclusie
Deelgebied voormalige Augustinusschool
Voor voorliggend bestemmingsplan is een watertoets, zie bijlage 9 Watertoets Bouwplan Augustinuspark fase 1, uitgevoerd. De watertoets tabel is in de navolgende tabel opgenomen. Daarop volgend wordt een toelichting gegeven op de behandelde thema's die relevant zijn. Deze toets is in de navolgende tabel opgenomen.
Thema | Toetsvraag | Relevant |
Hoofdthema's |
||
Algemeen | 1. Maakt het plan deel uit van een groter plan, zoals een masterplan/ stedenbouwkundige visie? | Nee |
Beheer en onderhoud | 1. Wordt water aangelegd, gedempt of aangepast? 2. Ligt in of nabij het plangebied een watergang |
1. Nee 2. Nee |
Veiligheid | 1. Ligt in of nabij het plangebied een waterkering (primairewaterkering, regionale
waterkering, overige kering of kade)? 2. Ligt het plangebied in een overstromingsgevoelig gebied of winterbed van een rivier? |
1. Nee 2. Nee |
Klimaatadaptatie (wateroverlast) |
1. Neemt in het plan het verharde oppervlak van bebouwingen bestrating toe met meer dan 500m2? | 1. Ja |
2. Neemt in het plan het verharde oppervlak van bebouwingen bestrating toe met meer
dan 1500m2? |
2. Ja | |
3. Bevindt het plan zich in een waterbergingsgebied, laaggelegen gebied of beekdal? |
3. Nee | |
4. Is er in of rondom het gebied wel eens sprake (geweest) van wateroverlast of blijkt
er gevoeligheid voor wateroverlast uit de klimaatatlas (https://www.weetvanwater.nl/klimaatatlas) |
4. Nee | |
5. Is het plangebied gevoelig voor hittestress? (bekijk hiervoor de klimaatatlas) |
5. Ja | |
6. Is het verschil tussen de hoogte van de weg en de bovenzijde van de begane-grondvloer
minder dan 30centimeter? |
6. Nee | |
Waterkwaliteit | 1. Is in of nabij het plangebied oppervlaktewater aanwezig ofgepland? 2. Bevindt het plan zich in een gebied met speciale functie(zoals KRW, EVZ, N2000, natte landnatuur, zwemwater)? |
1. Nee 2. Nee |
Afvalwaterketen |
1. Worden in het plan meer dan 10 wooneenheden gerealiseerd? 2. Ligt in of nabij het plangebied een rioolwaterzuiveringsinstallatie/ rioolgemaal/ persleiding / gemengde overstort? 3. Wordt regenwater afgevoerd naar de rioolwaterzuivering? 4.Vinden er activiteiten plaats op het verharde oppervlak waardoor verontreinigingen kunnen afspoelen en het oppervlaktewater mogelijk vervuild raakt? 5. Zijn er kansen voor het afkoppelen van bestaand verhardoppervlak? |
1. Ja 2. Nee 3. Nee 4. Nee 5. Ja |
Grondwaterbeheer |
1. Bevindt het plan zich in een kwelgebied ? 2. Is afstand tussen GHG en bovenkant vloer kleiner dan 80cm? 3. Ligt het plan in beschermingszone of intrekgebied van een(drink)wateronttrekking? 4. Is in het plangebied sprake van slecht doorlatende lagen in de ondergrond? 5. Worden drainagevoorzieningen aangelegd binnen een beperkingengebied voor drainage? |
1. Nee 2. Nee 3. Ja 4. Ja 5. Nee |
Recreatie en beleving |
1. Wordt recreatief medegebruik van wateren en oevers mogelijk gemaakt? 2. Ligt in het plangebied een beschermd watererfgoed? |
1. Nee 2. Nee |
Toelichting afvalwaterketen
Ten gevolge van de ontwikkeling is er sprake van een toename van het afvalwater. Uitgaande van een gemiddelde woningbezetting van 3 inwoners per woning en een vuilwaterproductie van 120 liter per inwoner per etmaal verdeeld over 10 uur wordt een toename aan vuilwater verwacht van (20 woningen x 3,0 inwoner x 12 l/uur) = 0,72 m³/uur volgens de watertoets. Maar het bestemmingsplan biedt de mogelijkheid om maximaal 30 woningen te realiseren dus kan er sprake zijn van een maximale toename van (30 woningen x 3,0 inwoner x 12l/uur)=1.08 m3. Er wordt vanuit gegaan dat het bestaand gemeentelijks stelsel deze toename kan verwerken. Dit dient bij de nadere uitwerking verder beschouwd te worden.
Toelichting grondwaterbeheer
In het plangebied bevinden zich slecht doorlatende lagen. Om grondwateroverlast in de toekomstige situatie te voorkomen, wordt aanbevolen ter hoogte van infiltratievoorzieningen en kruipruimten om slecht doorlatende lagen te doorbreken met bijvoorbeeld verticale zandsleuven. Het plangebied bevindt zicht in een intrekgebied op basis van de omgevingsverordering. Het plangebied maakt geen functies mogelijk die de kwaliteit van negatief beïnvloeden. In overleg met het waterschap wordt bepaald of aanvullende maatregelen nodig zijn.
