bestemmingsplan
bedrijventerrein pavijen I t/m iv
gemeente culemborg
Gemeente Culemborg
§ Toelichting
bijlagen
§ Regels
bijlagen
§ Plankaart schaal 1 : 2.000
projectgegevens:
TOE03-CUL00042-01A
REG03-CUL00042-01A
SVB02-CUL00042-01A
BYL03-CUL00042-01A
TEK03-CUL00042-01A
Rosmalen, januari 2009 Vastgesteld:
1.3 Vigerende bestemmingsplannen
4 PLANUITGANGSPUNTEN
en ontwikkelingen
5.1 Bedrijven in relatie met
milieuzonering
5.2 Kabels en leidingen, straalpaden en
zendmasten
5.5 Relatie met de Wet geluidhinder
5.8 Archeologie en cultuurhistorie
5.9 Waterhuishoudkundige aspecten
5.10 Overige milieubelemmeringen
6.2 Beschrijving van de bestemmingen
Bijlagen:
Bijlage 1: Nota van beantwoording Inspraak en Vooroverleg
Bijlage 2: Nota
Zienswijzen ontwerpbestemmingsplan bedrijventerrein
Pavijen I t/m IV
Plangebied
bedrijventerrein Pavijen I t/m IV
Aan Croonen Adviseurs b.v. is opdracht verleend tot het opstellen van een nieuw bestemmingsplan voor het bedrijventerrein Pavijen (met uitzondering van Pavijen V) in Culemborg, alsmede voor het daaraan voorafgaande traject van inventarisatie en analyse en het formuleren van uitgangspunten en randvoorwaarden.
In oktober 2003 is er voor het bedrijventerrein een startnotitie opgesteld. Deze notitie vormt de basis voor het voorliggende bestemmingsplan ‘Bedrijventerrein Pavijen I t/m IV’. De startnotitie vormde de eerste stap in de richting van een nieuw bestemmingsplan voor dit bedrijventerrein. Voor het vervaardigen van de startnotitie is een veldinventarisatie verricht en is de ruimtelijk-functionele situatie van het plangebied in beeld gebracht. Tevens heeft een stedenbouwkundige en functionele analyse plaatsgevonden en is het bestaande provinciale en gemeentelijke beleid geïnventariseerd en geanalyseerd.
Het voorliggende bestemmingsplan heeft overwegend een beheerskarakter. Het doel van het bestemmingsplan is een eenduidige en uniforme juridische regeling opstellen voor het toegestane gebruik en de toegestane bebouwing binnen het plangebied.
Het plangebied van het bestemmingsplan ‘Bedrijventerrein Pavijen I t/m IV’ is aangegeven op de nevenstaande afbeelding.
Het bedrijventerrein Pavijen bevindt zich in het zuidwesten van Culemborg. Het bedrijventerrein heeft een omvang van circa 135 hectaren en is van de woongebieden Achter de Poort en Goibberdinge gescheiden door de Wethouder Schoutenweg (verbinding met het centrum en station van Culemborg) en de spoorlijn ’s-Hertogenbosch-Houten. De Wethouder Schoutenweg vormt de noordelijke grens van het plangebied. De stationsomgeving behoort niet tot het plangebied. De Parallelweg West vormt dan ook de oostelijke grens van het plangebied. Ten zuiden en westen van het bedrijventerrein bevindt zich het buitengebied van Culemborg. De westelijke grens van het plangebied wordt gevormd door de Gutenbergweg en de zuidelijke grens door de N320. De N320 verbindt het bedrijventerrein in westelijke richting met de A2 (’s-Hertogenbosch-Utrecht).
Voor het plangebied zoals aangegeven en toegelicht in paragraaf 1.2 vigeren de volgende bestemmingsplannen:
- Bestemmingsplan Industrieterrein III (vastgesteld d.d. 22 augustus 1972, goedgekeurd d.d. 1 augustus 1973);
- Bestemmingsplan Industrieterrein IV, wijziging en aanvulling 1976 (vastgesteld d.d. 26 augustus 1976, goedgekeurd d.d. 13 april 1977);
- Uitbreidingsplan in onderdelen (vastgesteld d.d. 24 november 1977, goedgekeurd d.d. 19 april 1978).
Voor het vervaardigen van dit bestemmingsplan is eerst een startnotitie opgesteld. In die notitie is het op dat moment vigerende beleid opgenomen. In dit bestemmingsplan wordt daarom voor het beleid verwezen naar deze startnotitie. Hierna is wel een opsomming opgenomen van de besproken beleidsstukken en is van nieuwe beleidsstukken een samenvatting opgenomen.
In de startnotie zijn reeds de volgende beleidsstukken opgenomen:
- Streekplan Gelderland (1996)
- Provinciaal Verkeers- en Vervoerplan (1997)
Naast deze documenten zijn er nog enkele voor het bestemmingsplan relevante beleidsstukken vervaardigd waarvan hierna een samenvatting is opgenomen.
2.1.1 Nota Bedrijventerreinen ‘Van
Trekkracht naar Slagkracht’
(2002-2006)
Gemeenten en belangenorganisaties hebben met de provincie Gelderland afspraken gemaakt over het nieuwe beleid voor bedrijventerreinen. Deze afspraken zijn vastgelegd in de nota ‘Van Trekkracht naar Slagkracht’. Met deze nota is de doelstelling van het provinciale sociaal-economisch beleidsplan ‘Trekkracht Gelderland’ verder uitgewerkt. Doelstelling is ‘economische groei die niet ten koste gaat van ecologie en leefomgeving en daaraan ook bijdraagt’. Deze doelstelling is uitgewerkt in een aantal uitgangspunten:
- zorgen voor voldoende bedrijventerreinen;
- ruimtelijke concentratie van bedrijventerreinen;
- efficiënte en duurzame kwaliteit van bedrijventerreinen;
- goede fysieke en virtuele bereikbaarheid.
Het provinciale beleid voor bedrijventerreinen moet ervoor zorgen dat de gewenste economische groei in goede banen wordt geleid. De nota is tevens een uitwerking van het Streekplan.
De nota ‘Van Trekkracht naar Slagkracht’ legt een zwaar accent op zorgvuldig ruimtegebruik, duurzame ontwikkeling en revitalisering van bestaande bedrijventerreinen. Grootschalige economische ontwikkelingen worden zoveel mogelijk geconcentreerd bij stedelijke gebieden in de economische hoofdstructuur van Gelderland. Daarbuiten staan groen en rust voorop. Op de lokale en subregionale terreinen wordt alleen bedrijvigheid toegelaten die naar aard en schaal passend is.
In de nota ‘Van Trekkracht naar Slagkracht’ worden geen locatiekeuzen gemaakt, maar wordt een zoekrichting voor het tekort aan bedrijventerreinen aangegeven.
Provinciaal gezien is er geen discrepantie tussen vraag en aanbod naar bedrijventerreinen op middellange termijn (tot 2010). Regionaal doen zich wel problemen voor, onder andere in Rivierenland, waar de voorraad slechts voldoende is voor de komende 1,5 tot 2 jaar. Hier moeten dus nieuwe locaties beschikbaar komen, dan wel vigerende plannen in uitvoering worden genomen.
Uitgaande van een behoefteraming voor bovenlokale kernen in Rivierenland tot 2020 van 327 hectaren, betekent dit dat er, naast het tijdig beschikbaar komen van nog niet uitgeefbaar terrein in plannen en pijplijn, tot 2020 nog ruimte gevonden moet worden voor ongeveer 110 hectaren bedrijventerrein. Bij het zoeken naar deze ruimte is het centrale uitgangspunt ‘concentratie en bundeling, zowel binnen als buiten de economische hoofdstructuur’.
De nieuwe vraag naar bedrijventerrein zal in de economische hoofdstructuur (Tiel) moeten worden geaccommodeerd. Alleen de kernen buiten de economische hoofdstructuur (onder andere Culemborg) hebben nog de mogelijkheid voor opvang van de vraag vanuit de directe regio en voorzover passend naar aard en schaal.
In de planning van de provincie Gelderland is ten aanzien van de gemeente Culemborg als uitbreiding van een bedrijventerrein met een bovenlokale functie het bedrijventerrein Pavijen V aangegeven met een omvang van 26 hectaren.
Met betrekking tot
revitalisering en herstructurering bestaat provinciaal een behoefte van totaal
2.1.2 Op weg naar een duurzame leefomgeving, Gelders milieuplan 3
In het nieuwe Gelderse Milieuplan ligt de nadruk vooral op een gezonde, schone en veilige leefomgeving voor mens en natuur. De provincie wil een leefomgeving die de huidige en toekomstige generaties kansen biedt om veilig en gezond te wonen, te werken en te recreëren. Om dit te bereiken zijn maatregelen nodig die de milieuverontreiniging tegen gaan. De maatregelen betreffen het verkeer en vervoer, het bedrijfsleven, de landbouw en het wonen. Enkele maatregelen die van belang zijn in het kader van dit bestemmingsplan:
- verduurzaming bedrijventerreinen (milieu- en ruimtewinst);
- energiebesparing;
- afvalpreventie;
- afval- en grondstoffenbeheer;
- waterbesparing;
- waterbeheer;
- geluidsreductie;
- duurzame mobiliteit.
2.1.3 Experiment ruimtelijk beleid
Rivierenland (februari 2002)
Door de gemeenteraad van Culemborg is op 28 februari 2002 ingestemd met de uitgangspunten van de visie ‘Eén lijn voor kwaliteit, Experiment Ruimtelijk beleid Rivierenland’. Centraal in de visie staat dat de bijzondere kwaliteiten die het Rivierenland heeft, beschermd en (soms) verbeterd moeten worden. Op basis van kwaliteitsanalyses werden in het kader van het experiment rondom de steden en dorpen in het Gelders Rivierengebied contouren getrokken waarbinnen alle stedelijke functies een plek zouden moeten krijgen, de zogenaamde kwaliteitscontouren. Bij genoemd besluit is de kwaliteitscontour aan de westzijde van Culemborg vastgesteld. Tussen het bedrijventerrein Pavijen (inclusief Pavijen V) en de kwaliteitscontour zijn een zoekgebied voor verstedelijking 2015 en een zoekgebied Beeldversterkende Landschappelijke Bebouwing aangegeven.
