HOOFDSTUK 1 INLEIDENDE REGELS 1
Artikel 1 Begrippen 1
Artikel 2 Wijze van meten 7
HOOFDSTUK 2 BESTEMMINGSREGELS 9
Artikel 3 Agrarisch 9
Artikel 4 Bedrijf 11
Artikel 5 Bedrijf - Nutsvoorziening 12
Artikel 6 Centrum – 1 13
Artikel 7 Centrum – 2 16
Artikel 8 Centrum – 3 19
Artikel 9 Cultuur en Ontspanning - Kasteeltuin 22
Artikel 10 Groen 23
Artikel 11 Maatschappelijk 25
Artikel 12 Maatschappelijk - Begraafplaats 26
Artikel 13 Recreatie 27
Artikel 14 Sport 29
Artikel 15 Verkeer - Railverkeer 30
Artikel 16 Verkeer – Verblijfsgebied 31
Artikel 17 Water 32
Artikel 18 Water - Waterstaat 33
Artikel 19 Wonen 34
Artikel 20 Leiding – Riool 38
Artikel 21 Waarde – Archeologie 1 40
Artikel 22 Waarde – Archeologie 2 42
Artikel 23 Waarde – Archeologie 3 44
Artikel 24 Waarde – Archeologie 4 46
Artikel 25 Waarde – Beschermd stadsgezicht 48
Artikel 26 Waterstaat – Waterbergingsgebied 50
Artikel 27 Waterstaat – Waterkering 52
HOOFDSTUK 3 ALGEMENE
GEBRUIKSREGELS 55
Artikel 28 Anti-dubbeltelregel 55
Artikel 29 Algemene bouwregels 55
Artikel 30 Algemene gebruiksregels 56
Artikel 31 Algemene aanduidingsregels 57
Artikel 32 Algemene afwijkingsregels 58
Artikel 33 Algemene wijzigingsregels 60
Artikel 34 Overige regels 61
HOOFDSTUK 4 OVERGANGS-
EN SLOTREGELS 63
Artikel 35 Overgangsrecht 63
Artikel 36 Slotregel 64
Bijlagen:
Bijlage 1: Staat van bedrijfsactiviteiten, categorie A,
B en C
Bijlage 2: Staat van bedrijfsactiviteiten,
milieucategorieën 1 en 2
Bijlage 3: Inventarisatiekaart
Bijlage 4: Beeldkwaliteitplan binnenstad Culemborg (april
2011; separaat)
Bijlage 5: Beleidsplan
Binnenstad (maart 1997; separaat)
plan:
het bestemmingsplan Binnenstad van de
gemeente Culemborg.
bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het
GML-bestand NL.IMRO.0216.BPBinnenstad-OH01 met de bijbehorende regels en bijlagen.
aanbouw:
een aan een hoofdgebouw toegevoegde,
afzonderlijke ruimte die qua afmetingen en/of visueel opzicht (onder meer voor
wat betreft goothoogte, dakhelling en/of dakvorm), ondergeschikt is aan het
hoofdgebouw.
aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur,
waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld
ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het
een vlak betreft.
aan-huis-verbonden
beroep:
het uitoefenen
van een vrij beroep en/of het beroepsmatig verlenen van diensten op
administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch
of hiermee gelijk te stellen gebied, met dien verstande dat de woning in
overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat de activiteit een ruimtelijke
uitwerking of uitstraling heeft die met de woning in overeenstemming is.
achtergevellijn:
de denkbeeldige lijn die wordt getrokken
langs de achtergevel van het hoofdgebouw -zonder aan- en uitbouwen en
aangebouwde bijgebouwen- alsmede het verlengde daarvan.
achtergevelrooilijn:
- de achterste grens van een bouwvlak, gezien vanaf de weg waarop het hoofdgebouw is georiënteerd;
- indien er geen sprake is van een achterste grens van een bouwvlak dan wel geen bouwvlak is aangegeven: de denkbeeldige lijn die wordt getrokken langs de achtergevel van het hoofdgebouw -zonder aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen- alsmede het verlengde daarvan.
archeologisch
onderzoek:
in een schriftelijke rapportage
vastgelegd bureau- en/of veldonderzoek naar de materiële neerslag van
menselijke aanwezigheid en menselijk handelen in het verleden.
archeologische
monumentenzorg:
zorg die zich richt op het optimaal
beheer van de bodem als unieke bron van informatie over de geschiedenis van
Nederland.
archeologische
waarde:
De aan een gebied toegekende waarden in
verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen
van menselijke aanwezigheid of activiteit in het verleden, tenminste ouder dan
50 jaar.
bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken
geen gebouwen zijnde.
beroeps-
c.q. bedrijfsvloeroppervlakte:
de totale vloeroppervlakte van de
ruimte binnen een bouwwerk en/of op een terrein die wordt gebruikt voor de
uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep, een aan-huis-verbonden bedrijf
c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief
opslag- en administratieruimten en dergelijke.
bestaande
situatie (bebouwing en gebruik):
a bebouwing, zoals aanwezig op
het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan, dan wel mag worden
gebouwd krachtens een vóór dat tijdstip aangevraagde vergunning;
b het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip
dat het plan rechtskracht heeft verkregen.
bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met
eenzelfde bestemming.
bijgebouw:
een gebouw,
behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, dat zich
daarvan door zijn constructie of afmetingen visueel onderscheidt.
bouwen:
het plaatsen,
het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten
van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of
veranderen van een standplaats.
bouwlaag/verdieping:
een doorlopend
gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte
liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met uitzondering van onderbouw
en zolder.
bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels
een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
bouwperceelgrens:
de grens van
een bouwperceel.
bouwvlak:
een geometrisch
bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde
gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van
hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met
de grond is verbonden, hetzij direct hetzij indirect steun vindt in of op de
grond.
dagrecreatie:
recreatieve activiteit die plaatsvindt
binnen een periode van een uur voor zonsopgang tot een uur na zonsondergang.
detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden,
waaronder begrepen het uitstallen ten verkoop, het verkopen of bewaren van
goederen aan diegenen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of
aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
dienstverlening door een horecabedrijf wordt hieronder niet begrepen.
evenement:
gebeurtenis gericht op een groot
publiek, op het gebied van kunst, sport, ontspanning en cultuur.
extensief recreatief
medegebruik:
een vorm van recreatief medegebruik die nauwelijks of geen
invloed heeft op de in de bestemmingsomschrijving van de bestemmingen gegeven
doeleinden zoals wandelen, fietsen en dergelijke.
gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen
toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte
vormt.
grootschalige
detailhandel:
detailhandel in
meubels, keukens en badkamers en een bouwmarkt met een verkoopvloeroppervlakte
van tenminste
hoofdfunctie:
functie
waarvoor het hoofdgebouw als zodanig mag worden gebruikt.
hoofdgebouw:
een gebouw dat op een bouwperceel door
zijn ligging, constructie, afmetingen en functie dan wel gelet op de bestemming
als het belangrijkste gebouw valt aan te merken.
horecabedrijf:
een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren
voor gebruik ter plaatse worden verstrekt, waarbij in dit plan onderscheid is gemaakt
in de volgende categorieën:
categorie I: winkelgebonden
daghoreca
horecabedrijven die qua exploitatievorm
aansluiten bij winkelvoorzieningen en waar naast kleinere etenswaren en in hoofdzaak
alcoholvrije drank wordt verstrekt. Bij de openingstijden wordt aangesloten op
de openingstijden van de winkels. Bedrijven die vallen onder deze categorie
zijn: ijssalons, broodjeszaken, lunchrooms, theekoffiehuizen (geen verkoop van
drugs), espressobars crêperies, patisserieën croissanteries, traiteurs en
konditoreien;
categorie II: maaltijdverstrekkers
horecabedrijven waar bedrijfsmatig
overwegend ter plaatse bereide maaltijden worden verstrekt, al dan niet in
combinatie met het bedrijfsmatig verstrekken van alcoholhoudende dranken, en
die in het algemeen gedurende de avonduren zijn geopend. Bedrijven die onder
deze categorie vallen zijn: restaurants, (petit) restaurants, bistro's,
pizzeria's, snelbuffet en afhaalcentra;
categorie III: logiesverstrekkers
horecabedrijven waar bedrijfsmatig
gelegenheid wordt gegeven tot overnachting met als hoofddoel het verschaffen
van logies en, ondergeschikt aan het hoofddoel, eventueel bedrijfsmatig
verstrekken van maaltijden en/of (niet) alcoholhoudende dranken;
categorie IV: spijsverstrekkers
horecabedrijven waar in hoofdzaak
bedrijfsmatig kleinere etenswaren worden verstrekt en waar naast de etenswaren
in hoofdzaak alcoholvrije drank wordt verstrekt. Bedrijven die onder deze
categorie vallen zijn: broodjeszaken, automatieken, lunchrooms, ijssalons,
crêperies, patisserieën croissanteries, traiteurs, pannenkoekenhuizen,
shoarmazaken, cafetaria's en konditoreien.
categorie V: drankverstrekkers
horecabedrijven waar in hoofdzaak
bedrijfsmatig (alcoholhoudende) dranken worden verstrekt, al dan niet in combinatie
met het bedrijfsmatig verstrekken van kleinere etenswaren waar muziek
(mechanisch of niet-mechanisch) ten gehore wordt gebracht. Deze bedrijven
hebben in het algemeen hoge bezoekersaantallen gedurende de avond en de nacht.
