Inhoud
Artikel 4 Verkeer – Verblijfsgebied
Artikel 6 Waarde – Archeologie 3
Artikel 7 Waarde – Archeologie 4
Artikel 8 Anti-dubbeltelbepaling
Artikel 9 Algemene gebruiksregels
Artikel 10 Algemene aanduidingsregels
Artikel 11 Algemene afwijkingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
In deze regels wordt verstaan onder:
het bestemmingsplan ‘Achter de Poort‘
van de gemeente Culemborg.
de geometrisch bepaalde planobjecten als
vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0216.BPAchterdePoort-OH01 met de bijbehorende
regels en bijlagen.
een aan een hoofdgebouw toegevoegde,
afzonderlijke ruimte die qua afmetingen en/of visueel opzicht (onder meer voor
wat betreft goothoogte, dakhelling en/of dakvorm), ondergeschikt is aan het
hoofdgebouw.
een geometrisch bepaald vlak of
figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld
ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
bebouwing waarbij de hoofdgebouwen aan
beide zijden in de perceelsgrens zijn gebouwd, met dien verstande dat de
eindwoning slechts aan één zijde in de zijdelingse perceelsgrens hoeft te
worden gebouwd.
een dienstverlenend beroep, dat in of
bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de
woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die
met de woonfunctie in overeenstemming is.
- de achterste grens van een bouwvlak, gezien
vanaf de weg waarop het hoofdgebouw is georiënteerd;
- indien er niet sprake is van een achterste
grens van een bouwvlak dan wel geen bouwvlak is aangegeven: de denkbeeldige
lijn die wordt getrokken langs de achtergevel van het hoofdgebouw -zonder aan-
en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen- alsmede het verlengde daarvan.
in een schriftelijke rapportage
vastgelegd bureau- en/of veldonderzoek naar de materiële neerslag van
menselijke aanwezigheid en menselijk handelen in het verleden.
zorg die zich richt op het optimaal
beheer van de bodem als unieke bron van informatie over de geschiedenis van
Nederland.
de aan een gebied toegekende waarden
in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende
overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit in het verleden, ten
minste ouder dan 50 jaar.
één of meer gebouwen en/of één of meer
bouwwerken geen gebouwen zijnde.
a t.a.v. bebouwing:
bebouwing, zoals aanwezig op het
tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan, dan wel mag worden
gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde omgevingsvergunning;
b t.a.v. gebruik:
het gebruik van grond en opstallen,
zoals aanwezig op het tijdstip waarop het plan rechtskracht heeft verkregen.
de grens van een bestemmingsvlak.
een geometrisch bepaald vlak met
eenzelfde bestemming.
een op zichzelf staand, al dan niet
vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het op
hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en dat in functioneel en
architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
het plaatsen, het geheel of
gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een
bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of
veranderen van een standplaats.
de grens van een bouwvlak.
een aaneengesloten stuk grond, waarop
ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is
toegelaten.
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden
zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen
gebouwen zijnde zijn toegelaten.
elke constructie van enige omvang van
hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de
grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
het bedrijfsmatig te koop aanbieden,
waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van
goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of
aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
de bouwlaag op de begane grond.
de natuurlijke persoon, groep van
personen of rechtspersoon, die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij
bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt, die op een andere plaats dan in de
bedrijfsruimte wordt uitgeoefend zoals escortservices en bemiddelingsbureaus.
doeleinden ten behoeve waarvan gebruik
van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan.
elk bouwwerk, dat een voor mensen
toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte
vormt.
een functie waarvoor het hoofdgebouw
als zodanig mag worden gebruikt.
een gebouw, dat op een bouwperceel
door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als het
belangrijkste gebouw kan worden aangemerkt.
de gehele omgeving van de molen voor zover
die omgeving van invloed is op het functioneren van de molen als werktuig en
als landschapsbepalend element.
een vergunning voor het uitvoeren van
een project dat invloed heeft op de fysieke leefomgeving, op grond van de Wet
algemene bepalingen omgevingsrecht.