Toelichting klimaatadaptatie
Door de ontwikkelingen in het plangebied neemt het verhard oppervlak toe met 4.170 m2. Om wateroverlast te voorkomen wordt het hemelwater niet afgevoerd naar het rioolstelsel maar volgens de trits vasthouden - bergen – afvoeren behandeld. Binnen het plangebied is veel ruimte aanwezig voor oppervlakkige berging. Langs de wegen zijn groenstroken aanwezig. Rondom de bouwvlakken zijn groenstroken of groenvakken aanwezig, die voor waterberging worden gebruikt. Indien de afstand naar een bergingsvoorziening te groot is, wordt gebruik gemaakt van een infiltratieriool om het hemelwater naar de berging af te voeren. Aan de randen van het plangebied worden retenties aangebracht. In extreme situaties zou en bui T=100+10% (80 mm) tot aan maaiveld of op maaiveld geborgen kunnen worden zonder dat er waterschade optreedt. Hierbij wordt voorgesteld rekening te houden met infiltratieverlies tijdens de bui. De infiltratiewaarde en maximale duur van de infiltratie wordt in overleg met het waterschap vastgesteld. Er wordt voorgesteld te rekenen met een maximale infiltratie van 1,0 m/dag gedurende 12 uur. Dit is lager dan de in-situ gemeten K-waarde. Echter kan de bodem van de infiltratievelden naar verloop van tijd dichtslibben waardoor de K-waarde afneemt. Over het algemeen wordt bij de verdere uitwerking uitgegaan van bouwpeilen van 20 tot 30 cm boven de as van de weg. Dit is mede afhankelijk van de diepte van voortuinen in combinatie met de toegankelijkheid voor mindervaliden. Het plangebied is in de huidige situatie, door de hoge verhardingsgraad, gevoelig voor hittestress. Om hittestress in de toekomst zo veel als mogelijk te beperken, worden in het nieuwe plan veel bomen en groenstroken ingepast.
Conclusie
Het plangebied biedt voldoende ruimte om water te laten infiltreren in de groenstroken tussen de bouwvlakken. De verwachting is dat het plangebied voldoende capaciteit heeft om T=100+10% te bergen.
Deelgebied 'Sint Jozeflocatie'
Bij de uitwerking van de uitwerkingsplicht voor het deelgebied 'Sint Jozefterrein' dient er een aparte watertoets voor dit gebied opgesteld te worden. Het deelgebied is al we onderzocht in de opgestelde watertoets, een doorkijk is al gemaakt. Maar een definitieve toets kan pas plaats vinden als ook bekend is hoe het deelgebied verder ontwikkeld wordt.
Het gemeentelijke beleid van archeologie en cultuurhistorie sluit aan bij het provinciale beleid van deze aspecten. In de volgende twee paragrafen wordt nader ingegaan op archeologie en cultuurhistorie.
Met de ondertekening van het Verdrag van Valletta (Malta) in 1992 is in Nederland de zorg voor het archeologisch bodemarchief aanzienlijk toegenomen. In het verdrag staat: Archeologische waarden moeten als onvervangbaar onderdeel van het culturele erfgoed worden meegenomen en te worden ontzien bij de ontwikkeling en besluitvorming van ruimtelijke plannen.
Met het in werking treden van de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz) in september 2007 is het verdrag wettelijk verankerd en is de Monumentenwet 1988 herzien. Sinds 1 juli 2016 is de Erfgoedwet van kracht, die de Wamz en de Monumentenwet 1988 heeft vervangen.
Een belangrijk archeologisch doel van de Erfgoedwet is om het archeologisch erfgoed ter plekke te behouden. Daarom is het verplicht om vroegtijdig in het proces van de ruimtelijke ordening rekening te houden met de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden en hierin een afweging te maken. Vroegtijdig onderzoek maakt namelijk ruimte om te overwegen om archeologievriendelijke alternatieven toe te passen.
Als het archeologisch bodemarchief niet kan worden ontzien, kan voorafgaande aan de bodemverstoring een archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn. Of een onderzoek nodig is en welk onderzoek dit moet zijn, wordt bepaald op basis van de aanwezige archeologische waarden en de aard en omvang van de bodemingreep. De kennis die hierbij wordt vergaard, levert informatie op die ook als inspiratiebron kan dienen voor het ontwerp van een gebouw of bij het inrichten van de openbare ruimte. Zo kan het 'verhaal van de plek' ook door toekomstige generaties nog worden gelezen.
Een betere bescherming van de archeologie en het tijdig meewegen van de archeologische belangen vraagt om goed inzicht in de verwachte ligging, verspreiding en aard van het archeologisch bodemarchief. Daarom heeft de gemeente Doetinchem een archeologische beleidskaart laten opstellen door adviesbureau RAAP, waarop de archeologische vindplaatsen en verwachtingszones zijn aangegeven. Afhankelijk van de (verwachtings)waarde in een gebied zal het beschermingsregime meer of minder streng zijn.
De archeologische beleidskaarten zijn op 30 maart 2020 door de gemeenteraad van Doetinchem vastgesteld. De archeologische beleidskaarten worden periodiek geactualiseerd aan de hand van uitgevoerd archeologisch onderzoek.
De volgende archeologische gebieden komen in het plangebied voor:
Dubbelbestemming |
|
Waarde - Archeologische verwachting 2 | bij bodemingrepen dieper dan 30 centimeter - maaiveld en bij bouwwerken met een totaal
oppervlak groter dan 100 m² vroegtijdig inventariserend archeologisch onderzoek |
Waarde - Archeogische verwachting 3 | bij bodemingrepen dieper dan 40 centimeter - maaiveld en bij bouwwerken met een totaal
oppervlak groter dan 250 m² vroegtijdig inventariserend archeologisch onderzoek |
Te allen tijde moet rekening worden gehouden met de wettelijke meldingsplicht bij toevalsvondsten (Erfgoedwet, art. 5.10). Degene die anders dan bij het doen van opgravingen een zaak vindt waarvan hij weet dan wel redelijkerwijs moet vermoeden dat het een monument is (in roerende of onroerende zin), meldt die zaak zo spoedig mogelijk bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.