Bedrijven die onder deze categorie vallen zijn: cafés, bars, pubs, taveernes,
sociëteiten en danscafés.
categorie VI: discotheken en
nachtzaken
horecabedrijven waar in hoofdzaak
bedrijfsmatig gelegenheid wordt geboden tot dansen op mechanische en/of levende
muziek al dan niet in combinatie met het verstrekken van (alcoholhoudende)
dranken en/of etenswaren en/of horecabedrijven die ook gedurende (een deel van)
de nacht geopend zijn. Deze bedrijven hebben in het algemeen hoge bezoekersaantallen
gedurende de avond en nacht. Bedrijven die onder deze categorie vallen zijn:
discotheken, dancings, nachtclubs, nachtcafés, bardancings.
categorie VII: coffeeshops
horecabedrijven die als hoofddoel hebben het
verstrekken van softdrugs met als nevenactiviteit het verstrekken van
niet-alcoholhoudende dranken;
kantoor
met baliefunctie:
een kantoor met
een publieksaantrekkende hoofdfunctie, zoals een bank, postkantoor,
gemeentehuis, reisbureau, makelaar, een uitzendbureau en dergelijke.
kaprichting
de richting van de kap ten opzichte van
de voorgevel.
kapvorm
de wijze waarop het hoofdgebouw is
afgedekt.
lichte
bedrijvigheid:
het op ambachtelijke wijze
vervaardigen, herstellen, onderhouden of bewerken van producten en/of diensten
in de vorm van bedrijven die voorkomen in de van deze regels deel uitmakende
Staat van bedrijfsactiviteiten.
ondergeschikte
functie:
functie
waarvoor maximaal 30% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw als zodanig
mag worden gebruikt.
prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele
diensten ten behoeve van een ander tegen vergoeding.
raamprostitutie:
een seksinrichting met één of meer ramen van waarachter de
prostituee/ prostitué tracht de aandacht van passanten op zich te vestigen.
publiekverzorgend
ambacht en dienstverlening:
een ambachtelijk
c.q. dienstverlenend bedrijf dat zijn goederen en diensten rechtstreeks levert
aan de consument, zoals een goudsmid, schoenmaker, kapper, videotheek,
kinderdagverblijf en dergelijke, met dien verstande dat de detailhandelsfunctie
ondergeschikt dient te zijn.
seksinrichting:
een inrichting, bestaande uit een of
meer voor publiek toegankelijke besloten ruimten, waarin bedrijfsmatig of op
een daarmee vergelijkbare wijze, seksuele handelingen worden verricht of
vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden; onder een hiervoor
bedoelde inrichting worden in elk geval verstaan: een bordeel, seksbioscoop,
seksautomatenhal, sekstheater, parenclub en erotische massagesalon, al of niet
in combinatie met elkaar.
sekswinkel:
De voor het
publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin hoofdzakelijk goederen van
erotisch-pornografische aard aan particulieren plegen te worden verkocht of
verhuurd.
straatprostitutie:
het door handelingen, houding, woord,
gebaar of op andere wijze passanten tot prostitutie bewegen, uitnodigen dan wel
aanlokken.
uitbouw:
de vergroting van een bestaande ruimte
in een hoofdgebouw, die qua afmetingen en/of in visueel opzicht (onder meer wat
betreft (goot)hoogte, dakhelling en/of dakvorm), ondergeschikt is aan het
hoofdgebouw.
voorgevellijn:
de lijn waarin de voorgevel van een
bouwwerk is gelegen alsmede het verlengde daarvan.
voorgevelrooilijn:
de grens van het bouwvlak die gericht
is naar de weg en waarop de bebouwing is c.q. moet worden georiënteerd.
woning:
een complex van
ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één
huishouden.
woningtype
de bouwwijze
van de woningen in relatie tot de omgeving, waarbij sprake is van de volgende
bouwwijzen: vrijstaand, halfvrijstaand en/of geschakeld, aaneengebouwd of gestapeld.
zijgevellijn:
een
denkbeeldige lijn die wordt getrokken langs de zijgevel van het hoofdgebouw
alsmede het verlengde daarvan.
Bij toepassing van deze regels wordt
als volgt gemeten:
afstand
tot de zijdelingse perceelsgrens:
de kortste afstand van het verticale
vlak in de zijdelingse perceelsgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel
voorkomende bouwwerk.
bebouwd
oppervlak van een bouwperceel:
de oppervlakte van alle op een
bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen.
bebouwingspercentage:
het oppervlak dat met bouwwerken is
bebouwd, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor
zover dat is gelegen binnen de bestemming, of binnen een in de planregels nader
aan te duiden gedeelte van die bestemming.
breedte
c.q. de lengte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse
hoofdgevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren.
goothoogte
van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van
de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen
constructiedeel.
bouwhoogte
van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt
van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van
ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard
daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
inhoud
van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane
grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de
scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
oppervlakte
van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken
en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het
gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
peil:
a
voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan
de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang vermeerderd
met
b
in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het
aansluitende maaiveld of het afgewerkte bouwterrein vermeerderd met
De voor ‘Agrarisch’ aangewezen gronden zijn bestemd
voor:
a
agrarische doeleinden, in de vorm van
agrarische bodemexploitatie met bijbehorende voorzieningen;
b
het behoud en/of herstel
van de aanwezige landschappelijke, cultuurhistorische en/of ecologische
waarden;
c
(onverharde) paden, wegen en
parkeervoorzieningen;
d
water en waterhuishoudkundige
voorzieningen;
e
extensief recreatief medegebruik.
3.2.1 Gebouwen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
3.2.2 Bouwwerken,
geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende
bepalingen:
a
De
bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken
van het bepaalde onder 3.2.1 ten behoeve van de bouw van agrarische
hulpgebouwen zoals een veestalling, een schuilgelegenheid en dergelijke, waarbij
moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
a
Het agrarisch hulpgebouw dient noodzakelijk te zijn
vanwege een doelmatige agrarische bedrijfsvoering.
b
De oppervlakte mag niet meer bedragen dan
c
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan
d
De aanwezige landschappelijke, cultuurhistorische en/of
ecologische waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
e
Deze omgevingsvergunning kan niet worden verleend voor de
gronden gelegen tussen de Van Pallandtdreef, de Wilhelminadreef, de Waldeck Pyrmontdreef
en de Elisabethdreef (de Volencampen).
a
Burgemeester
en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de bouwhoogte van
gebouwen.
b
De
onder a genoemde eisen mogen slechts worden gesteld voor het behoud van en ter
voorkoming van de aantasting van het beschermd stadsgezicht zoals verwoord in
de kwaliteitsdoelstellingen die zijn opgenomen in de bijlage 4 ‘Beeldkwaliteitplan binnenstad Culemborg’.
De voor
‘Bedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a
Bedrijven genoemd in bijlage 2 (Staat van bedrijfsactiviteiten) onder de milieucategorie 1 en 2, met uitzondering van geluidzoneringsplichtige
en risicovolle bedrijven;
b
wegen, paden;
c
parkeervoorzieningen;
d
tuinen, erven en verhardingen;
e
groenvoorzieningen.
4.2.1 Algemeen
Voor het bouwen
van gebouwen geldt de volgende bepaling:
a
Gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.
4.2.2 Gebouwen
Voor het bouwen
van gebouwen geldt de volgende bepaling:
a
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan
a
Burgemeester
en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de bouwhoogte en de
afstand tot bestemmingsgrenzen van bedrijfsgebouwen.
b
De
onder a genoemde eisen mogen slechts worden gesteld voor het behoud van en ter
voorkoming van de aantasting van het beschermd stadsgezicht zoals verwoord in
de kwaliteitsdoelstellingen die zijn opgenomen in de bijlage 4 ‘Beeldkwaliteitplan binnenstad Culemborg’.
c
Voor het stellen van nadere eisen ten aanzien van de
bouwhoogte van bedrijfsgebouwen dient getoetst te worden aan de kaart
bebouwingshoogten behorend bij de bijlage 4 ‘Beeldkwaliteitplan binnenstad Culemborg’.
De voor
‘Bedrijf - Nutsvoorziening’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a
voorzieningen voor het openbaar nut, zoals de energie-,
warmte- en telecommunicatievoorziening en naar de aard daarmee gelijk te
stellen voorzieningen;
b
groenvoorzieningen.
5.2.1 Algemeen
Voor het bouwen
van gebouwen geldt de volgende bepaling:
a
Gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden
gebouwd.
5.2.2 Gebouwen
Voor het bouwen
van gebouwen geldt de volgende bepaling:
a
De goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan de
bestaande goot- en bouwhoogte.
5.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen
van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
a
De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet
meer bedragen dan
a
Burgemeester
en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de goot- en
bouwhoogte en de afstand tot bestemmingsgrenzen van bedrijfsgebouwen.
b
De
onder a genoemde eisen mogen slechts worden gesteld voor het behoud van en ter
voorkoming van de aantasting van het beschermd stadsgezicht zoals verwoord in
de kwaliteitsdoelstellingen die zijn opgenomen in de bijlage 4 ‘Beeldkwaliteitplan binnenstad Culemborg’.
c
Voor het stellen van nadere eisen ten aanzien van de
bouwhoogte van bedrijfsgebouwen dient getoetst te worden aan de kaart
bebouwingshoogten behorend bij de bijlage 4 ‘Beeldkwaliteitplan binnenstad Culemborg’.
De voor ‘Centrum –
a
op de begane grond:
1
detailhandel;
2
bestaande horeca;
3
kantoren met baliefunctie;
4
bestaande kantoren zonder baliefunctie;
5
kleinschalige maatschappelijke voorzieningen, tot een
vloeroppervlakte van maximaal
6
publiekverzorgend ambacht en dienstverlening;
7
bestaande bedrijven in de bijlage 1 (Staat van bedrijfsactiviteiten) onder de categorie A, B en C;
b
op
de verdieping(en):
1
wonen;
alsmede voor:
c
tuinen,
erven en verhardingen;
d
(on)verharde
wegen en paden;
e
groenvoorzieningen;
f
speelvoorzieningen;
g
water
en waterhuishoudkundige voorzieningen;
6.2.1 Algemeen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de
volgende bepalingen:
a
Gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.
De
voorgevelrooilijn mag uitsluitend worden overschreden met een erker, balkon of
luifel, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
1
De overschrijding dient vanuit verkeerskundig oogpunt
aanvaardbaar te zijn.
2
De overschrijding mag niet meer bedragen dan
b Het bebouwingspercentage mag niet meer dan 80 bedragen, behoudens het bepaalde onder c.
c Bestaande bebouwing, overeenkomstig de bestemming, met een hoger bebouwingspercentage dan onder b is vermeld, voldoet aan het plan, met dien verstande dat de bebouwing mag worden vernieuwd maar niet worden uitgebreid.
d
Ter
plaatse van de aanduiding ‘onderdoorgang’
dient een onderdoorgang aanwezig te zijn waarbij tot minimaal de hoogte van de
eerste bouwlaag geen bebouwing is toegestaan.
6.2.2 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen
gelden de volgende bepalingen:
a
De goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan de bestaande
goot- en bouwhoogte.
b
Ieder hoofdgebouw dient door hellende dakvlakken te zijn
afgedekt.
6.2.3 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:
a
Aan- en
uitbouwen en bijgebouwen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd.
b
Ter
plaatse van de aanduiding ‘bijgebouwen uitgesloten’ zijn geen aan- en uitbouwen
en bijgebouwen toegestaan.
c
Aan- en
uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste
d
De goothoogte mag niet meer bedragen dan de hoogte van de
eerste bouwlaag van het hoofdgebouw.
e
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan
f
Het bebouwingspercentage zoals vermeld in lid 6.2.1 onder
b mag niet worden overschreden.
