Inhoud

Hoofdstuk 1      Inleidende regels  1

Artikel 1      Begrippen  1

Artikel 2      Wijze van meten  4

Hoofdstuk 2      Bestemmingsregels  5

Artikel 3      Groen  5

Artikel 4      Verkeer 7

Artikel 5      Wonen  9

Hoofdstuk 3      Algemene regels  11

Artikel 6      Anti-dubbeltelbepaling  11

Artikel 7      Algemene bouwregels  11

Artikel 8      Algemene gebruiksregels  11

Artikel 9      Algemene afwijkingsregels  12

Artikel 10    Algemene wijzigingsregels  13

Hoofdstuk 4      Overgangs- en  slotregels  15

Artikel 11    Overgangsrecht 15

Artikel 12    Slotregel 16

 





Hoofdstuk 1            Inleidende regels

Artikel 1                   Begrippen

 

In deze regels wordt verstaan onder:

 

plan:

het bestemmingsplan ‘Buren, Appelgaard’ met identificatienummer NL.IMRO.0214.BURBP20110001-vg01 van de gemeente Buren.

 

bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

 

aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

 

aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

 

aan huis gebonden bedrijf:

het beroepsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid waarvan de omvang in een woning met bijbehorende gebouwen past en de woonfunctie behouden blijft door de gebruik(st)er van de woning.

 

aan huis gebonden beroep:

het uitoefenen van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op zakelijk (niet zijnde detailhandel), maatschappelijk, juridisch, administratief, persoonlijk, medisch, therapeutisch, kunstzinnig dan wel ontwerptechnisch gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning met daarbij behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend door de gebruik(st)er van de woning.

 

bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

bebouwingspercentage:

een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van het met een aanduiding aangegeven gebied, dat ten hoogste tot het bebouwd oppervlak mag behoren.

 

bestaand:

a      bij bouwwerken:

bouwwerken die op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan bestonden of in uitvoering waren, dan wel gebouwd zijn of gebouwd kunnen worden overeenkomstig de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of krachtens die wet gegeven voorschriften;

b      bij gebruik:

gebruik dat op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan, voor zover betrekking hebbend op het desbetreffende gebruik, bestond.

 
bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

 

bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

 

bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

 

bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

 

bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van kelder en zolder.

 

bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

 

bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel.

 

bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

 

bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

 

detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, en het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

 

gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk

met wanden omsloten ruimte vormt.

 

infiltratie:

een fijnmazige structuur voor waterinfiltratie met een zuiverende werking.

 

omgevingsvergunning:

een vergunning als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, zoals deze wet luidde ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan.

 

overig bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct een duurzaam met de aarde is verbonden.

 

pand:

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

 

prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

 

voorgevel:

de kennelijke voorgevel van een gebouw.

 

woning:

een (gedeelte van een) gebouw, niet zijnde een woonwagen, dat dient voor de huisvesting van één huishouden.





Artikel 2                   Wijze van meten

 

2.1             Meetwijze

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

 

de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

 

de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

 
de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

 

de horizontale bouwdiepte:

vanaf de voorgevel van een hoofdgebouw tot aan de achtergevel van het zelfde hoofdgebouw, bijgebouwen buiten beschouwing gelaten.

 
de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

 

de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

 

peil:

a      Voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang direct aan een weg grenst:

de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;

b      In andere gevallen:

de gemiddelde hoogte van het aansluitende, oorspronkelijke maaiveld.

 

2.2             Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, trappenhuizen, gevel- en kroonlijsten, regenpijpen, stoeptreden, luifels, balkons en overstekende daken, buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.





