bestemmingsplan
bedrijventerrein pavijen I t/m iv

gemeente culemborg



Gemeente Culemborg

Bestemmingsplan
‘Bedrijventerrein Pavijen I t/m IV’

 

§       Toelichting

bijlagen

 

§       Regels

bijlagen

 

§       Plankaart schaal 1 : 2.000

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

projectgegevens:

TOE03-CUL00042-01A

REG03-CUL00042-01A

SVB02-CUL00042-01A

BYL03-CUL00042-01A

TEK03-CUL00042-01A

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Rosmalen, januari 2009                         Vastgesteld:



Inhoudsopgave

 

1        Inleiding   1

1.1     Algemeen  1

1.2     Het plangebied  1

1.3     Vigerende bestemmingsplannen  1

2        beleidsaspecten  3

2.1     Provinciaal beleid  3

2.2     Gemeentelijk beleid  5

3        Analyse en waardering   13

3.1     Ruimtelijke structuur 13

3.2     Functionele structuur 17

4        PLANUITGANGSPUNTEN en ontwikkelingen  21

4.1     Planuitgangspunten  21

4.2     Ontwikkelingen  22

5        Planologische aspecten  23

5.1     Bedrijven in relatie met milieuzonering  23

5.2     Kabels en leidingen, straalpaden en zendmasten  26

5.3     Externe veiligheid  26

5.4     Luchtkwaliteit 29

5.5     Relatie met de Wet geluidhinder 30

5.6     Bodem   30

5.7     Flora en fauna  30

5.8     Archeologie en cultuurhistorie  31

5.9     Waterhuishoudkundige aspecten  31

5.10   Overige milieubelemmeringen  33

6        Het bestemmingsplan  35

6.1     Algemeen  35

6.2     Beschrijving van de bestemmingen  35

7        Procedures  39

7.1     Inspraak en vooroverleg  39

7.2     Verdere procedure  39

7.3     Handhaving  39

 

 

Bijlagen:

Bijlage 1:   Nota van beantwoording Inspraak en Vooroverleg

Bijlage 2:   Nota Zienswijzen ontwerpbestemmingsplan bedrijventerrein
Pavijen I t/m IV


 

Plangebied bedrijventerrein Pavijen I t/m IV

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 


1              Inleiding

1.1        Algemeen

 

Aan Croonen Adviseurs b.v. is opdracht verleend tot het opstellen van een nieuw bestemmingsplan voor het bedrijventerrein Pavijen (met uitzondering van Pavijen V) in Culemborg, alsmede voor het daaraan voorafgaande traject van inventarisatie en analyse en het formuleren van uitgangspunten en randvoorwaarden.

 

In oktober 2003 is er voor het bedrijventerrein een startnotitie opgesteld. Deze notitie vormt de basis voor het voorliggende bestemmingsplan ‘Bedrijventerrein Pavijen I t/m IV’. De startnotitie vormde de eerste stap in de richting van een nieuw bestemmingsplan voor dit bedrijventerrein. Voor het vervaardigen van de startnotitie is een veldinventarisatie verricht en is de ruimtelijk-functionele situatie van het plangebied in beeld gebracht. Tevens heeft een stedenbouwkundige en functionele analyse plaatsgevonden en is het bestaande provinciale en gemeentelijke beleid geïnventariseerd en geanalyseerd.

 

Het voorliggende bestemmingsplan heeft overwegend een beheerskarakter. Het doel van het bestemmingsplan is een eenduidige en uniforme juridische regeling opstellen voor het toegestane gebruik en de toegestane bebouwing binnen het plangebied.

 

1.2        Het plangebied

 

Het plangebied van het bestemmingsplan ‘Bedrijventerrein Pavijen I t/m IV’ is aangegeven op de nevenstaande afbeelding.

Het bedrijventerrein Pavijen bevindt zich in het zuidwesten van Culemborg. Het bedrijventerrein heeft een omvang van circa 135 hectaren en is van de woongebieden Achter de Poort en Goibberdinge gescheiden door de Wethouder Schoutenweg (verbinding met het centrum en station van Culemborg) en de spoorlijn ’s-Hertogenbosch-Houten. De Wethouder Schoutenweg vormt de noordelijke grens van het plangebied. De stationsomgeving behoort niet tot het plangebied. De Parallelweg West vormt dan ook de oostelijke grens van het plangebied. Ten zuiden en westen van het bedrijventerrein bevindt zich het buitengebied van Culemborg. De westelijke grens van het plangebied wordt gevormd door de Gutenbergweg en de zuidelijke grens door de N320. De N320 verbindt het bedrijventerrein in westelijke richting met de A2 (’s-Hertogenbosch-Utrecht).

 

1.3        Vigerende bestemmingsplannen

 

Voor het plangebied zoals aangegeven en toegelicht in paragraaf 1.2 vigeren de volgende bestemmingsplannen:

-        Bestemmingsplan Industrieterrein III (vastgesteld d.d. 22 augustus 1972, goedgekeurd d.d. 1 augustus 1973);

-        Bestemmingsplan Industrieterrein IV, wijziging en aanvulling 1976 (vastgesteld d.d. 26 augustus 1976, goedgekeurd d.d. 13 april 1977);

-        Uitbreidingsplan in onderdelen (vastgesteld d.d. 24 november 1977, goedgekeurd d.d. 19 april 1978).

terug naar inhoudsopgave



2              beleidsaspecten

 

Voor het vervaardigen van dit bestemmingsplan is eerst een startnotitie opgesteld. In die notitie is het op dat moment vigerende beleid opgenomen. In dit bestemmingsplan wordt daarom voor het beleid verwezen naar deze startnotitie. Hierna is wel een opsomming opgenomen van de besproken beleidsstukken en is van nieuwe beleidsstukken een samenvatting opgenomen.

 

2.1        Provinciaal beleid

 

In de startnotie zijn reeds de volgende beleidsstukken opgenomen:

-        Streekplan Gelderland (1996)

-        Provinciaal Verkeers- en Vervoerplan (1997)

 

Naast deze documenten zijn er nog enkele voor het bestemmingsplan relevante beleidsstukken vervaardigd waarvan hierna een samenvatting is opgenomen.

 

2.1.1     Nota Bedrijventerreinen ‘Van Trekkracht naar Slagkracht’
(2002-2006)

Gemeenten en belangenorganisaties hebben met de provincie Gelderland afspraken gemaakt over het nieuwe beleid voor bedrijventerreinen. Deze afspraken zijn vastgelegd in de nota ‘Van Trekkracht naar Slagkracht’. Met deze nota is de doelstelling van het provinciale sociaal-economisch beleidsplan ‘Trekkracht Gelderland’ verder uitgewerkt. Doelstelling is ‘economische groei die niet ten koste gaat van ecologie en leefomgeving en daaraan ook bijdraagt’. Deze doelstelling is uitgewerkt in een aantal uitgangspunten:

-        zorgen voor voldoende bedrijventerreinen;

-        ruimtelijke concentratie van bedrijventerreinen;

-        efficiënte en duurzame kwaliteit van bedrijventerreinen;

-        goede fysieke en virtuele bereikbaarheid.

 

Het provinciale beleid voor bedrijventerreinen moet ervoor zorgen dat de gewenste economische groei in goede banen wordt geleid. De nota is tevens een uitwerking van het Streekplan.

 

De nota ‘Van Trekkracht naar Slagkracht’ legt een zwaar accent op zorgvuldig ruimtegebruik, duurzame ontwikkeling en revitalisering van bestaande bedrijventerreinen. Grootschalige economische ontwikkelingen worden zoveel mogelijk geconcentreerd bij stedelijke gebieden in de economische hoofdstructuur van Gelderland. Daarbuiten staan groen en rust voorop. Op de lokale en subregionale terreinen wordt alleen bedrijvigheid toegelaten die naar aard en schaal passend is.

 

In de nota ‘Van Trekkracht naar Slagkracht’ worden geen locatiekeuzen gemaakt, maar wordt een zoekrichting voor het tekort aan bedrijventerreinen aangegeven.

 

Provinciaal gezien is er geen discrepantie tussen vraag en aanbod naar bedrijventerreinen op middellange termijn (tot 2010). Regionaal doen zich wel problemen voor, onder andere in Rivierenland, waar de voorraad slechts voldoende is voor de komende 1,5 tot 2 jaar. Hier moeten dus nieuwe locaties beschikbaar komen, dan wel vigerende plannen in uitvoering worden genomen.


Uitgaande van een behoefteraming voor bovenlokale kernen in Rivierenland tot 2020 van 327 hectaren, betekent dit dat er, naast het tijdig beschikbaar komen van nog niet uitgeefbaar terrein in plannen en pijplijn, tot 2020 nog ruimte gevonden moet worden voor ongeveer 110 hectaren bedrijventerrein. Bij het zoeken naar deze ruimte is het centrale uitgangspunt ‘concentratie en bundeling, zowel binnen als buiten de economische hoofdstructuur’.

 

De nieuwe vraag naar bedrijventerrein zal in de economische hoofdstructuur (Tiel) moeten worden geaccommodeerd. Alleen de kernen buiten de economische hoofdstructuur (onder andere Culemborg) hebben nog de mogelijkheid voor opvang van de vraag vanuit de directe regio en voorzover passend naar aard en schaal.

In de planning van de provincie Gelderland is ten aanzien van de gemeente Culemborg als uitbreiding van een bedrijventerrein met een bovenlokale functie het bedrijventerrein Pavijen V aangegeven met een omvang van 26 hectaren.

 

Met betrekking tot revitalisering en herstructurering bestaat provinciaal een behoefte van totaal 208 hectare. In het kader van herstructurering worden specifieke mogelijkheden gezien voor onder meer het bedrijventerrein Pavijen, nabij het station. Hier schept revitalisering/herstructurering kansen voor nieuwe werkgelegenheid. De omvang van het aantal hectaren voor revitalisering/herstructurering is 50.

 

2.1.2  Op weg naar een duurzame leefomgeving, Gelders milieuplan 3

In het nieuwe Gelderse Milieuplan ligt de nadruk vooral op een gezonde, schone en veilige leefomgeving voor mens en natuur. De provincie wil een leefomgeving die de huidige en toekomstige generaties kansen biedt om veilig en gezond te wonen, te werken en te recreëren. Om dit te bereiken zijn maatregelen nodig die de milieuverontreiniging tegen gaan. De maatregelen betreffen het verkeer en vervoer, het bedrijfsleven, de landbouw en het wonen. Enkele maatregelen die van belang zijn in het kader van dit bestemmingsplan:

-        verduurzaming bedrijventerreinen (milieu- en ruimtewinst);

-        energiebesparing;

-        afvalpreventie;

-        afval- en grondstoffenbeheer;

-        waterbesparing;

-        waterbeheer;

-        geluidsreductie;

-        duurzame mobiliteit.

 

2.1.3     Experiment ruimtelijk beleid Rivierenland (februari 2002)

Door de gemeenteraad van Culemborg is op 28 februari 2002 ingestemd met de uitgangspunten van de visie ‘Eén lijn voor kwaliteit, Experiment Ruimtelijk beleid Rivierenland’. Centraal in de visie staat dat de bijzondere kwaliteiten die het Rivierenland heeft, beschermd en (soms) verbeterd moeten worden. Op basis van kwaliteitsanalyses werden in het kader van het experiment rondom de steden en dorpen in het Gelders Rivierengebied contouren getrokken waarbinnen alle stedelijke functies een plek zouden moeten krijgen, de zogenaamde kwaliteitscontouren. Bij genoemd besluit is de kwaliteitscontour aan de westzijde van Culemborg vastgesteld. Tussen het bedrijventerrein Pavijen (inclusief Pavijen V) en de kwaliteitscontour zijn een zoekgebied voor verstedelijking 2015 en een zoekgebied Beeldversterkende Landschappelijke Bebouwing aangegeven.

 


2.1.4  Streekplanuitwerking Zoekzones stedelijke functies en landschappelijke versterking (december 2006)

De streekplanuitwerking ‘Zoekzones stedelijke functies en landschappelijke versterking’ is op 12 december 2006 vastgesteld door Gedeputeerde Staten van Gelderland. Het is een uitwerking van het nieuwe streekplan dat in 2005 door Provinciale Staten is vastgesteld. De provincie geeft in deze streekplanuitwerking per regio aan waar de zoekzones voor stedelijke functies en landschappelijke versterking zijn gelegen. Op basis van deze streekplanuitwerking kunnen de zoekzones vervolgens voor stedelijke functies worden benut. Het is aan de regio en gemeenten in de zoekzones concrete ontwikkelingen te accommoderen. Bij de bepaling van de zoekzones is rekening gehouden met regionale woningbouw- en bedrijventerreinprogramma’s. Ook is rekening gehouden met de bundelingsdoelstellingen voor de stedelijke regio's en wordt naast uitbreiding vooral ingezet op inbreiding. Daarnaast wordt in de streekplanuitwerking aangegeven waar het landschap kan worden versterkt. Op basis van deze zoekzones dienen vervolgens gebiedsplannen te worden opgesteld die door de provincie dienen te worden geaccordeerd.