6.2.4 Bouwwerken,
geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen
gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
a
De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet
meer bedragen dan
b
De
bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen
dan
c
Ter plaatse van de aanduiding ‘bijgebouwen
uitgesloten’ zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet toegestaan.
6.3 Nadere
eisen
a
Burgemeester
en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering, diepte, breedte, goothoogte, bouwhoogte
en dakschilden van hoofdgebouwen.
b
De
onder a genoemde eisen mogen slechts worden gesteld voor het behoud van en ter
voorkoming van de aantasting van het beschermd stadsgezicht zoals verwoord in
de kwaliteitsdoelstellingen die zijn opgenomen in de bijlage 4 ‘Beeldkwaliteitplan binnenstad Culemborg’.
c
Voor het stellen van nadere eisen ten aanzien
van de dakschilden van hoofdgebouwen dient getoetst te worden aan de luchtfoto
met kappen behorend bij de bijlage 4 ‘Beeldkwaliteitplan binnenstad Culemborg’.
6.4 Afwijken
van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een
omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken:
a
van het bepaalde in lid 6.2.2 sub a voor wat betreft de
goot- en bouwhoogte;
b
voor de omgevingsvergunning vermeld onder a geldt dat het
bouwplan in overeenstemming is met de bijlage 4 ‘Beeldkwaliteitplan binnenstad Culemborg’.
6.5 Specifieke
gebruiksregels
a
De bestaande horecabedrijven zijn opgenomen op de als
bijlage 3 toegevoegde inventarisatiekaart, waarbij de horeca uitsluitend mag
worden voortgezet in de op de inventarisatiekaart aangegeven categorie.
b
Het
bestaande vloeroppervlak van bestaande horecabedrijven mag niet worden
uitgebreid.
c
Het
bestaande vloeroppervlak van bestaande bedrijven mag niet worden uitgebreid.
d
Grootschalige detailhandel is niet toegestaan.
6.6 Afwijken
van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning
verlenen voor het afwijken:
a
van het bepaalde in 6.5 sub b voor wat betreft het met
15% uitbreiden van de bestaande vloeroppervlakte van bestaande horecabedrijven;
b
van het bepaalde in 6.5 sub c voor wat betreft het met
15% uitbreiden van de bestaande vloeroppervlakte van bestaande bedrijven, welke
zijn opgenomen in de bijlage 3 inventarisatiekaart;
c
van het bepaalde in lid 6.1a sub 2 voor wat betreft de
nieuwvestiging van horecabedrijven in het horecaconcentratiegebied ter plaatse
van de aanduiding ‘wro-zone - ontheffingsgebied’, mits:
1
het horecabedrijf op de begane grond wordt gevestigd;
2
dit geen nadelige invloed heeft op de woon- of
leefsituatie;
3
het gestelde in het als bijlage 5 opgenomen ‘Beleidsplan
Binnenstad’ in acht wordt genomen;
d
van het bepaalde in lid 6.1b sub 1 voor wat betreft het
wonen op de begane grond.
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Centrum –
a
op de begane grond:
1
bestaande detailhandel;
2
bestaande horeca;
3
kantoren met baliefunctie;
4
kantoren zonder baliefunctie;
5
een molen ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm
van maatschappelijk - molen’;
6
kleinschalige maatschappelijke voorzieningen, tot een
vloeroppervlakte van maximaal
7
publiekverzorgend ambacht en dienstverlening;
8
bestaande bedrijven in de bijlage 1 (Staat van bedrijfsactiviteiten) onder de categorie A, B en C;
9
wonen;
b
op
de verdieping(en):
1
wonen;
alsmede voor:
c
tuinen,
erven en verhardingen;
d
(on)verharde
wegen en paden;
e
groenvoorzieningen;
f
speelvoorzieningen;
g
water
en waterhuishoudkundige voorzieningen.
7.2.1 Algemeen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de
volgende bepalingen:
a
Gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.
De
voorgevelrooilijn mag uitsluitend worden overschreden met een erker, balkon of
luifel, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
1
De overschrijding dient vanuit verkeerskundig oogpunt
aanvaardbaar te zijn.
2
De overschrijding mag niet meer bedragen dan
b Het bebouwingspercentage mag niet meer dan 80 bedragen, behoudens het bepaalde onder c.
c Bestaande bebouwing, overeenkomstig de bestemming, met een hoger bebouwingspercentage dan onder b is vermeld, voldoet aan het plan, met dien verstande dat de bebouwing mag worden vernieuwd maar niet worden uitgebreid.
7.2.2 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen
gelden de volgende bepalingen:
a
De goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan
bestaande goot- en bouwhoogte.
b
Ieder hoofdgebouw dient door hellende dakvlakken te zijn
afgedekt.
7.2.3 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:
a
Aan-
en uitbouwen en bijgebouwen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd.
b
Ter
plaatse van de aanduiding ‘bijgebouwen uitgesloten’ zijn geen aan- en uitbouwen
en bijgebouwen toegestaan.
c
Aan-
en uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste
d
De goothoogte mag niet meer bedragen dan de hoogte van de
eerste bouwlaag van het hoofdgebouw.
e
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan
f
Het bebouwingspercentage zoals vermeld in lid 7.2.1 onder
b mag niet worden overschreden.
7.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen
gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
a
De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet
meer bedragen dan
b
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen
zijnde mag niet meer bedragen dan
c
Ter plaatse van de aanduiding ‘bijgebouwen
uitgesloten’ zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet toegestaan.
7.3 Nadere
eisen
a
Burgemeester
en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering, diepte, breedte, goothoogte, bouwhoogte
en dakschilden van hoofdgebouwen.
b
De
onder a genoemde eisen mogen slechts worden gesteld voor het behoud van en ter
voorkoming van de aantasting van het beschermd stadsgezicht zoals verwoord in
de kwaliteitsdoelstellingen die zijn opgenomen in de bijlage 4 ‘Beeldkwaliteitplan binnenstad Culemborg’ .
c
Voor het stellen van nadere eisen ten
aanzien van de dakschilden van hoofdgebouwen dient getoetst te worden aan de luchtfoto
met kappen behorend bij de bijlage 4 ‘Beeldkwaliteitplan binnenstad Culemborg’.
7.4 Afwijken
van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een
omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken:
a
van het bepaalde in lid 7.2.2 sub a voor wat betreft de
goot- en bouwhoogte;
b
voor de omgevingsvergunning
vermeld onder a geldt dat het bouwplan in overeenstemming is met de bijlage 4
‘Beeldkwaliteitplan binnenstad Culemborg’.
7.5 Specifieke
gebruiksregels
a
De bestaande horecabedrijven zijn opgenomen op de als
bijlage 3 toegevoegde inventarisatiekaart, waarbij de horeca uitsluitende mag
worden voortgezet in de op de inventarisatiekaart aangegeven categorie.
b
Het
bestaande vloeroppervlak van bestaande horecabedrijven mag niet worden
uitgebreid.
c
Het
bestaande vloeroppervlak van bestaande bedrijven mag niet worden uitgebreid.
d
Grootschalige detailhandel is niet toegestaan.
7.6 Afwijken
van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan een
omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken:
a
van het bepaalde in 7.5 sub b voor wat betreft het met 15%
uitbreiden van de bestaande vloeroppervlakte van bestaande horecabedrijven;
b
van het bepaalde in 7.5 sub c
voor wat betreft het met 15% uitbreiden van de bestaande vloeroppervlakte van
bestaande bedrijven welke zijn opgenomen in de bijlage 3 inventarisatiekaart;
c
van het bepaalde in lid 7.1a sub 1 voor wat betreft de
nieuwvestiging van detailhandel, mits:
1
dit geen nadelige invloed heeft op de woon- of
leefsituatie;
2
het gestelde in het als bijlage 5 opgenomen ‘Beleidsplan
Binnenstad’ in hoofdstuk 3 paragraaf 3.3 en hoofdstuk 4 paragraaf
De voor ‘Centrum –
a
op de begane grond:
1
bestaande detailhandel;
2
bestaande horeca;
3
kantoren met baliefunctie;
4
kantoren zonder baliefunctie;
5
kleinschalige maatschappelijke voorzieningen, tot een
vloeroppervlakte van maximaal
6
publiekverzorgend ambacht en dienstverlening;
7
bedrijven in de bijlage 1 (Staat van bedrijfsactiviteiten) onder de categorie A, B en C;
8
een speelautomatenhal ter plaatse van de aanduiding
‘specifieke vorm van centrum – speelautomatenhal’;
9
wonen;
b
op
de verdieping(en):
1
wonen;
alsmede voor:
c
tuinen,
erven en verhardingen;
d
(on)verharde
wegen en paden;
e
groenvoorzieningen;
f
speelvoorzieningen;
g
water
en waterhuishoudkundige voorzieningen.
8.2.1 Algemeen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de
volgende bepalingen:
a
Gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.
De
voorgevelrooilijn mag uitsluitend worden overschreden met een erker, balkon of
luifel, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
1
De overschrijding dient vanuit verkeerskundig oogpunt
aanvaardbaar te zijn.
2
De overschrijding mag niet meer bedragen dan
b Het bebouwingspercentage mag niet meer dan 80 bedragen, behoudens het bepaalde onder c.
c Bestaande bebouwing, overeenkomstig de bestemming, met een hoger bebouwingspercentage dan onder b is vermeld, voldoet aan het plan, met dien verstande dat de bebouwing mag worden vernieuwd maar niet worden uitgebreid.
d
Ter
plaatse van de aanduiding
‘onderdoorgang’ dient een onderdoorgang aanwezig te zijn waarbij tot minimaal
de hoogte van de eerste bouwlaag geen bebouwing is toegestaan.
8.2.2 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen
gelden de volgende bepalingen:
a
De goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan
bestaande goot- en bouwhoogte.
b
Indien aangeduid mag de goothoogte, in afwijking van het
bepaalde in sub a, niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding
‘maximale goot- en bouwhoogte’ is aangeven.
c
Indien aangeduid mag de bouwhoogte, in afwijking van het
bepaalde in sub a, niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding
‘maximale goot- en bouwhoogte’ is aangeven.
d
Ieder hoofdgebouw dient door hellende dakvlakken te zijn
afgedekt.