Hoofdstuk 2            Bestemmingsregels

Artikel 3                   Groen

 

3.1             Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a      groenvoorzieningen en bermen;

b      voet- en fietspaden;

c       speelvoorzieningen;

d      voorzieningen voor waterzuivering, infiltratie en waterberging, waaronder wadi’s en infiltratiegebieden, met een oppervlakte van minste 600 m2 en een inhoud van ten minste 300 m3;

e      in- en uitritten;

f        buis- en kabelverbindingen voor riolering, nutsbedrijven en overeenkomstige doeleinden;

g       nutsvoorzieningen.

 

3.2             Bouwregels

 

3.2.1         Toegestane bouwwerken

Op gronden met de bestemming ‘Groen’ mogen uitsluitend worden gebouwd:

a      zitbanken, beeldhouwwerken en daarmee gelijk te stellen kunstzinnige elementen;

b      toestellen voor sport en spel;

c       terreinafscheidingen en (keer)muren;

d      bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, zoals lichtmasten en verkeers- en verwijsborden;

e      bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen, zoals transformatoren, gasvoorzieningen en naar de aard daarmee gelijk te stellen voorzieningen;

f        bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de waterhuishouding, de waterberging, de waterzuivering en de hemelwaterinfiltratie;

g       balkons ten behoeve van de op de aangrenzende bestemming gelegen hoofdgebouwen;

h      bouwwerken ten behoeve van in- en uitritten.

 

3.2.2         Maatvoering

Voor het bouwen van de in lid 3.2.1 genoemde bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

a      De bouwhoogte van de in lid 3.2.1 sub a genoemde beeldhouwwerken en daarmee gelijk te stellen kunstzinnige elementen mag niet meer bedragen dan 9 m.

b      De bouwhoogte van de in lid 3.2.1 sub b genoemde toestellen voor sport en spel mag niet meer bedragen dan 3 m.

c       De bouwhoogte van de in lid 3.2.1 sub c genoemde terreinafscheidingen en (keer)muren mag niet meer bedragen dan 1 m.

d      De bouwhoogte van de in lid 3.2.1 sub d genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer bedragen dan 10 m.

e      De bouwhoogte van de in lid 3.2.1 sub e genoemde bouwwerken mag niet meer bedragen dan 1 m en de oppervlakte daarvan mag niet meer bedragen dan 2 m².

f        De bouwhoogte van de in lid 3.2.1 sub f genoemde bouwwerken mag niet meer bedragen dan 1 m.

g       De in lid 3.2.1 sub g genoemde balkons mogen de bestemmingsgrens met niet meer dan 2 m overschrijden.

h      De bouwhoogte van de in lid 3.2.1 sub h genoemde bouwwerken mag niet meer bedragen dan 2 m.

 

3.3             Afwijken van de gebruiksregels

 

3.3.1         Afwijken parkeervoorzieningen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in lid 3.1 ten behoeve van het gebruik van de gronden voor en van de aanleg van parkeervoorzieningen met dien verstande dat:

a      de parkeervoorzieningen uitsluitend bedoeld zijn om de parkeerdruk ter plaatse te ondervangen;

b      geen onevenredige belemmering voor de verkeersstromen ter plaatse ontstaat;

c       geen onevenredige aantasting van het woon- en leefmilieu ter plaatse ontstaat;

d      het parkeren niet doeltreffend op eigen terrein van woningen, of andere functies waar het parkeren bij behoord, gerealiseerd kan worden;

e      er geen onevenredige aantasting van een structurele groenvoorziening ontstaat;

f        indien het verhard oppervlak toeneemt, aangegeven wordt op welke wijze wordt voorzien in compenserende maatregelen voor hemelwaterinfiltratie/- berging.





Artikel 4                   Verkeer

 

4.1             Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a      wegen, voet- en fietspaden, met bermen;

b      parkeervoorzieningen;

c       groenvoorzieningen;

d      water en afwateringsdoeleinden;

e      buis- en kabelverbindingen voor riolering, nutsbedrijven en overeenkomstige doeleinden;

f        nutsvoorzieningen;

g       het tijdelijk plaatsen van kramen en wagens ten behoeve van het te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen, dan wel ten behoeve van het aanbieden van diensten, mits geen onevenredige aantasting optreedt van het woon- en leefmilieu ter plaatse.