Onderzoek en conclusie
''Deelgebied voormalige Augustinusschool'
In het kader van voorliggend bestemmingsplan is door Econsultancy een archeologisch
bureauonderzoek en verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (Econsultancy, 30 november
2021), zie bijlage 10 Archeologisch bureau- en verkennend booronderzoek Van Damstraat 19. Op basis van dit onderzoek is geadviseerd om voor een deel van het plangebied een
vervolgonderzoek te laten uitvoeren. De gemeente Doetinchem neemt het advies over
in de vorm van een katerend booronderzoek. In maart 2023 heeft Econsultancy een aanvullend
katerend booronderzoek uitgevoerd (Econsultancy, 29 maart 2022), zie bijlage 11 Aanvullend karterend booronderzoek Van Damstraat 19. Tijdens dit onderzoek zijn er geen archeologische aanwijzingen gevonden. Ook is
de aanwezigheid van een archeologische vindplaats niet aangetoond. De archeologische
verwachting binnen het plangebied kan worden bijgesteld naar laag voor alle perioden.
Uitsnede uit aanvullend karterend booronderzoek van Econsultancy
Er wordt geen vervolgonderzoek geadviseerd. Het uitgevoerde archeologisch onderzoek is door de ODA (specialist archeologie) beoordeeld, zie bijlage 12 Beoordeling archeologisch rapport. Op basis van deze beoordeling is het deelgebied 'voormalige Augustinusschool' vrijgegeven.
Deelgebied 'Sint Jozefterrein'
Voor het deelgebied 'Sint Jozefterrein', waarin in dit bestemmingsplan een uitwerkingsplicht is opgenomen, is door RAAP een archeologisch proefsleuvenonderzoek uitgevoerd (RAAP, 4 december 2019), zie bijlage 13 Archeologisch vooronderzoek proefsleuvenonderzoek. Op basis van dit onderzoek adviseert RAAP om geen vervolgonderzoek uit te voeren in plangebied St. Jozefterrein in Gaanderen. Het uitgevoerde archeologisch onderzoek is beoordeeld ( door de ODA (specialist archeologie). Op basis van deze beoordeling, zie bijlage 14 Beoordeling archeologisch rapport Sint Jozef terrein is vervolg onderzoek in het plangebied van het deelgebied 'Sint Jozefterrein' niet nodig.
Uitsnede uit archeologisch proefsleuven onderzoek van RAAP, hierop is het plangebied zichtbaar.
In opdracht van de gemeente Doetinchem heeft BeoBom een vooronderzoek Ontplofbare oorlogsresten (BeoBom, datum 10 september 2021), zie bijlage 15 Vooronderzoek ontplofbare oorlogsresten, uitgevoerd. Uit dit vooronderzoek blijkt dat er binnen het plangebied een verdacht gebied is op achtergelaten klein-kalibermunitie, handgranaten, geweergranaten en (munitie voor) granaatwerpers. Naar aanleiding hiervan is een vooronderzoek na-conflictperiode (Beobom, datum 25 augustus 2022), zie bijlage 16 Vooronderzoek na-conflictperiode, uitgevoerd. In dit onderzoek is nagegaan of het verdachte gebied verkleind is door naoorlogse bodemingrepen. Het verdachte gebied is naar aanleiding van dit onderzoek verkleind. Om ontplofbare oorlogsresten in het overgebleven verdachte gebied toch uit te sluiten wordt er een opsporingsonderzoek ontplofbare oorlogsresten uitgevoerd. Dit onderzoek kan pas uitgevoerd worden als de voormalige Augustinusschool gesloopt is. De bouw van de woningen kan pas plaatsvinden als dit onderzoek is afgerond. Er is dan ook een voorwaardelijke verplichting opgenomen dat bij de aanvraag van een omgevingsverunning aangetoond moet zijn dat er geen explosieven aanwezig zijn.
Wegcategoriseringplan
In het wegcategoriseringsprogramma zijn de verschillende wegen (binnen en buiten de bebouwde kom) in Doetinchem ingedeeld in een drietal categorieën.
Uitgangspunten bij de inrichting van de wegen binnen de gemeente Doetinchem zijn bepaald
in het Wegcategoriseringsplan:
De meeste woonstraten in de gemeente Doetinchem zijn inmiddels aangewezen tot 30 km/uur gebied. Niet alle straten voldoen al helemaal aan de bijbehorende inrichtingseisen. De komende jaren zullen bij groot onderhoud steeds meer woonstraten worden ingericht tot 30 km/uur straat.
De gebiedsontsluitingswegen zijn bedoeld om het verkeer uit de woongebieden verwerken richting bijvoorbeeld de snelweg A18. Het is duidelijk welke wegen dit zijn maar ook deze voldoen nog niet allemaal aan de gestelde eisen. Niet alle gebiedsontsluitingswegen hebben bijvoorbeeld aparte fietspaden.
De gebiedsontsluitingswegen in Doetinchem
Voor beide categorieën geldt dat de kwaliteit van de leefomgeving moet centraal staan. Een duidelijk onderscheid aanbrengen tussen de verschillende verkeersruimtes zorgt er voor dat de verkeersdeelnemer duidelijk zijn plek en die van anderen op de weg weet en zo de verkeersruimte op de juiste wijze gebruikt. Op drukke erftoegangsstraten is het belangrijk dat voetgangers veilig kunnen lopen op een trottoir. Voor rustige erftoegangsstraten kan worden overwogen alle verkeersdeelnemers gebruik te laten maken van dezelfde ruimte. Een smalle weg die gebruikt wordt door iedereen leidt tot een lagere rijsnelheid. Fysieke maatregelen als drempels ondervinden een steeds grotere weerstand bij de gebruikers en omwonenden en hulpdiensten. Ze leiden tot trillinghinder en toename van de geluidsoverlast. Bij voorkeur wordt gezocht naar maatregelen die een lagere snelheid afdwingen, maar die geen of beperkte bijeffecten hebben voor de leefomgeving en hulpdiensten.