8.2.3 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:
a
Aan-
en uitbouwen en bijgebouwen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd.
b
Ter
plaatse van de aanduiding ‘bijgebouwen uitgesloten’ zijn geen aan- en uitbouwen
en bijgebouwen toegestaan.
c
Aan-
en uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste
d
De goothoogte mag niet meer bedragen dan de hoogte van de
eerste bouwlaag van het hoofdgebouw.
e
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan
f
Het bebouwingspercentage zoals vermeld in lid 8.2.1 onder
b mag niet worden overschreden.
8.2.4 Bouwwerken,
geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen
gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
a
De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet
meer bedragen dan
b
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen
zijnde mag niet meer bedragen dan
c
Ter plaatse van de aanduiding ‘bijgebouwen uitgesloten’
zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet toegestaan.
8.3 Nadere
eisen
a
Burgemeester
en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering, diepte, breedte, goothoogte, bouwhoogte
en dakschilden van hoofdgebouwen.
b
De
onder a genoemde eisen mogen slechts worden gesteld voor het behoud van en ter
voorkoming van de aantasting van het beschermd stadsgezicht zoals verwoord in
de kwaliteitsdoelstellingen die zijn opgenomen in de bijlage 4 ‘Beeldkwaliteitplan binnenstad Culemborg’.
c
Voor het stellen van nadere eisen ten
aanzien van de dakschilden van hoofdgebouwen dient getoetst te worden aan de luchtfoto
met kappen behorend bij de bijlage 4 ‘Beeldkwaliteitplan binnenstad Culemborg’.
8.4 Afwijken
van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een
omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken:
a
van het bepaalde in lid 8.2.2 sub a voor wat betreft de
goot- en bouwhoogte;
b
voor de omgevingsvergunning
vermeld onder sub a geldt dat het bouwplan in overeenstemming is met de bijlage
4 ‘Beeldkwaliteitplan binnenstad Culemborg’.
8.5 Specifieke
gebruiksregels
a
De bestaande horecabedrijven zijn opgenomen op de als
bijlage 3 toegevoegde inventarisatiekaart, waarbij de horeca uitsluitende mag
worden voortgezet in de op de inventarisatiekaart aangegeven categorie.
b
Het
bestaande vloeroppervlak van bestaande horecabedrijven mag niet worden
uitgebreid.
c
Grootschalige detailhandel is niet toegestaan.
8.6 Afwijken
van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan een
omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken:
a
van het bepaalde in 8.5 sub b voor wat betreft het met 15%
uitbreiden van de bestaande vloeroppervlakte van bestaande horecabedrijven;
b
van het bepaalde in lid
De voor ‘
Cultuur en Ontspanning - Kasteeltuin’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a
voorzieningen voor cultuur en ontspanning zoals een
kleinschalige theaterruimte en expositieruimte en dergelijke;
b
ondergeschikte horeca bij de in sub a genoemde functies;
c
de instandhouding en de bescherming van de kasteeltuin;
d
(on)verharde wegen en paden;
e
water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
9.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen
van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
a
De goothoogte mag niet meer dan
b
De bouwhoogte mag niet meer dan
c
De oppervlakte van een gebouw mag niet meer dan
d
De gezamenlijke oppervlakte van gebouwen mag niet meer
dan
9.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
De bouwhoogte
van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan
a
Burgemeester
en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de goothoogte en
bouwhoogte van gebouwen.
b
De
onder a genoemde eisen mogen slechts worden gesteld voor het behoud van en ter
voorkoming van de aantasting van het beschermd stadsgezicht zoals verwoord in
de kwaliteitsdoelstellingen die zijn opgenomen in de bijlage 4 ‘Beeldkwaliteitplan binnenstad Culemborg’.
c
Voor het stellen van nadere eisen ten aanzien van de
bouwhoogte van gebouwen dient getoetst te worden aan de kaart bebouwingshoogten
behorend bij de bijlage 4 ‘Beeldkwaliteitplan binnenstad Culemborg’.
De voor ‘Groen’
aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a
groenvoorzieningen;
b
een
park en evenementen ter plaatse van de aanduiding ‘park’;
c
bermen
en beplantingen;
d
speelvoorzieningen;
e
water
en waterhuishoudkundige voorzieningen;
f
voorzieningen
voor langzaam verkeer;
g
nutsvoorzieningen;
h
extensief
recreatief medegebruik;
i
kunstobjecten.
10.2.1 Algemeen
Gebouwen zijn
uitsluitend toegestaan ten behoeve van nutsvoorzieningen en ter plaatse van de
aanduiding ‘park’.
10.2.2 Gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen
Voor het bouwen
van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen gelden de volgende bepalingen:
a
De oppervlakte mag niet meer dan
b
De bouwhoogte mag niet meer dan
10.2.3 Gebouwen ‘park’
Voor het bouwen
van gebouwen ter plaatse van de aanduiding ‘park’ gelden de volgende
bepalingen:
a
De goothoogte mag niet meer dan
b
De bouwhoogte mag niet meer dan
c
De gezamenlijke oppervlakte van gebouwen mag niet meer
dan
10.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Op of in deze
gronden mogen geen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.
Het bevoegd
gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde
in lid 10.2.3 om bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toe te staan, met dien
verstande dat geen onevenredige afbreuk mag worden
gedaan aan de instandhouding en bescherming van de groenvoorzieningen.
10.4.1 Omgevingsvergunning
Het is verboden op de gronden met de
bestemming ‘Groen’ zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de
volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te
laten uitvoeren:
a
het
aanleggen van wegen of paden en/of andere oppervlakteverhardingen;
b
het
uitvoeren van graafwerkzaamheden;
c
het
kappen en/of rooien van bomen en/of houtgewas.
10.4.2 Uitzonderingen
Het in lid 10.4.1 vervatte verbod is
niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
a
het
normale onderhoud betreffen overeenkomstig de overige bestemmingen van deze
gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het
normale gebruik overeenkomstig de bestemming;
b
reeds
in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit bestemmingsplan.
10.4.3 Toelaatbaarheid
De in lid 10.4.1 genoemde omgevingsvergunning
kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan
de instandhouding en bescherming van de groenvoorzieningen.
De voor ‘Maatschappelijk’ aangewezen
gronden zijn bestemd voor:
a
maatschappelijke voorzieningen zoals educatieve, sociaal-medische,
sociaal-culturele, levensbeschouwelijke en voorzieningen ten behoeve van de
openbare dienstverlening;
b
horeca als ondergeschikte functie bij en gerelateerd aan de
in sub a genoemde voorzieningen;
c
horeca in categorie V ter plaatse van de aanduiding
‘horeca’;
d
wegen en paden;
e
parkeervoorzieningen;
f
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
g
bestaande nutsvoorzieningen;
h
groenvoorzieningen en verhardingen.
11.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de
volgende bepalingen:
a
Gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.
b
Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij anders
aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage’.
c
De goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan
bestaande goot- en bouwhoogte.
11.2.2 Bouwwerken,
geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen
gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
a
De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet
meer dan
b
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan
c Ter plaatse van de aanduiding ‘bijgebouwen uitgesloten’ zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet toegestaan.
a
Burgemeester
en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de bouwhoogte van
gebouwen.
b
De
onder a genoemde eisen mogen slechts worden gesteld voor het behoud van en ter
voorkoming van de aantasting van het beschermd stadsgezicht zoals verwoord in
de kwaliteitsdoelstellingen die zijn opgenomen in de bijlage 4 ‘Beeldkwaliteitplan binnenstad Culemborg’.
c
Voor het stellen van nadere eisen ten aanzien van de
bouwhoogte van gebouwen dient getoetst te worden aan de kaart bebouwingshoogten
behorend bij de bijlage 4 ‘Beeldkwaliteitplan binnenstad Culemborg’.
De voor ‘Maatschappelijk – Begraafplaats’ aangewezen gronden
zijn bestemd voor:
a
een
begraafplaats met bijbehorende voorzieningen;
b
(on)verharde
wegen en paden;
c
groenvoorzieningen;
d
water
en waterhuishoudkundige voorzieningen.
12.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de
volgende bepalingen:
a
De goothoogte mag niet meer dan
b
De bouwhoogte mag niet meer dan
c
De gezamenlijke oppervlakte mag niet meer dan
12.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen
gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
a
De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet
meer dan
b
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, mag niet meer dan
De voor ‘Recreatie’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a
dagrecreatieve voorzieningen;
b
een camping met jachthaven ter plaatse van de aanduiding
‘kampeerterrein’;
c
paardenbakken ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke
vorm van recreatie – paardenbak’;
d
opslag van boten ter plaatse van de aanduiding ‘opslag’;
e
een clubhuis en horeca in categorie II ter plaatse van de aanduiding ‘horeca’;
f
uitsluitend volkstuinen ter plaatse van de aanduiding
‘volkstuin’;
g
(on)verharde wegen, paden;
h
parkeervoorzieningen;
i
groenvoorzieningen;
j
water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
13.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
a
Gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden
gebouwd.
b
Het bebouwingspercentage van het bouwvlak mag niet meer
bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage’.
c
De bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan
13.2.2 Camping
In afwijking van het bepaalde in lid
13.2.1 gelden voor het bouwen van gebouwen op de camping, ter plaatse van de
aanduiding ‘kampeerterrein’, de volgende bepalingen:
a
De afstand tussen gebouwen en de grens van de aanduiding
‘kampeerterrein’ bedraagt ten minste
b
Gebouwen ten behoeve van beheer en voorzieningen mogen
worden gebouwd tot een maximale oppervlakte van
c
De oppervlakte van gebouwen ten behoeve van horeca, ter
plaatse van de aanduiding ‘horeca’, mag niet meer bedragen dan
d
Binnen de aanduiding ‘kampeerterrein’ mogen maximaal 19
vaste standplaatsen en maximaal 20 toerplaatsen worden gerealiseerd. Per vaste
standplaats mag de oppervlakte maximaal
13.2.3 Gebouwen
volkstuin
In afwijking van het bepaalde in lid
13.2.1 gelden voor het bouwen van gebouwen ter plaatse van de aanduiding
‘volkstuin’ de volgende bepalingen:
a
Per volkstuin is één schuur toegestaan.
b
De oppervlakte mag niet meer dan
c
De bouwhoogte mag niet meer dan
13.2.4 Bouwwerken,
geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen
gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
a
De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet
meer dan
b
Ter
plaatse van de aanduiding ‘volkstuin’ mag de bouwhoogte van lichtmasten mag
niet meer dan
c
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, mag niet meer dan
a
Burgemeester
en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de goothoogte en
bouwhoogte van gebouwen.
b
De
onder a genoemde eisen mogen slechts worden gesteld voor het behoud van en ter
voorkoming van de aantasting van het beschermd stadsgezicht zoals verwoord in
de kwaliteitsdoelstellingen die zijn opgenomen in de bijlage 4 ‘Beeldkwaliteitplan binnenstad Culemborg’.