2.1.4 Streekplanuitwerking Zoekzones stedelijke functies en landschappelijke versterking (december 2006)
De streekplanuitwerking ‘Zoekzones stedelijke functies en
landschappelijke versterking’ is op 12 december 2006 vastgesteld door
Gedeputeerde Staten van Gelderland. Het is een uitwerking van het nieuwe
streekplan dat in 2005 door Provinciale Staten is vastgesteld. De provincie
geeft in deze streekplanuitwerking per regio aan waar de zoekzones voor
stedelijke functies en landschappelijke versterking zijn gelegen. Op basis van
deze streekplanuitwerking kunnen de zoekzones vervolgens voor stedelijke
functies worden benut. Het is aan de regio en gemeenten in de zoekzones
concrete ontwikkelingen te accommoderen. Bij de bepaling van de zoekzones is
rekening gehouden met regionale woningbouw- en bedrijventerreinprogramma’s. Ook
is rekening gehouden met de bundelingsdoelstellingen voor de stedelijke regio's
en wordt naast uitbreiding vooral ingezet op inbreiding. Daarnaast wordt in de
streekplanuitwerking aangegeven waar het landschap kan worden versterkt. Op
basis van deze zoekzones dienen vervolgens gebiedsplannen te worden opgesteld
die door de provincie dienen te worden geaccordeerd.
In de kaart met zoekzones voor de deeluitwerking Regio Rivierenland zijn aan de oostkant van Culemborg 2 zoekzones opgenomen. Het betreft een zoekzone voor wonen (woningbouwlocatie Parijsch) en een zoekzone voor werken (oostelijke rand Pavijen V).
In de startnotitie zijn reeds de volgende beleidsstukken opgenomen:
- Rapportage ‘Revitalisering bedrijventerrein Pavijen’ (december 1993);
- Rapportage revitalisering Pavijen (januari 2002);
- Stedelijke Vernieuwing Culemborg 2000-2004, balans in duurzame stedelijke ontwikkeling (juni 2000);
- Verkeersnotitie ‘Aansluiting Culemborg op de N320’ (januari 2001);
- Eindrapport hydraulische toetsing maatregelen Pavijen (maart 2000);
- Milieubeleidsplan 2002-2005 (september 2001).
Naast deze documenten zijn er nog negen voor het bestemmingsplan relevante beleidsstukken vervaardigd waarvan hierna een samenvatting is opgenomen.
2.2.1 Nota Duurzame Stedelijke
Ontwikkeling (DSO)
De doelstelling van dit plan is drieledig:
- Culemborg bereikbaar en leefbaar houden (verkeer in een duurzaam kader plaatsen);
- evenwicht zoeken tussen veiliger en beter benutten;
- stimuleren van fiets en openbaar vervoer.
Voor het bedrijventerrein Pavijen I t/m IV zijn de volgende zaken van belang:
Externe
ontsluiting
Er wordt gekozen voor een externe ontsluiting van Culemborg op de N320 met vier gebiedsontsluitende wegen in noord-zuidrichting. Twee van deze wegen zijn reeds aanwezig; de Erasmusweg in het plangebied en de Rijksstraatweg ten oosten van het plangebied. Ook zal er een nieuwe gebiedsontsluitende weg worden gerealiseerd aan de westzijde van het bedrijventerrein Pavijen (ten westen van de nieuwe uitbreiding). Verder wordt gedacht aan een nieuwe gebiedsontsluitende weg ter plaatse van sportpark Ter Weijde. Deze aansluiting dient nog nader onderzocht te worden en er moet nog overleg plaatsvinden met de provincie Gelderland.
Door de aanleg van twee nieuwe gebiedsontsluitende wegen wordt het verkeer snel naar de provinciale weg geleid, met een minimum aantal kilometers binnen Culemborg als gevolg. Gevolg voor het bedrijventerrein Pavijen is dat de Erasmusweg reeds is aangepast tot gebiedsontsluitingsweg. Daarnaast zal ten westen van bedrijventerrein Pavijen de nieuwe gebiedsontsluitingsweg Pavijen V worden aangelegd.
De interne ontsluiting van Culemborg weegt even zwaar als de externe ontsluiting. Op het bedrijventerrein Pavijen zal één route worden omgevormd tot fietsroute, namelijk de Industrieweg. Het streven is gericht op het laten doorlopen van deze route tot aan het NS-station. Op dit moment is dat nog niet het geval. De Wethouder Schoutenweg zal tevens een belangrijke interne ontsluitingsroute gaan vormen voor zowel het autoverkeer als het fietsverkeer.
Ter plaatse van de Beesdseweg zijn er ideeën om een verbinding te realiseren voor het langzaam verkeer met de overzijde van de spoorlijn, namelijk het Douwes Dekkerpad. Daarnaast wordt de doorsteek onder het spoor door naar Lanxmeer, de woonuitbreiding van Culemborg ten oosten van de spoorlijn, onderzocht.
In de Startnota GVVP wordt de basis gelegd voor het toekomstig verkeersbeleid van Culemborg. Het is de eerste stap om te komen tot een nieuw GVVP. In de Startnota is een aantal uitgangspunten voor het nieuwe GVVP geformuleerd. Van belang voor het bedrijventerrein Pavijen zijn de volgende uitgangspunten:
Duurzaam veilig
Aangezien
verkeersveiligheid boven alles gaat, betekent dit dat de snelheid van autoverkeer
in de stad waar mogelijk moet worden terug gebracht naar
Op een beperkt
aantal toegangswegen (hoofdwegen) geldt een snelheid van
Culemborg fietsstad
Om het fietsen te stimuleren is beleid nodig, dat tevens gericht is op het ontmoedigen van het autogebruik op korte afstanden.
Ontsluiting via de N320
De ontsluiting van de stad voor het autoverkeer geschiedt via de provinciale weg N320. De bestaande noord-zuidstructuur van de stad blijft bestaan en wordt verder versterkt. Voor een veilige aansluiting op de N320 en een goede verdeling van de verkeersstroom is een extra rotonde bij de uitbreiding van het bedrijventerrein, Pavijen V en een goede toegangsweg (hoofdweg) van de N320 naar Parijsch noodzakelijk. De bereikbaarheid van de stad kan verder worden verbeterd door onder andere het verbreden van de N320 tussen Culemborg en de A2.
Wethouder Schoutenweg als hoofdweg voor verkeer binnen de
stad
De hoofdwegenstructuur dient duidelijk te worden vormgegeven, zodat veiligheid en doorstroming hand in hand kunnen gaan. De Wethouder Schoutenweg wordt na aanleg van de nieuwe ontsluitingsweg door het bedrijventerrein Pavijen V afgesloten van de N320 en is daarmee niet langer de belangrijkste weg om Culemborg in of uit te rijden. De weg wordt heringericht als (stedelijke) ontsluitingsweg voor de afwikkeling van het interne autoverkeer tussen oost, centrum en west.
Extra aandacht voor knooppunten
Het station moet een knooppunt van activiteiten zijn. De verkeersstructuur moet hieraan worden aangepast. Naast het verhogen van de verblijfskwaliteit moet vooral de bereikbaarheid van autoverkeer worden beschouwd. Een ander uitgangspunt is het beschikken over voldoende parkeergelegenheid voor auto en fiets.
Stationsgebied als visitekaartje voor de stad
Van een min of meer weggestopte opstapplaats voor de trein kan de stationslocatie een visitekaartje voor bezoekers van de stad worden. In de toekomst is het stationsgebied nadrukkelijk ingericht als verblijfsgebied en als knooppunt voor verschillende verkeersstromen. Een grootschalige herinrichting van het gebied biedt kansen voor een verbetering van de aansluitingen met de N320 en een eventuele nieuwe (tweede) verbinding tussen de oost- en westzijde van de stad in de vorm van een verkeersplein met een doorbraak onder het spoor.
Omdat het water een belangrijke rol vervult bij de beleving en leefbaarheid van Culemborg, streven de gemeente Culemborg en Waterschap Rivierenland gezamenlijk naar een gezond en veerkrachtig watersysteem en een duurzame waterketen. Het Waterplan Culemborg is een gezamenlijk plan van de gemeente Culemborg en het Waterschap Rivierenland. Hoofddoelstelling van het Waterplan Culemborg is het realiseren van een gezond en veerkrachtig watersysteem in de stad, met het oog op een aantrekkelijke en gezonde leefomgeving.
Het Waterplan Culemborg volgt de tien principes voor integraal en duurzaam waterbeheer. Deze principes zijn geen wetmatigheden, maar zijn basisprincipes waaraan het moderne en duurzame waterbeheer zou moeten voldoen.
De algemene principes kunnen samengevat worden tot drie overkoepelende hoofdprincipes:
- eenduidig en helder in beleid en functie;
- integratie van watersysteem en -balans;
- duurzaam en aanvaardbaar.
In het Waterplan Culemborg zijn de visie en ambities voor de toekomst weergegeven. In Pavijen I t/m IV wordt het water vooral afgevoerd naar het oppervlaktewater. Vanwege de lage ligging wordt in Pavijen I t/m IV geen water vastgehouden. Daar waar incidenteel mogelijkheden zijn, worden deze benut. De watergangen bieden echter wel ruimte om water te bergen, omdat hier flexibele peilen worden gehanteerd. Wat hier niet kan worden geborgen, wordt afgevoerd. Deels wordt dit gebrek aan berging in de groene gebieden (De Zump, Polder Redichem) gecompenseerd. De watergangen in Pavijen I t/m IV versterken het karakter van het bedrijventerrein en fungeren vooral als kijkwater. Zij vormen een verbinding tussen Goilbergen en het achterliggend gebied. In Pavijen I t/m IV wordt zoveel mogelijk afgekoppeld.
Het water vanuit Culemborg wordt afgevoerd via een aantal kenmerkende watergangen, zoals De Meer en de beide weteringen ten oosten en westen van Culemborg. Deze drie grotere afvoerende watergangen vormen tezamen een afvoerring rondom Culemborg. Deze afvoerring zal in de visie gehandhaafd en waar nodig versterkt worden en de watergangen zullen hun functie behouden.
Het ambitieniveau voor het watersysteem voor Pavijen I t/m IV is gemiddeld. Gestreefd wordt naar het bergen van water. Dit betekent dat het wateroverschot wordt afgevoerd naar een waterloop of locatie waar het tijdelijk kan worden geborgen. Ook voor de (afval)waterketen geldt een gemiddeld ambitieniveau.
Wat einddoel betreft is het streefbeeld vrijwel gelijk aan het bestaande beleid. Dit einddoel wordt echter opgeschoven in de tijd om brongerichte en meer tijdrovende maatregelen, zoals het afkoppelen van verhard oppervlak, een kans te geven. Bovendien wordt waar mogelijk en wenselijk meer gedaan dan alleen de basisinspanning. Zo zijn de schonere waterstromen daar waar mogelijk van de vuile gescheiden. Daarbij hoort een vooruitstrevend beleid ten aanzien van emissie-arme bouwmaterialen. Maatregelen voor de besparing van drinkwater worden actief gestimuleerd.
In hoofdstuk 6 wordt aangegeven hoe in het plangebied Pavijen I t/m IV wordt ingespeeld op de uitgangspunten van het Waterplan.
