De voor ‘Waarde - Archeologie
a
Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden
voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor
het bouwen, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan
b
Indien uit het
onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden
door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord,
kunnen het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden
aan de omgevingsvergunning:
1 de verplichting tot het treffen van technische
maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden
behouden;
2 de verplichting tot het doen van opgravingen;
3 de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden
tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein
van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de
het bevoegd gezag te stellen kwalificaties.
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen
voor het afwijken van het bepaalde in lid 7.2 sub a indien de archeologische
waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is
vastgesteld.
Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in
afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit
te voeren of te laten uitvoeren:
a
het uitvoeren
van grondbewerkingen met een oppervlakte groter dan
b
het graven,
dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van
waterlopen, sloten en greppels;
c
het aanleggen
van leidingen dieper dan
Het in lid 7.4.1 vervatte verbod is niet van
toepassing op werken en werkzaamheden welke:
a
het normale
onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
b
reeds in
uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds
mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
a
De in lid 7.4.1
genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen
onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de
archeologische waarden van de gronden.
b
Alvorens over de
aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager een rapport te overleggen waarin de
archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden
verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is
vastgesteld.
c
Een rapport is
niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de
archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende
is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.
a
In het belang
van de archeologische monumentenzorg kan het bevoegd gezag regels verbinden aan
een omgevingsvergunning voor het slopen.
b
Aan de
omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag de regel verbinden dat de sloopwerken
vanaf het maaiveld en dieper worden begeleid door een deskundige wanneer de
latere verstoringsdiepte dieper reikt dan
c
Indien tijdens
de begeleiding van de sloopwerken vondsten, structuren en/of sporen van zeer
hoge waarde worden aangetroffen, wordt hiervan onmiddellijk melding gemaakt bij
het bevoegd gezag die in het belang van de archeologische monumentenzorg
aanvullende voorwaarden kunnen verbinden aan de omgevingsvergunning.