13.4 Specifieke
gebruiksregels
De bestaande horecabedrijven zijn
opgenomen op de als bijlage 3 toegevoegde inventarisatiekaart, waarbij de
horeca uitsluitend mag worden voortgezet in de op de inventarisatiekaart aangegeven
categorie.
De voor ‘Sport‘ aangewezen gronden zijn
bestemd voor:
a
sportvelden;
b
aan sportvoorzieningen ondergeschikte horeca;
c
voorzieningen voor verkeer en verblijf;
d
parkeervoorzieningen;
e
speelvoorzieningen;
f
groenvoorzieningen;
g
water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
14.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van
sportvoorzieningen gelden de volgende bepalingen:
a
De
oppervlakte aan gebouwen per bestemmingsvlak mag niet meer bedragen dan
b
Het aantal bouwlagen mag niet meer dan
twee bedragen.
14.2.2 Bouwwerken,
geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden
de volgende bepalingen:
a
Bouwwerken,
geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden
gebouwd.
b
De
bouwhoogte van tribunes mag niet meer dan
c
De
bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan
d
De
bouwhoogte van ballenvangers mag niet meer dan
e
De
bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer dan
f
De
bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan
De voor ‘Verkeer - Railverkeer’
aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a
spoorwegvoorzieningen;
b
behoud, herstel en ontwikkeling van natuurwaarden in de
uiterwaarden;
c
behoud, herstel en ontwikkeling van landschapswaarden in
de uiterwaarden;
d
wegen
en straten;
e
nutsgebouwen
en –voorzieningen;
f
geluidwerende
voorzieningen;
g
(on)gelijkvloerse
kruisingen ten behoeve van wegen, straten en water;
h
groenvoorzieningen;
i
water
en waterhuishoudkundige voorzieningen.
15.2.1 Gebouwen
Op of in deze gronden mogen geen
gebouwen worden gebouwd.
15.2.2 Bouwwerken,
geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen
gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
a
De
bouwhoogte van draagconstructies voor bovenleidingen, seinpalen, bakens en
andere railverkeersvoorzieningen mag niet meer bedragen dan
b
De
bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan
c
De
bouwhoogte van bouwwerken voor het onderbrengen van voorzieningen van de
elektronische systemen mag niet meer bedragen dan
d
De
bouwhoogte van geluidwerende voorzieningen gemeten van de bovenkant spoorstaaf
mag niet meer bedragen dan
De voor ‘Verkeer- Verblijfsgebied’
aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a
erftoegangswegen;
b
fiets- en voetpaden;
c
groenvoorzieningen;
d
parkeervoorzieningen;
e
speelvoorzieningen;
f
nutsgebouwen en -voorzieningen;
g
geluidwerende voorzieningen;
h
kermis, markten, standplaatsen en evenementen;
i
kunstobjecten;
j
water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
16.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de
volgende bepalingen:
a
De inhoud van gebouwen mag niet meer dan
b
De goothoogte van gebouwen mag niet meer dan
c
De bouwhoogte van gebouwen mag niet meer dan
d
De oppervlakte van een fietsenstalling, (muziek)kiosk of
een vergelijkbaar gebouw mag niet meer dan
16.2.2 Bouwwerken,
geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a
De bouwhoogte van palen, masten en portalen voor
geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer bedragen dan
b
De bouwhoogte van kunstobjecten mag niet meer bedragen
dan
c
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, mag niet meer bedragen dan
a
Burgemeester
en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de goothoogte en
bouwhoogte van gebouwen.
b Bij
toepassing van de onder a genoemde eisen mag de historische en/of stedenbouwkundige
betekenis van de openbare ruimte alsmede de verkeersveiligheid niet onevenredig
worden aangetast, waarbij van onevenredige aantasting sprake is als door een
bebouwings- of gebruikersinitiatief de diversiteit (qua verschijning, functie
of tijdsbeeld) en de historische en/ of stedenbouwkundige betekenis van de
openbare ruimte wordt aangetast.
De voor ‘Water’ aangewezen gronden zijn
bestemd voor:
a
waterstaatkundige doeleinden ten behoeve van waterbeheersing
en wa-terberging;
b
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
c
de instandhouding en bescherming van de grachten;
d
voorzieningen voor verkeer en verblijf, waaronder
bruggen, duikers en gelijksoortige voorzieningen;
alsmede daaraan ondergeschikte:
e
groenvoorzieningen.
17.2.1 Gebouwen
Op of in deze gronden mogen geen
gebouwen worden gebouwd.
17.2.2 Bouwwerken,
geen gebouwen zijnde
Er mogen uitsluitend bouwwerken, geen
gebouwen zijnde ten dienste van deze bestemming worden gebouwd, zoals bruggetjes
en kades, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan
De voor ‘Water
– Waterstaat’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a
waterhuishouding, waterkering en waterbeheersing voor de
instandhouding van het rivierbed van de Lek;
b
scheepvaartverkeer;
c
een jachthaven met bijbehorende steigers.
18.2.1 Gebouwen
Op of in deze
gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
18.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Er mogen
uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de jachthaven
worden gebouwd, zoals steigers en kades, waarvan de bouwhoogte niet meer mag
bedragen dan
De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn
bestemd voor:
a
woondoeleinden;
b
aan-huis-verbonden beroep of bedrijf;
c
horeca in de vorm van spijsverstrekkers zoals
broodjeszaken, lunchrooms en dergelijke en maaltijdverstrekkers zoals (petit) restaurants,
pizzeria’s en dergelijke ter plaatse van de aanduiding ‘horeca’;
d
een stallinggarage, ter plaatse van de aanduiding
‘specifieke vorm van wonen - stallinggarage’;
e
parkeerdoeleinden;
f
groenvoorzieningen, inclusief speelvoorzieningen;
g
tuinen, erven en verhardingen;
h
water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
19.2.1 Algemeen
Voor het bouwen van gebouwen geldt de
volgende bepaling:
Indien aangeduid mag het
bebouwingspercentage van het bouwvlak niet meer bedragen dan ter plaatse van de
aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage (%)’ is aangegeven.
19.2.2 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen
gelden de volgende bepalingen:
a
Ter plaatse van de aanduiding ‘gestapeld’ mogen
uitsluitend gestapelde woningen worden gebouwd.
b
Ter plaatse van de aanduiding ‘aaneengebouwd’ mogen
uitsluitend aaneengebouwde woningen worden gebouwd.
c
Ter plaatse van de aanduiding ‘twee-aaneen’ mogen
uitsluitend twee-aaneengebouwde woningen worden gebouwd.
d
Ter plaatse van de aanduiding ‘vrijstaand’ mogen
uitsluitend vrijstaande woningen worden gebouwd.
e
Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak
worden gebouwd.
De
voorgevelrooilijn mag uitsluitend worden overschreden met een erker, balkon of
luifel, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
1
De overschrijding dient vanuit verkeerskundig oogpunt
aanvaardbaar te zijn.
2
De overschrijding mag niet meer bedragen dan
3
De afstand tot de openbare weg mag niet minder bedragen
dan
4
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de hoogte van de
eerste bouwlaag van de bijbehorende woning.
5
De breedte van een erker mag niet meer bedragen dan 50%
van de breedte van de voorgevel van de woning.
f
De breedte van een hoofdgebouw dient gelijk te zijn aan
de gevelbreedte van de gebouwen in de naaste omgeving.
g
De voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn.
h
De goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan 2
bouwlagen met kap. Indien de goot- en/of bouwhoogte in de bestaande situatie minder
dan wel meer bedraagt, geldt deze goot- dan wel bouwhoogte.
i
Indien aangeduid mag de goothoogte niet meer bedragen dan
ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’ of niet minder en
niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘minimale-maximale goot-
en bouwhoogte’ is aangegeven.
j
Indien aangeduid mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan
ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’ of niet minder en
niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘minimale-maximale goot-
en bouwhoogte’ is aangegeven.
k
Ieder hoofdgebouw dient door hellende dakvlakken te zijn
afgedekt.
19.2.3 Afwijkende bebouwingsregeling
In afwijking van
het bepaalde in lid 19.2.2 gelden voor hoofdgebouwen ter plaatse van de
aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - afwijkende bebouwingsregeling’ de
volgende bepalingen:
a
Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak
worden gebouwd.
b
Binnen het bouwvlak mogen maximaal twee woningen worden
gebouwd.
c
Indien sprake is van een afdekking met hellende
dakvlakken, mogen de goot- en bouwhoogte niet meer bedragen dan 2 bouwlagen met
kap;
d
Indien sprake is van een afdekking met een plat dak,
mogen de goot- en bouwhoogte niet meer bedragen dan 3 bouwlagen.
19.2.4 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen
Voor het bouwen
van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:
a
Aan- en
uitbouwen en bijgebouwen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden
gebouwd.
b Ter plaatse van de aanduiding ‘bijgebouwen uitgesloten’ zijn geen aan- en uitbouwen en bijgebouwen toegestaan.
c
Aan- en
uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste
d
Op
hoekpercelen mag de afstand van aan- en uitbouwen en bijgebouwen tot de
zijdelingse perceelsgrens, die grenst aan het openbaar gebied, niet minder dan
e
Achter de achtergevel van het hoofdgebouw moet een
aaneengesloten open ruimte aanwezig zijn van ten minste
f
Het
bebouwingspercentage van het gedeelte van de gronden gelegen achter de
achtergevelrooilijn van het hoofdgebouw mag maximaal 50% bedragen.
g
Het
bebouwde oppervlak van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen op een bouwperceel
mag maximaal
h
Bij
aaneengebouwde woningen mag de diepte van een uitbouw aan de achtergevel
maximaal
i
Bij
halfvrijstaande, geschakelde en vrijstaande woningen mag de diepte van een uitbouw
aan de achtergevel maximaal
j
Bij
vrijstaande hoofdgebouwen dient één der zijstroken vrij van aan- en uitbouwen
en bijgebouwen te blijven tot op een afstand van
k
De
goothoogte mag niet meer bedragen dan
l
De
bouwhoogte mag niet meer bedragen dan
4,5 m.
m
In afwijking van k en l, geldt ter plaatse van de
aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – stallinggarage’ een goothoogte van
19.2.5 Bouwwerken,
geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen
gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
a
De
bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan
b
De
bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen
dan
c
Ter plaatse van de aanduiding ‘bijgebouwen uitgesloten’
zijn bouwwerken, geen gebouwen zijde, niet toegestaan.
a
Burgemeester
en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de goot- en
bouwhoogte en diepte van hoofd- en bijgebouwen.
b
De
onder a genoemde eisen mogen slechts worden gesteld voor het behoud van en ter
voorkoming van de aantasting van het beschermd stadsgezicht zoals verwoord in
de kwaliteitsdoelstellingen die zijn opgenomen in de bijlage 4 ‘Beeldkwaliteitplan binnenstad Culemborg’.
c
Voor het stellen van nadere eisen ten aanzien van de
bouwhoogte van hoofdgebouwen dient getoetst te worden aan de kaart
bebouwingshoogten behorend bij de bijlage 4 ‘Beeldkwaliteitplan binnenstad Culemborg’.
