Inhoud
Artikel 4 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 6 Waarde – Archeologie 3
Artikel 7 Anti-dubbeltelbepaling
Artikel 8 Algemene gebruiksregels
Artikel 9 Algemene ontheffingsregels
Artikel 10 Algemene procedureregels
Hoofdstuk
4 Overgangs- en slotregels
In deze regels wordt verstaan onder:
het wijzigingsplan ‘De Bloembedden‘ van de gemeente Culemborg.
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0216.bloembedden-VG01 met de bijbehorende
regels en bijlagen.
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
bebouwing waarbij de hoofdgebouwen aan beide zijden in de perceelsgrens zijn gebouwd, met dien verstande dat de eindwoning slechts aan één zijde in de zijdelingse perceelsgrens hoeft te worden gebouwd.
een dienstverlenend beroep, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
een aan een hoofdgebouw toegevoegde, afzonderlijke ruimte die qua afmetingen en/of visueel opzicht (onder meer voor wat betreft goothoogte, dakhelling en/of dakvorm), ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
- de achterste grens van een bouwvlak, gezien vanaf de weg waarop het hoofdgebouw is georiënteerd;
- indien er niet sprake is van een achterste grens van een bouwvlak dan wel geen bouwvlak is aangegeven: de denkbeeldige lijn die wordt getrokken langs de achtergevel van het hoofdgebouw -zonder aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen- alsmede het verlengde daarvan.
in een schriftelijke rapportage vastgelegd bureau- en/of veldonderzoek naar de materiële neerslag van menselijke aanwezigheid en menselijk handelen in het verleden.
zorg die zich richt op het optimaal beheer van de bodem als unieke bron van informatie over de geschiedenis van Nederland.
de aan een gebied toegekende waarden in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit in het verleden, ten minste ouder dan 50 jaar.
één of meer gebouwen en/of één of meer bouwwerken geen gebouwen zijnde.
de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een bouwwerk en/of op een terrein die wordt gebruikt voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep, een aan-huis-verbonden bedrijf c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke.
a t.a.v. bebouwing:
bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;
b t.a.v. gebruik:
het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip waarop het plan rechtskracht heeft verkregen.
de grens van een bestemmingsvlak.
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en dat in functioneel en architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
de grens van een bouwvlak.
een doorlopend gedeelte van en gebouw dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
de bouwlaag op de begane grond.
de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon, die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend zoals escortservices en bemiddelingsbureaus.
doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan.
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
een perceel dat is gelegen op de hoek van twee wegen die toegankelijk zijn voor verkeer of op de hoek van een weg die toegankelijk is voor verkeer en openbaar groen.
een functie waarvoor het hoofdgebouw als zodanig mag worden gebruikt.
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste gebouw kan worden aangemerkt.
functie of activiteit waarvoor maximaal 30% van (de beroeps- c.q. bedrijfs)vloeropper-vlakte van het hoofdgebouw als zodanig mag worden gebruikt.
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten ten behoeve van een ander tegen vergoeding.
een seksinrichting met één of meer ramen van waarachter de prostituee/prostitué tracht de aandacht van passanten op zich te vestigen.
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden.
Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, een (raam)prostitutiebedrijf en een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
het door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze passanten tot prostitutie bewegen, uitnodigen dan wel aanlokken.
het door de omvang, de vorm en de situering van de bouwmassa's bepaalde beeld inclusief de ter plaatse door de infrastructuur, de begroeiing en andere door de mens aangebrachte (kunstmatige) elementen gevormde ruimte(n).
de vergroting van een bestaande ruimte in een hoofdgebouw, die qua afmetingen en/of in visueel opzicht (onder meer wat betreft (goot)hoogte, dakhelling en/of dakvorm), ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
de lijn waarin de voorgevel van een bouwwerk is gelegen alsmede het verlengde daarvan.
de grens van het bouwvlak die gericht is naar de weg en waarop de bebouwing is c.q. moet worden georiënteerd.
een constructie geen gebouw of bouwwerk zijnde.
een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
de kortste afstand van het verticale vlak in de zijdelingse perceelsgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk.
de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen.
het oppervlak dat met bouwwerken is bebouwd, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat is gelegen binnen de bestemming, of binnen een in de regels nader aan te duiden gedeelte van die bestemming.
tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren.