- beplantingsplannen opstellen voor de strook langs de N320 en de Edisonweg;
- een beheerplan opstellen voor de tijdige en geleidelijke vervanging van alle populieren in Pavijen;
- groene linten en lijnen niet verkleinen; de hoeveelheid groen in Pavijen is al (te) beperkt;
- herinrichten groenstrook Energieweg waardoor er een nieuw groen lint ontstaat (en een groene ader in de stedelijke groenstructuur).
In het voorliggende bestemmingsplan ‘Bedrijventerrein Pavijen’ worden de functie en het gebruik van de gronden en de maatvoering van de bebouwing geregeld. Het bestemmingsplan vormt de basis voor de stedenbouwkundige opzet van het bedrijventerrein. De architectonische verschijning wordt gewaarborgd door middel van een welstandsnota.
Met de twee genoemde beleidsstukken, het bestemmingsplan en de welstandsnota, wordt zowel de stedenbouwkundige opzet als de architectonische verschijningsvorm vastgelegd in een beleidskader. Nieuwe (bouwvergunningplichtige) bouwplannen dienen zowel aan het bestemmingsplan als aan de welstandsnota te worden getoetst.
In de welstandsnota van de gemeente Culemborg wordt het bedrijventerrein Pavijen, vanwege het samenhangende beeld met deels representatieve bedrijfsbebouwing, gekarakteriseerd als ‘modern bedrijventerrein’. Voor moderne bedrijventerreinen zijn de openbare ruimte en de verschijningsvorm van de bebouwing, die onder meer dienst doet als blikvanger, van belang. De representatieve bedrijfspanden langs de Erasmusweg, die geldt als de entree tot het bedrijventerrein en het westelijke deel van Culemborg, weerspiegelen de functie van deze weg in de structuur van de stad. De bebouwing aan de randen van het bedrijventerrein grenst direct aan het waardevolle landschap rondom de stad. Om het waardevolle beeld niet te verstoren is een goede inpassing van wijzigingen en nieuwbouw langs de randen van het bedrijventerrein van belang. Voor de terreinen binnen in het gebied geldt dat het beleid terughoudend is en vooral gericht op het goed functioneren en beheer.
Voor het bedrijventerrein Pavijen gelden drie verschillende welstandsniveaus.
De bebouwingsrand die de overgang vormt naar het omliggende landschap valt onder een zware toetsing; welstandsniveau 1. De beoordeling is vooral gericht op een zorgvuldige architectuur en een terughoudende inpassing die het waardevolle landschappelijke beeld niet verstoort. De bebouwing langs de Erasmusweg, de Wethouder Schoutenweg en het spoor valt onder een reguliere toetsing; welstandsniveau 2.
De beoordeling is gericht op representativiteit van de bedrijfspanden en zorgvuldige architectuur. Voor de overige terreinen geldt een soepele toetsing; welstandsniveau 3.
In de welstandsnota zijn welstandscriteria opgenomen, waaraan getoetst dient te worden.
Doelstelling van het opstellen van de toekomstvisie was inzicht verkrijgen in:
- de positie van de supermarkten in de binnenstad en de verplaatsing mogelijkheden;
- de toekomstmogelijkheden van de binnenstad, inclusief de positie van de weekmarkt;
- de wijzigingen in de detailhandelssituatie ten opzichte van 1996, toen een ruimtelijk-economisch visie voor Culemborg is opgesteld;
- wenselijkheid van retail op het bedrijventerrein Pavijen V.
Ten aanzien van bedrijventerrein Pavijen zijn, samenvattend, de volgende aspecten benoemd:
Culemborg heeft veel detailhandeloppervlak, maar het grote aandeel detailhandel gericht op wonen en doe-het-zelf op het bedrijventerrein Pavijen vertekent het totaalbeeld.
Het bedrijventerrein Pavijen is in de gemeente Culemborg de locatie waar de grootschalige detailhandel is geconcentreerd. Het bedrijventerrein Pavijen biedt veel verspreid liggend aanbod in met name de woonbranche en de doe-het-zelfbranche. Voor uitbreiding is geen ruimte in de markt, derhalve ook niet voor een nieuwe concentratie van grootschalige aanbieders. Het is beter de markt z’n werk te laten doen en eventuele aanvragen voor nieuwvestiging op uitbreiding onder voorwaarden toelaten.
Verbeterpunten liggen er het gebied van de uitstraling, de sfeer en de presentatie van het gebied als eenheid. Tevens is veiligheid (vanuit de diverse bedrijven bekeken) als belangrijk item te noemen.
De volgende randvoorwaarden voor vestiging van grootschalige detailhandel worden genoemd:
- ruimtelijke concentratie;
-
grootschalige aanbieder (>
- doelgericht aanbod (auto’s, boten en caravans, tuincentra, bouwmarkten, grove bouwmaterialen, keukens en sanitair, woninginrichting, automotive);
- en niet inpasbaar in en niet concurrerend met de binnenstad.
Op 3 juli 2003 is het bestemmingsplan
‘Herziening seksinrichtingen
Uitgangspunt in het gemeentelijk beleid is dat vestiging van seksinrichtingen alleen wordt toegestaan op:
- het bedrijventerrein, mits het verkeersaanbod op de terreinen niet al te groot wordt. De voorkeur zou dan ook zijn om deze bedrijfsmatige activiteit aan de rand van de terreinen te laten plaatsvinden;
- in het buitengebied, mits het pand niet aan een woongebied grenst, het bestaande opstallen zijn en het pand niet uitsluitend een woonbestemming heeft.
Verder is het beleid van Culemborg dat zich maximaal twee seksinrichtingen en één sekswinkel in de gemeente mogen vestigen. Een sekswinkel mag alleen worden gevestigd in het centrumwinkelgebied.
Dat een dergelijke kwantitatieve regeling in het bestemmingsplan toelaatbaar is, wordt geïllustreerd via het KB van 11 november 1990, AB 1990, 285.
Om te bereiken dat het waardevolle uit het
verleden wordt meegenomen naar de toekomst wil de gemeente Culemborg in haar beleid
en de uitvoering daarvan een vaste plaats inruimen voor cultuurhistorie. Hiertoe
is door het Gelders Genootschap in december 2005 de nota ‘Rijk verleden. Sterke
toekomst. Cultuurhistorisch beleid voor Culemborg 2006-
De visie op cultuurhistorie uit zich in
drie hoofddoelstellingen:
1
Het
inzichtelijk maken van het in de gemeente aanwezige cultuurhistorische erfgoed
door middel van het opstellen van een cultuurhistorische waardenkaart.
2
Het
integreren van cultuurhistorie in de diverse beleidsvelden van de gemeente.
3
Zorg
dragen dat er bij alle ruimtelijke ontwikkelingen gekeken wordt of er
cultuurhistorische waarden in het geding zijn. Als dat het geval is, expliciet
af te wegen of en zo ja, hoe ze behouden kunnen blijven c.q. beschermd moeten
worden. Bijvoorbeeld door het opstellen van een cultuurhistorische effectrapportage
bij ontwikkelingen van enige omvang.
De geschiedenis van Culemborg is het
duidelijkst herkenbaar en beleefbaar binnen de contouren van de historische
binnenstad. Een unieke drie-eenheid die in de jaren zeventig van de vorige eeuw
al is aangewezen als van rijkswege beschermd stadsgezicht. De gemeente werkt
aan het behoud en versterken van de kwaliteit van het Culemborgse beschermde
stadsgezicht en van de bijzondere relatie met het oostelijk buitengebied.
De gemeente stelt een beschermend
bestemmingsplan voor de binnenstad op en zet zich in voor een vergroting van
het draagvlak voor cultuurhistorie bij het publiek met behulp van het
beschermde stadsgezicht.
In de beleidsnota wordt specifiek aandacht
besteed aan het industrieel erfgoed. Culemborg dankt zijn ontwikkeling mede aan
de handel en de nijverheid. De aanleg van het spoor van Utrecht naar Den Bosch
in 1860 betekende een flinke impuls voor de lokale industrie. Zo kwamen de
tabaks- en meubelindustrie tot ontwikkeling.
De geschiedenis van de bedrijvige stad
komt in het bijzonder tot uiting in de overblijfselen van het industriële
erfgoed: de monumenten van bedrijf en techniek. De bekendste van dit soort
monumenten zijn molens, maar ook oude fabrieksgebouwen, sluizen of
reclameschilderingen worden hiertoe gerekend.
De gemeente onderkent het belang van de
geschiedenis van de nijverheid en de industrie. Overblijfselen uit dit verleden
die gaaf bewaard zijn of door hun zeldzaamheid bijzonder zijn, komen in
aanmerking voor een plaats op de monumentenlijst. De gemeente zet zich in voor
een goede herbestemming van het cultureel erfgoed.
Bij de industriële ontwikkelingen horen
behalve gebouwen van bedrijf en techniek ook woningen van directeuren en
arbeiders. De gemeente zet zich in voor integraal behoud van dit erfgoed. Bedrijfscomplexen,
arbeiderswoningen en directeursvilla’s zullen in onderlinge samenhang bekeken
worden.
Bij de huidige industrieterreinen, in het
bijzonder Pavijen, kiest de gemeente voor een kwalitatief hoogwaardige
vormgeving van de randen, waarbij ook cultuurhistorische waarden worden
betrokken.
Parallelweg West Groenstrook aan
Wethouder Schoutenweg
De wegenstructuur op het bedrijventerrein Pavijen laat zich het beste typeren als een gridstructuur met de Erasmusweg als belangrijkste ruimtelijke element. Opvallend is dat alleen aan de noordelijke en zuidelijke rand van het bedrijventerrein duidelijke oost-westverbindingen aanwezig zijn. Zo kent de Industrieweg geen rechtstreekse aansluiting op de Erasmusweg en wordt het westelijk deel van het bedrijventerrein enkel aan de randen ontsloten. Tevens kan worden geconstateerd dat in het noordelijk deel van het bedrijventerrein, gelegen aan de Wethouder Schoutenweg, de wegenstructuur fijnmaziger is.
Het bedrijventerrein wordt, met uitzondering van de grens met de spoorlijn begrensd door groenvoorzieningen. Dit zijn de groenvoorzieningen aan de Wethouder Schoutenweg, de N320, de Rolweg en de Rommersteeg. Deze groenvoorzieningen bestaan uit bomenrijen en andere opgaande begroeiing, waardoor de visuele invloed van het bedrijventerrein op zijn omgeving wordt verminderd en er een duidelijke begrenzing van het terrein wordt gevormd. Tevens accentueren de groenplekken en bomen de belangrijkste wegen. Zo wordt ook de Erasmusweg begeleid door groenvoorzieningen en laanbeplanting (grote populieren).