Onderzoek en conclusie
Verkeersontsluiting
Door het plangebied zal een oost-west verbinding worden aangelegd als hoofdontsluiting. Deze weg zal aansluiten op de Van Damstraat in het oosten en als de uitwerkingsplicht uitgewerkt is sluit de ontsluiting in het westen aan op de Rijksweg. De weg wordt uitgevoerd als een 30 km straat. De straat wordt groen uitgevoerd waarin de auto te gast is.
Verkeersgeneratie in relatie tot ontsluiting
De verwachting is dat er per etmaal 180 extra voertuig bewegingen op de Van Damstraat zijn. Voor de Van Damstraat is dit geen probleem.
Parkeren
Het beleid van de gemeente is erop gericht dat parkeeroplossingen bij woningen meer worden gezocht op eigen terrein of in clusters. Voorwaarde is wel dat de kwaliteit van de openbare ruimte gewaarborgd blijft. Parkeren kan ook plaatsvinden in zogenaamde parkeerkoffers. Op basis van de 'Nota Parkeernormen 2024 Gemeente Doetinchem' is een loopafstand van 200 meter acceptabel van en naar een parkeerplaats bij de woning. De normering uit de 'Nota Parkeernormen 2024 Gemeente Doetinchem' wordt voor voorliggend bestemmingsplan aangehouden. Het voldoen aan de 'Nota Parkeernormen 2024 Gemeente Doetinchem' is dan ook middels een dynamische verwijzing (in lijn met jurisprudentie van de ABRS, ECLI:NL:RVS:2015:2837) opgenomen in de gebruiksregels. Het plangebied is aangemerkt als "Rest bebouwde kom", waarmee aan de bijbehorende normering moet worden voldaan (zie onderstaande tabel).
Uitsnede uit Nota Parkeernormen 2024 Gemeente Doetinchem
Binnen en in de nabijheid van het plangebied zijn geen planologisch beschermde kabels, leidingen of straalpaden aanwezig die tot belemmeringen in het plangebied leiden. Het aspect kabels, leidingen en straalpaden vormt dan ook geen belemmering voor onderhavig plan.
Op grond van de Wet geurhinder en veehouderij (Wvg) moet voor diercategorieën waarvoor per dier geen geuremissie is vastgesteld (bijvoorbeeld melkkoeien en paarden) en een geurgevoelig object de volgende afstanden aangehouden te worden:
• ten minste 100 meter indien het geurgevoelige object binnen de bebouwde kom is gelegen, en
• ten minste 50 meter indien het geurgevoelige object buiten de bebouwde kom is gelegen.
Voor diercategorieën waarvoor in de Wgv een geuremissie per dier is vastgesteld geldt dat de geurbelasting op geurgevoelige objecten binnen de bebouwde kom niet meer dan 3 odour units per kubieke meter lucht mag bedragen. Voor geurgevoelige objecten buiten de bebouwde kom mag deze niet meer bedragen dan 14 odour units per kubieke meter lucht.
Situatie projectgebied
Het projectgebied ligt niet binnen 100 meter of binnen een geurcontour van een agrarische bedrijf. Hiermee is geur geen belemmering voor het project en is ter plaatse van de nieuwe woningen een aanvaardbaar woon- en leefklimaat te verwachten.
Conclusie
De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) vormt geen belemmering voor voorliggend project.
Het bestemmingsplan is opgezet als ontwikkelingsgericht en gedetailleerd. Voor het deelgebied Augustinusschool geldt een gedetailleerd bestemmingsplan. In dit deelgebied is vastgelegd voor welke doeleinden de grond en gebouwen mogen worden gebruikt en wat er aan nieuwe bebouwing wordt toegestaan. Tegelijkertijd is het bieden van flexibiliteit wenselijk om in te kunnen spelen op ontwikkelingen. Voor een deel is dat mogelijk met de in het plan opgenomen afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden. Daarmee kunnen (relatief kleinschalige) ontwikkelingen planologisch worden geregeld, zoals uitbreidingen van gebouwen en functies of het toelaten van aan huis gebonden beroepen en/of bedrijven. Het deelgebied Sint Jozef terrein is opgezet als ontwikkelingsgericht. De bestemming moet namelijk nog nader uitgewerkt worden. Wel zijn er eisen opgenomen in deze uitwerkingsplicht om samenhang te krijgen met het deelgebied Augustinusschool.
De regels bestaan uit de volgende onderdelen:
De inleidende regels omvatten de in de planregels gebruikte begripsomschrijvingen (artikel 1) en de wijze van meten (artikel 2). Hiermee is plan specifiek vastgelegd wat bedoeld wordt en hoe gemeten moet worden. Als een begrip niet omschreven is, dan geldt de algemeen gangbare uitleg van het begrip.
In de bestemmingsregels zijn de regels voor de verschillende bestemmingen omschreven. Elke bestemmingsregel is, in overeenstemming met de RO-Standaarden 2012 waaronder de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (2012), in beginsel opgebouwd uit:
Binnen de bestemming 'Groen' is het structurele groen van het plangebied geregeld. In de regels is een beperkte bebouwingsregeling opgenomen voor gebouwen (nutsvoorzieningen) en bouwwerken geen gebouwen zijnde (straatverlichting, straatmeubilair, en dergelijke) ten behoeve van de bestemming en eromheen gelegen openbaar gebied.
Ten behoeve van extensieve dagrecreatie mogen wandelpaden worden aangelegd. Onder extensieve dagrecreatie wordt ook het plaatsen van onder andere bankjes, tafels en prullenbakken begrepen. Met een afwijking zijn onder voorwaarden parkeervoorzieningen toegestaan.