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van de scheidingsmuren neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
- voor bouwwerken, waarvan de
hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse
van de hoofdtoegang vermeerderd met
- in andere gevallen: de
gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld of het afgewerkte bouwterrein
vermeerderd met
De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a groenvoorzieningen;
b bermen en beplantingen;
c speelvoorzieningen;
d waterhuishoudkundige voorzieningen;
e bestaande nutsvoorzieningen;
f voorzieningen voor langzaam verkeer;
g inritten;
h bestaande parkeervoorzieningen.
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a De bouwhoogte van
speeltoestellen mag niet meer dan
b De bouwhoogte van lichtmasten
mag niet meer dan
c De bouwhoogte van overige
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in de bestemmingsomschrijving voor de aanleg van nieuwe parkeerplaatsen, met dien verstande dat:
a de noodzaak voor de parkeerplaatsen dient te worden aangetoond;
b de belangen van derden niet onevenredig mogen worden aangetast.
De voor ‘Verkeer - Verblijfsgebied’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a voorzieningen voor verkeer en verblijf;
b parkeervoorzieningen;
c groenvoorzieningen;
d speelvoorzieningen;
e waterhuishoudkundige voorzieningen;
f nutsvoorzieningen;
g (muziek)kiosk, abri’s, telefooncellen, straatmeubilair, e.d.
Op deze gronden mogen alleen gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen worden gebouwd, met dien verstande dat:
a de oppervlakte niet meer dan
b de hoogte niet meer dan
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a De bouwhoogte van
speeltoestellen mag niet meer dan
b De bouwhoogte van lichtmasten
mag niet meer dan
c De bouwhoogte van overige
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan
De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a wonen;
b aan-huis-verbonden beroepen;
c parkeerdoeleinden;
d tuinen, erven en verharding;
e een langzaamverkeersverbinding ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen - langzaamverkeer’.
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
a Ter plaatse van de aanduiding ‘aaneengebouwd’ dient de aangegeven bebouwingstypologie te worden aangehouden.
b Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd.
c Overschrijding van het bouwvlak is uitsluitend toegestaan indien dit uit verkeerskundig oogpunt niet onaanvaardbaar is, met ondergeschikte onderdelen van gebouwen, zoals erkers, luifels en balkons, met dien verstande dat:
1 de diepte niet meer mag
bedragen dan
2 de afstand tot de openbare
weg mag niet minder bedragen dan
3 de breedte van een erker niet meer mag bedragen dan 50% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw.
d De voorgevel moet worden
gesitueerd in de voorgevelrooilijn dan wel op een afstand van maximaal
e De breedte van hoofdgebouwen
mag niet meer bedragen dan
f De diepte van hoofdgebouwen
mag niet meer bedragen dan
g De goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’ is aangegeven.
h De bouwhoogte mag niet meer dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’ is aangegeven.
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:
a Aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd.
b Aan- en uitbouwen en
bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste
c Achter de achtergevel van het
hoofdgebouw moet een aaneengesloten open ruimte aanwezig zijn van ten minste
d Het bebouwingspercentage van het gedeelte van de gronden gelegen achter de achtergevelrooilijn van het hoofdgebouw mag maximaal 50% bedragen.
e Het bebouwde oppervlak van de
aan- en uitbouwen en bijgebouwen op een bouwperceel mag maximaal
f De diepte van een uitbouw
aan de achtergevel mag maximaal
g De goothoogte mag niet meer
bedragen dan
h De bouwhoogte mag niet meer
bedragen dan
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
a Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouwd binnen en buiten het bouwvlak.
b De bouwhoogte van erf- en
terreinafscheidingen mag niet meer dan
c De bouwhoogte van overige
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen:
a van het bepaalde in 5.2.1
onder g voor het overschrijden van de maximaal toegestane goothoogte met niet
meer dan
Binnen de bestemming ‘Wonen’ is de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
a De omvang van de activiteit
mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de
bebouwing tot een maximum van
b Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen toename van de parkeerdruk in de omgeving veroorzaken.
c Detailhandel mag alleen plaatsvinden ondergeschikt aan en in direct verband met het aan-huis-verbonden beroep.
d De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving.
e De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner(s).
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing
verlenen van het bepaalde in 5.4.1 onder a voor het gebruik van de woning voor
een aan-huis-verbonden beroep tot een oppervlakte van maximaal
a de omvang van de activiteit niet meer dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing mag bedragen;
b het bepaalde in 5.4.1 onder b, c, d en e van overeenkomstige toepassing is.