Het overige groen binnen het plangebied betreft een brede groenstrook langs de Energieweg, laanbeplanting langs de Randweg en enkele bomen en stukjes snippergroen verspreid over het plangebied. Ook zijn er nog enkele percelen braakliggend of in gebruik als weiland.
In en om het terrein bevinden zich diverse sloten en waterpartijen, veelal gekoppeld aan de wegenstructuur. Deze elementen vervullen een belangrijke functie in de waterhuishouding van het bedrijventerrein.
Bebouwd en onbebouwd gebied
De goothoogten van
de bebouwing binnen het plangebied zijn verdeeld in een aantal categorieën. Een
groot deel van de bebouwing heeft een goothoogte van 6 tot
![]() |
Markante bebouwing hoek provinciale weg -
Erasmusweg Plantijnweg
Bebouwing georiënteerd op de provinciale weg Bebouwing hoek Rolweg/Plantijnweg
De Erasmusweg is als hoofdontsluitingsweg duidelijk binnen het plangebied aanwezig. Dit is vooral te danken aan de duidelijke ontsluiting op de twee regionale ontsluitingswegen en het kenmerkende profiel. De overige wegen binnen het gebied onderscheiden zich qua hiërarchie en routing minder duidelijk. Dit resulteert in een matige oriëntatie op het bedrijventerrein, waardoor bedrijven minder goed zijn te vinden.
De belangrijkste wegen (N320, Erasmusweg en Wethouder Schoutenweg) worden goed begeleid met laanbeplantingen, andere groenvoorzieningen en water. Ook de Randweg is aan één zijde voorzien van laanbeplanting en wordt begeleid door een watergang. Hierdoor zijn deze wegen duidelijk herkenbaar.
De overige wegen op het bedrijventerrein worden slechts sporadisch begeleid door groenelementen. Aan de Energieweg is de kwaliteit van de groenvoorziening laag. Ook het noordoostelijk deel van de groenvoorziening, tussen de Wethouder Schoutenweg en de Anthony van Diemenstraat, geeft geen representatief beeld. Daar waar zij niet aan het zicht onttrokken zijn, zorgen de aanwezige braakliggende terreinen voor een rommelig beeld.
Over het algemeen zijn er grote verschillen in de uitstraling van de bedrijven op bedrijventerrein Pavijen.
Positief is dat het grootste deel van de bebouwing op het bedrijventerrein zich naar de straatzijde toe presenteert. Dit komt de totale indruk en de herkenbaarheid ten goede, wat vooral richting de N320 en de Erasmusweg belangrijk is. De twee panden aan weerszijden van de Erasmusweg bij de N320 onderscheiden zich door een opvallende architectuur, waardoor zij de entree van het bedrijventerrein Pavijen duidelijk markeren.
Daarentegen zijn er op Pavijen ook een aantal gebouwen met een beperkte uitstraling. Ook zijn er tijdelijke bouwwerken en is er veel buitenopslag. Op de meeste plekken (70 à 80%) heeft al revitalisering plaatsgevonden, wat een positieve bijdrage heeft geleverd aan de uitstraling van het bedrijventerrein.
Vooral in het noordoostelijk deel van het gebied heeft de bebouwing een onverzorgd en rommelig aanzien. Dit gaat ten koste van het straatbeeld ter plaatse. Ook is er een tweetal onduidelijke situaties, zoals in de ruit Houtweg, Industrieweg, Randweg en Anthony van Diemenstraat. Hier is een onduidelijke binnenruimte aanwezig. Een ander voorbeeld is de bebouwing aan de doodlopende Nijverheidsweg die door de ligging slecht is geprofileerd.
Analysekaart
Op de analysekaart zijn de sterke en zwakke punten van het bedrijventerrein Pavijen weergegeven, die tijdens de inventarisatie aan het licht zijn gekomen. Tijdens de inventarisatie is ook de stationsomgeving meegenomen, die echter geen deel meer uitmaakt van het plangebied. De belangrijkste conclusies uit de analyse zijn de volgende:
§ De Erasmusweg onderscheidt zich duidelijk door haar formaat, laanbeplanting en de oriëntatie van de bebouwing.
§ Parallel aan de Erasmusweg is de wegenstructuur helder en regelmatig. Haaks hierop is de structuur minder helder. Aansluitingen op de Erasmusweg (Gutenbergweg, Textielweg, Rolweg) bieden weinig oriëntatie.
§ De Industrieweg is een lijn die logischerwijs de Erasmusweg met het station zou moeten verbinden. Er is echter op twee plekken sprake van een discontinuïteit in deze verbinding. Bij de Erasmusweg wordt de lijn onderbroken door het Centraal Boekhuis en bij het station bevindt zich eveneens bebouwing op deze lijn. Hierdoor is het station een onopvallend gegeven binnen het bedrijventerrein.
Analysekaart (november 2002)
§ De begrenzing van het bedrijventerrein en de begeleiding van wegen door groenvoorzieningen is een kwaliteit. Het beeld van deze groenvoorzieningen laat echter hier en daar te wensen over.
§ De bebouwing presenteert zich over het algemeen goed door de oriëntatie naar de belangrijke ruimtes/routes.
§ Op een tweetal plekken levert de bebouwing een negatief beeld op, namelijk aan de Houtweg en het noordelijk deel van de Energieweg. Ook zijn er twee ‘onduidelijke’ plekken in het plangebied aanwezig. Hierbij gaat het om het gebied bij de Nijverheidsweg en het gebied tussen de Houtweg en de Randweg.
§ De markante bebouwing op de hoek van de N320 en de Erasmusweg zorgt voor een duidelijke entree tot het bedrijventerrein.
Bedrijventerrein Pavijen ligt ten noorden van de provinciale weg N320. Deze weg verbindt het bedrijventerrein met de autosnelweg A2 en is daarmee de belangrijkste ontsluitingsweg voor het gebied. De weg is dan ook te typeren als regionale ontsluitingsweg. In het oosten wordt het plangebied begrensd door de Parallelweg West. Aan de noordkant van het bedrijventerrein bevindt zich de Wethouder Schoutenweg. Deze weg vormt een verbinding met het centrum en het station van Culemborg. Via de Tunnelweg (in het verlengde van de Wethouder Schoutenweg) is het centrum van Culemborg te bereiken. De Erasmusweg verbindt de N320 met de Wethouder Schoutenweg en vormt de interne hoofdontsluiting van het bedrijventerrein. Deze weg verdeelt het bedrijventerrein in twee delen.
Het oostelijk deel van het bedrijventerrein ontsluit via de Anthony van Diemenstraat (parallel aan de Wethouder Schoutenweg), Textielweg en Rolweg (parallel aan de N320) op de Erasmusweg en via de Parallelweg West op de Wethouder Schoutenweg. Het westelijk deel van het bedrijventerrein ontsluit via de lus Rolweg, Plantijnweg, Gutenbergweg op de Erasmusweg.
Bedrijventerrein Pavijen kan worden onderverdeeld in vier deelgebieden met ieder een eigen functionele karakteristiek. In het noordelijk deelgebied zijn een groot aantal (naar verhouding) kleine bedrijven aanwezig en relatief veel detailhandel. Kenmerkend is het grote aantal meubelbedrijven, wat heeft te maken met de geschiedenis van Culemborg. De bebouwingsdichtheid is hier hoog. Opvallend is de aanwezigheid van een maatschappelijke voorziening aan de Houtweg, een kinderdagverblijf. Ook is er een commerciële bedrijfsruimte aanwezig. Op de hoek van de Wethouder Schoutenweg en de Parallelweg West is een lunchroom aanwezig.
In het zuidelijk deelgebied komen vrijwel uitsluitend bedrijven voor. Dit deelgebied kenmerkt zich door de aanwezigheid van grote bedrijfshallen. Uitzonderingen vormen de bouwmarkt aan de zuidzijde van de Beesdseweg en het uitgaanscentrum aan de noordzijde van deze weg.
Het westelijk deelgebied kent voornamelijk grootschalige bedrijvigheid, maar hier zijn ook enkele commerciële voorzieningen en twee meubelzaken aanwezig.
In het gebied rond de Plantijnweg zijn relatief kleinschalige, functioneel sterk verschillende bedrijven gelegen. Ook bevindt zich hier het EOD-complex.
De belangrijkste sectoren van bedrijvigheid op bedrijventerrein Pavijen zijn industrie en groothandel, maar ook de bouwnijverheid en de detailhandel zijn goed vertegenwoordigd.
Opvallend is de aanwezigheid van een grote hoeveelheid meubelbedrijven (zowel productie als groothandel en detailhandel). Het terrein kent een aantal grote, imagobepalende bedrijven. De beste voorbeelden zijn natuurlijk het Centraal Boekhuis en Gispen.
4 deelgebieden
Op het bedrijventerrein zijn enkele woningen aanwezig. Het grootste deel van de woningen betreft bedrijfswoningen, maar er komt ook een aantal burgerwoningen voor.
Analyse en waardering functionele structuur
Bedrijventerrein Pavijen heeft een uitstekende ligging ten opzichte van de regionale en (inter)nationale hoofdwegenstructuur, met name ten opzichte van de Randstad en de Brabantse stedenrij. Ook richting het achterland van Gelderland (Betuwe/Veluwe) is sprake van een goede verbinding middels de N320. Het bedrijventerrein is tevens bereikbaar per trein, al ligt maar een deel van het bedrijventerrein binnen loopafstand van het station en is het station niet duidelijk opgenomen in de wegenstructuur. Voor goederenvervoer speelt de spoorlijn ook een belangrijke rol, maar niet in relatie tot het bedrijventerrein Pavijen. De interne ontsluiting van het bedrijventerrein is voor verbetering vatbaar. De interne wegenstructuur en terreinindeling is onoverzichtelijk. Met name het ontbreken van de aansluiting van de Industrieweg op de Erasmusweg zorgt voor een minder heldere interne verkeersstructuur. Ook op het gebied van parkeren bestaat een groot aantal knelpunten.
De zonering van het bedrijventerrein met een hoge dichtheid en kleine bedrijven in de nabijheid van het station en de meer extensieve bedrijvigheid in het westelijk deel zorgt voor een heldere opbouw. Een duidelijke zonering zorgt voor een goede oriëntatie.
Deze zonering dient dan ook behouden te worden en waar nodig te worden versterkt. Hierbij dient ook rekening gehouden te worden met de gewenste bereikbaarheid.
Bedrijven die bereikbaar moeten zijn per openbaar vervoer dienen zo dicht mogelijk bij het station gesitueerd te worden (bijvoorbeeld kantoren, detailhandel). Bedrijven die veel vrachtverkeer aantrekken dienen zo dicht mogelijk bij de N320 en de Erasmusweg gesitueerd te worden.