In de kaart met zoekzones voor de deeluitwerking Regio Rivierenland zijn aan de oostkant van Culemborg 2 zoekzones opgenomen. Het betreft een zoekzone voor wonen (woningbouwlocatie Parijsch) en een zoekzone voor werken (oostelijke rand Pavijen V).

 

2.2        Gemeentelijk beleid

 

In de startnotitie zijn reeds de volgende beleidsstukken opgenomen:

-        Rapportage ‘Revitalisering bedrijventerrein Pavijen’ (december 1993);

-        Rapportage revitalisering Pavijen (januari 2002);

-        Stedelijke Vernieuwing Culemborg 2000-2004, balans in duurzame stedelijke ontwikkeling (juni 2000);

-        Verkeersnotitie ‘Aansluiting Culemborg op de N320’ (januari 2001);

-        Eindrapport hydraulische toetsing maatregelen Pavijen (maart 2000);

-        Milieubeleidsplan 2002-2005 (september 2001).

 

Naast deze documenten zijn er nog negen voor het bestemmingsplan relevante beleidsstukken vervaardigd waarvan hierna een samenvatting is opgenomen.

 

2.2.1     Nota Duurzame Stedelijke Ontwikkeling (DSO)

In de Nota Duurzame Stedelijke Ontwikkeling (DSO) wordt een antwoord gegeven op de vraag hoe de gemeente Culemborg om gaat met duurzaamheid in de ruimtelijke ontwikkeling. De nota is vastgesteld op 14 april 2005.

Het bestemmingsplan kan een belangrijke functie vervullen bij het realiseren van een duurzame stedelijke ontwikkeling. Structurerende duurzaamheidsthema’s zoals water, ecologie en verkeer, behoren al vanaf de hoogste schaalniveaus de vereiste aandacht te krijgen. Deze thema’s dienen bij het ontwikkelen van de bestemmingsplannen verder uitgewerkt te worden. Bij het realiseren van een bestemmingsplan geldt als centrale doelstelling dat de inrichting zodanig zal worden vormgegeven dat optimaal van duurzaamheidsprincipes gebruik kan worden gemaakt.

Het bestemmingsplan Bedrijventerrein Pavijen I t/m IV heeft overwegend een beheerskarakter, waardoor er voor dit plangebied geen keuzes ten aanzien van duurzame ontwikkeling gemaakt zullen worden.

2.2.2  De samenhang van wegen, straten en paden, het uitwerkings-plan verkeer voor gemeente Culemborg

De doelstelling van dit plan is drieledig:

-        Culemborg bereikbaar en leefbaar houden (verkeer in een duurzaam kader plaatsen);

-        evenwicht zoeken tussen veiliger en beter benutten;

-        stimuleren van fiets en openbaar vervoer.

 

Voor het bedrijventerrein Pavijen I t/m IV zijn de volgende zaken van belang:

 

Externe ontsluiting

Er wordt gekozen voor een externe ontsluiting van Culemborg op de N320 met vier gebiedsontsluitende wegen in noord-zuidrichting. Twee van deze wegen zijn reeds aanwezig; de Erasmusweg in het plangebied en de Rijksstraatweg ten oosten van het plangebied. Ook zal er een nieuwe gebiedsontsluitende weg worden gerealiseerd aan de westzijde van het bedrijventerrein Pavijen (ten westen van de nieuwe uitbreiding). Verder wordt gedacht aan een nieuwe gebiedsontsluitende weg ter plaatse van sportpark Ter Weijde. Deze aansluiting dient nog nader onderzocht te worden en er moet nog overleg plaatsvinden met de provincie Gelderland.

Door de aanleg van twee nieuwe gebiedsontsluitende wegen wordt het verkeer snel naar de provinciale weg geleid, met een minimum aantal kilometers binnen Culemborg als gevolg. Gevolg voor het bedrijventerrein Pavijen is dat de Erasmusweg reeds is aangepast tot gebiedsontsluitingsweg. Daarnaast zal ten westen van bedrijventerrein Pavijen de nieuwe gebiedsontsluitingsweg Pavijen V worden aangelegd.

Interne ontsluiting

De interne ontsluiting van Culemborg weegt even zwaar als de externe ontsluiting. Op het bedrijventerrein Pavijen zal één route worden omgevormd tot fietsroute, namelijk de Industrieweg. Het streven is gericht op het laten doorlopen van deze route tot aan het NS-station. Op dit moment is dat nog niet het geval. De Wethouder Schoutenweg zal tevens een belangrijke interne ontsluitingsroute gaan vormen voor zowel het autoverkeer als het fietsverkeer.

Ter plaatse van de Beesdseweg zijn er ideeën om een verbinding te realiseren voor het langzaam verkeer met de overzijde van de spoorlijn, namelijk het Douwes Dekkerpad. Daarnaast wordt de doorsteek onder het spoor door naar Lanxmeer, de woonuitbreiding van Culemborg ten oosten van de spoorlijn, onderzocht.

 

Openbaar vervoer

Het station, dat ligt ten oosten van het plangebied, wordt genoemd als transferpunt. Hier zullen autoritten eindigen en eindigen de lijnen van het busvervoer, om vervolgens op het spoor over te stappen.

2.2.3  Startnota Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan (GVVP, 18 maart 2003)

In de Startnota GVVP wordt de basis gelegd voor het toekomstig verkeersbeleid van Culemborg. Het is de eerste stap om te komen tot een nieuw GVVP. In de Startnota is een aantal uitgangspunten voor het nieuwe GVVP geformuleerd. Van belang voor het bedrijventerrein Pavijen zijn de volgende uitgangspunten:

 

Duurzaam veilig

Aangezien verkeersveiligheid boven alles gaat, betekent dit dat de snelheid van autoverkeer in de stad waar mogelijk moet worden terug gebracht naar 30 km/h.

Op een beperkt aantal toegangswegen (hoofdwegen) geldt een snelheid van 50 km/h. De inrichting zal hierop worden aangepast. De hoofdwegen zijn uitgerust met vrijliggende fietspaden of voldoende brede fietsstroken.

 

Culemborg fietsstad

Om het fietsen te stimuleren is beleid nodig, dat tevens gericht is op het ontmoedigen van het autogebruik op korte afstanden.

 

Ontsluiting via de N320

De ontsluiting van de stad voor het autoverkeer geschiedt via de provinciale weg N320. De bestaande noord-zuidstructuur van de stad blijft bestaan en wordt verder versterkt. Voor een veilige aansluiting op de N320 en een goede verdeling van de verkeersstroom is een extra rotonde bij de uitbreiding van het bedrijventerrein, Pavijen V en een goede toegangsweg (hoofdweg) van de N320 naar Parijsch noodzakelijk. De bereikbaarheid van de stad kan verder worden verbeterd door onder andere het verbreden van de N320 tussen Culemborg en de A2.

 

Wethouder Schoutenweg als hoofdweg voor verkeer binnen de stad

De hoofdwegenstructuur dient duidelijk te worden vormgegeven, zodat veiligheid en doorstroming hand in hand kunnen gaan. De Wethouder Schoutenweg wordt na aanleg van de nieuwe ontsluitingsweg door het bedrijventerrein Pavijen V afgesloten van de N320 en is daarmee niet langer de belangrijkste weg om Culemborg in of uit te rijden. De weg wordt heringericht als (stedelijke) ontsluitingsweg voor de afwikkeling van het interne autoverkeer tussen oost, centrum en west.

 

Extra aandacht voor knooppunten

Het station moet een knooppunt van activiteiten zijn. De verkeersstructuur moet hieraan worden aangepast. Naast het verhogen van de verblijfskwaliteit moet vooral de bereikbaarheid van autoverkeer worden beschouwd. Een ander uitgangspunt is het beschikken over voldoende parkeergelegenheid voor auto en fiets.

 

Stationsgebied als visitekaartje voor de stad

Van een min of meer weggestopte opstapplaats voor de trein kan de stationslocatie een visitekaartje voor bezoekers van de stad worden. In de toekomst is het stationsgebied nadrukkelijk ingericht als verblijfsgebied en als knooppunt voor verschillende verkeersstromen. Een grootschalige herinrichting van het gebied biedt kansen voor een verbetering van de aansluitingen met de N320 en een eventuele nieuwe (tweede) verbinding tussen de oost- en westzijde van de stad in de vorm van een verkeersplein met een doorbraak onder het spoor.

2.2.4  Waterplan Culemborg 2004-2014 (3 mei 2004)

Omdat het water een belangrijke rol vervult bij de beleving en leefbaarheid van Culemborg, streven de gemeente Culemborg en Waterschap Rivierenland gezamenlijk naar een gezond en veerkrachtig watersysteem en een duurzame waterketen. Het Waterplan Culemborg is een gezamenlijk plan van de gemeente Culemborg en het Waterschap Rivierenland. Hoofddoelstelling van het Waterplan Culemborg is het realiseren van een gezond en veerkrachtig watersysteem in de stad, met het oog op een aantrekkelijke en gezonde leefomgeving.

Het Waterplan Culemborg volgt de tien principes voor integraal en duurzaam waterbeheer. Deze principes zijn geen wetmatigheden, maar zijn basisprincipes waaraan het moderne en duurzame waterbeheer zou moeten voldoen.


De algemene principes kunnen samengevat worden tot drie overkoepelende hoofdprincipes:

-        eenduidig en helder in beleid en functie;

-        integratie van watersysteem en -balans;

-        duurzaam en aanvaardbaar.

 

In het Waterplan Culemborg zijn de visie en ambities voor de toekomst weergegeven. In Pavijen I t/m IV wordt het water vooral afgevoerd naar het oppervlaktewater. Vanwege de lage ligging wordt in Pavijen I t/m IV geen water vastgehouden. Daar waar incidenteel mogelijkheden zijn, worden deze benut. De watergangen bieden echter wel ruimte om water te bergen, omdat hier flexibele peilen worden gehanteerd. Wat hier niet kan worden geborgen, wordt afgevoerd. Deels wordt dit gebrek aan berging in de groene gebieden (De Zump, Polder Redichem) gecompenseerd. De watergangen in Pavijen I t/m IV versterken het karakter van het bedrijventerrein en fungeren vooral als kijkwater. Zij vormen een verbinding tussen Goilbergen en het achterliggend gebied. In Pavijen I t/m IV wordt zoveel mogelijk afgekoppeld.

Het water vanuit Culemborg wordt afgevoerd via een aantal kenmerkende watergangen, zoals De Meer en de beide weteringen ten oosten en westen van Culemborg. Deze drie grotere afvoerende watergangen vormen tezamen een afvoerring rondom Culemborg. Deze afvoerring zal in de visie gehandhaafd en waar nodig versterkt worden en de watergangen zullen hun functie behouden.

 

Het ambitieniveau voor het watersysteem voor Pavijen I t/m IV is gemiddeld. Gestreefd wordt naar het bergen van water. Dit betekent dat het wateroverschot wordt afgevoerd naar een waterloop of locatie waar het tijdelijk kan worden geborgen. Ook voor de (afval)waterketen geldt een gemiddeld ambitieniveau.

Wat einddoel betreft is het streefbeeld vrijwel gelijk aan het bestaande beleid. Dit einddoel wordt echter opgeschoven in de tijd om brongerichte en meer tijdrovende maatregelen, zoals het afkoppelen van verhard oppervlak, een kans te geven. Bovendien wordt waar mogelijk en wenselijk meer gedaan dan alleen de basisinspanning. Zo zijn de schonere waterstromen daar waar mogelijk van de vuile gescheiden. Daarbij hoort een vooruitstrevend beleid ten aanzien van emissie-arme bouwmaterialen. Maatregelen voor de besparing van drinkwater worden actief gestimuleerd.

 

In hoofdstuk 6 wordt aangegeven hoe in het plangebied Pavijen I t/m IV wordt ingespeeld op de uitgangspunten van het Waterplan.