omgevingsvergunning voor het gebruiken
van gronden of bouwwerken in strijd met dit plan met toepassing van de in dit
plan opgenomen regels inzake afwijking, op grond van artikel 2.1 lid 1 onder c
jo. artikel 2.12 lid 1 sub a onder 1 van de Wabo.
omgevingsvergunning voor het bouwen
van een bouwwerk, op grond van artikel 2.1 lid 1 onder a van de Wabo.
omgevingsvergunning voor het slopen
van een bouwwerk, op grond van artikel 2.1 lid 1 onder g van de Wabo.
omgevingsvergunning voor het uitvoeren
van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheid, op grond van artikel 2.1
lid 1 onder b van de Wabo.
functie of activiteit waarvoor
maximaal 30% van (de beroeps- c.q. bedrijfs)vloeroppervlakte van het
hoofdgebouw als zodanig mag worden gebruikt.
het zich beschikbaar stellen tot het
verrichten van seksuele diensten ten behoeve van een ander tegen vergoeding.
een seksinrichting met één of meer
ramen van waarachter de prostituee/prostitué tracht de aandacht van passanten
op zich te vestigen.
een voor het publiek toegankelijke
besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig
was seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van
erotisch-pornografische aard plaatsvinden.
Onder een seksinrichting worden in
ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een
parenclub, een (raam)prostitutiebedrijf en een erotische massagesalon, al dan
niet in combinatie met elkaar.
het door handelingen, houding, woord,
gebaar of op andere wijze passanten tot prostitutie bewegen, uitnodigen dan wel
aanlokken.
het door de omvang, de vorm en de
situering van de bouwmassa's bepaalde beeld inclusief de ter plaatse door de
infrastructuur, de begroeiing en andere door de mens aangebrachte (kunstmatige)
elementen gevormde ruimte(n).
de vergroting van een bestaande ruimte
in een hoofdgebouw, die qua afmetingen en/of in visueel opzicht (onder meer wat
betreft (goot)hoogte, dakhelling en/of dakvorm), ondergeschikt is aan het
hoofdgebouw.
de lijn waarin de voorgevel van een
bouwwerk is gelegen alsmede het verlengde daarvan.
de grens van het bouwvlak die gericht
is naar de weg en waarop de bebouwing is c.q. moet worden georiënteerd.
een constructie geen gebouw of
bouwwerk zijnde.
een complex van ruimten, geschikt en
bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.
Bij de
toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
de
oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen.
tussen de buitenwerkse
hoofdgevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren.
vanaf het
peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een
daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
tussen de
onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het
hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
vanaf het
peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw
zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen,
antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
tussen de
buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van de scheidingsmuren neerwaarts
geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter
plaatse van het bouwwerk.
- voor
bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte
van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang vermeerderd met
- in
andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld of het
afgewerkte bouwterrein vermeerderd met
De voor
‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a groenvoorzieningen;
b bermen en beplantingen;
c speelvoorzieningen;
d waterhuishoudkundige voorzieningen;
e nutsvoorzieningen;
f voorzieningen voor langzaam verkeer;
g inritten;
h parkeervoorzieningen.
Op deze gronden
mogen alleen gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen worden gebouwd, met
dien verstande dat:
a de
oppervlakte niet meer dan
b de
hoogte niet meer dan
Voor het
bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a De bouwhoogte van speeltoestellen mag
niet meer dan
b De bouwhoogte van lichtmasten mag niet
meer dan
c De bouwhoogte van overige bouwwerken,
geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan
De voor
‘Verkeer - Verblijfsgebied’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a voorzieningen voor verkeer en
verblijf;
b parkeervoorzieningen;
c groenvoorzieningen;
d speelvoorzieningen;
e waterhuishoudkundige voorzieningen;
f nutsvoorzieningen;
g (muziek)kiosk, abri’s, telefooncellen,
straatmeubilair, e.d.