19.4.1 Afwijken aantal bouwlagen
Het bevoegd gezag kan een
omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken:
a
van het bepaalde in lid 19.2.2 sub h en lid 19.2.3 sub c
en d voor wat betreft het aantal bouwlagen;
b
voor de omgevingsvergunning vermeld onder a geldt dat het
bouwplan in overeenstemming is met de bijlage 4 ‘Beeldkwaliteitplan binnenstad
Culemborg’.
19.4.2 Afwijken bebouwingstypologie
Het bevoegd gezag kan een
omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 19.2.2 onder
a t/m d voor het toestaan van een andere bebouwingstypologie, met dien
verstande dat:
a
de stedenbouwkundige beeldkwaliteit niet wordt aangetast.
b
de situering vanuit verkeersveiligheid aanvaardbaar is.
19.4.3 Afwijken hoofdgebouw buiten bouwvlak
Het bevoegd gezag kan een
omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 19.2.2 onder
e en 19.2.3 onder a voor het bouwen van een hoofdgebouw buiten het aangegeven
bouwvlak, met dien verstande dat:
a
de overschrijding niet meer bedraagt dan
b
de toegelaten oppervlakte van het aangegeven bouwvlak
niet wordt overschreden;
c
de stedenbouwkundige beeldkwaliteit niet wordt aangetast;
d
de situering vanuit verkeersveiligheid aanvaardbaar is.
Het is in ieder geval niet toegestaan om de gronden en
bouwwerken te gebruiken, te doen of laten gebruiken voor de uitoefening van
enige vorm van (detail)handel of bedrijf, met uitzondering van de uitoefening
van een aan-huis-verbonden beroep of een aan-huis-verbonden bedrijf als
ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen
van toepassing zijn:
a
De
omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke
vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximale beroeps- respectievelijk
bedrijfsvloeroppervlakte van
b
Het
gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het
verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.
c
Detailhandel
mag alleen plaatsvinden ondergeschikt aan en in direct verband met het
aan-huis-verbonden beroep.
d
De
activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de omgeving.
e
De
activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
19.6 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor
het afwijken van het bepaalde in 19.5 onder a voor het gebruik van de woning
voor een aan-huis-verbonden beroep of een aan-huis-verbonden bedrijf tot een
beroeps- respectievelijk bedrijfsvloeroppervlakte van maximaal
a
de
omvang van de activiteit niet meer dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte
van de bebouwing mag bedragen;
b
het
gebruik geen nadelige invloed mag hebben op de normale afwikkeling van het
verkeer en geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte mag veroorzaken;
c
detailhandel
alleen mag plaatsvinden ondergeschikt aan en in direct verband met het
aan-huis-verbonden beroep;
d
de
activiteit milieuhygiënisch inpasbaar dient te zijn in de woonomgeving;
e
de
activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Leiding - Riool aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere
daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:
a
de
aanleg, instandhouding en/of bescherming van ondergrondse rioolwatertransportleidingen;
b
groenvoorzieningen.
20.2 Bouwregels
In afwijking van hetgeen elders in deze planregels is bepaald ten
aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemmingen van deze gronden,
mogen op of in deze bestemming begrepen grond uitsluitend worden gebouwd:
a
bouwwerken
tot een maximale bouwhoogte van
20.3
Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning
verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 20.2 voor het bouwen ten behoeve van de overige bestemmingen
van deze gronden, met dien verstande dat:
a
het
behoud van een veilige ligging en de continuïteit van de energie- en
afvalwatervoorziening dient te zijn gewaarborgd;
b
het
bevoegd gezag schriftelijk advies dient te hebben ingewonnen bij de betreffende
leidingbeheerder.
20.4 Omgevingsvergunning
voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
20.4.1 Omgevingsvergunning
Het is verboden op de gronden met de bestemming ‘Leiding - Riool’ zonder
of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken
zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
a
het
aanleggen van wegen of paden en/of andere oppervlakteverhardingen;
b
het
uitvoeren van graafwerkzaamheden;
c
het
uitvoeren van heiwerken of het anderszins indrijven van voorwerpen in de bodem;
d
het
aanbrengen van diepwortelende beplanting en/of bomen;
e
het
ophogen, verlagen, afgraven of egaliseren van de bodem, of anderszins wijzigen
in maaiveld- of weghoogte.
20.4.2 Uitzonderingen
Het in lid 20.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en
werkzaamheden welke:
a
het
normale onderhoud betreffen overeenkomstig de overige bestemmingen van deze
gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het
normale gebruik overeenkomstig de bestemming;
b
reeds
in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit bestemmingsplan.
20.4.3 Toelaatbaarheid
a
De
in lid 20.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien
het behoud van een veilige ligging en de continuïteit van de energie- en
afvalwatervoorziening zijn gewaarborgd.
b Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld in dit lid 20.4.1 wint het bevoegd gezag advies in bij de betreffende leidingbeheerder.
21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde – Archeologie
21.2 Bouwregels
a
Voor
het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende
bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen,
voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan
b
Indien
uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de
gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden
verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden
aan de omgevingsvergunning:
1
De
verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor
archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden.
2
De
verplichting tot het doen van opgravingen.
3
De
verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te
laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische
monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning
te stellen kwalificaties.
21.3 Afwijken
van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken
van het bepaalde in lid 21.2 sub a indien de archeologische waarde van het
terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.
21.4 Omgevingsvergunning
voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
21.4.1 Werken en werkzaamheden
Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning
de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
a
het
uitvoeren van grondbewerkingen met een oppervlakte groter dan
b
het
graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van
waterlopen, sloten en greppels;
c
het
aanleggen van leidingen dieper dan
21.4.2 Uitzonderingen
Het in lid 21.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en
werkzaamheden welke:
a
het
normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis
zijn;
b
reeds
in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds
mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
21.4.3 Toelaatbaarheid
a
De
in lid 21.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de
archeologische waarden van de gronden.
b
Alvorens
over de aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager een rapport te overleggen
waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal
worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is
vastgesteld.
c
Een
rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de
archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende
is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.
21.5 Omgevingsvergunning
voor het slopen van een bouwwerk
a
In
het belang van de archeologische monumentenzorg kan het bevoegd gezag regels
verbinden aan een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk.
b
Aan
de omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag de regel verbinden dat de
sloopwerken vanaf het maaiveld en dieper worden begeleid door een deskundige
wanneer de latere verstoringsdiepte dieper reikt dan
c
Indien
tijdens de begeleiding van de sloopwerken vondsten van zeer hoge waarde worden
aangetroffen, wordt hiervan onmiddellijk melding gemaakt bij het bevoegd gezag die
in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende voorwaarden kan
verbinden aan de omgevingsvergunning.
22.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde – Archeologie
22.2 Bouwregels
a
Voor
het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende
bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen,
voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan
b
Indien
uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de
gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden
verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden
aan de omgevingsvergunning:
1
De
verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor
archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden.
2
De
verplichting tot het doen van opgravingen.
3
De
verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te
laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische
monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning
te stellen kwalificaties.
22.3 Afwijken van de
bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken
van het bepaalde in lid 22.2 sub a indien de archeologische waarde van het
terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.
22.4 Omgevingsvergunning
voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
22.4.1 Werken en werkzaamheden
Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning
de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
a
het
uitvoeren van grondbewerkingen met een oppervlakte groter dan
b
het
graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van
waterlopen, sloten en greppels;
c
het
aanleggen van leidingen dieper dan
22.4.2 Uitzonderingen
Het in lid 22.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en
werkzaamheden welke:
a
het
normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis
zijn;
b
reeds
in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds
mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
22.4.3 Toelaatbaarheid
a
De
in lid 22.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de
archeologische waarden van de gronden.
b
Alvorens
over de aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager een rapport te overleggen
waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal
worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is
vastgesteld.
c
Een
rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de
archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende
is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.
22.5 Omgevingsvergunning
voor het slopen van een bouwwerk
a
In
het belang van de archeologische monumentenzorg kan het bevoegd gezag regels
verbinden aan een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk.
b
Aan
de omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag de regel verbinden dat de
sloopwerken vanaf het maaiveld en dieper worden begeleid door een deskundige
wanneer de latere verstoringsdiepte dieper reikt dan
c
Indien
tijdens de begeleiding van de sloopwerken vondsten van zeer hoge waarde worden
aangetroffen, wordt hiervan onmiddellijk melding gemaakt bij het bevoegd gezag die
in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende voorwaarden kan
verbinden aan de omgevingsvergunning.
23.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde - Archeologie
23.2 Bouwregels
a
Voor
het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende
bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen,
voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan
b
Indien
uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de
gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden
verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden
aan de omgevingsvergunning:
1
De
verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor
archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden.
2
De
verplichting tot het doen van opgravingen.
3
De
verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te
laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische
monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning
te stellen kwalificaties.
23.3 Afwijken van de
bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken
van het bepaalde in lid 23.2 sub a indien de archeologische waarde van het
terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.
23.4 Omgevingsvergunning
voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
23.4.1 Werken en werkzaamheden
Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning
de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
a
het
uitvoeren van grondbewerkingen met een oppervlakte groter dan
b
het
graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van
waterlopen, sloten en greppels;
c
het
aanleggen van leidingen dieper dan
23.4.2 Uitzonderingen
Het in lid 23.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en
werkzaamheden welke:
a
het
normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis
zijn;
b
reeds
in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds
mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
23.4.3 Toelaatbaarheid
a
De
in lid 23.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de
archeologische waarden van de gronden.
b
Alvorens
over de aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager een rapport te overleggen
waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal
worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is
vastgesteld.
c
Een
rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de
archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende
is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.