2.2.5  Groenstructuurplan (12 juni 2006)

De visie op het groen binnen de bebouwde kom van Culemborg is vastgelegd in het groenstructuurplan. In het groenstructuurplan wordt de samenhang tussen de verschillende groenonderdelen in de stad in beeld gebracht. Deze samenhang kan vanuit verschillende invalshoeken worden bekeken, zoals ruimtelijke structuur, natuur, recreatie en verkeer. Bij iedere invalshoek horen andere criteria.

 

De verkeersinfrastructuur bepaalt, naast grote gebieden en stadsranden, de hoofdgroenstructuur. De Erasmusweg is een belangrijk onderdeel van de hoofdgroenstructuur. Dit ‘groene lint’ verbindt het buitengebied ten zuiden van Culemborg met de robuuste groenstructuren langs de Wethouder Schoutenweg en de Landzichtweg.

De Rommersteeg is eveneens een belangrijk onderdeel van de hoofdgroenstructuur. Ook dit ‘groene lint’ verbindt het buitengebied ten zuiden van Culemborg met de robuuste groenstructuren langs de Wethouder Schoutenweg.


De door populieren begeleide N320 vormt de grens tussen de stad en het buitengebied. Tussen de N320 en de Beesdseweg. Rolweg en Dieselweg bevindt zich een gras-/weilandenstrook, een sloot, een enkel gebouw en een beperkt aantal bomen. De gemeente streeft er naar om dit ‘groene lint’ met enkele solitairen te beplanten.

 

Naast ‘groene linten’ heeft de gemeente een aantal ‘groene lijnen’ in het groenstructuurplan aangewezen. De Energieweg is in potentie een ‘groene lijn’. Deze potentie is echter tot op heden niet benut. De Randweg met een fraaie rij linden is eveneens een ‘groene lijn’.

 

In het groenstructuurplan zijn de volgende aanbevelingen voor Pavijen opgenomen:

-        beplantingsplannen opstellen voor de strook langs de N320 en de Edisonweg;

-        een beheerplan opstellen voor de tijdige en geleidelijke vervanging van alle populieren in Pavijen;

-        groene linten en lijnen niet verkleinen; de hoeveelheid groen in Pavijen is al (te) beperkt;

-        herinrichten groenstrook Energieweg waardoor er een nieuw groen lint ontstaat (en een groene ader in de stedelijke groenstructuur).

2.2.6  Welstandsnota gemeente Culemborg

In het voorliggende bestemmingsplan ‘Bedrijventerrein Pavijen’ worden de functie en het gebruik van de gronden en de maatvoering van de bebouwing geregeld. Het bestemmingsplan vormt de basis voor de stedenbouwkundige opzet van het bedrijventerrein. De architectonische verschijning wordt gewaarborgd door middel van een welstandsnota.

Met de twee genoemde beleidsstukken, het bestemmingsplan en de welstandsnota, wordt zowel de stedenbouwkundige opzet als de architectonische verschijningsvorm vastgelegd in een beleidskader. Nieuwe (bouwvergunningplichtige) bouwplannen dienen zowel aan het bestemmingsplan als aan de welstandsnota te worden getoetst.

 

In de welstandsnota van de gemeente Culemborg wordt het bedrijventerrein Pavijen, vanwege het samenhangende beeld met deels representatieve bedrijfsbebouwing, gekarakteriseerd als ‘modern bedrijventerrein’. Voor moderne bedrijventerreinen zijn de openbare ruimte en de verschijningsvorm van de bebouwing, die onder meer dienst doet als blikvanger, van belang. De representatieve bedrijfspanden langs de Erasmusweg, die geldt als de entree tot het bedrijventerrein en het westelijke deel van Culemborg, weerspiegelen de functie van deze weg in de structuur van de stad. De bebouwing aan de randen van het bedrijventerrein grenst direct aan het waardevolle landschap rondom de stad. Om het waardevolle beeld niet te verstoren is een goede inpassing van wijzigingen en nieuwbouw langs de randen van het bedrijventerrein van belang. Voor de terreinen binnen in het gebied geldt dat het beleid terughoudend is en vooral gericht op het goed functioneren en beheer.

 

Voor het bedrijventerrein Pavijen gelden drie verschillende welstandsniveaus.

De bebouwingsrand die de overgang vormt naar het omliggende landschap valt onder een zware toetsing; welstandsniveau 1. De beoordeling is vooral gericht op een zorgvuldige architectuur en een terughoudende inpassing die het waardevolle landschappelijke beeld niet verstoort. De bebouwing langs de Erasmusweg, de Wethouder Schoutenweg en het spoor valt onder een reguliere toetsing; welstandsniveau 2.


De beoordeling is gericht op representativiteit van de bedrijfspanden en zorgvuldige architectuur. Voor de overige terreinen geldt een soepele toetsing; welstandsniveau 3.

In de welstandsnota zijn welstandscriteria opgenomen, waaraan getoetst dient te worden.

2.2.7  Toekomstvisie detailhandel (september 2004)

Doelstelling van het opstellen van de toekomstvisie was inzicht verkrijgen in:

-         de positie van de supermarkten in de binnenstad en de verplaatsing mogelijkheden;

-         de toekomstmogelijkheden van de binnenstad, inclusief de positie van de weekmarkt;

-         de wijzigingen in de detailhandelssituatie ten opzichte van 1996, toen een ruimtelijk-economisch visie voor Culemborg is opgesteld;

-         wenselijkheid van retail op het bedrijventerrein Pavijen V.

 

Ten aanzien van bedrijventerrein Pavijen zijn, samenvattend, de volgende aspecten benoemd:

Culemborg heeft veel detailhandeloppervlak, maar het grote aandeel detailhandel gericht op wonen en doe-het-zelf op het bedrijventerrein Pavijen vertekent het totaalbeeld.

Het bedrijventerrein Pavijen is in de gemeente Culemborg de locatie waar de grootschalige detailhandel is geconcentreerd. Het bedrijventerrein Pavijen biedt veel verspreid liggend aanbod in met name de woonbranche en de doe-het-zelfbranche. Voor uitbreiding is geen ruimte in de markt, derhalve ook niet voor een nieuwe concentratie van grootschalige aanbieders. Het is beter de markt z’n werk te laten doen en eventuele aanvragen voor nieuwvestiging op uitbreiding onder voorwaarden toelaten.

Verbeterpunten liggen er het gebied van de uitstraling, de sfeer en de presentatie van het gebied als eenheid. Tevens is veiligheid (vanuit de diverse bedrijven bekeken) als belangrijk item te noemen.

 

De volgende randvoorwaarden voor vestiging van grootschalige detailhandel worden genoemd:

-        ruimtelijke concentratie;

-        grootschalige aanbieder (> 500 m² vvo);

-        doelgericht aanbod (auto’s, boten en caravans, tuincentra, bouwmarkten, grove bouwmaterialen, keukens en sanitair, woninginrichting, automotive);

-        en niet inpasbaar in en niet concurrerend met de binnenstad.

2.2.8  Bestemmingsplan ‘Herziening seksinrichtingen 2002’

Op 3 juli 2003 is het bestemmingsplan ‘Herziening seksinrichtingen 2002’ vastgesteld door de gemeenteraad.

Uitgangspunt in het gemeentelijk beleid is dat vestiging van seksinrichtingen alleen wordt toegestaan op:

-        het bedrijventerrein, mits het verkeersaanbod op de terreinen niet al te groot wordt. De voorkeur zou dan ook zijn om deze bedrijfsmatige activiteit aan de rand van de terreinen te laten plaatsvinden;

-        in het buitengebied, mits het pand niet aan een woongebied grenst, het bestaande opstallen zijn en het pand niet uitsluitend een woonbestemming heeft.

 

Verder is het beleid van Culemborg dat zich maximaal twee seksinrichtingen en één sekswinkel in de gemeente mogen vestigen. Een sekswinkel mag alleen worden gevestigd in het centrumwinkelgebied.

Dat een dergelijke kwantitatieve regeling in het bestemmingsplan toelaatbaar is, wordt geïllustreerd via het KB van 11 november 1990, AB 1990, 285.

Cultuurhistorisch beleid

Om te bereiken dat het waardevolle uit het verleden wordt meegenomen naar de toekomst wil de gemeente Culemborg in haar beleid en de uitvoering daarvan een vaste plaats inruimen voor cultuurhistorie. Hiertoe is door het Gelders Genootschap in december 2005 de nota ‘Rijk verleden. Sterke toekomst. Cultuurhistorisch beleid voor Culemborg 2006-2010’ opgesteld.

 

De visie op cultuurhistorie uit zich in drie hoofddoelstellingen:

1      Het inzichtelijk maken van het in de gemeente aanwezige cultuurhistorische erfgoed door middel van het opstellen van een cultuurhistorische waardenkaart.

2      Het integreren van cultuurhistorie in de diverse beleidsvelden van de gemeente.

3      Zorg dragen dat er bij alle ruimtelijke ontwikkelingen gekeken wordt of er cultuurhistorische waarden in het geding zijn. Als dat het geval is, expliciet af te wegen of en zo ja, hoe ze behouden kunnen blijven c.q. beschermd moeten worden. Bijvoorbeeld door het opstellen van een cultuurhistorische effectrapportage bij ontwikkelingen van enige omvang.

 

De geschiedenis van Culemborg is het duidelijkst herkenbaar en beleefbaar binnen de contouren van de historische binnenstad. Een unieke drie-eenheid die in de jaren zeventig van de vorige eeuw al is aangewezen als van rijkswege beschermd stadsgezicht. De gemeente werkt aan het behoud en versterken van de kwaliteit van het Culemborgse beschermde stadsgezicht en van de bijzondere relatie met het oostelijk buitengebied.

 

De gemeente stelt een beschermend bestemmingsplan voor de binnenstad op en zet zich in voor een vergroting van het draagvlak voor cultuurhistorie bij het publiek met behulp van het beschermde stadsgezicht.

 

In de beleidsnota wordt specifiek aandacht besteed aan het industrieel erfgoed. Culemborg dankt zijn ontwikkeling mede aan de handel en de nijverheid. De aanleg van het spoor van Utrecht naar Den Bosch in 1860 betekende een flinke impuls voor de lokale industrie. Zo kwamen de tabaks- en meubelindustrie tot ontwikkeling.

De geschiedenis van de bedrijvige stad komt in het bijzonder tot uiting in de overblijfselen van het industriële erfgoed: de monumenten van bedrijf en techniek. De bekendste van dit soort monumenten zijn molens, maar ook oude fabrieksgebouwen, sluizen of reclameschilderingen worden hiertoe gerekend.

De gemeente onderkent het belang van de geschiedenis van de nijverheid en de industrie. Overblijfselen uit dit verleden die gaaf bewaard zijn of door hun zeldzaamheid bijzonder zijn, komen in aanmerking voor een plaats op de monumentenlijst. De gemeente zet zich in voor een goede herbestemming van het cultureel erfgoed.

Bij de industriële ontwikkelingen horen behalve gebouwen van bedrijf en techniek ook woningen van directeuren en arbeiders. De gemeente zet zich in voor integraal behoud van dit erfgoed. Bedrijfscomplexen, arbeiderswoningen en directeursvilla’s zullen in onderlinge samenhang bekeken worden.

Bij de huidige industrieterreinen, in het bijzonder Pavijen, kiest de gemeente voor een kwalitatief hoogwaardige vormgeving van de randen, waarbij ook cultuurhistorische waarden worden betrokken.

 


 

 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 

 Groenstrook aan de provinciale weg                                                        Groenstructuur Erasmusweg        
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 Rommersteeg                                                                                             Randweg
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 

 Parallelweg West                                                                                      Groenstrook aan Wethouder Schoutenweg

 

terug naar inhoudsopgave


3              Analyse en waardering

3.1        Ruimtelijke structuur

 

Verkeer

De wegenstructuur op het bedrijventerrein Pavijen laat zich het beste typeren als een gridstructuur met de Erasmusweg als belangrijkste ruimtelijke element. Opvallend is dat alleen aan de noordelijke en zuidelijke rand van het bedrijventerrein duidelijke oost-westverbindingen aanwezig zijn. Zo kent de Industrieweg geen rechtstreekse aansluiting op de Erasmusweg en wordt het westelijk deel van het bedrijventerrein enkel aan de randen ontsloten. Tevens kan worden geconstateerd dat in het noordelijk deel van het bedrijventerrein, gelegen aan de Wethouder Schoutenweg, de wegenstructuur fijnmaziger is.