Op deze
gronden mogen alleen gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen worden gebouwd,
met dien verstande dat:
a de
oppervlakte niet meer dan
b de
hoogte niet meer dan
Voor het
bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a De
bouwhoogte van speeltoestellen mag niet meer dan
b De
bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer dan
c De
bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan
De voor
‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a wonen;
b aan-huis-verbonden beroepen;
c parkeerdoeleinden;
d groenvoorzieningen;
e tuinen, erven en verharding.
Voor het
bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
a Ter plaatse van de aanduiding:
1
‘aaneengebouwd’;
2
‘gestapeld’;
dient
de aangegeven bebouwingstypologie te worden aangehouden.
b Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen
het aangegeven bouwvlak worden gebouwd.
c Overschrijding van het bouwvlak is
uitsluitend toegestaan indien dit uit verkeerskundig oogpunt niet onaanvaardbaar
is, met ondergeschikte onderdelen van gebouwen, zoals erkers, luifels en
balkons, met dien verstande dat:
1 de diepte niet meer mag bedragen dan
2 de diepte van balkons niet meer mag
bedragen dan 2 m uit de voorgevel;
3 de afstand tot de openbare weg mag
niet minder bedragen dan
4 de breedte van een erker niet meer mag
bedragen dan 50% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw.
d De voorgevel moet worden gesitueerd in
de voorgevelrooilijn dan wel op een afstand van maximaal
e De breedte van hoofdgebouwen mag niet
meer bedragen dan
f De diepte van hoofdgebouwen mag niet
meer bedragen dan
g De goothoogte mag niet meer bedragen
dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’ is
aangegeven.
h De bouwhoogte mag niet meer dan ter
plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’ is aangegeven.
Voor het bouwen
van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:
a Aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen
zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd.
b Aan- en uitbouwen en bijgebouwen
dienen op een afstand van ten minste
c Achter de achtergevel van het
hoofdgebouw moet een aaneengesloten open ruimte aanwezig zijn van ten minste
d Het bebouwingspercentage van het
gedeelte van de gronden gelegen achter de achtergevelrooilijn van het
hoofdgebouw mag maximaal 50% bedragen.
e Het bebouwde oppervlak van de aan- en
uitbouwen en bijgebouwen op een bouwperceel mag maximaal
f Bij aaneengebouwde woningen mag de
diepte van een uitbouw aan de achtergevel maximaal
g De goothoogte mag niet meer bedragen
dan
h De bouwhoogte mag niet meer bedragen
dan
Voor het
bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
a Bouwwerken,
geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouwd binnen en buiten het bouwvlak.
b De
bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan
c De
bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen
dan
Het bevoegd
gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken:
a van het bepaalde in 5.2.1 onder g voor
het overschrijden van de maximaal toegestane goothoogte met niet meer dan
Binnen de
bestemming ‘Wonen’ is de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep
toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de
volgende bepalingen van toepassing zijn:
a De
omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte
van de bebouwing tot een maximum van
b Het
gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het
verkeer en mag geen toename van de parkeerdruk in de omgeving veroorzaken.
c Detailhandel
mag alleen plaatsvinden ondergeschikt aan en in direct verband met het
aan-huis-verbonden beroep.
d De
activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving.
e De
activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner(s).
Het bevoegd
gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde
in 5.4.1 onder a voor het gebruik van de woning voor een aan-huis-verbonden
beroep tot een oppervlakte van maximaal
a de
omvang van de activiteit niet meer dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte
van de bebouwing mag bedragen.
b het
bepaalde in 5.4.1 onder b, c, d en e van overeenkomstige toepassing is.
De voor
‘Waarde - Archeologie
a
Voor
het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende
bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen,
voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan
b
Indien
uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de
gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden
verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden
verbinden aan de het bevoegd gezag:
1
de
verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor
archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
2
de
verplichting tot het doen van opgravingen;
3
de
verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te
laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische
monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de het bevoegd gezag
te stellen kwalificaties.