23.5 Omgevingsvergunning
voor het slopen van een bouwwerk
a
In
het belang van de archeologische monumentenzorg kan het bevoegd gezag regels
verbinden aan een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk.
b
Aan
de omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag de regel verbinden dat de
sloopwerken vanaf het maaiveld en dieper worden begeleid door een deskundige
wanneer de latere verstoringsdiepte dieper reikt dan
c
Indien
tijdens de begeleiding van de sloopwerken vondsten van zeer hoge waarde worden
aangetroffen, wordt hiervan onmiddellijk melding gemaakt bij het bevoegd gezag die
in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende voorwaarden kan
verbinden aan de omgevingsvergunning.
24.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde - Archeologie
24.2 Bouwregels
a
Voor
het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende
bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen,
voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan
b
Indien
uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de
gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden
verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden
aan de omgevingsvergunning:
4
De
verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor
archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden.
5
De
verplichting tot het doen van opgravingen.
6
De
verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te
laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische
monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning
te stellen kwalificaties.
24.3 Afwijken van de
bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken
van het bepaalde in lid 24.2 sub a indien de archeologische waarde van het
terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.
24.4 Omgevingsvergunning
voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
24.4.1 Werken en werkzaamheden
Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning
de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
a
het
uitvoeren van grondbewerkingen met een oppervlakte groter dan
b
het
graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van
waterlopen, sloten en greppels;
c
het
aanleggen van leidingen dieper dan
24.4.2 Uitzonderingen
Het in lid 24.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en
werkzaamheden welke:
a
het
normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis
zijn;
b
reeds
in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds
mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
24.4.3 Toelaatbaarheid
a
De
in lid 24.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de
archeologische waarden van de gronden.
b
Alvorens
over de aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager een rapport te overleggen
waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal
worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is
vastgesteld.
c
Een
rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de
archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende
is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.
24.5 Omgevingsvergunning
voor het slopen van een bouwwerk
a
In
het belang van de archeologische monumentenzorg kan het bevoegd gezag regels
verbinden aan een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk.
b
Aan
de omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag de regel verbinden dat de
sloopwerken vanaf het maaiveld en dieper worden begeleid door een deskundige
wanneer de latere verstoringsdiepte dieper reikt dan
c
Indien
tijdens de begeleiding van de sloopwerken vondsten van zeer hoge waarde worden
aangetroffen, wordt hiervan onmiddellijk melding gemaakt bij het bevoegd gezag die
in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende voorwaarden kan
verbinden aan de omgevingsvergunning.
De voor ‘Waarde - Beschermd stadsgezicht’
aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd
voor de bescherming van het aan de gronden
toegekende beschermd stadsgezicht.
In afwijking
van hetgeen elders in deze regels is bepaald ten aanzien van het bouwen
krachtens de overige bestemmingen van deze gronden, mag aan de gronden en de
bebouwing geen verandering worden aangebracht ten opzichte van de bestaande
situatie, ten aanzien van de volgende karakteristieken/kenmerken:
a
de ligging van de voorgevellijn;
b
de ligging van de zijgevellijn;
c
de ligging van de achtergevellijn;
d
de perceelsbreedte;
e
het woningtype;
f
het aantal bouwlagen;
g
de kaprichting en -vorm;
een en ander
zoals bepaald in het aanwijzingsbesluit d.d. 8 november 1977.
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning
verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 25.2 voor zover daardoor de
karakteristiek/kenmerken van het stadsgezicht zoals genoemd in lid 25.2 niet
onevenredig worden aangetast dan wel herstel verzekerd is van het historisch en
ruimtelijk karakter van het beschermd stadsgezicht.
Alvorens omgevingsvergunning wordt verleend wint
het bevoegd gezag advies in bij de gemeentelijke monumentencommissie.
25.4.1 Werken
en werkzaamheden
Het is verboden binnen het beschermd stadsgezicht
zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning of in afwijking van de bij
zodanige omgevingsvergunning gegeven voorwaarden de volgende werken of werkzaamheden
uit te (laten) voeren:
a
het herinrichten of anderszins wijzigingen aanbrengen in
de inrichting van de openbare ruimte;
b
het bestraten of herstraten van de bestaande profielen,
in de zin van herprofilering en/of wijziging van bestratingsmateriaal, het
aanbrengen, wegnemen of veranderen van stoepen, stoepranden, stoeppalen of
waterpompen daaronder begrepen;
c
het slopen van gebouwen of delen van gebouwen anders dan
ter uitvoering van een bouwplan waarvoor omgevingsvergunning voor het bouwen is
verleend of ter vernieuwing van onderdelen, welke uit oogpunt van onderhoud noodzakelijk
is;
d
het bestraten en verharden van onverharde gronden.
25.4.2 Uitzonderingen
Het in lid 25.4.1 vervatte verbod is niet van
toepassing voor normale onderhoudswerkzaamheden noodzakelijk in verband met het
beheer of de voltooiing van werken die op het tijdstip van terinzagelegging van
het ontwerp van dit plan reeds bestaan of in uitvoering zijn genomen, alsmede
werken en/of werkzaamheden die worden of mogen worden uitgevoerd krachtens een
verleende of nog te verlenen omgevingsvergunning; hieronder wordt mede verstaan:
a
het normaal onderhoud, beheer en gebruik overeenkomstig
de bestemming;
b
werken en/of werkzaamheden, die strekken ter behoud of
het herstel van de cultuurhistorische waarden.
25.4.3 Toelaatbaarheid
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 25.4.1
kan slechts worden verleend, indien door de uitvoering van de werken of werkzaamheden,
hetzij direct hetzij indirect, geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de
karakteristiek van het beschermd stadsgezicht.
25.4.4 Advies
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 25.4.1
wordt niet verleend dan nadat het bevoegd gezag daarover een advies heeft ingewonnen
bij de monumentencommissie omtrent de mogelijke aantasting van de
karakteristiek van het beschermd stadsgezicht.
De voor ‘Waterstaat – Waterbergingsgebied’ aangewezen
gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd
voor:
a
tijdelijke opvang van water;
b
waterhuishouding, waterkering en waterbeheersing;
c
behoud, herstel en ontwikkeling van natuurwaarden;
d
behoud, herstel en ontwikkeling van landschapswaarden;
alsmede voor:
e
ondergeschikte dagrecreatie ten behoeve van:
-
bestaande dagrecreatieve voorzieningen;
-
de aanleg en het gebruik van voet-, fiets- en/of
ruiterpaden, picknickplaatsen en visoevers;
-
de aanleg en het gebruik van naar de aard daarmee gelijk
te stellen voorzieningen;
-
agrarisch-recreatief gebruik.
In afwijking van hetgeen elders in deze regels is
bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemmingen van deze
gronden, mogen op of in deze bestemming begrepen grond uitsluitend bouwwerken ten
behoeve van deze bestemming worden gebouwd, met inachtneming van de volgende
voorwaarden:
a
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan
b
De oppervlakte van deze bouwwerken mag niet meer bedragen
dan
c
De aanwezige landschappelijke waarden mogen niet
onevenredig worden aangetast.
26.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk
zijnde, of van werkzaamheden
26.3.1 Omgevingsvergunning
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning
de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
a
het aanleggen en/of verharden van wegen, paden,
parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen voor
zover groter dan
b
het verlagen van de grondwaterstand door aanleg van
drainage of bemaling;
c
het aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel,
doorstroom- of bergingscapaciteit van) oppervlaktewateren.
26.3.2 Uitzonderingen
Het in lid 26.3.1 vervatte verbod is niet van
toepassing op werken en werkzaamheden welke:
a
het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel
van ondergeschikte betekenis zijn;
b
reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende
omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van
kracht worden van dit plan.
26.3.3 Toelaatbaarheid
De in lid 26.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan
slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het
behoud, het herstel en de ontwikkeling van het waterbergend vermogen van de
gronden.
Alvorens te beslissen over het verlenen van een omgevingsvergunning
wint het bevoegd gezag advies in bij de waterbeheerder.
De voor Waterstaat – Waterkering’ aangewezen
gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd
voor:
a
voorzieningen voor de directe en indirecte kering van het
water;
b
kades;
c
dijksloten;
d
aanleg, instandhouding en/of bescherming van de
waterkering.
In afwijking van hetgeen elders in deze regels is
bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de andere bestemmingen van deze
gronden, mogen op of in deze bestemming begrepen grond uitsluitend bouwwerken
tot een maximale bouwhoogte van
27.3 Afwijken
van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning
verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 27.2 voor het bouwen ten behoeve
van de overige bestemmingen van deze gronden, waarbij moet worden voldaan aan
de volgende voorwaarden:
a
De bebouwing mag niet leiden tot een onevenredige
aantasting van het waterkerende vermogen van de waterkering.
b
Het bevoegd gezag dient schriftelijk advies in te winnen
bij de beheerder van de waterkering.
27.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk
zijnde, of van werkzaamheden
27.4.1 Omgevingsvergunning
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning
de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
a
het aanleggen van wegen of paden en/of andere
oppervlakteverhardingen;
b
het uitvoeren van graafwerkzaamheden;
c
het aanbrengen van boven- en ondergrondse transport-,
energie- of telecommunicatie- leidingen en de daarmee verband houdende
constructies, installaties en apparatuur;
d
het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indrijven
van voorwerpen in de bodem;
e
het aanbrengen van diepwortelende beplanting en/of bomen;
f
het dempen van de aanwezige waterlopen;
g
het ophogen, verlagen, afgraven of egaliseren van de
bodem, of anderszins wijzigen in maaiveld- of weghoogte.
27.4.2 Uitzonderingen
Het in lid 27.4.1 vervatte verbod is niet van
toepassing op werken en werkzaamheden welke:
a
het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel
van ondergeschikte betekenis zijn;
b
reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende
omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van
kracht worden van dit plan.
27.4.3 Toelaatbaarheid
De in lid 27.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan
slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de
functie van de waterkering.
Alvorens te beslissen over het verlenen van een omgevingsvergunning
wint het bevoegd gezag advies in bij de beheerder van de waterkering.
Grond die eenmaal in aanmerking is
genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of
alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen
buiten beschouwing.