De bestemming 'Verkeer' is toegekend aan de gronden met een ontsluitende en verkeersdoorstromende functie. Ook is de bestemming toegekend aan bermen, parkeerplaatsen en niet structurele groenvoorzieningen. In de regels van deze bestemming is een beperkte bebouwingsregeling opgenomen voor gebouwen ten behoeve van de bestemming zoals bushokjes en nutsvoorzieningen. Er is een bebouwingsregeling opgenomen voor bouwwerken geen gebouwen zijnde zoals straatmeubilair, straatverlichting, en dergelijke. Binnen de regels zijn afwijkingsregelingen opgenomen om onder voorwaarden van de maximale bouwhoogte te mogen afwijken.
De bestemming 'Wonen' omvat alle percelen waarop woningen en bijbehorende bouwwerken zijn toegelaten. De hoofdgebouwen moeten binnen het bouwvlak worden gebouwd. Binnen deze bestemming kunnen maximaal 30 woningen in de vorm van gestapelde, aaneengebouwde en twee-aaneen (twee-onder-een-kap) woningen worden gebouwd, dit is weergegeven in een bouwaanduiding op de plankaart. Onder aaneengebouwde woningen vallen ook woningen die met de achter- en zijkant tegen elkaar aangebouwd zijn, ook wel rug-aan-rug woningen genoemd.
De diepte van de woningen is afhankelijk van het type woning. Zo hebben twee-aaneen (twee-onder-een-kap) woningen een maximale diepte van 14 meter, mits hetzelfde bouwpwerceel van de woning voor niet meer dan 70% wordt bebouwd. Aaneengebouwde woningen hebben een maximale diepte van 12 meter, mits hetzelfde bouwperceel van de woning voor niet meer dan 70% wordt bebouwd.
De maximaal toegestane goot- en bouwhoogte van de hoofdgebouwen zijn in een maatvoeringssymbool op de plankaart opgenomen.
Aan huis gebonden beroep en/of bedrijf
Op gronden met de bestemming 'Wonen' is de uitoefening van een vrij beroep en een
aan huis gebonden beroep en/of bedrijf toegestaan in een aangebouwd bijbehorend bouwwerk.
Voorwaarde daarvoor is dat de woonfunctie in alle gevallen de hoofdfunctie binnen
de bestemming blijft. In beperkte mate mag bij de uitoefening van een aan huis gebonden
beroep en/of bedrijf ook detailhandel plaatsvinden. Overige detailhandel is binnen
de bestemming 'Wonen' nadrukkelijk uitgesloten. Wanneer een aangebouwde oplossing
niet mogelijk is vanwege architectuur of monumentale status van de woning, is het
mogelijk om met een afwijking een aan huis gebonden beroep en/of bedrijf toe te staan
in een vrijstaande bijbehorend bouwwerk. Hierbij moet het, als dat vanuit de bestemming
noodzakelijk is, vrijstaande bouwwerk wel een ruimtelijke eenheid vormen met de woning.
Een internetwinkel is onder voorwaarden toegestaan, zo mag de internetwinkel alleen
online verkopen, geen winkeluitstraling hebben, geen showroom en geen opslag binnen
of buiten.
Alleen in geval van gastouderschap is een buitenactiviteit in de vorm van buitenspelende
kinderen toegestaan.
Wonen in aangebouwde bijbehorende bouwwerken
Aangebouwde bijbehorende bouwwerken mogen worden gebruikt voor de uitbreiding van
de woonfunctie, onder voorwaarde dat de afstand tussen dat bouwwerk en de achterste
bouwperceelsgrens minimaal 8 meter bedraagt. Als het hoofdgebouw op kortere afstand
ligt, geldt die afstand als norm.
Met een afwijking is het mogelijk om wonen en aan huis gebonden beroep en/of bedrijf in aangebouwde bijbehorende bouwwerken op kortere afstand dan 8 meter (tot 3 meter) tot de achterste bouwperceelsgrens toe te staan. Hierbij moet voldaan worden aan een aantal voorwaarden bijvoorbeeld dat de achterste bouwperceelsgrens grenst aan (openbaar) gebied met bijvoorbeeld een groen- of verkeersbestemming.
Dakoverstekken
Steeds meer gebouwen worden voorzien van royale dakoverstekken. Dat heeft soms met
architectuur te maken, maar vaak is de overkapte ruimte gewoon functioneel. De ruimte
wordt dan bijvoorbeeld gebruikt als veranda (overdekt terras) of carport. Volgens
de Nederlandse Norm (NEN) is tot 75 centimeter sprake van een overstek. Bij een grotere
afmeting is sprake van een overkapping en dan telt de overkapte ruimte mee bij de
berekening van de oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken. Dit is van belang omdat
de oppervlakte is genormeerd.
Bouwwerken op daken
Afscherming technische installatie op daken zoals airco's, warmtepompen, zonnepanelen,
e.d. zijn mogelijk tot 0,5 m boven het dakvlak. Als het dak daarbij al de maximum
bouwhoogte heeft bereikt. Deze maat komt dan extra bovenop de de maximum bouwhoogte.
Zodat de afscherming van technische installaties ook op deze daken mogelijk zijn.
Bijbehorende bouwwerken
Bijbehorende bouwwerken zijn toegestaan binnen de bestemming 'Wonen' en het daarin
gelegen bouwvlak. Zij moeten evenwijdig aan of achter de voorgevel van de woning worden
gebouwd. Bijbehorende bouwwerken mogen dus in één lijn met de voorkant van de woning
staan.. Als aaneengebouwde woningen geen achtererf hebben, dit is het geval als ze
met de zij- en achterkant tegen elkaar aangebouwd worden, dan zijn bijgebouwen aan
de voor- en zijkant toegestaan. Het is dan toegestaan om voor elke woning een bijgebouw
te realiseren.