Het bevoegd
gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde
in lid 6.2 sub a indien de archeologische waarde van het terrein in andere
beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.
Het is binnen
deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de
volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
a
het
uitvoeren van grondbewerkingen met een oppervlakte groter dan
b
het
graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van
waterlopen, sloten en greppels;
c
het
aanleggen van leidingen dieper dan
Het in lid
6.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
a
het
normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis
zijn;
b
reeds
in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds
mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
a
De
in lid 6.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de
archeologische waarden van de gronden.
b
Alvorens
over de aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager een rapport te overleggen
waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal
worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is
vastgesteld.
c
Een
rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de
archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende
is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.
a
In
het belang van de archeologische monumentenzorg kan het bevoegd gezag regels
verbinden aan een omgevingsvergunning voor het slopen.
b
Aan
de omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag de regel verbinden dat de
sloopwerken vanaf het maaiveld en dieper worden begeleid door een deskundige
wanneer de latere verstoringsdiepte dieper reikt dan
c
Indien
tijdens de begeleiding van de sloopwerken van zeer hoge waarde worden
aangetroffen, wordt hiervan onmiddellijk melding gemaakt bij het bevoegd gezag
die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende voorwaarden
kunnen verbinden aan de omgevingsvergunning.
De
voor ‘Waarde - Archeologie
a
Voor
het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende
bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen,
voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan
b
Indien
uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de
gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden
verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden
verbinden aan de omgevingsvergunning:
1
De
verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor
archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden.
2
De
verplichting tot het doen van opgravingen.
3
De
verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te
laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische
monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de
omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
Het
bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het
bepaalde in lid 7.2 sub a indien de archeologische waarde van het terrein in
andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.
Het
is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een
omgevingsvergunning voor het aanleggen de volgende werken en werkzaamheden uit
te voeren of te laten uitvoeren:
a
het
uitvoeren van grondbewerkingen met een oppervlakte groter dan
b
het
graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van
waterlopen, sloten en greppels;
c
het
aanleggen van leidingen dieper dan
Het
in lid 7.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden
welke:
a
het
normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis
zijn;
b
reeds
in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen
worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
a
De
in lid 7.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de
archeologische waarden van de gronden.
b
Alvorens
over de aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager een rapport te overleggen
waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal
worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is
vastgesteld.
c
Een
rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de
archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende
is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.
a
In
het belang van de archeologische monumentenzorg kan het bevoegd gezag regels
verbinden aan een omgevingsvergunning voor het slopen.
b
Aan
de omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag de regel verbinden dat de
sloopwerken vanaf het maaiveld en dieper worden begeleid door een deskundige
wanneer de latere verstoringsdiepte dieper reikt dan
c
Indien
tijdens de begeleiding van de sloopwerken van zeer hoge waarde worden
aangetroffen, wordt hiervan onmiddellijk melding gemaakt bij het bevoegd gezag
die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende voorwaarden
kunnen verbinden aan de omgevingsvergunning.
Grond welke
eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan
uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling
van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Onder
strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:
a gebruik
van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een
seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie;
b het
gebruik van bijgebouwen bij een woning als zelfstandige woningen en als
afhankelijke woonruimte.
De gronden voorzien
van de aanduiding ‘vrijwaringszone - molenbiotoop’ zijn naast de overige
daaraan gegeven bestemmingen mede bestemd voor het beschermen van de functie
van de in dit gebied voorkomende molen als werktuig en van zijn waarde als
landschapsbepalend element.