29.1 Maatvoering
In die gevallen dat de goothoogte,
bouwhoogte, oppervlakte, inhoud, horizontale dan wel verticale diepte en/of de
afstand tot enige aanduiding van bouwwerken, die in overeenstemming met het
bepaalde in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen,
op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder dan
wel meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze planregels is
voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte,
oppervlakte, inhoud, horizontale dan wel verticale diepte en/of afstand in
afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.
29.2 Bebouwingspercentages
In die gevallen dat een
bebouwingspercentage, dat in overeenstemming met het bepaalde in de Wet
algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand is gekomen, op het tijdstip van
terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer bedraagt dan in de bouwregels
in hoofdstuk 2 van deze planregels zijn voorgeschreven, geldt dat
bebouwingspercentage in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.
30.1 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval
verstaan:
a
gebruik
van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een
seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie;
b
het
gebruik van bijgebouwen bij een woning als zelfstandige woningen en als
afhankelijke woonruimte.
30.2 Afwijken strijdig gebruik voor sekswinkel
Het bevoegd gezag
kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 30.1
onder a ten behoeve van de vestiging van maximaal 1 sekswinkel, met
inachtneming van de volgende voorwaarden:
a
Een
sekswinkel is enkel toegestaan in een winkelgebied.
b
Er is
aangetoond dat geen onevenredig verkeersaantrekkende werking zal ontstaan.
c
Er is
sprake van een gebied met gemengde functies, doch in de directe omgeving mogen
zich geen gebouwen bevinden met gevoelige functies (zoals religieuze functies,
scholen of andere gebouwen waar regelmatig kinderen komen).
d
Er is
aangetoond dat er geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat zal
ontstaan.
e
Er
wordt geen sekswinkel binnen een gebied met overwegend woonfuncties toegelaten.
f
Er
wordt geen sekswinkel binnen de bestemming ‘Wonen’ toegestaan.
30.3 Afwijken strijdig gebruik voor
afhankelijke woonruimte
Het bevoegd gezag
kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid
30.1 onder b voor het tijdelijk gebruik van een bijgebouw bij de woning en
toestaan dat een bijgebouw als afhankelijke woonruimte wordt gebruik ten
behoeve van het verlenen of ontvangen van mantelzorg, waarbij:
a
het
gebruik als afhankelijke woonruimte noodzakelijk is vanuit een oogpunt van
mantelzorg, waartoe advies van een door de gemeente aan te wijzen deskundige
wordt ingewonnen;
b
de
afhankelijke woonruimte qua oppervlakte past in de voor de bestemming geldende
regeling voor bijgebouwen tot een maximum van
c
de
afhankelijke woonruimte rolstoeltoegankelijk is;
d
in
geval van bewoning in een te plaatsen mantelzorgunit (portocabin) de maximaal
toegestane oppervlakte van een mantelzorgunit
e
geen
splitsing van eigendom (woning en bijgebouw) van het betreffende bouwperceel
plaatsvindt. Een uitzondering hierop is de herplaatsbare losse woonunit
(portocabin) die in voorkomende gevallen ook door het college kan worden
geplaatst en/of gehuurd wordt door mantelzorger of zorgvrager;
f
het
aantal gebruikers van afhankelijke woonruimte maximaal twee bedraagt;
g
parkeerruimte
op het eigen erf gevonden moet worden;
h
het
gebruik als afhankelijke woonruimte onmiddellijk wordt beëindigd, vanaf het
moment dat de mantelzorg niet meer is vereist. Hiertoe controleert het bevoegd
gezag jaarlijks of nog aan de voorwaarden, waaronder de omgevingsvergunning is
verleend, wordt voldaan.
31.1 Vrijwaringszone
– molenbiotoop
31.1.1 Zoneomschrijving
De gronden voorzien van de
aanduiding ‘vrijwaringszone - molenbiotoop’ zijn naast de overige daaraan
gegeven bestemmingen mede bestemd voor het beschermen van de functie van de in
dit gebied voorkomende molen als werktuig en van zijn waarde als landschapsbepalend
element.
31.1.2 Bouwregels
In afwijking van hetgeen elders in
deze regels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige
bestemmingen van deze gronden, gelden voor het bouwen op of in de in deze
bestemming begrepen gronden de volgende regels:
a
Binnen
een straal van
b
Binnen
een straal van
c
In
afwijking van het bepaalde onder a en b is bestaande bebouwing, alsmede
vervangende nieuwbouw wel toegestaan, mits de windvang en de aanwezige
cultuurhistorische karakteristieken van de molen niet onevenredig worden
aangetast.
31.1.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van
werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
a
Het
is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning hoogopgaand
groen met een hoogte van meer dan
b
Het
bepaalde onder a is niet van toepassing op werken
en werkzaamheden welke:
1
het normale onderhoud betreffen overeenkomstig de overige
bestemmingen van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of
voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming;
2
reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende
omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van
kracht worden van dit plan.
c
de
onder a genoemde omgevingsvergunning kan slechts
worden verleend, indien door de werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan
hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, het huidige en/of het
toekomstige functioneren van de molen als werktuig door windbelemmering en/of
waarde van de molen als landschapsbepalend element, niet onevenredig in gevaar
wordt of kan worden gebracht.
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor
het afwijken:
a
van de in deze regels gegeven maten, afmetingen en
percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages.
b
van deze regels en toestaan dat het beloop of het profiel
van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt
aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding
geeft;
c
van deze regels en toestaan dat het bouwvlak in geringe
mate wordt overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
d
van deze regels ten behoeve van de overschrijding van de
voorgevelrooilijn voor de bouw van een luifel aan de voorgevel van een hoofdgebouw,
geen woning zijnde, met dien verstande dat:
1
de overschrijding van de voorgevelrooilijn niet meer mag
bedragen dan
2
de bouwhoogte van de luifel niet meer mag bedragen dan de
eerste bouwlaag van het hoofdgebouw;
3
er geen bezwaren bestaan vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid.
e
van deze regels en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes,
wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes
ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar aard
daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, met dien verstande dat:
1
de inhoud per gebouwtje niet meer dan
2
de bouwhoogte niet meer dan
f
van deze regels ten aanzien van de maximaal toegestane
bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte
van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot:
1
ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, tot
niet meer dan
2
ten behoeve van waarschuwings- en/of communicatiemasten
tot niet meer dan
3
ten behoeve van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde,
tot niet meer dan
g
van deze regels ten aanzien van de maximaal toegestane
bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van een overschrijding van deze maximaal
toegestane bouwhoogte voor plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen,
luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en technische ruimten, met dien verstande
dat:
1
de maximale oppervlakte van de vergroting niet meer mag
bedragen dan 10% van het betreffende platte dakvlak of de horizontale projectie
van het schuine dakvlak;
2
de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 1,25 maal de
maximaal toegestane bouwhoogte van het betreffende gebouw.
a
Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen teneinde een
gebouwde parkeervoorziening mogelijk te maken, waarbij moet worden voldaan aan
de volgende voorwaarden:
1 De (bovengrondse) bebouwing mag niet meer
dan 1 bouwlaag hoog zijn.
2 De wijziging moet in overeenstemming zijn
met het als bijlage 4 opgenomen ‘Beeldkwaliteitplan binnenstad Culemborg’.
3 Door middel van een bodemonderzoek dient te
zijn aangetoond dat er geen sprake is van bodemverontreiniging, danwel dat na
bodemsanering ingevolge de Wet Bodembescherming de grond voldoet aan de ‘referentiewaarde
goede bodemkwaliteit’.
4 Door middel van een archeologisch onderzoek
dient te zijn aangetoond dat er sprake is van de ongestoorde instandhouding van
de archeologische kwaliteiten van Culemborg.
5 Door middel van een exploitatieoverzicht
dient te zijn aangetoond dat realisering van een woongebied
financieel-economisch haalbaar is.
b
Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd om ter plaatse van de aanduiding ‘Wro-zone - wijzigingsgebied’
de bestemming te wijzigen ten behoeve van de uitbreiding theater De Fransche
School, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
1 Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben
op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van
de parkeerbehoefte veroorzaken.
2 Er mag geen sprake zijn van
milieuhygiënische belemmeringen.
3 De wijziging moet in overeenstemming zijn
met het als bijlage 4 opgenomen ‘Beeldkwaliteitplan binnenstad Culemborg’.
4 De wijziging dient inpasbaar te zijn vanuit
stedenbouwkundig-ruimtelijk oogpunt.
5 De
goothoogte mag niet meer bedragen dan
6 De
bouwhoogte mag niet meer bedragen dan
7 Ondergrondse bouwen uitsluitend is
toegestaan onder het bouwvlak, waarbij de verticale diepte niet meer mag
bedragen dan
8 Door middel van een exploitatieoverzicht
dient te zijn aangetoond dat de wijzigingen binnen en aan het theater
financieel-economisch haalbaar is.
9 Door middel van een archeologisch onderzoek
dient te zijn aangetoond dat er sprake is van de ongestoorde instandhouding van
de archeologische kwaliteiten van Culemborg.
c
Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door:
1
De dubbelbestemmingen ‘Waarde - Archeologie
2
Aan gronden alsnog de dubbelbestemming ‘Waarde -
Archeologie
34.1 Uitsluiting aanvullende
werking Bouwverordening
De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van
onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in
artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing behoudens ten aanzien
van de volgende onderwerpen:
a
de
richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige
bepalingen;
b
de
bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
c
de
bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
d
het
bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
e
de
parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden, en;
f
de
ruimte tussen bouwwerken.
34.2 Andere wettelijke
regelingen
Waar in dit plan wordt verwezen naar andere wettelijke
regelingen, wordt geduid op de regelingen zoals die luidden op het tijdstip van
de terinzage-legging van het ontwerpbestemmingsplan.
35.1 Overgangsrecht
bouwwerken
a
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van
het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd
krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan,
mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
1
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
2
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel
worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor
het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet
gegaan.
b
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het
bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de
inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
c
Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken
die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar
zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder
begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
35.2 Overgangsrecht
gebruik
a
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het
tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is,
mag worden voortgezet.
b
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige
gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen
in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking
naar aard en omvang wordt verkleind.
c
Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na
het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een
jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te
laten hervatten.
d
Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het
gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan,
daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het
bestemmingsplan
Binnenstad.
Rosmalen, april
2011 Vastgesteld:
14 april 2011
Croonen
Adviseurs b.v. Onherroepelijk:
19 juli 2011
Bijlage
1
Staat van bedrijfsactiviteiten
Categorie A, B, C
Bijlage 2
Staat
van bedrijfsactiviteiten
milieucategorieën 1 en 2
Bijlage 3
Inventarisatiekaart