 

Groen en water

Het bedrijventerrein wordt, met uitzondering van de grens met de spoorlijn begrensd door groenvoorzieningen. Dit zijn de groenvoorzieningen aan de Wethouder Schoutenweg, de N320, de Rolweg en de Rommersteeg. Deze groenvoorzieningen bestaan uit bomenrijen en andere opgaande begroeiing, waardoor de visuele invloed van het bedrijventerrein op zijn omgeving wordt verminderd en er een duidelijke begrenzing van het terrein wordt gevormd. Tevens accentueren de groenplekken en bomen de belangrijkste wegen. Zo wordt ook de Erasmusweg begeleid door groenvoorzieningen en laanbeplanting (grote populieren).

Het overige groen binnen het plangebied betreft een brede groenstrook langs de Energieweg, laanbeplanting langs de Randweg en enkele bomen en stukjes snippergroen verspreid over het plangebied. Ook zijn er nog enkele percelen braakliggend of in gebruik als weiland.

In en om het terrein bevinden zich diverse sloten en waterpartijen, veelal gekoppeld aan de wegenstructuur. Deze elementen vervullen een belangrijke functie in de waterhuishouding van het bedrijventerrein.

 

Bebouwd en onbebouwd gebied

De bebouwing op het bedrijventerrein varieert van kleine tot zeer grote panden die vrijwel allemaal zijn georiënteerd op de wegenstructuur en over het algemeen dicht aan de straat liggen. In het noordoosten van het terrein liggen voornamelijk kleinere panden. De bebouwingsdichtheid is hier relatief hoog. Richting het zuiden en westen is de bebouwing grootschaliger. Deze schaalvergroting is ook goed afleesbaar in de maat van het onbebouwd gebied. Aan de Erasmusweg zijn de meeste grote panden gelegen. Hiermee wordt de betekenis van de Erasmusweg als hoofdontsluitingsweg benadrukt.

 

Goothoogten

De goothoogten van de bebouwing binnen het plangebied zijn verdeeld in een aantal categorieën. Een groot deel van de bebouwing heeft een goothoogte van 6 tot 9 meter. Dit zijn veelal gebouwen met een grote oppervlakte (bedrijfshallen). Ook zijn er veel gebouwen met een goothoogte tussen 4 en 6 meter. Deze gebouwen hebben over het algemeen een relatief kleine tot gemiddelde oppervlakte.

Gebouwen lager dan 4 meter en hoger dan 9 meter zijn gelijkmatig verspreid in het plangebied aanwezig. De hoogbouw van het Centraal Boekhuis aan de Erasmusweg is met ongeveer 32 meter het hoogste gebouw van het bedrijventerrein. Dit gebouw fungeert dan ook als belangrijk oriëntatiepunt.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 


 Markante bebouwing hoek provinciale weg - Erasmusweg                                      Plantijnweg

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 Bebouwing georiënteerd op de provinciale weg                                       Bebouwing hoek Rolweg/Plantijnweg

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 Achtergebied tussen Randweg en Houtweg                                            Centraal Boekhuis

Analyse en waardering ruimtelijke structuur

De Erasmusweg is als hoofdontsluitingsweg duidelijk binnen het plangebied aanwezig. Dit is vooral te danken aan de duidelijke ontsluiting op de twee regionale ontsluitingswegen en het kenmerkende profiel. De overige wegen binnen het gebied onderscheiden zich qua hiërarchie en routing minder duidelijk. Dit resulteert in een matige oriëntatie op het bedrijventerrein, waardoor bedrijven minder goed zijn te vinden.

 

De belangrijkste wegen (N320, Erasmusweg en Wethouder Schoutenweg) worden goed begeleid met laanbeplantingen, andere groenvoorzieningen en water. Ook de Randweg is aan één zijde voorzien van laanbeplanting en wordt begeleid door een watergang. Hierdoor zijn deze wegen duidelijk herkenbaar.

De overige wegen op het bedrijventerrein worden slechts sporadisch begeleid door groenelementen. Aan de Energieweg is de kwaliteit van de groenvoorziening laag. Ook het noordoostelijk deel van de groenvoorziening, tussen de Wethouder Schoutenweg en de Anthony van Diemenstraat, geeft geen representatief beeld. Daar waar zij niet aan het zicht onttrokken zijn, zorgen de aanwezige braakliggende terreinen voor een rommelig beeld.

 

Over het algemeen zijn er grote verschillen in de uitstraling van de bedrijven op bedrijventerrein Pavijen.

Positief is dat het grootste deel van de bebouwing op het bedrijventerrein zich naar de straatzijde toe presenteert. Dit komt de totale indruk en de herkenbaarheid ten goede, wat vooral richting de N320 en de Erasmusweg belangrijk is. De twee panden aan weerszijden van de Erasmusweg bij de N320 onderscheiden zich door een opvallende architectuur, waardoor zij de entree van het bedrijventerrein Pavijen duidelijk markeren.

Daarentegen zijn er op Pavijen ook een aantal gebouwen met een beperkte uitstraling. Ook zijn er tijdelijke bouwwerken en is er veel buitenopslag. Op de meeste plekken (70 à 80%) heeft al revitalisering plaatsgevonden, wat een positieve bijdrage heeft geleverd aan de uitstraling van het bedrijventerrein.

Vooral in het noordoostelijk deel van het gebied heeft de bebouwing een onverzorgd en rommelig aanzien. Dit gaat ten koste van het straatbeeld ter plaatse. Ook is er een tweetal onduidelijke situaties, zoals in de ruit Houtweg, Industrieweg, Randweg en Anthony van Diemenstraat. Hier is een onduidelijke binnenruimte aanwezig. Een ander voorbeeld is de bebouwing aan de doodlopende Nijverheidsweg die door de ligging slecht is geprofileerd.

 

Analysekaart

Op de analysekaart zijn de sterke en zwakke punten van het bedrijventerrein Pavijen weergegeven, die tijdens de inventarisatie aan het licht zijn gekomen. Tijdens de inventarisatie is ook de stationsomgeving meegenomen, die echter geen deel meer uitmaakt van het plangebied. De belangrijkste conclusies uit de analyse zijn de volgende:

§       De Erasmusweg onderscheidt zich duidelijk door haar formaat, laanbeplanting en de oriëntatie van de bebouwing.

§       Parallel aan de Erasmusweg is de wegenstructuur helder en regelmatig. Haaks hierop is de structuur minder helder. Aansluitingen op de Erasmusweg (Gutenbergweg, Textielweg, Rolweg) bieden weinig oriëntatie.

§       De Industrieweg is een lijn die logischerwijs de Erasmusweg met het station zou moeten verbinden. Er is echter op twee plekken sprake van een discontinuïteit in deze verbinding. Bij de Erasmusweg wordt de lijn onderbroken door het Centraal Boekhuis en bij het station bevindt zich eveneens bebouwing op deze lijn. Hierdoor is het station een onopvallend gegeven binnen het bedrijventerrein.

 

 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 

Analysekaart (november 2002)


 

§       De begrenzing van het bedrijventerrein en de begeleiding van wegen door groenvoorzieningen is een kwaliteit. Het beeld van deze groenvoorzieningen laat echter hier en daar te wensen over.

§       De bebouwing presenteert zich over het algemeen goed door de oriëntatie naar de belangrijke ruimtes/routes.

§       Op een tweetal plekken levert de bebouwing een negatief beeld op, namelijk aan de Houtweg en het noordelijk deel van de Energieweg. Ook zijn er twee ‘onduidelijke’ plekken in het plangebied aanwezig. Hierbij gaat het om het gebied bij de Nijverheidsweg en het gebied tussen de Houtweg en de Randweg.

§       De markante bebouwing op de hoek van de N320 en de Erasmusweg zorgt voor een duidelijke entree tot het bedrijventerrein.

 

3.2    Functionele structuur

 

Verkeer

Bedrijventerrein Pavijen ligt ten noorden van de provinciale weg N320. Deze weg verbindt het bedrijventerrein met de autosnelweg A2 en is daarmee de belangrijkste ontsluitingsweg voor het gebied. De weg is dan ook te typeren als regionale ontsluitingsweg. In het oosten wordt het plangebied begrensd door de Parallelweg West. Aan de noordkant van het bedrijventerrein bevindt zich de Wethouder Schoutenweg. Deze weg vormt een verbinding met het centrum en het station van Culemborg. Via de Tunnelweg (in het verlengde van de Wethouder Schoutenweg) is het centrum van Culemborg te bereiken. De Erasmusweg verbindt de N320 met de Wethouder Schoutenweg en vormt de interne hoofdontsluiting van het bedrijventerrein. Deze weg verdeelt het bedrijventerrein in twee delen.

Het oostelijk deel van het bedrijventerrein ontsluit via de Anthony van Diemenstraat (parallel aan de Wethouder Schoutenweg), Textielweg en Rolweg (parallel aan de N320) op de Erasmusweg en via de Parallelweg West op de Wethouder Schoutenweg. Het westelijk deel van het bedrijventerrein ontsluit via de lus Rolweg, Plantijnweg, Gutenbergweg op de Erasmusweg.

 

Functies bebouwd gebied

Bedrijventerrein Pavijen kan worden onderverdeeld in vier deelgebieden met ieder een eigen functionele karakteristiek. In het noordelijk deelgebied zijn een groot aantal (naar verhouding) kleine bedrijven aanwezig en relatief veel detailhandel. Kenmerkend is het grote aantal meubelbedrijven, wat heeft te maken met de geschiedenis van Culemborg. De bebouwingsdichtheid is hier hoog. Opvallend is de aanwezigheid van een maatschappelijke voorziening aan de Houtweg, een kinderdagverblijf. Ook is er een commerciële bedrijfsruimte aanwezig. Op de hoek van de Wethouder Schoutenweg en de Parallelweg West is een lunchroom aanwezig.

In het zuidelijk deelgebied komen vrijwel uitsluitend bedrijven voor. Dit deelgebied kenmerkt zich door de aanwezigheid van grote bedrijfshallen. Uitzonderingen vormen de bouwmarkt aan de zuidzijde van de Beesdseweg en het uitgaanscentrum aan de noordzijde van deze weg.

Het westelijk deelgebied kent voornamelijk grootschalige bedrijvigheid, maar hier zijn ook enkele commerciële voorzieningen en twee meubelzaken aanwezig.

In het gebied rond de Plantijnweg zijn relatief kleinschalige, functioneel sterk verschillende bedrijven gelegen. Ook bevindt zich hier het EOD-complex.

De belangrijkste sectoren van bedrijvigheid op bedrijventerrein Pavijen zijn industrie en groothandel, maar ook de bouwnijverheid en de detailhandel zijn goed vertegenwoordigd.


Opvallend is de aanwezigheid van een grote hoeveelheid meubelbedrijven (zowel productie als groothandel en detailhandel). Het terrein kent een aantal grote, imagobepalende bedrijven. De beste voorbeelden zijn natuurlijk het Centraal Boekhuis en Gispen.

 

4 deelgebieden

 

Op het bedrijventerrein zijn enkele woningen aanwezig. Het grootste deel van de woningen betreft bedrijfswoningen, maar er komt ook een aantal burgerwoningen voor.

 

Analyse en waardering functionele structuur

Bedrijventerrein Pavijen heeft een uitstekende ligging ten opzichte van de regionale en (inter)nationale hoofdwegenstructuur, met name ten opzichte van de Randstad en de Brabantse stedenrij. Ook richting het achterland van Gelderland (Betuwe/Veluwe) is sprake van een goede verbinding middels de N320. Het bedrijventerrein is tevens bereikbaar per trein, al ligt maar een deel van het bedrijventerrein binnen loopafstand van het station en is het station niet duidelijk opgenomen in de wegenstructuur. Voor goederenvervoer speelt de spoorlijn ook een belangrijke rol, maar niet in relatie tot het bedrijventerrein Pavijen. De interne ontsluiting van het bedrijventerrein is voor verbetering vatbaar. De interne wegenstructuur en terreinindeling is onoverzichtelijk. Met name het ontbreken van de aansluiting van de Industrieweg op de Erasmusweg zorgt voor een minder heldere interne verkeersstructuur. Ook op het gebied van parkeren bestaat een groot aantal knelpunten.

 

De zonering van het bedrijventerrein met een hoge dichtheid en kleine bedrijven in de nabijheid van het station en de meer extensieve bedrijvigheid in het westelijk deel zorgt voor een heldere opbouw. Een duidelijke zonering zorgt voor een goede oriëntatie.


Deze zonering dient dan ook behouden te worden en waar nodig te worden versterkt. Hierbij dient ook rekening gehouden te worden met de gewenste bereikbaarheid.