In afwijking
van hetgeen elders in deze regels is bepaald ten aanzien van het bouwen
krachtens de overige bestemmingen van deze gronden, gelden voor het bouwen op
of in de in deze bestemming begrepen gronden de volgende regels:
a Binnen een straal van
b Binnen een straal van
c In afwijking van het bepaalde onder a
en b is bestaande bebouwing, alsmede vervangende nieuwbouw wel toegestaan, mits
de windvang en de aanwezige cultuurhistorische karakteristieken van de molen
niet onevenredig worden aangetast.
a Het is verboden zonder of in afwijking
van een omgevingsvergunning hoogopgaand
groen met een hoogte van meer dan
b Het onder a vervatte verbod is niet
van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
1 het normale onderhoud betreffen
overeenkomstig de overige bestemmingen van deze gronden, dan wel van
ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik
overeenkomstig de bestemming;
2 reeds in uitvoering zijn op het
tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
3 reeds mogen worden uitgevoerd
krachtens een verleende omgevingsvergunning.
c De onder a genoemde omgevingsvergunning
kan slechts worden verleend,
indien door de werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct,
hetzij indirect te verwachten gevolgen, het huidige en/of het toekomstige
functioneren van de molen als werktuig door windbelemmering en/of waarde van de
molen als landschapsbepalend element, niet onevenredig in gevaar wordt of kan
worden gebracht.
Het bevoegd gezag kan een
omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:
a van
de in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van
die maten, afmetingen en percentages;
b van
de regels en toestaan dat het bouwvlak in geringe mate wordt overschreden,
indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
c van
de regels voor de bouw van een luifel aan de voorgevel van een hoofdgebouw, geen
woning zijnde, mits:
1 de
diepte gemeten vanuit de voorgevel niet meer dan
2 de
hoogte niet meer bedraagt dan de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw;
3 er
geen bezwaren bestaan vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid;
d van
de regels en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van
het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening
van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar aard daarmee gelijk te stellen
gebouwtjes worden gebouwd, mits:
1 de
inhoud per gebouwtje niet meer dan
2 de
bouwhoogte niet meer dan
e van
de regels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde,
en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt
vergroot:
1 ten
behoeve van reclamemasten tot maximaal
2 ten
behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal
3 ten
behoeve van waarschuwings- en/of communicatiemasten tot maximaal
f van
bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de
bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals
schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en technische ruimten, mits:
1 de
maximale oppervlakte van de vergroting niet meer dan 10% van het betreffende
platte dakvlak of de horizontale projectie van het schuine dakvlak zal
bedragen;
2 de
bouwhoogte niet meer dan 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende
gebouw zal bedragen.
De hierboven
geregelde omgevingsvergunningen kunnen worden verleend indien hierdoor de
belangen van derden niet onevenredig worden geschaad en de stedenbouwkundige
samenhang niet onevenredig wordt aangetast.
Er zal sprake
zijn van een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige samenhang indien:
- de
bebouwingskarakteristiek (vrijstaand, twee-aaneen, aaneengebouwd) wordt
aangetast;
- de
karakteristiek van de open ruimte wordt aangetast;
- historische
of stedenbouwkundige betekenis van bebouwing wordt aangetast.
Waar in dit
plan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op de
regelingen zoals die luidden op het tijdstip van de terinzagelegging van het
ontwerpbestemmingsplan.
a Een bouwwerk dat op het tijdstip van
inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel
kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en
afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt
vergroot,
1 gedeeltelijk worden vernieuwd of
veranderd;
2 na het teniet gaan ten gevolge van een
calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de
omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop
het bouwwerk is teniet gegaan.
b Het bevoegd gezag kan eenmalig in
afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het
vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
c Het bepaalde onder a is niet van
toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van
inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd
met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat
plan.
a Het
gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van
inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden
voortgezet.
b Het
is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het
bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat
plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en
omvang wordt verkleind.
c Indien
het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van
inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt
onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten
hervatten.
d Het
bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was
met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de
overgangsbepalingen van dat plan.
Deze regels
worden aangehaald als:
Regels van
het bestemmingsplan ‘Achter de Poort’.
Rosmalen, januari 2012
Vastgesteld: 26 januari 2012.
Onherroepelijk: 3 mei 2012