De voor
‘Waarde - Archeologie
a
Voor
het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende
bestemmingen dient de aanvrager van een reguliere bouwvergunning, voor
bouwwerken met een oppervlakte groter dan
b
Indien
uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de
gronden door het verlenen van de bouwvergunning zullen of kunnen worden
verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende
voorwaarden verbinden aan de bouwvergunning:
1
de
verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor
archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
2
de
verplichting tot het doen van opgravingen;
3
de
verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te
laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische
monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de
vergunning te stellen kwalificaties.
c
Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid a
indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare
informatie afdoende is vastgesteld.
Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 6.2
sub a indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare
informatie afdoende is vastgesteld.
Het is
binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke
vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken
en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
a
het
uitvoeren van grondbewerkingen met een oppervlakte groter dan
b
het
graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van
waterlopen, sloten en greppels;
c
het
aanleggen van leidingen dieper dan
Het in lid
6.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
a
het
normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis
zijn;
b
reeds
in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen
worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
a
De
in lid 6.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen
onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de
archeologische waarden van de gronden.
b
Alvorens
over de aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager een rapport te overleggen
waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal
worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende
mate is vastgesteld.
c
Een
rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van burgemeester en
wethouders de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare
informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport
beschouwd.
a
In
het belang van de archeologische monumentenzorg kunnen burgemeester en
wethouders regels verbinden aan een sloopvergunning.
b
Aan
de sloopvergunning kunnen burgemeester en wethouders de regel verbinden dat de
sloopwerken vanaf het maaiveld en dieper worden begeleid door een deskundige
wanneer de latere verstoringsdiepte dieper reikt dan
c
Indien
tijdens de begeleiding van de sloopwerken van zeer hoge waarde worden
aangetroffen, wordt hiervan onmiddellijk melding gemaakt bij burgemeester en
wethouders die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende
voorwaarden kunnen verbinden aan de sloopvergunning.
Grond welke eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Onder strijdig gebruik, als bedoeld in artikel 7.10 Wro, wordt in ieder geval verstaan:
a gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie;
b het gebruik van bijgebouwen bij een woning als zelfstandige woningen en als afhankelijke woonruimte.
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen:
a van de in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
b van de regels en toestaan dat het bouwvlak in geringe mate wordt overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
c van de regels voor de bouw van een luifel aan de voorgevel van een hoofdgebouw, geen woning zijnde, mits:
1 de diepte gemeten vanuit de
voorgevel niet meer dan
2 de hoogte niet meer bedraagt dan de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw;
3 er geen bezwaren bestaan vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid;
d van de regels en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits:
1 de inhoud per gebouwtje niet
meer dan
2 de bouwhoogte niet meer dan
e van de regels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot:
1 ten behoeve van reclamemasten
tot maximaal
2 ten behoeve van kunstwerken,
geen gebouwen zijnde, tot maximaal
3 ten behoeve van
waarschuwings- en/of communicatiemasten tot maximaal
f van bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en technische ruimten, mits:
1 de maximale oppervlakte van de vergroting niet meer dan 10% van het betreffende platte dakvlak of de horizontale projectie van het schuine dakvlak zal bedragen;
2 de bouwhoogte niet meer dan 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw zal bedragen.
De hierboven geregelde ontheffingen kunnen worden verleend indien hierdoor de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad en de stedenbouwkundige samenhang niet onevenredig wordt aangetast.
Er zal sprake zijn van een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige samenhang indien:
- de bebouwingskarakteristiek (aaneengebouwd) wordt aangetast;
- de karakteristiek van de open ruimte wordt aangetast;
- historische of stedenbouwkundige betekenis van bebouwing wordt aangetast.
Met betrekking tot de voorbereiding van een ontheffing van het plan ingevolge artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening door Burgemeester en wethouders, is Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
Waar in dit plan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op de regelingen zoals die luidden op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpwijzigingsplan.
a Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
1 gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
2 na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
b Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het bepaalde onder a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het bepaalde onder a met maximaal 10%.
c Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
a Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
b Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
c Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
d Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Deze regels worden aangehaald als:
‘Regels van het wijzigingsplan De Bloembedden’.
Rosmalen, november 2010 Vastgesteld: 30 november 2010