12.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
Ter plaatse van de aanduidingen:
Vrijstaand
Twee-aan-één
Aaneengebouwd
Gestapeld
dient de aangegeven bebouwingstypologie te worden aangehouden;
Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd;
Overschrijding van het bouwvlak is uitsluitend toegestaan indien dit uit verkeerskundig oogpunt niet onaanvaardbaar is, met ondergeschikte onderdelen van gebouwen, zoals erkers, luifels en balkons, met dien verstande dat:
de diepte niet meer mag bedragen dan 1,5m uit de voorgevel;
de afstand tot de openbare weg mag niet minder bedragen dan 3m;
de breedte van een erker niet meer mag bedragen dan 50% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw;
De voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn dan wel op een afstand van maximaal 3m daarachter;
De breedte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan:
15m bij vrijstaande woningen;
12m bij Twee-aan-één gebouwde en/of geschakeldewoningen;
10m bij aaneengebouwde woningen;
De diepte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan:
15m bij vrijstaande woningen;
12m bij Twee-aan-één gebouwde en/of geschakeldewoningen;
10m bij aaneengebouwde woningen;
De goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’ is aangegeven;
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’ is aangegeven;
De afstand tot de zijdelingse perceelsgrenzen voor hoofdgebouwen in de vorm van:
vrijstaande woningen mag aan de ene zijde niet minder dan 3m en aan de andere zijde niet minder dan 1,5m bedragen;
halfvrijstaande en/of geschakelde woningen mag aan één zijde niet minder dan 3m bedragen;
eindwoningen van aaneengebouwde woningen mag de afstand niet minder dan 3m bedragen;
Indien de bestaande afstand minder bedraagt dan de hierboven aangegeven afstanden geldt deze bestaande afstand als minimale afstand.