Het kinderdagverblijf aan de Houtweg past functioneel gezien goed in zijn omgeving, aangezien veel werknemers van het bedrijventerrein hiervan gebruik maken.
In dit hoofdstuk worden de uitgangspunten benoemd voor het op te stellen bestemmingsplan ‘Bedrijventerrein Pavijen’. Deze uitgangspunten zijn ontleend aan het vigerend beleid en de ruimtelijke en functionele analyse van het plangebied. De uitgangspunten betreffen deels uitgangspunten die direct vertaald kunnen worden in het bestemmingsplan en deels uitgangspunten die indirect invloed hebben op de opzet en inhoud van het bestemmingsplan.
Ruimtelijke
uitgangspunten
- Zorgvuldig ruimtegebruik: revitalisering en herstructurering van bestaande bedrijventerreinen in plaats van uitbreiding van aanvullende bedrijfsruimte op bedrijventerreinen.
- Renoveren/vervangen panden met een niet representatieve uitstraling.
- Behouden/versterken presentatie van bedrijven naar belangrijke ruimten (zichtlocaties).
- Aanbrengen uniforme groenstructuur langs de hoofdontsluitingswegen ter verbetering van de presentatie en representativiteit.
- Lege plekken met behulp van groen aan het zicht onttrekken.
- Aandacht voor groenverbindingen aan de west- en zuidzijde van het bedrijventerrein Pavijen.
- Opwaarderen groenvoorzieningen aan de Energieweg en het noordoostelijk deel tussen de Wethouder Schoutenweg en de Anthony van Diemenstraat.
- Verbeteren overgangszone bedrijventerrein Pavijen - woonwijk (gebied tussen Wethouder Schoutenweg en Anthony van Diemenstraat).
- Zorgen voor betere aansluitingen van interne wegenstructuur op Erasmusweg.
- Herkenbaar en duidelijk maken van de binnenruimte en de doodlopende Nijverheidsweg.
- Veel aandacht voor een duurzame waterhuishouding.
- Behoud en versterken van de aanwezige zonering.
- Vestiging van lokale en subregionale bedrijven.
- Concentratie grootschalige detailhandel; nieuwvestiging onder voorwaarden mogelijk.
- Geen nieuwvestiging van bedrijfswoningen.
- Herontwikkeling van bestaande bedrijfspanden; optimaliseren gebruik bedrijfspanden en terreindelen.
- Verbeteren van de hoofdontsluitingsstructuur.
- Kwalitatieve verbetering van het openbaar vervoer en het fietsgebruik op korte afstand.
- Oplossen infrastructurele knelpunten: oplossen van kleinschalige problemen met een lokaal karakter op het gebied van wegen (onder andere kruispunten).
- Herstellen onderhoudstechnische gebreken.
- Industrieweg omvormen tot fietsroute.
- Wethouder Schoutenweg aanpassen tot belangrijke interne ontsluitingsroute voor auto en fietsverkeer.
- Afsluiting van de Wethouder Schoutenweg en aanleg van een rotonde nabij het bedrijventerrein Pavijen V.
- Realiseren verbinding voor langzaamverkeer met de overzijde van het spoor ter plaatse van de Beesdseweg.
- Aandacht voor duurzaam bouwen.
- Aandacht besteden aan milieuaspecten, zoals waterhuishouding, externe veiligheid, afvalverwerking en -bewerking, geluid en spoor- en wegverkeerslawaai, bodem etc.
- Gebied aanwijzen voor waterberging, bij voorkeur de strook tussen de Wethouder Schoutenweg en Anthony van Diemenstraat.
Het bestemmingsplan Pavijen krijgt met name een beheerkarakter. In het bestemmingsplan wordt daarnaast de volgende ontwikkeling mogelijk gemaakt:
In het noordelijk deelgebied van Pavijen is relatief veel detailhandel aanwezig, met name grootschalige detailhandel. Kenmerkend is het grote aantal meubelbedrijven. In het bestemmingsplan wordt in de noordelijke zone van het bedrijventerrein nieuwvestiging van grootschalige detailhandel, onder bepaalde voorwaarden, toegestaan. Hierbij gaat het om detailhandel in de vorm van bouwmarkten en detailhandel in keukens, sanitair en woninginrichting. Het streven is om de overige grootschalige detailhandel die zich op het bedrijventerrein bevindt, te verplaatsen naar deze zone.
In de noordelijke zone en ook op de rest van het bedrijventerrein is grootschalige detailhandel in auto’s, boten en/of caravans toegestaan. Productiegebonden detailhandel, bijvoorbeeld verkoop van meubels die ter plaatse worden gefabriceerd, is overal toegestaan.
Er is ook sprake van ontwikkelingen op het gebied van waterhuishoudkundige aspecten. Er worden diverse maatregelen getroffen. Deze worden genoemd in paragraaf 5.9.
De toelaatbaarheid van bedrijvigheid kan
globaal worden beoordeeld met behulp van de methodiek van de VNG-brochure
‘Bedrijven en milieuzonering’ (2007). In deze brochure is een bedrijvenlijst
opgenomen, die informatie geeft over de milieukenmerken van verschillende typen
bedrijven. In de lijst is op basis van een aantal factoren (waaronder geluid,
geur en gevaar) een indicatie gegeven van de afstand tussen bedrijven en
hindergevoelige functies (zoals woningen) waarmee gemeenten bij ruimtelijke
ontwikkelingen rekening kunnen houden. Deze afstand is gebaseerd op de grootste
indicatieve afstand. De lijst is algemeen geaccepteerd als uitgangspunt bij het
opstellen van bestemmingsplannen.
Milieuzonering is erop gericht een
ruimtelijke scheiding aan te brengen tussen milieubelastende en milieugevoelige
activiteiten. Over het algemeen gebeurt dit door de toelaatbaarheid van
bedrijfsactiviteiten via de planvoorschriften te koppelen aan een zogenaamde
Staat van Bedrijfsactiviteiten. Voor bedrijventerreinen kan daarnaast een
zonering worden opgenomen. Door middel van een zonering kan worden vastgelegd
waar de verschillende categorieën bedrijvigheid kunnen worden toegestaan.
Hierbij wordt bedrijvigheid in een hogere milieucategorie op grotere afstand
van woningen toegestaan dan bedrijven in een lagere categorie.
In de VNG-brochure worden twee
omgevingstypen onderscheiden, namelijk ‘rustige woonwijk’/ ‘rustig
buitengebied’ en ‘gemengd gebied’. De indicatieve afstanden uit de
bedrijvenlijst zijn de afstanden die moeten worden aangehouden tot de gevels
van woningen in een ‘rustige woonwijk’. Voor woningen in een ‘gemengd gebied’
mag deze afstand worden gecorrigeerd en kan de indicatieve afstand met één
trede worden verlaagd. Een correctie is mogelijk voor de aspecten geluid, geur
en stof. Voor het aspect gevaar is verlaging van de indicatieve afstand niet
mogelijk. In onderstaande tabel is aangegeven om welke afstanden het gaat:
Categorie |
Richtafstand (in meters) tot omgevingstype |
|
|
rustige woonwijk en rustig buitengebied |
gemengd gebied |
1 |
10 |
0 |
2 |
30 |
10 |
3.1 |
50 |
30 |
3.2 |
100 |
50 |
4.1 |
200 |
100 |
4.2 |
300 |
200 |
Door het opnemen van een zonering en een
Staat van Bedrijfsactiviteiten kan op bestemmingsplanniveau worden voorzien in
voldoende afstand tussen hinderproducerende en hindergevoelige functies
(grofmazige toetsing). Wanneer daadwerkelijk sprake is van de vestiging van een
nieuw bedrijf vindt in het kader van de milieuvergunning (of de algemene
regelgeving op het gebied van milieuhinder) altijd een nadere (fijnmazige)
toetsing plaats.
In voorliggend bestemmingsplan is voor bedrijventerrein Pavijen een zonering opgenomen. Bij het voorliggende plan gaat het om de omgevingstypen ‘rustige woonwijk’ en ‘gemengd gebied’. Als ‘rustige woonwijk’ zijn aangegeven twee gedeelten van het gebied ten noorden van de Weth. Schoutenweg.
Er is voor gekozen dat de grootste in acht te nemen afstand tot dit omgevingstype
Eveneens aan de Weth. Schoutenweg is een gedeelte aangemerkt als ‘gemengd gebied’, welke typering ook is gehecht aan het oostelijk aangrenzende gebied aan de Parallelweg-West en aan de zuidzijde van het plangebied. Dit omgevingstype is op het aspect geluid wat minder hindergevoelig dan ‘rustige woonwijk’. Voor het gemengd gebied gelden de richtafstanden gekoppeld aan een milieucategorie zoals genoemd in de tabel op de voorgaande pagina. De genoemde afstand is met een vaste afstandsstap gerelateerd aan de in de bijlage ‘staat van bedrijfsactiviteiten’ genoemde richtafstanden rustige woonwijk.
Op het onderstaande
kaartje zijn de omgevingstypen begrensd en benoemd, en tevens zijn de relevante
afstanden vanuit hun begrenzing aangegeven, namelijk
Voor de bedrijfswoningen op het bedrijventerrein is geen redelijke planologische milieuzonering mogelijk. Voor hun milieuhygiënische bescherming wordt uitsluitend gebruik gemaakt van de toetsing via de milieuwetgeving.
De Staten van bedrijfsactiviteiten zullen
bij de beoordeling van de vraag of een bedrijf inpasbaar is in de omgeving, als
toetsingskader dienen.
Op basis van de gemeentelijke uitgangspunten
is bepaald dat bedrijven in de categorieën 1, 2, 3.1, 3.2, 4.1 en 4.2 (in het
zuidelijk deel) rechtstreeks toelaatbaar zijn in dit plangebied, voor zover
deze voorkomen op de bijgevoegde Staten van Bedrijfsactiviteiten. Bedrijvigheid
welke niet voorkomt in de Staten van bedrijfsactiviteiten, maar die daarmee
gelijk te stellen is, is slechts toelaatbaar middel vrijstelling.
Het globale kaartbeeld met indicatieve
afstanden is op de plankaart van voorliggend bestemmingsplan vertaald in een
concrete zonering, die is gebaseerd op de kadastrale ondergrond.
