^

 

 

ARTIKEL

16

WONEN

 

 

16.1

Bestemmingsomschrijving

 

 

 

De voor "Wonen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.    bewoning en daar­bij beho­rende doeleinden;

b.    ter plaatse van de aanduiding “cultuurhistorische waarden”, tevens voor be­houd en herstel van de cultuurhistorische waarden behorend bij de aan de omgeving eigen situering van de bebouwing en de aan de omgeving eigen perceelindeling, waarbij onder cultuurhistorische waarde wordt verstaan: de aan een bouwwerk, een werk of een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschie­denis van dat bouwwerk, dat werk of dat gebied heeft gemaakt.

 

 

16.2

Bouwregels

 

 

16.2.1

Op gronden met de bestemming “Wonen” mogen uitsluitend worden gebouwd:

a.    woningen;

b.    bij de woningen behorende bijgebouwen;

c.    bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

d.    ruimten voor een aan huis gebonden beroep en/of een aan huis ge­bon­den bedrijf, mits de woonfunctie over tenminste 70% van de totale inhoud van de gebouwen op het betreffende bouwperceel gehandhaafd blijft, waarbij wordt verstaan onder aan huis gebonden beroep:

       het uitoefenen van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op zakelijk (niet zijnde detailhandel), maatschappelijk, juridisch, administra­tief, persoonlijk, medisch, therapeutisch, kunstzinnig dan wel ontwerptech­nisch ge­bied, dat door zijn beperkte omvang in een woning met daarbij behorende ge­bouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitge­oefend door de gebruiker van de woning,

       en onder aan huis gebonden bedrijf:

       het beroepsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid waarvan de omvang in een woning met bijbehorende gebouwen past en de woonfunctie behouden blijft door de gebruik(st)er van de woning;

met dien verstande dat, voor zover ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - kasteel”, uitsluitend mogen worden ge­bouwd:

e.    al dan niet gestapelde woningen binnen de bestaande gebouwen;

f.    bouwwerken, geen gebouwen zijnde, conform de bestaande verschijningsvorm.

 

 

16.2.2

Voor het bouwen van de in lid 16.2.1 sub a genoemde woningen (i.c. hoofdgebouwen) gelden de bepalingen zoals deze in de onderstaande tabel zijn opgenomen, met dien verstande dat, indien de be­staande goothoogte hoger is, deze hogere maat maatgevend is.


 

 

 

ter plaatse van de aanduiding:

toegestane bouwvorm:

 

bouwhoogte

 

 

 

 

            max. m

goothoogte

 

 

 

    

        max. m

afstand tot zijdelingse perceelgrens (zie ook lid 16.2.3 en 16.2.4)

                min. m

specifieke bouwaanduiding - av

vrijstaand

 

7

3

3

specifieke bouwaanduiding  - ar

aaneengebouwd

 

7

3

3

specifieke bouwaanduiding  - bv

vrijstaand

 

8

4

3

specifieke bouwaanduiding  - bvh

vrijstaand of twee-aaneen

 

8

4

3

specifieke bouwaanduiding  - cv

vrijstaand

 

9

5

3

specifieke bouwaanduiding  - dv

vrijstaand

 

12

6

3

specifieke bouwaanduiding  - dvh

vrijstaand of twee-aaneen

 

12

6

3

specifieke bouwaanduiding  - dhr

twee-aaneen of aaneengebouwd

 

12

6

3

specifieke bouwaanduiding  - dr

aaneengebouwd

 

12

6

3

 

 

 

 

 

 

 

 

 

16.2.3

Niet van toepassing is het gestelde in lid 16.2.2 ten aanzien van de afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens indien het betreft een gemeenschappelijke perceelsgrens tussen woningen die aan elkaar mogen worden gebouwd of een zijdelingse perceelsgrens die samenvalt met de bouwgrens.

 

 

16.2.4

De afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens mag minder bedragen dan in lid 16.2.2 genoemd, indien de bestaande afstand gerin­ger is, met dien verstande dat in dat geval de afstand niet minder mag be­dragen dan de bestaande afstand.

 

 

16.2.5

De horizontale diepte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 15 m.

 

 

16.2.6

Voor het bouwen van de in lid 16.2.1 sub a, b en d genoemde bouwwerken mag het bebouwings­percentage niet meer bedragen dan 60%, met dien verstande dat, voor zover een aanduiding "maximum bebouwingspercentage (%)" is opge­nomen, het bebouwingspercentage niet meer mag bedragen dan ter plaatse van die aanduiding is aangegeven.

 

 

16.2.7

Het aantal woningen per bouwperceel mag niet meer bedragen dan het be­staande, met dien verstande dat, voor zover een aanduiding "maximum aantal wooneenheden" is opge­nomen, het aantal woningen per bouwperceel niet meer mag bedragen dan ter plaatse van die aanduiding is aangegeven.