Bedrijven die bereikbaar moeten zijn per openbaar vervoer dienen zo dicht mogelijk bij het station gesitueerd te worden (bijvoorbeeld kantoren, detailhandel). Bedrijven die veel vrachtverkeer aantrekken dienen zo dicht mogelijk bij de N320 en de Erasmusweg gesitueerd te worden.

Het kinderdagverblijf aan de Houtweg past functioneel gezien goed in zijn omgeving, aangezien veel werknemers van het bedrijventerrein hiervan gebruik maken.

terug naar inhoudsopgave



4              PLANUITGANGSPUNTEN en ontwikkelingen

4.1        Planuitgangspunten

 

In dit hoofdstuk worden de uitgangspunten benoemd voor het op te stellen bestemmingsplan ‘Bedrijventerrein Pavijen’. Deze uitgangspunten zijn ontleend aan het vigerend beleid en de ruimtelijke en functionele analyse van het plangebied. De uitgangspunten betreffen deels uitgangspunten die direct vertaald kunnen worden in het bestemmingsplan en deels uitgangspunten die indirect invloed hebben op de opzet en inhoud van het bestemmingsplan.

 

Ruimtelijke uitgangspunten

-        Zorgvuldig ruimtegebruik: revitalisering en herstructurering van bestaande bedrijventerreinen in plaats van uitbreiding van aanvullende bedrijfsruimte op bedrijventerreinen.

-        Renoveren/vervangen panden met een niet representatieve uitstraling.

-        Behouden/versterken presentatie van bedrijven naar belangrijke ruimten (zichtlocaties).

-        Aanbrengen uniforme groenstructuur langs de hoofdontsluitingswegen ter verbetering van de presentatie en representativiteit.

-        Lege plekken met behulp van groen aan het zicht onttrekken.

-        Aandacht voor groenverbindingen aan de west- en zuidzijde van het bedrijventerrein Pavijen.

-        Opwaarderen groenvoorzieningen aan de Energieweg en het noordoostelijk deel tussen de Wethouder Schoutenweg en de Anthony van Diemenstraat.

-        Verbeteren overgangszone bedrijventerrein Pavijen - woonwijk (gebied tussen Wethouder Schoutenweg en Anthony van Diemenstraat).

-        Zorgen voor betere aansluitingen van interne wegenstructuur op Erasmusweg.

-        Herkenbaar en duidelijk maken van de binnenruimte en de doodlopende Nijverheidsweg.

-        Veel aandacht voor een duurzame waterhuishouding.

 

Functionele uitgangspunten

-        Behoud en versterken van de aanwezige zonering.

-        Vestiging van lokale en subregionale bedrijven.

-        Concentratie grootschalige detailhandel; nieuwvestiging onder voorwaarden mogelijk.

-        Geen nieuwvestiging van bedrijfswoningen.

-        Herontwikkeling van bestaande bedrijfspanden; optimaliseren gebruik bedrijfspanden en terreindelen.

-        Verbeteren van de hoofdontsluitingsstructuur.

-        Kwalitatieve verbetering van het openbaar vervoer en het fietsgebruik op korte afstand.

-        Oplossen infrastructurele knelpunten: oplossen van kleinschalige problemen met een lokaal karakter op het gebied van wegen (onder andere kruispunten).

-        Herstellen onderhoudstechnische gebreken.

-        Industrieweg omvormen tot fietsroute.

-        Wethouder Schoutenweg aanpassen tot belangrijke interne ontsluitingsroute voor auto en fietsverkeer.

-        Afsluiting van de Wethouder Schoutenweg en aanleg van een rotonde nabij het bedrijventerrein Pavijen V.

-        Realiseren verbinding voor langzaamverkeer met de overzijde van het spoor ter plaatse van de Beesdseweg.

-        Aandacht voor duurzaam bouwen.

-        Aandacht besteden aan milieuaspecten, zoals waterhuishouding, externe veiligheid, afvalverwerking en -bewerking, geluid en spoor- en wegverkeerslawaai, bodem etc.

-        Gebied aanwijzen voor waterberging, bij voorkeur de strook tussen de Wethouder Schoutenweg en Anthony van Diemenstraat.

 

4.2        Ontwikkelingen

 

Het bestemmingsplan Pavijen krijgt met name een beheerkarakter. In het bestemmingsplan wordt daarnaast de volgende ontwikkeling mogelijk gemaakt:

 

Nieuwvestiging grootschalige detailhandel in noordelijk deel plangebied

In het noordelijk deelgebied van Pavijen is relatief veel detailhandel aanwezig, met name grootschalige detailhandel. Kenmerkend is het grote aantal meubelbedrijven. In het bestemmingsplan wordt in de noordelijke zone van het bedrijventerrein nieuwvestiging van grootschalige detailhandel, onder bepaalde voorwaarden, toegestaan. Hierbij gaat het om detailhandel in de vorm van bouwmarkten en detailhandel in keukens, sanitair en woninginrichting. Het streven is om de overige grootschalige detailhandel die zich op het bedrijventerrein bevindt, te verplaatsen naar deze zone.

 

In de noordelijke zone en ook op de rest van het bedrijventerrein is grootschalige detailhandel in auto’s, boten en/of caravans toegestaan. Productiegebonden detailhandel, bijvoorbeeld verkoop van meubels die ter plaatse worden gefabriceerd, is overal toegestaan.

Overige ontwikkelingen

Er is ook sprake van ontwikkelingen op het gebied van waterhuishoudkundige aspecten. Er worden diverse maatregelen getroffen. Deze worden genoemd in paragraaf 5.9.

 

terug naar inhoudsopgave


5     Planologische aspecten

5.1    Bedrijven in relatie met milieuzonering

5.1.1  Algemeen

De toelaatbaarheid van bedrijvigheid kan globaal worden beoordeeld met behulp van de methodiek van de VNG-brochure ‘Bedrijven en milieuzonering’ (2007). In deze brochure is een bedrijvenlijst opgenomen, die informatie geeft over de milieukenmerken van verschillende typen bedrijven. In de lijst is op basis van een aantal factoren (waaronder geluid, geur en gevaar) een indicatie gegeven van de afstand tussen bedrijven en hindergevoelige functies (zoals woningen) waarmee gemeenten bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening kunnen houden. Deze afstand is gebaseerd op de grootste indicatieve afstand. De lijst is algemeen geaccepteerd als uitgangspunt bij het opstellen van bestemmingsplannen.

 

Milieuzonering is erop gericht een ruimtelijke scheiding aan te brengen tussen milieubelastende en milieugevoelige activiteiten. Over het algemeen gebeurt dit door de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten via de planvoorschriften te koppelen aan een zogenaamde Staat van Bedrijfsactiviteiten. Voor bedrijventerreinen kan daarnaast een zonering worden opgenomen. Door middel van een zonering kan worden vastgelegd waar de verschillende categorieën bedrijvigheid kunnen worden toegestaan. Hierbij wordt bedrijvigheid in een hogere milieucategorie op grotere afstand van woningen toegestaan dan bedrijven in een lagere categorie.

 

In de VNG-brochure worden twee omgevingstypen onderscheiden, namelijk ‘rustige woonwijk’/ ‘rustig buitengebied’ en ‘gemengd gebied’. De indicatieve afstanden uit de bedrijvenlijst zijn de afstanden die moeten worden aangehouden tot de gevels van woningen in een ‘rustige woonwijk’. Voor woningen in een ‘gemengd gebied’ mag deze afstand worden gecorrigeerd en kan de indicatieve afstand met één trede worden verlaagd. Een correctie is mogelijk voor de aspecten geluid, geur en stof. Voor het aspect gevaar is verlaging van de indicatieve afstand niet mogelijk. In onderstaande tabel is aangegeven om welke afstanden het gaat:

 

Categorie

Richtafstand (in meters) tot omgevingstype

 

rustige woonwijk en

rustig buitengebied

gemengd gebied

1

10

0

2

30

10

3.1

50

30

3.2

100

50

4.1

200

100

4.2

300

200

 

 

Door het opnemen van een zonering en een Staat van Bedrijfsactiviteiten kan op bestemmingsplanniveau worden voorzien in voldoende afstand tussen hinderproducerende en hindergevoelige functies (grofmazige toetsing). Wanneer daadwerkelijk sprake is van de vestiging van een nieuw bedrijf vindt in het kader van de milieuvergunning (of de algemene regelgeving op het gebied van milieuhinder) altijd een nadere (fijnmazige) toetsing plaats.


5.1.2  Milieuzonering Pavijen

In voorliggend bestemmingsplan is voor bedrijventerrein Pavijen een zonering opgenomen. Bij het voorliggende plan gaat het om de omgevingstypen ‘rustige woonwijk’ en ‘gemengd gebied’. Als ‘rustige woonwijk’ zijn aangegeven twee gedeelten van het gebied ten noorden van de Weth. Schoutenweg.

Er is voor gekozen dat de grootste in acht te nemen afstand tot dit omgevingstype 100 m mag bedragen. Dit houdt in dat er op het bedrijventerrein zich bedrijven kunnen vestigen uit de hindercategorieën 2, 3.1 en 3.2. De als bijlage bij de voorschriften opgenomen Staat van inrichtingen ‘rustige woonwijk’ geeft de indicatieve afstand aan tot dit omgevingstype.

 

Eveneens aan de Weth. Schoutenweg is een gedeelte aangemerkt als ‘gemengd gebied’, welke typering ook is gehecht aan het oostelijk aangrenzende gebied aan de Parallelweg-West en aan de zuidzijde van het plangebied. Dit omgevingstype is op het aspect geluid wat minder hindergevoelig dan ‘rustige woonwijk’. Voor het gemengd gebied gelden de richtafstanden gekoppeld aan een milieucategorie zoals genoemd in de tabel op de voorgaande pagina. De genoemde afstand is met een vaste afstandsstap gerelateerd aan de in de bijlage ‘staat van bedrijfsactiviteiten’ genoemde richtafstanden rustige woonwijk.

 

Op het onderstaande kaartje zijn de omgevingstypen begrensd en benoemd, en tevens zijn de relevante afstanden vanuit hun begrenzing aangegeven, namelijk 300 m, 200 m, 100 m, 50 m en 30 m.

 

Voor de bedrijfswoningen op het bedrijventerrein is geen redelijke planologische milieuzonering mogelijk. Voor hun milieuhygiënische bescherming wordt uitsluitend gebruik gemaakt van de toetsing via de milieuwetgeving.

 

De Staten van bedrijfsactiviteiten zullen bij de beoordeling van de vraag of een bedrijf inpasbaar is in de omgeving, als toetsingskader dienen.

 

Op basis van de gemeentelijke uitgangspunten is bepaald dat bedrijven in de categorieën 1, 2, 3.1, 3.2, 4.1 en 4.2 (in het zuidelijk deel) rechtstreeks toelaatbaar zijn in dit plangebied, voor zover deze voorkomen op de bijgevoegde Staten van Bedrijfsactiviteiten. Bedrijvigheid welke niet voorkomt in de Staten van bedrijfsactiviteiten, maar die daarmee gelijk te stellen is, is slechts toelaatbaar middel vrijstelling.

 

Het globale kaartbeeld met indicatieve afstanden is op de plankaart van voorliggend bestemmingsplan vertaald in een concrete zonering, die is gebaseerd op de kadastrale ondergrond.

 

De zonering komt terug in twee bedrijfsbestemmingen (‘Bedrijf-1’ en ‘Bedrijf-2’). Binnen de verschillende bestemmingen is bedrijvigheid in bepaalde categorieën toegestaan:

-        Bedrijf-1: bedrijvigheid in milieucategorie 1 t/m 3.2 (indicatieve afstand maximaal 100 meter);

-        Bedrijf-2: bedrijvigheid in milieucategorie 1 t/m 4.2 (indicatieve afstand maximaal 300 meter).

 

Hierbij geldt dat langs de noordelijke rand van Pavijen uitsluitend bedrijvigheid in categorie 1 t/m 3.2 is toegestaan. Een gedeelte van de gronden met de bestemming ‘Bedrijf-1’ worden uitgesloten voor categorie 3.2 bedrijven. ‘In de zuidoostelijke hoek van het plangebied is de zwaarste bedrijvigheid (tot categorie 4.2) mogelijk gemaakt.