Voorwaardelijke verplichting groene erfafscheiding
Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - groene erfafscheiding'
zijn uitsluitend groene erfafscheidingen toegestaan. Om vergunningsvrij bouwen van
erf- of perceelsafscheidingen uit te sluiten is hiervoor een regel toegevoegd aan
het artikel bouwwerken geen gebouw zijnde. In samenhang met deze regels is op de plankaart
de 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten - erf- of perceelsafscheiding uitgesloten'
toegevoegd. Via deze regels is het alleeen mogelijk om groene erfafscheidingen te
plaatsen. Groene erfafscheidingen zijn gewenst vanuit de stedenbouwkundige visie 'Het
Augustinuspark ''Wonen aan de riverduinen'' dat uitgewerkt is in het beeldkwaliteitsplan
'Het Augustinuspark'. De essentie van het plan is namelijk wonen aan een openbare
parkstructuur. De woningen komen in 'rivierduinhofjes' te staan. Het groen in het
plangebied is de verbinde factor. De woningen zijn hieraan gesitueerd en de bewoners
kijken hierover uit. De grondgebonden woningen hebben een kleine privétuin bij hun
woning. De kleine privétuin wordt gecompenseerd door de ligging aan het openbaar groen.
De leefbaarheid voor de bewoners gaat achteruit als er erf- of perceelsafscheidingen
in de vorm houten schuttingen zijn toegestaan. De bewoners hebben dan alleen zicht
op hun privétuin en niet op het groen. En de parkstructuur zoals beschreven in het
beeldkwaliteitsplan en de stedenbouwkundige visie wordt dan teniet gedaan. Met als
gevolg dat de ruimtelijke kwaliteit van het plan afneemt.
Woningdifferentiatie
De gemeente Doetinchem heeft een doelgroepenverordening. Daarmee is het op basis van
het Besluit ruimtelijke ordening mogelijk om in het bestemmingsplan regels op te nemen
met betrekking tot sociale huurwoningen, geliberaliseerde woningen voor middenhuur,
sociale koopwoningen of particulier opdrachtgeverschap. Op basis van de doelgroepenverordening
en aansluitend bij het gemeentelijk woonbeleid zijn voor voorliggend bestemmingsplan
plan regels opgenomen voor sociale huurwoningen en sociale koopwoningen.
Met een afwijking is het mogelijk om in plaats van sociale huurwoningen goedkope koopwoningen te realiseren. Middenhuur woningen te realiseren in plaats van betaalbare koopwoningen categorie 1 en 2. Of betaalbare koopwoningen categorie 1 te realiseren in plaats van middenhuur woningen.
Tijdelijke woonunits ter overbrugging van de bouwperiode
Op woningbouwlocaties wordt af en toe gebruik gemaakt van tijdelijke woonunits. Dit
zijn veelal prefab gebouwen maar soms ook sta- of toercaravans. Deze gebouwen voorzien
in een tijdelijke behoefte, namelijk een alternatieve huisvesting ter overbrugging
van de bouwperiode.
Een tijdelijke woonunit mag uitsluitend worden geplaatst op het perceel waar een woning
wordt gebouwd of verbouwd. Het maakt niet uit of de bouw wordt uitgevoerd door de
(toekomstige) bewoner zelf of door een aannemer. Voor een tijdelijke woonunit is een
omgevingsvergunning met instandhoudingstermijn vereist. De instandhoudingstermijn
wordt gekoppeld aan de daadwerkelijke start en duur van de bouw. Dit is om te voorkomen,
dat een unit of caravan wordt geplaatst zonder dat er vergunning is verleend voor
bouw of verbouw van een woning of nog geen begin is gemaakt met de bouw.
Het komt in de praktijk ook wel eens voor, dat een woning ingrijpend wordt verbouwd
zonder dat een vergunning is vereist, bijvoorbeeld voor het opknappen van een oude
woning. In dat geval moet de bouwer in spé schriftelijk een onderbouwing overleggen
waarom tijdens de bouw niet in de woning of elders kan worden gewoond. Deze onderbouwing
moet vergezeld gaan van een planning, zodat duidelijk is hoe lang de woonunit nodig
is. Als de woning gereed is, moet de tijdelijke woonunit worden verwijderd.
De bestemming 'Woongebied - Uit te werken' omvat de gronden die beoogd zijn als ontwikkelingsgebied . De exacte uitwerking is nog onvoldoende bekend. Met de bestemming 'Woongebied - Uit te werken' is het op termijn mogelijk, middels uitwerking van het plan, uitvoering te gegeven aan de plannen voor woningbouw. In de regels zijn voorwaarden opgenomen waaraan de uitwerking moet voldoen.
Deze dubbelbestemming ter bescherming van de archeologie zijn opgenomen in overeenstemming met het gemeentelijke archeologiebeleid en met name de herziene archeologische beleidskaart. Daarop zijn de archeologische waardevolle gebieden en archeologische verwachtingszones aangegeven. Afhankelijk van de (verwachtings)waarde in een (deel)gebied is het beschermingsregime meer of minder streng. De bescherming van de archeologische waarden is in het bestemmingsplan 'Stedelijk gebied - 2021' vertaald in verschillende archeologische dubbelbestemmingen.
Binnen dit plan komen de volgende archeologische dubbelbestemmingen voor:
- 'Waarde - Archeologische verwachting 2', wat betekend dat een archeologisch onderzoek moet worden uitgevoerd bij een ingreep dieper dan 30cm beneden maaiveld met een oppervlakte groter dan 100 m².