 

4.2             Bouwregels

 

4.2.1         Toegestane bouwwerken

Op gronden met de bestemming ‘Verkeer’ mogen uitsluitend worden gebouwd:

a      abri's;

b      zitbanken, beeldhouwwerken en daarmee gelijk te stellen kunstzinnige elementen;

c       terreinafscheidingen en (keer)muren;

d      bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, zoals lichtmasten en verkeers- en verwijsborden;

e      weg- en waterbouwkundige kunstwerken, zoals bruggen en duikers;

f        bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen, zoals transformatoren, gasvoorzieningen en naar de aard daarmee gelijk te stellen voorzieningen;

g       balkons ten behoeve van de op de aangrenzende bestemming gelegen hoofdgebouwen.

 

4.2.2         Maatvoering

Voor het bouwen van de in lid 4.2.1 genoemde bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

a      De bouwhoogte van de in lid 4.2.1 sub a genoemde abri’s mag niet meer bedragen dan 3 m.

b      De bouwhoogte van de in lid 4.2.1 sub b genoemde beeldhouwwerken en daarmee gelijk te stellen kunstzinnige elementen mag niet meer bedragen dan 9 m.

c       De bouwhoogte van de in lid 4.2.1 sub c genoemde terreinafscheidingen en (keer)muren mag niet meer bedragen dan 1 m.

d      De bouwhoogte van de in lid 4.2.1 sub d genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer bedragen dan 10 m.

e      De bouwhoogte van de in lid 4.2.1 sub f genoemde bouwwerken mag niet meer bedragen dan 1 m en de oppervlakte daarvan mag niet meer bedragen dan 2 m².

f        De in lid 4.2.1 sub g genoemde balkons mogen de bestemmingsgrens met niet meer dan 2 m overschrijden.





Artikel 5                   Wonen

 

5.1             Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a      bewoning en daarbij behorende doeleinden;

b      parkeervoorzieningen.

 

5.2             Bouwregels

 

5.2.1         Toegestane bouwwerken

Op gronden met de bestemming ‘Wonen’ mogen uitsluitend worden gebouwd:

a      woningen;

b      ruimten voor een aan huis gebonden beroep en/of een aan huis gebonden bedrijf;

c       bouwwerken ten behoeve van parkeervoorzieningen;

d      bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

5.2.2         Woningen

Voor het bouwen van de in lid 5.2.1 sub a genoemde woningen (i.c. hoofdgebouwen) en de in sub b en c genoemde bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

a      Ter plaatse van de aanduiding ‘gestapeld’ mogen uitsluitend gestapelde woningen worden gebouwd.

b      Het aantal woningen per bouwperceel mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’ is aangegeven.

c       Het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage (%)’ is aangegeven.

d      De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bouwhoogte (m)’ is aangegeven.

e      Onderdoorgangen zijn toegestaan, mits de vrije ruimte niet minder bedraagt dan 2,5 m.

 

5.2.3         Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van de in lid 5.2.1 sub d genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

a      de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde voorgevel(s) dan wel het verlengde daarvan mag niet meer bedragen dan 1 m, met uitzondering van toegangspoorten, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 1,5 m;

b      de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde voorgevel(s) dan wel het verlengde daarvan mag niet meer bedragen dan 2 m, mits deze op minimaal 1 m achter de naar de weg gekeerde voorgevel(s) van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan worden gebouwd;

c       de bouwhoogte van pergola's mag niet meer bedragen dan 2,50 m;

d      de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dan genoemd onder a, b en c mag niet meer bedragen dan 2 m.

 

5.3             Specifieke gebruiksregels

 

5.3.1         Strijdig gebruik

Tot een gebruik strijdig met de bestemming ‘Wonen’ wordt in ieder geval gerekend:

a      een gebruik van gronden en bouwwerken voor (detail)handel.