De zonering komt terug in twee bedrijfsbestemmingen
(‘Bedrijf-
-
Bedrijf-1:
bedrijvigheid in milieucategorie 1 t/m 3.2 (indicatieve afstand maximaal
-
Bedrijf-2:
bedrijvigheid in milieucategorie 1 t/m 4.2 (indicatieve afstand maximaal
Hierbij geldt dat langs de noordelijke rand van Pavijen uitsluitend
bedrijvigheid in categorie 1 t/m 3.2 is toegestaan. Een gedeelte van de gronden
met de bestemming ‘Bedrijf-
Als bijlage bij de voorschriften is een
Staat van Bedrijfsactiviteiten opgenomen. Als een bedrijf zich op een bepaalde
locatie in het plangebied wil vestigen, wordt getoetst of het bedrijf in de
toegestane milieucategorie valt. Daarnaast wordt getoetst of het type bedrijf
is opgenomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Bedrijvigheid welke niet
voorkomt in de Staten van bedrijfsactiviteiten, maar die daarmee gelijk te
stellen is, is slechts toelaatbaar door middel van ontheffing.
De Staat van Bedrijfsactiviteiten bestaat uit een selectie uit de
VNG-bedrijvenlijst, die is afgestemd op de specifieke mogelijkheden en de gewenste
invulling en de beoogde beeldkwaliteit van het bedrijventerrein. Uitgesloten van vestiging zijn (op enkele uitzonderingen
na) activiteiten als landbouw, grond- en delfstoffenwinning, energieproductie,
detailhandel, kantoren en sociaal culturele en recreatieve voorzieningen.
Voorts zijn fysiek op deze locatie ‘onmogelijke’ activiteiten uit de lijsten
verwijderd.
De bestaande bedrijven op het bedrijventerrein Pavijen I t/m IV zijn zeer verschillend van omvang. Daarnaast loopt de mate van hinder die zij veroorzaken ook sterk uiteen. Op basis van de milieuvergunningen die voor deze bedrijven gelden, kan worden geconstateerd dat vrijwel alle bedrijven voldoen aan de afstandsnorm tot de omliggende bebouwing.
In de bijlagen bij de voorschriften zijn voor beide bedrijfsbestemmingen bedrijvenlijsten opgenomen. Hierbij is aangesloten op het bestemmingsplan Pavijen V.
Bedrijven die zich gaan of willen vestigen op het bedrijventerrein zijn voor wat betreft de planologisch-milieuhygiënische toetsing gebonden aan de Staat van bedrijfsactiviteiten, zoals deze is opgenomen als bijlage bij de voorschriften.
De tweede toetsing vindt plaats in het kader van de milieuwetgeving, waarbij het bedrijf zal moeten aantonen dat kan/zal worden voldaan aan de milieuwetgeving.
In het plangebied bevinden zich geen kabels en leidingen die planologisch relevant zijn.
Over het plangebied
loopt een straalpad. In de gebieden die als zodanig zijn aangeduid, mag de
bebouwingshoogte niet meer bedragen dan
Globale ligging straalpad
Op het terrein van AVRI bevindt zich een zendmast. Deze levert echter geen planologische belemmeringen die van belang zijn voor dit bestemmingsplan.
Het externe veiligheidsbeleid is gericht op de beperking en/of beheersing van de risico's voor de omgeving vanwege gevaarlijke stoffen in inrichtingen en het vervoer van gevaarlijke stoffen. Het uitgangspunt van het beleid is dat burgers voor de veiligheid van hun omgeving mogen rekenen op een minimum beschermingsniveau (plaatsgebonden risico).
Daarnaast moet de kans op een groot ongeluk met meerdere slachtoffers (groepsrisico) worden afgewogen en verantwoord bij een toename van het aantal personen binnen het invloedsgebied.
Voor de beoordeling van het aspect externe veiligheid is het vervoer van gevaarlijke stoffen over de spoorlijn Utrecht - Geldermalsen en provinciale weg N320 relevant. Het bestemmingsplangebied is niet gelegen binnen invloedsgebieden of toetsingsafstanden van andere relevante risicobronnen (BEVI-bedrijven[1] en hogedruk aardgasleidingen).
Daarbij is in aanmerking genomen dat binnen de gemeente geen routering voor het vervoer van gevaarlijke stoffen is vastgesteld. Dit betekent dat tankwagens met gevaarlijke stoffen in principe langs of door het bestemmingsplangebied kunnen rijden over gemeentelijke wegen.
Aangezien op of nabij het bestemmingsplangebied geen bedrijven met opslag van gevaarlijke stoffen (in tanks) zijn gelegen (met uitzondering van enkele tankstations), zal het vervoer van gevaarlijke stoffen in tankwagens over gemeentelijke wegen langs of door het bestemmingsplangebied zeer beperkt zijn. Derhalve zijn wij van mening dat bij vaststelling van het onderhavige omgevingsbesluit geen rekening gehouden hoeft te worden met risico’s vanwege het vervoer van gevaarlijke stoffen over gemeentelijke wegen.
De Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (verder: CRVGS) adviseert om -in geval van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen langs transportassen- te toetsen aan de normen voor het plaatsgebonden risico (PR) [2] en het groepsrisico (GR) [3] te verantwoorden binnen het invloedsgebied bij een toename van het GR of een overschrijding van de oriënterende waarde van het GR.
Naast een toetsing aan het gestelde in de CRVGS is van belang om bij een omgevingsbesluit voor een bestemmingsplan langs toekomstige basisnetverbindingen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen te anticiperen op het nieuwe beleid dat wordt ontwikkeld. Verwacht wordt dat de spoorlijn Utrecht - Den Bosch zal worden aangewezen als een basisnetverbinding van categorie 2, waarbij zowel beperkingen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen als voor de ruimtelijke ontwikkelingen gelden.
Aanvullend op het
huidige beleid betekent dit dat bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen zal
moeten worden uitgegaan van een nog vast te stellen toekomstige
transportfrequentie (referentiewaarden zijn nog niet vastgesteld) en mogelijk
een plasbrandaandachtzone (maximaal
Externe veiligheid vanwege provinciale weg N320
Over de provinciale weg N320 kan sprake zijn van het vervoer van brandbare gassen in tankwagens ter bevoorrading van lpg-tankstations, die zijn gelegen langs deze weg, en propaantanks die zijn gelegen in het buitengebied van Culemborg en Buren.
Het PR wordt bepaald door de kans op relevante ongevalscenario's op de provinciale weg en de effectafstanden van deze scenario's. Uitgaande van 244 tankwagens met brandbaar gas per jaar (inschatting volgens pilotstudie 2006) ligt de PR 10-6-contour niet buiten de weg.
Aanvullend wordt het GR bepaald door het aantal personen dat slachtoffer kan worden van dergelijke scenario's.
Uitgaande van een
bedrijventerrein met een gemiddelde personendichtheid van 40 personen per ha
(bedrijven in dagdienst) op gemiddeld
Externe veiligheid vanwege de spoorlijn Utrecht - Den
Bosch
Over de spoorlijn Utrecht - Den Bosch vindt veel vervoer van ammoniak plaats. Dit vervoer zal echter op korte termijn (grotendeels) worden beëindigd, omdat recent een principeakkoord is afgesloten over de beëindiging van ammoniaktransport van Beverwijk naar Geleen. Daarnaast is volgens een opgave van ProRail sprake van een beperkt aantal wagons met brandbaar gas (bijvoorbeeld lpg), brandbare vloeistoffen (bijvoorbeeld benzine) en toxische vloeistoffen.
De transportfrequentie voor het vervoer is bepaald op basis van een opgave van ProRail met betrekking tot het gerealiseerd vervoer en een prognose van ProRail uit 2003. Daarnaast is rekening gehouden met een afname van het vervoer van ammoniak over het spoortracé Utrecht-Den Bosch.
Het PR wordt
bepaald door de kans op relevante ongevalscenario's op het spoortracé en de
effectafstanden van deze scenario's. Uitgaande van maximaal 150 ketelwagons met
brandbaar gas (cat. A) per jaar en het overige vervoer van gevaarlijke stoffen
ligt de PR 10-6-contour niet buiten het spoor. Ook een eventueel vast te
stellen plasbrandaandachtzone van
Aanvullend wordt
het GR bepaald door het aantal personen dat slachtoffer kan worden van
dergelijke scenario's. Uitgaande van een gemiddelde personendichtheid van 40
personen per ha (bedrijven in dagdienst) op gemiddeld
Conclusie
Voor de beoordeling van het aspect externe veiligheid is het vervoer van gevaarlijke stoffen over de spoorlijn Utrecht - Geldermalsen en de provinciale weg N320 relevant. De PR 10-6-contour vanwege deze transportassen ligt niet buiten deze transportassen of over het bestemmingsplangebied. Daarnaast wordt het GR vanwege deze transportassen niet beïnvloed door de aanwezige personen binnen het bestemmingsplangebied. De geringe kans op meerdere slachtoffers binnen het bestemmingsplangebied vanwege een grote calamiteit op de provinciale weg of het spoor ter hoogte van het bestemmingsplangebied wordt met name veroorzaakt door een relatief beperkte transportfrequentie van tankwagens/ketelwagons met de meest risicorelevante gevaarlijke stoffen.
Hierdoor is er aanleiding om het groepsrisico niet verder te verantwoorden.
De risico op een ongeval is niet groot, maar het college dient wel het aanwezige restrisico (aantal slachtoffers bij een groot ongeval) te aanvaarden. Het college heeft dit restrisico aanvaard tijdens de collegevergadering van 17 juni 2008.
Op basis van artikel 5.16 van de Wet milieubeheer (voorheen Besluit luchtkwaliteit) wordt aangegeven onder welke voorwaarden bestuursorganen bepaalde bevoegdheden mogen uitoefenen zoals vaststelling van een bestemmingsplan. Als aan één van de genoemde voorwaarden wordt voldaan, vormen luchtkwaliteitseisen in beginsel geen belemmering meer voor het uitoefenen van de bevoegdheid. Het betreft de volgende voorwaarden:
a Er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van de grenswaarden.
b Een project leidt -al dan niet per saldo- niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit.
c Een project draagt ‘niet in betekende mate‘ bij aan de luchtverontreiniging.
d Een project past binnen het NSL (Nationaal Samenwerkingprogramma Luchtkwaliteit)of binnen een regionaal programma van maatregelen.
Voor het bestemmingsplan de Pavijen wordt voldaan aan criteria c., het plan draagt niet in betekende mate bij aan de luchtverontreiniging.
Dit wordt als volgt onderbouwd.
Het bestemmingsplan de Pavijen is voornamelijk een conserverend bestemmingsplan waarbij grootschalige detailhandel is toegestaan in de zone langs de Antonie van Diemenstraat. Onder grootschalige detailhandel wordt in de begrippenlijst verstaan: ‘detailhandel volgens een formule die vanwege aard en omvang van de gevoerde artikelen een grote oppervlakte nodig heeft voor de uitstalling, waarbij onderscheid wordt gemaakt in detailhandel in keukens, sanitair en woninginrichting en detailhandel in auto’s, boten en/of caravans’.