- 'Waarde - Archeologische verwachting 3', wat betekend dat een archeologisch onderzoek moet worden uitgevoerd bij een ingreep dieper dan 40cm beneden maaiveld met een oppervlakte groter dan 250 m².
Een aantal planregels geeft burgemeester en wethouders de bevoegdheid om nadere eisen te stellen of een afwijking te verlenen als bedoeld in artikel 3.6, lid 1, onder d, respectievelijk onder c, van de Wet ruimtelijke ordening.
De nadere eisen kunnen betrekking hebben op de plaats en afmetingen van de bebouwing. Deze kunnen toegepast worden als het concrete bouwplan voor de genoemde onderdelen, naar het oordeel van burgemeester en wethouders, een ongewenst gevolg voor de omgeving heeft.
Binnen de afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden komen veelal de volgende voorwaarden voor:
Deze voorwaarden zijn als volgt uit te leggen:
Daar waar het relevant is voor de bestemming, is een specifieke gebruiksregel voor parkeren opgenomen. Op grond van artikel 3.1.2. tweede lid Bro mogen parkeernormen worden neergelegd in een beleidsregel. In Doetinchem ligt het parkeerbeleid vast in de 'Parkeervisie Gemeente Doetinchem 2024' en 'Nota Parkeernormen 2024 Gemeente Doetinchem', zoals vastgesteld bij raadsbesluit van 28 maart 2024. In het bestemmingsplan wordt tot uitdrukking gebracht, dat bij de toets op het onderdeel parkeren, deze beleidsregel betrokken moet worden bij bouw, uitbreiding of vervangende nieuwbouw en/of wijziging van gebruik.
Uit vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van Raad van State blijkt, dat een zogenoemde dynamische verwijzing in het bestemmingsplan acceptabel is. Daarom is aan de parkeerbepaling in het bestemmingsplan de zinsnede 'met dien verstande dat wanneer deze parkeerregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, rekening wordt gehouden met die wijziging'. Hiermee wordt tot uitdrukking gebracht, dat in principe ten allen tijde wordt getoetst aan de meest actuele versie van het beleid. Tussentijdse wijzigingen van het beleid zijn dus gedurende de planperiode van het bestemmingsplan mogelijk.
Bij alle woningen is een afwijking bij de bouw- en gebruiksregels opgenomen voor het toestaan van een mantelzorgwoning. De afwijking is bedoeld voor het plaatsen en gebruiken van een tijdelijke woonunit als woonruimte voor mantelzorg. Hier zijn wel voorwaarden aan verbonden, bijvoorbeeld dat de ruimtelijke uitwerking aanvaardbaar is. Bij aaneengebouwde woningen zonder achtererf is het niet niet mogelijk om een woonunit of bijgebouw te plaatsen of te gebruiken als woonruimte voor mantelzorg omdat dit alleen mogelijk is aan de voorzijde van de woning.
Deze standaardbepaling heeft als doel te voorkomen dat van ruimte die in een bestemmingsplan voor de realisering van een bepaald gebruik of functie is mogelijk gemaakt, na realisering daarvan, ten gevolge van feitelijke functie- of gebruiksverandering van het gerealiseerde, opnieuw ten tweede male zou kunnen worden gebruik gemaakt.
In de algemene bouwregels is onder andere omschreven wanneer er geen verbod geldt voor het overschrijden van de bouw- en/of bestemmingsgrenzen voor bepaalde bouwdelen. Ook is omschreven wanneer het bevoegd gezag kan afwijken van bouw- en/of bestemmingsgrenzen.
De 'bestaande matenregeling' is bedoeld voor legale bouwwerken die afwijken van de vastgestelde situering, goot- en/of bouwhoogte, afstand, oppervlakte en/of inhoud van de bouwregels in dit bestemmingsplan. De bestaande afwijking is daarmee toegestaan.
In het artikel 'Ondergronds bouwen' is aangegeven dat de opgenomen bouwregels zijn bedoeld voor bouwwerken boven de grond.
De algemene gebruiksregel luidt dat het verboden is om gronden en opstallen te gebruiken in strijd met de bestemming. Hierbij zijn een aantal gebruiksvormen specifiek benoemd. Gebruik ten behoeve van de realisering en/of handhaving van de bestemming of het normale onderhoud van de gronden en/of bouwwerken wordt toegelaten.
In de algemene gebruiksregels is ook benadrukt welk gebruik sowieso is toegestaan. Namelijk het opwekken van duurzame energie met behulp van zonnepanelen of andere - op grond van de bestemmingsregels geoorloofde - voorzieningen op het dak.
Voorwaardelijke verplichting omgevingsvegunning flora- en fauna - activiteit
De omschreven bestemming in de bestemmingen 'Wonen' en 'Verkeer' mag alleen gerealiseerd en gebruikt worden mits uitvoering is gegeven aan de eventuele mitigerende maatregelen en gebiedscompensatie uit de omgevingsvergunning flora- en fauna - activiteit die door de Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland verleend wordt.
Voorwaadelijke verplichting explosievenonderzoek
De omschreven bestemming in de bestemmingen 'Groen', 'Verkeer' en 'Wonen' mag alleen gerealiseerd worden als er een opsporingsonderzoek ontplofbare oorlogsresten heeft aangetoond dat er geen explosieven in het plangebied aanwezig zijn. Door dit onderzoek kan het deelgebied voormalige Augustinusschool vrijgegeven worden van explosieven.
Overige zone - nieuwe risicobronnen uitgesloten
In deze zone is het verboden om nieuwe risicobronnen te vestigen of bestaande risicobronnen
uit te bereiden.