5.1.3  Nieuwe bedrijven

Als bijlage bij de voorschriften is een Staat van Bedrijfsactiviteiten opgenomen. Als een bedrijf zich op een bepaalde locatie in het plangebied wil vestigen, wordt getoetst of het bedrijf in de toegestane milieucategorie valt. Daarnaast wordt getoetst of het type bedrijf is opgenomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Bedrijvigheid welke niet voorkomt in de Staten van bedrijfsactiviteiten, maar die daarmee gelijk te stellen is, is slechts toelaatbaar door middel van ontheffing.

 

De Staat van Bedrijfsactiviteiten bestaat uit een selectie uit de VNG-bedrijvenlijst, die is afgestemd op de specifieke mogelijkheden en de gewenste invulling en de beoogde beeldkwaliteit van het bedrijventerrein. Uitgesloten van vestiging zijn (op enkele uitzonderingen na) activiteiten als landbouw, grond- en delfstoffenwinning, energieproductie, detailhandel, kantoren en sociaal culturele en recreatieve voorzieningen. Voorts zijn fysiek op deze locatie ‘onmogelijke’ activiteiten uit de lijsten verwijderd.

5.1.4  Bestaande bedrijven

De bestaande bedrijven op het bedrijventerrein Pavijen I t/m IV zijn zeer verschillend van omvang. Daarnaast loopt de mate van hinder die zij veroorzaken ook sterk uiteen. Op basis van de milieuvergunningen die voor deze bedrijven gelden, kan worden geconstateerd dat vrijwel alle bedrijven voldoen aan de afstandsnorm tot de omliggende bebouwing.

In de bijlagen bij de voorschriften zijn voor beide bedrijfsbestemmingen bedrijvenlijsten opgenomen. Hierbij is aangesloten op het bestemmingsplan Pavijen V.

5.1.5  Nieuwe bedrijven

Bedrijven die zich gaan of willen vestigen op het bedrijventerrein zijn voor wat betreft de planologisch-milieuhygiënische toetsing gebonden aan de Staat van bedrijfsactiviteiten, zoals deze is opgenomen als bijlage bij de voorschriften.

De tweede toetsing vindt plaats in het kader van de milieuwetgeving, waarbij het bedrijf zal moeten aantonen dat kan/zal worden voldaan aan de milieuwetgeving.

 

5.2    Kabels en leidingen, straalpaden en zendmasten

 

In het plangebied bevinden zich geen kabels en leidingen die planologisch relevant zijn.

 

Over het plangebied loopt een straalpad. In de gebieden die als zodanig zijn aangeduid, mag de bebouwingshoogte niet meer bedragen dan 33 m +N.A.P. of hoger. Met uitzondering van het hoogste deel van het Centraal Boekhuis worden binnen het plangebied geen bebouwingsmogelijkheden (ook niet via vrijstelling) geboden voor bouwwerken en gebouwen met een dergelijke hoogte. Het Centraal Boekhuis ligt niet in de zone van het straalpad. De straalpaden zijn dan ook niet opgenomen op de plankaart en in de voorschriften.

 

 

Globale ligging straalpad

 

Op het terrein van AVRI bevindt zich een zendmast. Deze levert echter geen planologische belemmeringen die van belang zijn voor dit bestemmingsplan.

 

5.3    Externe veiligheid

 

Het externe veiligheidsbeleid is gericht op de beperking en/of beheersing van de risico's voor de omgeving vanwege gevaarlijke stoffen in inrichtingen en het vervoer van gevaarlijke stoffen. Het uitgangspunt van het beleid is dat burgers voor de veiligheid van hun omgeving mogen rekenen op een minimum beschermingsniveau (plaatsgebonden risico).


Daarnaast moet de kans op een groot ongeluk met meerdere slachtoffers (groepsrisico) worden afgewogen en verantwoord bij een toename van het aantal personen binnen het invloedsgebied.

 

Voor de beoordeling van het aspect externe veiligheid is het vervoer van gevaarlijke stoffen over de spoorlijn Utrecht - Geldermalsen en provinciale weg N320 relevant. Het bestemmingsplangebied is niet gelegen binnen invloedsgebieden of toetsingsafstanden van andere relevante risicobronnen (BEVI-bedrijven[1] en hogedruk aardgasleidingen).

 

Daarbij is in aanmerking genomen dat binnen de gemeente geen routering voor het vervoer van gevaarlijke stoffen is vastgesteld. Dit betekent dat tankwagens met gevaarlijke stoffen in principe langs of door het bestemmingsplangebied kunnen rijden over gemeentelijke wegen.

Aangezien op of nabij het bestemmingsplangebied geen bedrijven met opslag van gevaarlijke stoffen (in tanks) zijn gelegen (met uitzondering van enkele tankstations), zal het vervoer van gevaarlijke stoffen in tankwagens over gemeentelijke wegen langs of door het bestemmingsplangebied zeer beperkt zijn. Derhalve zijn wij van mening dat bij vaststelling van het onderhavige omgevingsbesluit geen rekening gehouden hoeft te worden met risico’s vanwege het vervoer van gevaarlijke stoffen over gemeentelijke wegen.

 

De Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (verder: CRVGS) adviseert om -in geval van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen langs transportassen- te toetsen aan de normen voor het plaatsgebonden risico (PR) [2] en het groepsrisico (GR) [3] te verantwoorden binnen het invloedsgebied bij een toename van het GR of een overschrijding van de oriënterende waarde van het GR.

 

Naast een toetsing aan het gestelde in de CRVGS is van belang om bij een omgevingsbesluit voor een bestemmingsplan langs toekomstige basisnetverbindingen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen te anticiperen op het nieuwe beleid dat wordt ontwikkeld. Verwacht wordt dat de spoorlijn Utrecht - Den Bosch zal worden aangewezen als een basisnetverbinding van categorie 2, waarbij zowel beperkingen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen als voor de ruimtelijke ontwikkelingen gelden.


Aanvullend op het huidige beleid betekent dit dat bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen zal moeten worden uitgegaan van een nog vast te stellen toekomstige transportfrequentie (referentiewaarden zijn nog niet vastgesteld) en mogelijk een plasbrandaandachtzone (maximaal 30 m vanaf rand infrastructuur, maar nog onduidelijk is of dit van toepassing is langs dit spoortracé), waarbinnen specifieke belemmeringen zullen gelden.

 

Externe veiligheid vanwege provinciale weg N320

Over de provinciale weg N320 kan sprake zijn van het vervoer van brandbare gassen in tankwagens ter bevoorrading van lpg-tankstations, die zijn gelegen langs deze weg, en propaantanks die zijn gelegen in het buitengebied van Culemborg en Buren.

 

Het PR wordt bepaald door de kans op relevante ongevalscenario's op de provinciale weg en de effectafstanden van deze scenario's. Uitgaande van 244 tankwagens met brandbaar gas per jaar (inschatting volgens pilotstudie 2006) ligt de PR 10-6-contour niet buiten de weg.

 

Aanvullend wordt het GR bepaald door het aantal personen dat slachtoffer kan worden van dergelijke scenario's.

Uitgaande van een bedrijventerrein met een gemiddelde personendichtheid van 40 personen per ha (bedrijven in dagdienst) op gemiddeld 50 m van de weg is geen (bijdrage aan het) groepsrisico berekend. Een toename van personen (met name tijdens de avond- en nachtperiode gedurende weekeinden) op een te realiseren parkeerterrein voor discotheek HappyDayzz zal het groepsrisico ook niet doen toenemen.

 

Externe veiligheid vanwege de spoorlijn Utrecht - Den Bosch

Over de spoorlijn Utrecht - Den Bosch vindt veel vervoer van ammoniak plaats. Dit vervoer zal echter op korte termijn (grotendeels) worden beëindigd, omdat recent een principeakkoord is afgesloten over de beëindiging van ammoniaktransport van Beverwijk naar Geleen. Daarnaast is volgens een opgave van ProRail sprake van een beperkt aantal wagons met brandbaar gas (bijvoorbeeld lpg), brandbare vloeistoffen (bijvoorbeeld benzine) en toxische vloeistoffen.

 

De transportfrequentie voor het vervoer is bepaald op basis van een opgave van ProRail met betrekking tot het gerealiseerd vervoer en een prognose van ProRail uit 2003. Daarnaast is rekening gehouden met een afname van het vervoer van ammoniak over het spoortracé Utrecht-Den Bosch.

 

Het PR wordt bepaald door de kans op relevante ongevalscenario's op het spoortracé en de effectafstanden van deze scenario's. Uitgaande van maximaal 150 ketelwagons met brandbaar gas (cat. A) per jaar en het overige vervoer van gevaarlijke stoffen ligt de PR 10-6-contour niet buiten het spoor. Ook een eventueel vast te stellen plasbrandaandachtzone van 30 meter ligt niet over het bestemmingsplangebied.

 

Aanvullend wordt het GR bepaald door het aantal personen dat slachtoffer kan worden van dergelijke scenario's. Uitgaande van een gemiddelde personendichtheid van 40 personen per ha (bedrijven in dagdienst) op gemiddeld 30 m van het spoortracé is geen (bijdrage aan het) groepsrisico berekend. Een beperkte toename van het aantal personen op de locatie van bouwmarkt Gamma (op meer dan 70 meter van het spoor) zal het groepsrisico ook niet doen toenemen.

 


Conclusie

Voor de beoordeling van het aspect externe veiligheid is het vervoer van gevaarlijke stoffen over de spoorlijn Utrecht - Geldermalsen en de provinciale weg N320 relevant. De PR 10-6-contour vanwege deze transportassen ligt niet buiten deze transportassen of over het bestemmingsplangebied. Daarnaast wordt het GR vanwege deze transportassen niet beïnvloed door de aanwezige personen binnen het bestemmingsplangebied. De geringe kans op meerdere slachtoffers binnen het bestemmingsplangebied vanwege een grote calamiteit op de provinciale weg of het spoor ter hoogte van het bestemmingsplangebied wordt met name veroorzaakt door een relatief beperkte transportfrequentie van tankwagens/ketelwagons met de meest risicorelevante gevaarlijke stoffen.

Hierdoor is er aanleiding om het groepsrisico niet verder te verantwoorden.

 

De risico op een ongeval is niet groot, maar het college dient wel het aanwezige restrisico (aantal slachtoffers bij een groot ongeval) te aanvaarden. Het college heeft dit restrisico aanvaard tijdens de collegevergadering van 17 juni 2008.

 

5.4    Luchtkwaliteit

 

Op basis van artikel 5.16 van de Wet milieubeheer (voorheen Besluit luchtkwaliteit) wordt aangegeven onder welke voorwaarden bestuursorganen bepaalde bevoegdheden mogen uitoefenen zoals vaststelling van een bestemmingsplan. Als aan één van de genoemde voorwaarden wordt voldaan, vormen luchtkwaliteitseisen in beginsel geen belemmering meer voor het uitoefenen van de bevoegdheid. Het betreft de volgende voorwaarden:

a      Er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van de grenswaarden.

b      Een project leidt -al dan niet per saldo- niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit.

c      Een project draagt ‘niet in betekende mate‘ bij aan de luchtverontreiniging.

d      Een project past binnen het NSL (Nationaal Samenwerkingprogramma Luchtkwaliteit)of binnen een regionaal programma van maatregelen.

Voor het bestemmingsplan de Pavijen wordt voldaan aan criteria c., het plan draagt niet in betekende mate bij aan de luchtverontreiniging.

Dit wordt als volgt onderbouwd.

 

Het bestemmingsplan de Pavijen is voornamelijk een conserverend bestemmingsplan waarbij grootschalige detailhandel is toegestaan in de zone langs de Antonie van Diemenstraat. Onder grootschalige detailhandel wordt in de begrippenlijst verstaan: ‘detailhandel volgens een formule die vanwege aard en omvang van de gevoerde artikelen een grote oppervlakte nodig heeft voor de uitstalling, waarbij onderscheid wordt gemaakt in detailhandel in keukens, sanitair en woninginrichting en detailhandel in auto’s, boten en/of caravans’.

Voor detailhandel is geen categorie genoemd in de Regeling NIBM zodat op een andere manier aannemelijk wordt gemaakt dat dit project Niet In Betekende Mate bijdraagt.

 

De zone langs de Antonie van Diemenstraat is ongeveer 80.000 m² groot. Aan de hand van een inventarisatie op 14 mei 2008 blijkt dat ongeveer 20.000 m² (= 2 ha) wordt ingenomen door bedrijven. Het overige deel is nu al detailhandel met een enkele woning of kantoor.