Voor detailhandel is geen categorie genoemd in de Regeling NIBM zodat op een andere manier aannemelijk wordt gemaakt dat dit project Niet In Betekende Mate bijdraagt.
De zone langs de
Antonie van Diemenstraat is ongeveer
Dit betekent dat de
toename van grootschalige detailhandel ten opzichte van de bestaande,
gelegaliseerde situatie maximaal
In het kader van
het NSL (Nationaal Samenwerkingprogramma Lucht) zijn bedrijventerrein kleiner
dan
Samenvattend, gelet
op de grootte van de toename van de detailhandel (maximaal
Aangezien er geen nieuwe geluidsgevoelige functies binnen het plangebied
toegelaten worden, is geen akoestisch onderzoek ten gevolge van weg- of
spoorweglawaai noodzakelijk.
Het bedrijventerrein is vanaf de Parallelweg ontstaan richting
Rommersteeg vanaf de 50-er jaren. Op het terrein hebben verspreid verschillende
brandstofverkooppunten gezeten. Een enkele is nog aanwezig. Daarnaast hebben in
het verleden verschillende ophogingen plaatsgevonden. Een echt duidelijk beeld
is hiervan niet te geven. Verspreid over het terrein zijn verschillende bodemonderzoeken
verricht. Hieruit blijkt dat er sprake is van lichte tot matige verontreiniging
in zowel de grond als het grondwater. Uitgaande van de reeds aanwezige
bodemonderzoeken, de in het verleden aangebrachte ophogingen en mede gelet op
de aanwezigheid van enkele bodembedreigende activiteiten, mag de conclusie
worden getrokken dat het bedrijventerrein als verdacht moet worden aangemerkt
in de zin van de Wet Bodembescherming.
Aangezien er op dit moment geen sprake is van concrete ontwikkelingen,
hoeft in het kader van het bestemmingsplan geen bodemonderzoek verricht te
worden. Bij nieuwe initiatieven dient in het kader van de bouwvergunning een bodemonderzoek
verricht te worden.
In verband met planontwikkeling moet de zogenaamde natuurtoets worden
uitgevoerd in het kader van de Flora- en faunawet. Het doel hiervan is om in
beeld te brengen welke (beschermde) planten- en diersoorten voorkomen in het
plangebied en hoe de planontwikkeling ingrijpt op de soorten en hun
leefomgeving.
Aangezien er in dit geval geen sprake is van planontwikkeling, hoeft hiermee geen rekening te worden gehouden. Er is immers sprake van een beheersplan.
De gemeente Culemborg werkt momenteel aan een zelfstandig Culemborgs
archeologiebeleid met een waardenkaart. Hiervoor zijn voorstellen uitgewerkt
die reeds vastgesteld zijn door het college.
‘Het noordoosten van het plangebied ligt op een stroomrug. Op de
archeologische beleidskaart behorende bij het ‘Archeologisch Beleidsplan
gemeente Culemborg’ worden deze gronden (ongeveer 20% van het plangebied) aangemerkt
als ‘archeologisch onderzoeksgebied A’( hoge archeologische verwachting). Dit
houdt in dat bij diverse vergunningtypen, zoals aanleg-, bouw- en sloopvergunningen,
waarbij gronden met een bepaalde oppervlaktemaat en diepte worden geroerd, een
onderzoeksverplichting rust. Deze afmetingen worden vermeld in een matrix in
het archeologie beleid.
Het overige deel van het plangebied is getypeerd als ‘gebied met lage
archeologische verwachting’.
Voor Pavijen I t/m IV zijn in het Waterplan Culemborg een aantal
maatregelen opgenomen.
Uit de modelberekeningen van het watersysteem in Culemborg blijkt dat er
in Pavijen I t/m IV te hoge waterpeilen (vanuit Hoge Prijs) op (kunnen) treden
als gevolg van een tekort aan bergingscapaciteit. Het bergingstekort bedraagt circa
Tevens zal op het bedrijventerrein zo’n
Zowel binnen Pavijen I t/m IV als in omliggende gebieden zal gezocht
moeten worden naar bergingslocaties. Gezien de gezamenlijke ambities van gemeente
en waterschap worden allereerst de mogelijkheden onderzocht om water te bergen.
Pas als dit niet kan, wordt afvoeren overwogen. De mogelijkheden voor berging
beperken zich tot de randzone van het industrieterrein. Daarbij moet rekening
worden gehouden met de aanwezige (peil) verschillen.
Om dit bergingstekort op te heffen is in het
waterplan 2004-2014 een aantal maatregelen genoemd. Deze zijn echter in
afgelopen tijd achterhaald, derhalve is een nieuw maatregelenpakket opgesteld.
In de loop van het revitaliseringsproject Pavijen zijn, daar waar mogelijk, dakvlakken van bedrijven afgekoppeld en enkele watergangen verruimd. In dit afkoppelingstraject zijn echter grote beperkingen van het huidige waterbergingssysteem op Pavijen I t/m IV duidelijk aan het licht gekomen. Pavijen I t/m IV heeft een groot waterbergingstekort en de waterpeilstijgingen voldoen niet aan de norm. Op Pavijen I t/m IV zelf zijn de mogelijkheden om meer waterberging te creëren zeer beperkt en niet toereikend. Binnen het huidige revitaliseringsproject kan dit probleem niet voldoende worden opgelost. Voor het 365 dagen per jaar optimaal kunnen functioneren van een bedrijventerrein zijn aanvullende maatregelen een essentiële voorwaarde.
De gemeente Culemborg heeft samen met het waterschap en DHV een onderzoek laten verrichten naar het effect van waterberging langs de Parallelweg West voor Pavijen I t/m IV en het aanvullende maatregelenpakket dat voor Pavijen I t/m IV nodig is. Het toont de noodzaak van een samengesteld pakket van waterbergingsmaatregelen aan.
Maatregelenpakket waterberging Pavijen I t/m IV
De aanleg van
waterberging Parallelweg West leidt tot een vergroting van de bergingsruimte
voor water van de polder ten zuiden van Pavijen I t/m IV van circa
Om waterberging Parallelweg West optimaal te kunnen benutten voor Pavijen I t/m IV zijn extra maatregelen nodig. Dit zijn maatregelen in Pavijen I t/m IV die leiden tot een snellere afvoer vanuit Pavijen richting de zuidelijke polder.
Daarnaast zijn binnen Pavijen I t/m IV nog enkele bergingsvergrotende maatregelen nodig om de peilstijgingen in Pavijen I t/m IV te laten voldoen aan de norm.
In overleg met Waterschap Rivierenland heeft DHV het volgende maatregelenpakket doorgerekend:
- Scenario 0: waterberging Parallelweg West;
- Scenario 1: scenario 0 + verwijderen slib uit alle duikers in Pavijen I t/m IV;
- Scenario 2: scenario 1 + verbreden zuidelijke stuw Pavijen;
- Scenario 3: scenario 2 + berging langs Wethouder van Schoutenweg;
- Scenario 4: scenario 3 + berging langs Erasmusweg.
Na uitvoering van
het gehele maatregelenpakket is het bergingstekort in Pavijen I t/m IV
opgeheven. De extra bergingsvergrotende maatregelen van scenario 3 en 4 leiden
tot een toename van de berging in Pavijen I t/m IV. Hierdoor kan nog
De wateroverlast op 5 juli 2007 bracht echter de noodzaak van een omslag in de aanpak. De twee hevige regenbuien in 2006 en 2007 vallen normaal eens in de 100 jaar. Bovendien deed de problematiek zich op diverse plekken op Pavijen voor. Er kwam het besef dat op Pavijen meer maatregelen nodig zijn dan de werken die tot nu toe in het Waterplan zijn voorzien. Deze extra maatregelen zijn aanvullend onderzocht op de onderzoeksopdracht die al uitstond voor Pavijen. Dit leverde een reeks varianten, waaruit de meest efficiënte en effectieve maatregelen gekozen zullen worden. De bedoeling is deze in te brengen bij de actualisatie van het Waterplan, waarvan de start in het najaar 2008 is voorzien.
Het plangebied wordt aan de zuidzijde begrensd door de provinciale weg N320. Het rijk en de provincie hebben langs wegen die in hun beheer zijn, bebouwingsvrije zones vastgesteld.
Langs provinciale wegen geldt een absoluut
bouwverbod in de zone tot
Op de plankaart en
in de voorschriften zijn deze zones opgenomen. Voor de zone tussen 25 en
Het onderhavige bestemmingsplan heeft tot doel een juridisch-planologische regeling te scheppen voor het bouwen en het gebruik van gronden en gebouwen op het bedrijventerrein Pavijen.
Bij het opstellen van het onderhavige bestemmingsplan is aansluiting gezocht bij de in de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening geformuleerde uitgangspunten. Gestreefd is hierbij naar uniformering en standaardisering van bestemmingen en regels.
Het onderhavige bestemmingsplan beschrijft meer dan alleen de hoofdlijnen van het beleid, doch treedt niet al te zeer in details. Uitgangspunt van het bestemmingsplan is het bieden van een flexibele, juridische regeling, zonder dat hierdoor de rechtszekerheid van de burger wordt geschaad. Door gebruikmaking van een grote mate van flexibiliteit en globaliteit kan op wijzigende omstandigheden en/of nieuwe maatschappelijke ontwikkelingen adequaat worden ingespeeld.
Voor het grootste deel van het plangebied is de planopzet gericht op beheer en instandhouding van de bestaande situatie. Behoud van de bestaande functies is het primaire doel van de planopzet. Eén en ander komt tot uitdrukking in de regels en blijkt ook uit de plankaart. Daarnaast biedt het bestemmingsplan de mogelijkheid in te spelen op gewenste nieuwe ontwikkelingen.
Hierna wordt inhoudelijk ingegaan op de afzonderlijke bestemmingen binnen het onderhavige bestemmingsplan.
In dit bestemmingsplan komen de navolgende bestemmingen voor:
Binnen deze bestemming zijn de agrarische gronden in het zuiden van het plangebied opgenomen. Op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
De voor
‘Bedrijf -
Detailhandel in meubels is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding.
Detailhandel is uitsluitend toegestaan voor zover het bestaande detailhandel betreft zoals opgenomen in de bij de planregels gevoegde ‘Lijst bestaande detailhandel’ (bijlage 2 bij de planregels). Nieuwe detailhandel is niet toegestaan, aangezien men concurrentie met winkels uit de binnenstad van Culemborg wil voorkomen.