De algemene afwijkingsregel voorziet in de mogelijkheid om op ondergeschikte onderdelen af te wijken van de regels van het bestemmingsplan. Bijvoorbeeld voor kleine bouwwerken voor nutsvoorzieningen. De in het plan opgenomen algemene wijzigingsbevoegdheden laat meer ingrijpende afwijkingen toe en wordt daarom gekoppeld aan een zwaardere procedure dan die voor het verlenen van een afwijking van de bouw- en gebruiksregels.
Voor het opwekken van kleinschalige duurzame energie. Hierbij moet gedacht worden aan zonnepanelen, mini windturbines en kleine windturbines.
Voor zonnepanelen voor eigen gebruik gelden een aantal voorwaarden, bijvoorbeeld dat de zonnepanelen op eigen grond geplaatst moeten worden, daarnaast ook dat deze grond in gebruik moet zijn als erf. De oppervlakte maat van 100 vierkante meter is extra t.o.v. de standaard oppervlakte van 20 vierkante meter (bouwwerken, geen gebouwen zijnde).
Mini windturbines (ook wel windwokkels genoemd) zijn met een afwijking toegestaan op het dak, waarbij voorwaarden gelden, onder andere dat de as-hoogte maximaal 5 meter boven het hoogste punt van het gebouw of bouwwerk waar de mast op staat uit komt.
Kleine windturbines (ook wel windmolentjes genoemd) staan op de grond en zijn met een afwijking toegestaan in de gebiedstype buitengebied en bedrijventerreinen, zie bijlage 6 bij de regels. In een woonwijk (gebiedstype woongebieden) is het niet toegestaan om een kleine windturbine op te richten. Om de afwijking vergund te krijgen moet verder aan een aantal andere voorwaarden worden voldaan, bijvoorbeeld dat de maximale as-hoogte 30 meter is van de turbine.
In het bestemmingsplan kunnen voorwaardelijke verplichtingen zijn opgenomen (om de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan te waarborgen). Tegelijkertijd kunnen er na vaststelling van het bestemmingsplan redenen zijn waardoor de uitvoering van de voorwaardelijke verplichting niet kan plaatsvinden zoals bij het vaststelling van het bestemmingsplan was beoogd. Of dat door voorschrijdend inzicht een gewijzigde uitvoering noodzakelijk is. Daarom is in het bestemmingsplan de mogelijkheid geboden aan het bevoegd gezag om bij een omgevingsvergunning en onder voorwaarden af te kunnen wijken van een in het bestemmingsplan opgenomen voorwaardelijke verplichting als daarvoor de noodzaak bestaat.
In de loop van de tijd kan het gebruik van gronden of bouwwerken gaan afwijken van datgene wat mogelijk is op basis van het bestemmingsplan. In de overgangsregels wordt geregeld hoe met deze afwijking acceptabel zijn.
De naam van het plan wordt in de slotregel aangehaald.
Op 24 november 2022 is door de gemeenteraad van de gemeente Doetinchem de grondexploitatie Augustinusschool vastgesteld. De te maken kosten voor de ontwikkeling van de Augustinusschool maken onderdeel uit van deze grondexploitatie.
Alle gronden binnen het deelgebied Augustinusschool zijn in eigendom van de gemeente Doetinchem. Kosten die worden gemaakt voor bijvoorbeeld het bouwrijp maken, nutsvoorzieningen en inrichting van de openbare ruimte worden ‘verhaald’ door de verkoop(prijs) van de gronden. Er is daarom geen reden om een exploitatieplan op te stellen.
Voor het deelgebied Sint Jozefterrein is een uitwerkingsplicht in dit bestemmingsplan opgenomen. Deze gronden zijn niet in het bezit van de gemeente Doetinchem. Met de eigenaar van deze gronden is een kostenverhaalsovereenkomst gesloten om de gemaakte kosten voor dit deel van het bestemmmingplan door de gemeente te verhalen. Bij de uitwerking van de bestemming dient er anterieure overeenkomst met de gemeente te worden gesloten.
Dit bestemmingsplan doorloopt de procedure als bedoeld in afdeling 3.2 van de Wet ruimtelijke ordening. Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing. Ook is het plan op grond van artikel 3.1.1. Besluit ruimtelijke ordening overlegd met een aantal instanties, zie paragraaf 7.2. In dit hoofdstuk worden de resultaten van deze procedure en overleggen behandeld.
Het plan is op basis van artikel 3.1.1. Bro overlegd met de volgende instanties:
Provincie Gelderland
De provincie Gelderland heeft per brief op 1 augustus (zaaknummer 2023010327) laten weten dat de provinciale belangen Wonen, bescherming grond- en drinkwater en klimaatadaptie goed zijn meegewogen in het plan. De provincie heeft als opmerking dat het niet duidelijk is hoe de daadwerkelijke realisatie van betaalbare woningen is geregeld. Hierop is de toelichting van het bestemmingsplan met betrekking tot het woonbeleid aangepast.
Waterschap Rijn en IJssel
Het waterschap had enkele opmerkingen op de watertoets die in het kader van het vooroverleg is toegestuurd aan hen. De opmerkingen zijn in overleg met het waterschap verwerkt in de definitieve watertoets (Civicon, R01-2023-009-DO1, 17-10-2023). Het Waterschap Rijn en IJssel heeft ingestemd met deze watertoets.
Op 26 januari 2022 heeft de eerste digitale bijeenkomst met de omwonenden plaatsgevonden. Naar aanleiding van deze bijeenkomst is er op dinsdag 5 april 2022 een fysieke bijeenkomst geweest waarin een aantal conceptschetsen besproken zijn. De besproken conceptschetsen zijn uitgewerkt in een schetsontwerp. Het schetsontwerp is gepresenteerd tijdens een inloopavond op 7 juli 2022. Ook is er een projectsite ingericht waar iedereen zich kan laten informeren over het project en daarmee op de hoogte wordt gehouden over de stand van zaken.