Dit betekent dat de toename van grootschalige detailhandel ten opzichte van de bestaande, gelegaliseerde situatie maximaal 2 hectare is. Daarbij komt dat deze detailhandel zich vestigt in plaats van bedrijven. Deze bedrijven hebben nu elk ook een grote verkeersaantrekkende werking zoals bijvoorbeeld het centraal boekhuis, een touringcarbedrijf, en een transportbedrijf. De ontsluiting van de nieuwe detailhandel vindt plaats in twee richtingen waardoor een goede verdeling van de verkeerstroom optreedt.

In het kader van het NSL (Nationaal Samenwerkingprogramma Lucht) zijn bedrijventerrein kleiner dan 2,5 ha niet meegenomen omdat algemeen aangenomen wordt dat de invloed van een dergelijk terrein gering is.

Samenvattend, gelet op de grootte van de toename van de detailhandel (maximaal 2 ha), de verkeersontsluiting in twee richtingen plaatsvindt en de detailhandel komt in plaats van bedrijven met een behoorlijke verkeersaantrekkende werking, is niet aannemelijk dat het toestaan van deze detailhandel en de daarmee gepaard gaande verkeersaantrekkende werking, In Betekende Mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit.

 

5.5    Relatie met de Wet geluidhinder

 

Aangezien er geen nieuwe geluidsgevoelige functies binnen het plangebied toegelaten worden, is geen akoestisch onderzoek ten gevolge van weg- of spoorweglawaai noodzakelijk.

 

5.6    Bodem

 

Het bedrijventerrein is vanaf de Parallelweg ontstaan richting Rommersteeg vanaf de 50-er jaren. Op het terrein hebben verspreid verschillende brandstofverkooppunten gezeten. Een enkele is nog aanwezig. Daarnaast hebben in het verleden verschillende ophogingen plaatsgevonden. Een echt duidelijk beeld is hiervan niet te geven. Verspreid over het terrein zijn verschillende bodemonderzoeken verricht. Hieruit blijkt dat er sprake is van lichte tot matige verontreiniging in zowel de grond als het grondwater. Uitgaande van de reeds aanwezige bodemonderzoeken, de in het verleden aangebrachte ophogingen en mede gelet op de aanwezigheid van enkele bodembedreigende activiteiten, mag de conclusie worden getrokken dat het bedrijventerrein als verdacht moet worden aangemerkt in de zin van de Wet Bodembescherming.

 

Aangezien er op dit moment geen sprake is van concrete ontwikkelingen, hoeft in het kader van het bestemmingsplan geen bodemonderzoek verricht te worden. Bij nieuwe initiatieven dient in het kader van de bouwvergunning een bodemonderzoek verricht te worden.

 

5.7    Flora en fauna

 

In verband met planontwikkeling moet de zogenaamde natuurtoets worden uitgevoerd in het kader van de Flora- en faunawet. Het doel hiervan is om in beeld te brengen welke (beschermde) planten- en diersoorten voorkomen in het plangebied en hoe de planontwikkeling ingrijpt op de soorten en hun leefomgeving.

Aangezien er in dit geval geen sprake is van planontwikkeling, hoeft hiermee geen rekening te worden gehouden. Er is immers sprake van een beheersplan.

 

5.8    Archeologie en cultuurhistorie

 

De gemeente Culemborg werkt momenteel aan een zelfstandig Culemborgs archeologiebeleid met een waardenkaart. Hiervoor zijn voorstellen uitgewerkt die reeds vastgesteld zijn door het college.

 

‘Het noordoosten van het plangebied ligt op een stroomrug. Op de archeologische beleidskaart behorende bij het ‘Archeologisch Beleidsplan gemeente Culemborg’ worden deze gronden (ongeveer 20% van het plangebied) aangemerkt als ‘archeologisch onderzoeksgebied A’( hoge archeologische verwachting). Dit houdt in dat bij diverse vergunningtypen, zoals aanleg-, bouw- en sloopvergunningen, waarbij gronden met een bepaalde oppervlaktemaat en diepte worden geroerd, een onderzoeksverplichting rust. Deze afmetingen worden vermeld in een matrix in het archeologie beleid.

Het overige deel van het plangebied is getypeerd als ‘gebied met lage archeologische verwachting’.

 

5.9    Waterhuishoudkundige aspecten

 

Waterplan Culemborg 2004-2014

Voor Pavijen I t/m IV zijn in het Waterplan Culemborg een aantal maatregelen opgenomen.

 

Uit de modelberekeningen van het watersysteem in Culemborg blijkt dat er in Pavijen I t/m IV te hoge waterpeilen (vanuit Hoge Prijs) op (kunnen) treden als gevolg van een tekort aan bergingscapaciteit. Het bergingstekort bedraagt circa 9.200 m3.

 

Tevens zal op het bedrijventerrein zo’n 2 hectare aan dakoppervlakken worden afgekoppeld. Voor het bergen van het afgekoppelde water zal ook nog circa 450 m² noodzakelijk zijn, waardoor de totale bergingsbehoefte in Pavijen I t/m IV op circa 9.650 m3 uitkomt. Geschat wordt dat het gaat om circa 5 hectare aan open water, oevers en taluds.

 

Zowel binnen Pavijen I t/m IV als in omliggende gebieden zal gezocht moeten worden naar bergingslocaties. Gezien de gezamenlijke ambities van gemeente en waterschap worden allereerst de mogelijkheden onderzocht om water te bergen. Pas als dit niet kan, wordt afvoeren overwogen. De mogelijkheden voor berging beperken zich tot de randzone van het industrieterrein. Daarbij moet rekening worden gehouden met de aanwezige (peil) verschillen.

 

Om dit bergingstekort op te heffen is in het waterplan 2004-2014 een aantal maatregelen genoemd. Deze zijn echter in afgelopen tijd achterhaald, derhalve is een nieuw maatregelenpakket opgesteld.

 

Waterberging

In de loop van het revitaliseringsproject Pavijen zijn, daar waar mogelijk, dakvlakken van bedrijven afgekoppeld en enkele watergangen verruimd. In dit afkoppelingstraject zijn echter grote beperkingen van het huidige waterbergingssysteem op Pavijen I t/m IV duidelijk aan het licht gekomen. Pavijen I t/m IV heeft een groot waterbergingstekort en de waterpeilstijgingen voldoen niet aan de norm. Op Pavijen I t/m IV zelf zijn de mogelijkheden om meer waterberging te creëren zeer beperkt en niet toereikend. Binnen het huidige revitaliseringsproject kan dit probleem niet voldoende worden opgelost. Voor het 365 dagen per jaar optimaal kunnen functioneren van een bedrijventerrein zijn aanvullende maatregelen een essentiële voorwaarde.

De gemeente Culemborg heeft samen met het waterschap en DHV een onderzoek laten verrichten naar het effect van waterberging langs de Parallelweg West voor Pavijen I t/m IV en het aanvullende maatregelenpakket dat voor Pavijen I t/m IV nodig is. Het toont de noodzaak van een samengesteld pakket van waterbergingsmaatregelen aan.

 

Maatregelenpakket waterberging Pavijen I t/m IV

De aanleg van waterberging Parallelweg West leidt tot een vergroting van de bergingsruimte voor water van de polder ten zuiden van Pavijen I t/m IV van circa 10.000 m3. Deze ruimte wordt gebruikt om het bergingstekort van Pavijen I t/m IV op te lossen. Dit is de enige mogelijkheid om in de directe omgeving op grootschalig niveau water te bergen.

 

Om waterberging Parallelweg West optimaal te kunnen benutten voor Pavijen I t/m IV zijn extra maatregelen nodig. Dit zijn maatregelen in Pavijen I t/m IV die leiden tot een snellere afvoer vanuit Pavijen richting de zuidelijke polder.

Daarnaast zijn binnen Pavijen I t/m IV nog enkele bergingsvergrotende maatregelen nodig om de peilstijgingen in Pavijen I t/m IV te laten voldoen aan de norm.

 

In overleg met Waterschap Rivierenland heeft DHV het volgende maatregelenpakket doorgerekend:

-        Scenario 0:  waterberging Parallelweg West;

-        Scenario 1:  scenario 0 + verwijderen slib uit alle duikers in Pavijen I t/m IV;

-        Scenario 2:  scenario 1 + verbreden zuidelijke stuw Pavijen;

-        Scenario 3:  scenario 2 + berging langs Wethouder van Schoutenweg;

-        Scenario 4:  scenario 3 + berging langs Erasmusweg.

 

Na uitvoering van het gehele maatregelenpakket is het bergingstekort in Pavijen I t/m IV opgeheven. De extra bergingsvergrotende maatregelen van scenario 3 en 4 leiden tot een toename van de berging in Pavijen I t/m IV. Hierdoor kan nog 2.200 m3 water extra geborgen worden in Pavijen I-IV zelf. In scenario 4 wordt 8.300 m3 water afgevoerd richting waterberging Parallelweg West. Totaal is met de maatregelen 10.500 m3 waterberging gerealiseerd. Hiermee is het in het waterplan berekende waterbergingstekort van 9.650 m3 voor Pavijen opgeheven en voldoen de watergangen in Pavijen I t/m IV grotendeels aan de norm van maximaal 20 centimeter peilstijging. De vergroting van de bergingsruimte in de zuidelijke polder door de aanleg van waterberging Parallelweg West komt voor circa 80% ten goede aan Pavijen I t/m IV.

 

De wateroverlast op 5 juli 2007 bracht echter de noodzaak van een omslag in de aanpak. De twee hevige regenbuien in 2006 en 2007 vallen normaal eens in de 100 jaar. Bovendien deed de problematiek zich op diverse plekken op Pavijen voor. Er kwam het besef dat op Pavijen meer maatregelen nodig zijn dan de werken die tot nu toe in het Waterplan zijn voorzien. Deze extra maatregelen zijn aanvullend onderzocht op de onderzoeksopdracht die al uitstond voor Pavijen. Dit leverde een reeks varianten, waaruit de meest efficiënte en effectieve maatregelen gekozen zullen worden. De bedoeling is deze in te brengen bij de actualisatie van het Waterplan, waarvan de start in het najaar 2008 is voorzien.

 


5.10  Overige milieubelemmeringen

 

Het plangebied wordt aan de zuidzijde begrensd door de provinciale weg N320. Het rijk en de provincie hebben langs wegen die in hun beheer zijn, bebouwingsvrije zones vastgesteld.

 

Langs provinciale wegen geldt een absoluut bouwverbod in de zone tot 25 meter uit de as van de dichtstbij gelegen rijbaan. In de zone tussen 25 en 50 meter uit dezelfde as kan alleen worden gebouwd na toestemming van de wegbeheerder, in dit geval de provincie.

 

Op de plankaart en in de voorschriften zijn deze zones opgenomen. Voor de zone tussen 25 en 50 meter is een bouwverbod opgenomen met een vrijstellingsbevoegdheid. Deze vrijstelling kan niet eerder worden verleend dan nadat de wegbeheerder is gehoord.

terug naar inhoudsopgave


 


6     Het bestemmingsplan

6.1    Algemeen

 

Het onderhavige bestemmingsplan heeft tot doel een juridisch-planologische regeling te scheppen voor het bouwen en het gebruik van gronden en gebouwen op het bedrijventerrein Pavijen.

 

Bij het opstellen van het onderhavige bestemmingsplan is aansluiting gezocht bij de in de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening geformuleerde uitgangspunten. Gestreefd is hierbij naar uniformering en standaardisering van bestemmingen en regels.

Het onderhavige bestemmingsplan beschrijft meer dan alleen de hoofdlijnen van het beleid, doch treedt niet al te zeer in details. Uitgangspunt van het bestemmingsplan is het bieden van een flexibele, juridische regeling, zonder dat hierdoor de rechtszekerheid van de burger wordt geschaad. Door gebruikmaking van een grote mate van flexibiliteit en globaliteit kan op wijzigende omstandigheden en/of nieuwe maatschappelijke ontwikkelingen adequaat worden ingespeeld.

Voor het grootste deel van het plangebied is de planopzet gericht op beheer en instandhouding van de bestaande situatie. Behoud van de bestaande functies is het primaire doel van de planopzet. Eén en ander komt tot uitdrukking in de regels en blijkt ook uit de plankaart. Daarnaast biedt het bestemmingsplan de mogelijkheid in te spelen op gewenste nieuwe ontwikkelingen.

 

Hierna wordt inhoudelijk ingegaan op de afzonderlijke bestemmingen binnen het onderhavige bestemmingsplan.