Binnen de
aangeduide ‘zone nieuwvestiging grootschalige detailhandel’ is, naast
grootschalige detailhandel in auto’s, boten en caravans, grootschalige
detailhandel in de vorm van bouwmarkten en in de vorm van detailhandel in
keukens, sanitair en woninginrichting toegestaan met een minimum verkoopvloeroppervlak
van
Ter plaatse van de aanduiding zijn maatschappelijke voorzieningen in de vorm van een kinderdagverblijf toegestaan en twee specifieke vormen van bedrijf – sportschool in de vorm van twee sportscholen aan de Parallelweg 13 en de Anthonie van Diemenstraat 18B.
Bedrijfswoningen zijn uitsluitend toegestaan voor zover het bestaande woningen betreft zoals opgenomen in de bij de planregels gevoegde ‘Lijst bestaande bedrijfswoningen’ (bijlage 3 bij de planregels).
Daarnaast is binnen deze bestemming, overeenkomstig het beleid ter zake, maximaal 1 seksinrichting toegestaan.
Binnen de bestemming zijn burgemeester en wethouders bevoegd ontheffing te verlenen voor bedrijvigheid welke niet voorkomt in de Staat van Bedrijfsactiviteiten met dien verstande dat de bedrijvigheid naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen is met de in de doeleindenomschrijving toegelaten milieucategorieën.
De gebouwen moeten worden gerealiseerd in de aangegeven bouwvlakken. Tevens is de bouwhoogte aangegeven.
Van feitelijke onderbreking en/of
beëindiging van de detailhandelsfunctie is sprake indien de
detailhandelsfunctie voor minimaal 6 maanden is komen te vervallen. Binnen de
termijn van 6 maanden is voortzetting en/of wijziging van de
detailhandelsfunctie toegestaan.
Als het pand langer dan 6 maanden
niet in gebruik is als detailhandel, geldt de detailhandelsfunctie niet meer,
maar enkel de bedrijfsfunctie Bedrijf-1.
6.2.3 Bedrijf - 2
De voor ‘Bedrijf
-
Detailhandel in meubels is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding.
Detailhandel is uitsluitend toegestaan voor zover het bestaande detailhandel betreft zoals opgenomen in de bij de planregels gevoegde ‘Lijst bestaande detailhandel’ (bijlage 2 bij de planregels). Nieuwe detailhandel is niet toegestaan, aangezien men concurrentie met winkels uit de binnenstad van Culemborg wil voorkomen.
Bedrijfswoningen
zijn uitsluitend toegestaan voor zover het bestaande woningen betreft zoals
opgenomen in de bij de planregels gevoegde ‘Lijst bestaande bedrijfswoningen’ (bijlage 3 bij de planregels).
Binnen de bestemming zijn burgemeester en wethouders bevoegd ontheffing
te verlenen voor bedrijvigheid welke niet voorkomt in de Staat van Bedrijfsactiviteiten
met dien verstande dat de bedrijvigheid naar aard en invloed op de omgeving
gelijk te stellen is met de in de doeleindenomschrijving toegelaten milieucategorieën.
De gebouwen moeten worden gerealiseerd in de aangegeven bouwvlakken
Tevens is de bouwhoogte aangegeven.
Van feitelijke onderbreking en/of
beëindiging van de detailhandelsfunctie is sprake indien de
detailhandelsfunctie voor minimaal 6 maanden is komen te vervallen. Binnen de
termijn van 6 maanden is voortzetting en/of wijziging van de
detailhandelsfunctie toegestaan.
Als he t
pand langer dan 6 maanden niet in gebruik is als detailhandel, geldt de
detailhandelsfunctie niet meer, maar enkel de bedrijfsfunctie Bedrijf-2.
Binnen deze bestemming is ruimte voor groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen zoals een riooloverstort, parkeervoorzieningen en voorzieningen voor langzaamverkeer.
Binnen de
bestemming mogen alleen gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen worden
opgericht met een maximaal oppervlak van
Binnen deze bestemming zijn de bestaande horecavestigingen opgenomen, waarbij onderscheid is gemaakt in categorieën horeca. In de begripsomschrijving is aangegeven welke soorten horeca per categorie zijn toegestaan.
Bebouwing dient binnen het bouwvlak te zijn gesitueerd. Ten aanzien van maximale goothoogte en bouwhoogte geldt dat deze op de plankaart staan aangegeven.
De tot ‘Kantoor’ bestemde gronden zijn bedoeld voor kantoren.
De gebouwen moeten worden gerealiseerd in de aangegeven bouwvlakken Tevens is de bouwhoogte aangegeven. Binnen deze bestemming is geen bijgebouwenregeling opgenomen.
Met het oog op de nodige flexibiliteit is een voor burgemeester en
wethouders de bevoegdheid opgenomen om deze bestemming te wijzigen in de
aangrenzende bestemming ‘Bedrijf -
De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor voorzieningen voor verkeer en verblijf, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en waterhuishoudkundige doeleinden.
Binnen de
bestemming mogen gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen worden opgericht
met een maximaal oppervlak van
De tot ‘Wonen’ bestemde gronden zijn bedoeld voor woondoeleinden in de vorm van vrijstaande en halfvrijstaande en/of geschakelde woningen. Onder stringente voorwaarden zijn aan-huis-verbonden beroepen en aan-huis-verbonden bedrijven in de woning rechtstreeks toegestaan.
Binnen de
bestemming zijn ontheffingsmogelijkheden opgenomen ten behoeve van het gebruik van de woning
voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf tot een maximum beroeps-
respectievelijk bedrijfsvloeroppervlak van
Het voorontwerpbestemmingsplan ‘Bedrijventerrein Pavijen I t/m IV’ heeft op basis van de gemeentelijke inspraakverordening van 30 augustus tot en met 10 oktober 2007 ter inzage gelegen. Daarnaast is het voorontwerpbestemmingsplan ‘Bedrijventerrein Pavijen I t/m IV’ conform artikel 10 van het Besluit op de ruimtelijke ordening in vooroverleg gezonden naar de betreffende personen en instanties. De reacties hebben geleid tot enkele aanpassingen in het plan.
Het ontwerpbestemmingsplan ‘Bedrijventerrein Pavijen I t/m IV’ heeft de procedure van artikel 3.8 en verder van de Wet ruimtelijke ordening doorlopen en heeft van 19 september 2008 tot 31 oktober 2008 ter inzage gelegen. Eenieder is in de gelegenheid gesteld een zienswijze naar voren te brengen ten aanzien van het ontwerpbestemmingsplan ‘Bedrijventerrein Pavijen I t/m IV’ van de gemeente Culemborg. De ingekomen zienswijzen hebben op enkele punten geleid tot een aanpassing van het plan.
Een bestemmingsplan is voor de gemeente
een belangrijk instrument om haar ruimtelijk beleid vorm te geven. Door middel
van een combinatie van positieve bestemmingen en het uitsluiten van bepaalde
activiteiten en functies kan een sturing plaatsvinden van gewenste en
ongewenste ontwikkelingen.
Voorkomen moet worden, dat er
(uitgebreide/gedetailleerde) regelgeving ontstaat, waarvan de noodzaak tot
handhaving niet wordt onderschreven. Het bewerkstelligen van de naleving van de
regels van een bestemmingsplan valt onder het begrip handhaving. Hierbij kan
worden gedacht aan het toepassen van sancties, zoals bestuursdwang en dwangsom.
Ook moet hierbij gedacht worden aan het tot stand brengen van regels en normen,
een goede uitvoering daarvan en toezicht op deze uitvoering. Voorlichting en
preventief optreden vormen dan ook een onderdeel van handhaving. Om op een
goede manier inhoud te geven aan het begrip handhaving is handhavingsbeleid opgesteld.
Het beleid is vastgelegd in twee nota’s:
-
de
nota ‘Integrale Handhaving gemeente Culemborg 2005-
-
de
nota ‘Handhavingsbeleid Bouwregelgeving en Ruimtelijke Ordening, juni
In het voorliggende bestemmingsplan zijn planregels
opgenomen, die zijn op te splitsen in bebouwings- en gebruiksplanregels.
In de bebouwingsplanregels zijn maten
opgenomen die van toepassing zijn op gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen
zijnde. Te realiseren gebouwen en andere bouwwerken moeten voldoen aan deze
maatvoering. Zo niet, dan kan het college van burgemeester en wethouders geen
bouwvergunning verlenen.
Gebruiksplanregels zijn opgenomen om
gewenste ontwikkelingen mogelijk te maken en om ongewenste ontwikkelingen uit
te sluiten. Toetsing aan de gebruiksplanregels is aan de orde bij
functiewisseling of nieuwvestiging.
De doelstellingen van het ruimtelijk
beleid kunnen slechts verwezenlijkt worden, indien de planregels van het
bestemmingsplan worden nageleefd. De gemeente dient op de eerste plaats zelf
haar planregels na te leven en vervolgens dient de gemeente er zorg voor te
dragen dat anderen deze planregels naleven.
Rosmalen, januari 2009 Vastgesteld:
Croonen Adviseurs b.v.
Bijlage 1
Nota van beantwoording Inspraak
en Vooroverleg
Bijlage 2
Nota zienswijzen
ontwerpbestemmingsplan
bedrijventerrein Pavijen I t/m
IV
[1] Risicovolle bedrijven die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen, zoals lpg-tankstations, bedrijven met ammoniakkoelinstallaties en bedrijven met grote hoeveelheden verpakte gevaarlijke stoffen
[2] Het ‘plaatsgebonden risico’ is de berekende kans per jaar dat een persoon overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval bij een risicobron, aangenomen dat hij op die plaats permanent en onbeschermd verblijft. Voor ‘kwetsbare objecten’ geldt een ‘grenswaarde’, hetgeen inhoudt dat een dergelijk object niet binnen de ‘PR 10-6-contour’ mag zijn gelegen. Daarnaast geldt voor nieuwe ‘beperkt kwetsbare objecten’ een ‘richtwaarde’. Dit betekent dat bij voorkeur geen nieuwe beperkt kwetsbare objecten mogen worden gebouwd/gevestigd binnen de PR 10-6-contour. Van deze richtwaarde mag echter gemotiveerd worden afgeweken.
[3] Het ‘groepsrisico’ geeft de
kans aan dat een groep personen overlijdt door een ongeval. In het groepsrisico
wordt rekening gehouden met het aantal mensen dat in de buurt van een ongeval
aanwezig kan zijn. Voor het groepsrisico is een verantwoordingsplicht van toepassing
met als doel om locatie- en situatiespecifiek te bepalen of een externe
veiligheidsrisico acceptabel is. Als gevolg hiervan geldt voor het groepsrisico
geen harde norm maar een oriëntatiewaarde, die kan worden gebruikt als ijkpunt.
Elke toename van het groepsrisico, ook al bevindt het risico zich onder de
oriëntatiewaarde, is in principe gebonden aan een verantwoordingsplicht.