 

 

16.2.8

Voor het bouwen van de in lid 16.2.1 sub b genoemde bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:

a.    de gezamenlijke oppervlakte van alle bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 75 m2;

b.    het aantal vrijstaande bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3;

c.    bijgebouwen dienen tenminste 1 meter achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan te worden gebouwd;

d.    indien de afstand tot de perceelgrens meer bedraagt dan 1,50 m, mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan 6 m;

e.    indien de afstand tot de perceelgrens minder bedraagt dan 1,50 m, mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan 3 m;

f.    de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m;

g.    indien het een aangebouwd bijgebouw aan een hoofdgebouw betreft is het gestelde in sub f niet van toepassing en mag de goothoogte niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw plus 0,30 m.

 

 

16.2.9

Voor het bouwen van de in lid 16.2.1 sub c genoemde bouwwerken, geen ge­bouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

a.    de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg ge­keerde voorgevel(s) dan wel het verlengde daarvan mag niet meer bedragen dan 1 m;

b.    de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg ge­keerde voorgevel(s) dan wel het verlengde daarvan mag niet meer bedragen dan 2 m, mits deze op minimaal 1 m achter de naar de weg gekeerde voorgevel(s) van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan worden ge­bouwd;

c.    de bouwhoogte van pergola's mag niet meer bedragen dan 2,50 m;

d.    de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 m.

 

 

16.3

Specifieke gebruiksregels

 

 

16.3.1

Tot een gebruik strijdig met de bestemming “Wonen” wordt in ieder geval gerekend:

a.    het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;

b.    een gebruik van gronden en bouwwerken voor (detail)handel, met uitzonde­ring van detailhandel zoals toegestaan op grond van deze regels.

 

 

16.3.2

Voor zover het betreft vrijstaande en halfvrij­staande woningen, zal een vanaf de openbare weg bereikbaar gedeelte van het bouwperceel zijn bedoeld voor het al dan niet overdekt stallen van ten minste één auto per woning, tenzij de mogelijkheid tot het maken van een dergelijke voorziening redelijkerwijs ontbreekt.

 

 

16.4

Wijzigingsbevoegdheid

 

 

 

Burgemeester en wethouders kunnen het plan, met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening en de algemene procedureregels van dit plan, wijzigen ter plaatse van de aanduiding “cultuurhistorische waarden”, ten einde kantoor- en praktijkruimten, zijnde ruimten waarvan de aard en indeling zijn afgestemd op de uitoefening van administratieve, medische, paramedische, sociaal-wetenschappelijke en andere hiermede vergelijkbare beroepen, atelier-, opslag- en stallingsruimte en ruimten voor ambachtelijke- en detail­handelsdoeleinden mogelijk te maken, met dien verstande dat:

a.    de wijziging geschiedt door het betreffende bouwperceel tevens aan te wijzen voor de betreffende functie(s);

b.    slechts tot wijziging wordt overgaan indien, voor zover het betreft kan­toor- en praktijkruimten, de woonfunctie over tenminste 40% van de totale inhoud der gebouwen op het betreffende bouwperceel gehand­haafd blijft en, voor zover het betreft atelier-, opslag- en stallingsruimte en ruimten voor ambachtelijke- en detailhandelsdoeleinden, de woon­functie over tenminste 70% van de totale inhoud der gebouwen op het betreffende bouwperceel gehandhaafd blijft;

c.    bij de wijziging aard en omvang van de betrokken nevenactiviteit nader worden aangeduid;

d.    in de omgeving van de betreffende woning geen onevenredige vergro­ting van de verkeers- en parkeerdruk optreedt, met dien verstande dat het parkeren ten behoeve van de betreffende activiteit op eigen terrein dient plaats te vinden;

e.    behoudens in- en uitladen, geen activiteiten op het open erf en/of in de openbare ruimte rond de betreffende woning mogen plaatsvinden;

f.    op het bij de betreffende woning behorende open erf geen uitstalling of buitenopslag van goederen ten behoeve van de betreffende activiteit mag plaatsvinden;

g.    de betreffende activiteit door haar aard en visuele aspecten, zoals re­clame-uitingen en technische installaties, het woonkarakter van de buurt niet onevenredig aantast;

h.    voor zover het betreft detailhandelsdoeleinden, deze uitsluitend zijn toe­gestaan als een ondergeschikte nevenactiviteit bij een overigens volgens dit lid toegestane activiteit;

i.     voor zover het betreft ambachtelijke doeleinden, deze activiteit behoort tot een bedrijf, dat in vergelijking met bedrijven die in de tot het plan behorende “Staat van bedrijfsactiviteiten” tot de categorie 1 behoren, niet in meerdere mate een blijvend onevenredige afbreuk doet aan het woon- of leefmi­lieu;

j.     op het in sub a bedoelde bouwperceel, onverminderd de volgens dit arti­kel overigens mogelijke bouwwerken, tevens ruimten gebouwd mo­gen worden voor de in sub a bedoelde functies;

k.    bij de bouw van de in sub i bedoelde ruimten de overige bepalingen van dit artikel onverkort in acht genomen moeten worden.