 

6.2    Beschrijving van de bestemmingen

 

In dit bestemmingsplan komen de navolgende bestemmingen voor:

6.2.1     Agrarisch

Binnen deze bestemming zijn de agrarische gronden in het zuiden van het plangebied opgenomen. Op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

6.2.2     Bedrijf - 1

De voor ‘Bedrijf - 1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor bedrijfsdoeleinden in de categorieën 1 tot en met 3 zoals genoemd in de in de verschillende Staten van Bedrijfsactiviteiten (bijlage 1 bij de planregels). Binnen deze bestemming is grootschalige detailhandel in auto’s, boten en caravans en productiegebonden detailhandel toegestaan.

Detailhandel in meubels is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding.

Detailhandel is uitsluitend toegestaan voor zover het bestaande detailhandel betreft zoals opgenomen in de bij de planregels gevoegde ‘Lijst bestaande detailhandel’ (bijlage 2 bij de planregels). Nieuwe detailhandel is niet toegestaan, aangezien men concurrentie met winkels uit de binnenstad van Culemborg wil voorkomen.


Binnen de aangeduide ‘zone nieuwvestiging grootschalige detailhandel’ is, naast grootschalige detailhandel in auto’s, boten en caravans, grootschalige detailhandel in de vorm van bouwmarkten en in de vorm van detailhandel in keukens, sanitair en woninginrichting toegestaan met een minimum verkoopvloeroppervlak van 500 m².

 

Ter plaatse van de aanduiding zijn maatschappelijke voorzieningen in de vorm van een kinderdagverblijf toegestaan en twee specifieke vormen van bedrijf – sportschool in de vorm van twee sportscholen aan de Parallelweg 13 en de Anthonie van Diemenstraat 18B.

Bedrijfswoningen zijn uitsluitend toegestaan voor zover het bestaande woningen betreft zoals opgenomen in de bij de planregels gevoegde ‘Lijst bestaande bedrijfswoningen’ (bijlage 3 bij de planregels).

Daarnaast is binnen deze bestemming, overeenkomstig het beleid ter zake, maximaal 1 seksinrichting toegestaan.

Binnen de bestemming zijn burgemeester en wethouders bevoegd ontheffing te verlenen voor bedrijvigheid welke niet voorkomt in de Staat van Bedrijfsactiviteiten met dien verstande dat de bedrijvigheid naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen is met de in de doeleindenomschrijving toegelaten milieucategorieën.

De gebouwen moeten worden gerealiseerd in de aangegeven bouwvlakken. Tevens is de bouwhoogte aangegeven.

Van feitelijke onderbreking en/of beëindiging van de detailhandelsfunctie is sprake indien de detailhandelsfunctie voor minimaal 6 maanden is komen te vervallen. Binnen de termijn van 6 maanden is voortzetting en/of wijziging van de detailhandelsfunctie toegestaan.

Als het pand langer dan 6 maanden niet in gebruik is als detailhandel, geldt de detailhandelsfunctie niet meer, maar enkel de bedrijfsfunctie Bedrijf-1.

 

6.2.3  Bedrijf - 2

De voor ‘Bedrijf - 2’ aangewezen gronden zijn bestemd voor bedrijfsdoeleinden in de categorieën 1 tot en met 4 zoals genoemd in de in de verschillende Staten van Bedrijfsactiviteiten (bijlage 1 bij de planregels). Binnen deze bestemming is grootschalige detailhandel in auto’s, boten en caravans en productiegebonden detailhandel toegestaan. Daarnaast is ter plaatse van de aanduiding ook een bouwmarkt toegestaan.

Detailhandel in meubels is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding.

Detailhandel is uitsluitend toegestaan voor zover het bestaande detailhandel betreft zoals opgenomen in de bij de planregels gevoegde ‘Lijst bestaande detailhandel’ (bijlage 2 bij de planregels). Nieuwe detailhandel is niet toegestaan, aangezien men concurrentie met winkels uit de binnenstad van Culemborg wil voorkomen.

Bedrijfswoningen zijn uitsluitend toegestaan voor zover het bestaande woningen betreft zoals opgenomen in de bij de planregels gevoegde ‘Lijst bestaande bedrijfswoningen’ (bijlage 3 bij de planregels).

Binnen de bestemming zijn burgemeester en wethouders bevoegd ontheffing te verlenen voor bedrijvigheid welke niet voorkomt in de Staat van Bedrijfsactiviteiten met dien verstande dat de bedrijvigheid naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen is met de in de doeleindenomschrijving toegelaten milieucategorieën.

De gebouwen moeten worden gerealiseerd in de aangegeven bouwvlakken Tevens is de bouwhoogte aangegeven.

Van feitelijke onderbreking en/of beëindiging van de detailhandelsfunctie is sprake indien de detailhandelsfunctie voor minimaal 6 maanden is komen te vervallen. Binnen de termijn van 6 maanden is voortzetting en/of wijziging van de detailhandelsfunctie toegestaan.

Als he                        t pand langer dan 6 maanden niet in gebruik is als detailhandel, geldt de detailhandelsfunctie niet meer, maar enkel de bedrijfsfunctie Bedrijf-2.

6.2.4  Groen

Binnen deze bestemming is ruimte voor groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen zoals een riooloverstort, parkeervoorzieningen en voorzieningen voor langzaamverkeer.

Binnen de bestemming mogen alleen gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen worden opgericht met een maximaal oppervlak van 25 m².

6.2.5  Horeca

Binnen deze bestemming zijn de bestaande horecavestigingen opgenomen, waarbij onderscheid is gemaakt in categorieën horeca. In de begripsomschrijving is aangegeven welke soorten horeca per categorie zijn toegestaan.

Bebouwing dient binnen het bouwvlak te zijn gesitueerd. Ten aanzien van maximale goothoogte en bouwhoogte geldt dat deze op de plankaart staan aangegeven.

6.2.6  Kantoor

De tot ‘Kantoor’ bestemde gronden zijn bedoeld voor kantoren.

De gebouwen moeten worden gerealiseerd in de aangegeven bouwvlakken Tevens is de bouwhoogte aangegeven. Binnen deze bestemming is geen bijgebouwenregeling opgenomen.

Met het oog op de nodige flexibiliteit is een voor burgemeester en wethouders de bevoegdheid opgenomen om deze bestemming te wijzigen in de aangrenzende bestemming ‘Bedrijf - 1’.

6.2.7     Verkeer

De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor voorzieningen voor verkeer en verblijf, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en waterhuishoudkundige doeleinden.

Binnen de bestemming mogen gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen worden opgericht met een maximaal oppervlak van 25 m².

6.2.8     Wonen

De tot ‘Wonen’ bestemde gronden zijn bedoeld voor woondoeleinden in de vorm van vrijstaande en halfvrijstaande en/of geschakelde woningen. Onder stringente voorwaarden zijn aan-huis-verbonden beroepen en aan-huis-verbonden bedrijven in de woning rechtstreeks toegestaan.

Binnen de bestemming zijn ontheffingsmogelijkheden opgenomen ten behoeve van het gebruik van de woning voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf tot een maximum beroeps- respectievelijk bedrijfsvloeroppervlak van 90 m².

 

terug naar inhoudsopgave

 

 



7          Procedures

7.1    Inspraak en vooroverleg

 

Het voorontwerpbestemmingsplan ‘Bedrijventerrein Pavijen I t/m IV’ heeft op basis van de gemeentelijke inspraakverordening van 30 augustus tot en met 10 oktober 2007 ter inzage gelegen. Daarnaast is het voorontwerpbestemmingsplan ‘Bedrijventerrein Pavijen I t/m IV’ conform artikel 10 van het Besluit op de ruimtelijke ordening in vooroverleg gezonden naar de betreffende personen en instanties. De reacties hebben geleid tot enkele aanpassingen in het plan.

 

7.2    Verdere procedure

 

Het ontwerpbestemmingsplan ‘Bedrijventerrein Pavijen I t/m IV’ heeft de procedure van artikel 3.8 en verder van de Wet ruimtelijke ordening doorlopen en heeft van 19 september 2008 tot 31 oktober 2008 ter inzage gelegen. Eenieder is in de gelegenheid gesteld een zienswijze naar voren te brengen ten aanzien van het ontwerpbestemmingsplan ‘Bedrijventerrein Pavijen I t/m IV’ van de gemeente Culemborg. De ingekomen zienswijzen hebben op enkele punten geleid tot een aanpassing van het plan.

 

7.3    Handhaving

 

Een bestemmingsplan is voor de gemeente een belangrijk instrument om haar ruimtelijk beleid vorm te geven. Door middel van een combinatie van positieve bestemmingen en het uitsluiten van bepaalde activiteiten en functies kan een sturing plaatsvinden van gewenste en ongewenste ontwikkelingen.

 

Voorkomen moet worden, dat er (uitgebreide/gedetailleerde) regelgeving ontstaat, waarvan de noodzaak tot handhaving niet wordt onderschreven. Het bewerkstelligen van de naleving van de regels van een bestemmingsplan valt onder het begrip handhaving. Hierbij kan worden gedacht aan het toepassen van sancties, zoals bestuursdwang en dwangsom. Ook moet hierbij gedacht worden aan het tot stand brengen van regels en normen, een goede uitvoering daarvan en toezicht op deze uitvoering. Voorlichting en preventief optreden vormen dan ook een onderdeel van handhaving. Om op een goede manier inhoud te geven aan het begrip handhaving is handhavingsbeleid opgesteld. Het beleid is vastgelegd in twee nota’s:

-        de nota ‘Integrale Handhaving gemeente Culemborg 2005-2009’;

-        de nota ‘Handhavingsbeleid Bouwregelgeving en Ruimtelijke Ordening, juni 2005’.

 

In het voorliggende bestemmingsplan zijn planregels opgenomen, die zijn op te splitsen in bebouwings- en gebruiksplanregels.

In de bebouwingsplanregels zijn maten opgenomen die van toepassing zijn op gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Te realiseren gebouwen en andere bouwwerken moeten voldoen aan deze maatvoering. Zo niet, dan kan het college van burgemeester en wethouders geen bouwvergunning verlenen.

Gebruiksplanregels zijn opgenomen om gewenste ontwikkelingen mogelijk te maken en om ongewenste ontwikkelingen uit te sluiten. Toetsing aan de gebruiksplanregels is aan de orde bij functiewisseling of nieuwvestiging.


De doelstellingen van het ruimtelijk beleid kunnen slechts verwezenlijkt worden, indien de planregels van het bestemmingsplan worden nageleefd. De gemeente dient op de eerste plaats zelf haar planregels na te leven en vervolgens dient de gemeente er zorg voor te dragen dat anderen deze planregels naleven.

 

terug naar inhoudsopgave

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Rosmalen, januari 2009                                     Vastgesteld:

Croonen Adviseurs b.v.


Bijlage 1

 

Nota van beantwoording Inspraak en Vooroverleg


Bijlage 2

 

Nota zienswijzen ontwerpbestemmingsplan

bedrijventerrein Pavijen I t/m IV



[1]   Risicovolle bedrijven die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen, zoals lpg-tankstations, bedrijven met ammoniakkoelinstallaties en bedrijven met grote hoeveelheden verpakte gevaarlijke stoffen

[2]   Het ‘plaatsgebonden risico’ is de berekende kans per jaar dat een persoon overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval bij een risicobron, aangenomen dat hij op die plaats permanent en onbeschermd verblijft. Voor ‘kwetsbare objecten’ geldt een ‘grenswaarde’, hetgeen inhoudt dat een dergelijk object niet binnen de ‘PR 10-6-contour’ mag zijn gelegen. Daarnaast geldt voor nieuwe ‘beperkt kwetsbare objecten’ een ‘richtwaarde’. Dit betekent dat bij voorkeur geen nieuwe beperkt kwetsbare objecten mogen worden gebouwd/gevestigd binnen de PR 10-6-contour. Van deze richtwaarde mag echter gemotiveerd worden afgeweken.

[3]   Het ‘groepsrisico’ geeft de kans aan dat een groep personen overlijdt door een ongeval. In het groepsrisico wordt rekening gehouden met het aantal mensen dat in de buurt van een ongeval aanwezig kan zijn. Voor het groepsrisico is een verantwoordingsplicht van toepassing met als doel om locatie- en situatiespecifiek te bepalen of een externe veiligheidsrisico acceptabel is. Als gevolg hiervan geldt voor het groepsrisico geen harde norm maar een oriëntatiewaarde, die kan worden gebruikt als ijkpunt. Elke toename van het groepsrisico, ook al bevindt het risico zich onder de oriëntatiewaarde, is in principe gebonden aan een verantwoordingsplicht.