 

5.3.2         Aan huis gebonden beroep

Het uitoefenen van een aan huis gebonden beroep is toegestaan, mits de woonfunctie over ten minste 70% van de totale inhoud van de woning gehandhaafd blijft.





Hoofdstuk 1            Algemene regels

Artikel 6                   Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan, waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.





Artikel 7                   Algemene bouwregels

 

7.1             Bouwvlak en bouwgrens

a      Gebouwen dienen binnen een bouwvlak gebouwd te worden.

b      Hoofdgebouwen dienen, voor zover het woningen betreffen, met een naar de weg gekeerd gevelvlak geplaatst te worden.

 

7.2             Afwijken bouwgrens

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in lid 7.1, ten behoeve van het niet bouwen in de bouwgrens aan de wegzijde van het bouwvlak, indien en voor zover de overschrijding van de betreffende bouwgrens niet meer bedraagt dan 1 m en de terugplaatsing ten opzichte van die bouwgrens niet meer bedraagt dan 1 m.





Artikel 8                   Algemene gebruiksregels

Onder gebruik in strijd met de regels van dit plan wordt in ieder geval verstaan:

a      gebruik als seksinrichting, zijnde een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden en waaronder in elk geval wordt verstaan een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

b      gebruik als escortbedrijf, zijnde een natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend;

c       gebruik als smartshop, zijnde een ruimte waarin detailhandel plaatsvindt in psychotrope stoffen;

d      gebruik als coffeeshop, zijnde een alcoholvrije horecagelegenheid waar handel in en gebruik van softdrugs plaatsvindt;

e      gebruik als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als stort- en/of opslagplaats voor normaal gebruik.





Artikel 9                   Algemene afwijkingsregels

 

9.1             Erkers

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van het plan ten behoeve van de bouw van erkers buiten een bouwvlak mits de overschrijding van bouwgrens niet meer bedraagt dan 1,50 m, in geval de erker aan de wegzijde van het bouwvlak wordt gebouwd, de afstand tot de bestemmingsgrens ten minste 2 m dient te bedragen en de erker ten hoogste 2/3 van de breedte van de gevel waaraan de erker wordt gebouwd, in beslag neemt.

 

9.2             Evenementen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van het plan voor het gebruik van gronden voor het houden van meerdaagse evenementen, waaronder worden verstaan kermissen, jaarmarkten, tentfeesten en daarmee vergelijkbare evenementen.

 

9.3             Grenzen en aanduidingen

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, bij een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van het plan ten behoeve van:

a      het afwijken van bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak, indien en voor zover afwijking noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein en er geen dringende redenen zijn die zich tegen de afwijking verzetten, mits de afwijking ten opzichte van hetgeen in het plan is aangegeven niet meer bedraagt dan 2,50 m;

b      het afwijken van bouwgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak, niet zijnde bestemmingsgrenzen, indien en voor zover afwijking noodzakelijk is uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de grond, mits de afwijking ten opzichte van hetgeen in het plan is aangegeven niet meer bedraagt dan 2,50 m;

c       de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 m.

 

9.4             Nutsvoorzieningen e.d.

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van het plan ten behoeve van de bouw van bouwwerken voor nutsvoorzieningen zoals pompgemalen, verdeel-, regel- of transformatorruimten, telefooncentrales, telefooncellen, geldautomaten en abri's, waarvan de inhoud niet meer mag bedragen dan 50 m³ en de hoogte niet meer mag bedragen dan 3 m, alsmede voor lichtmasten en vlaggenmasten met geen grotere hoogte dan 10 m.

 

9.5              Kleinschalig wonen met zorg

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor het verlenen van huisvesting van kleinschalig wonen met zorg. Het verzoek voor kleinschalig wonen met zorg moet voldoen aan de volgende criteria:

a      De grootte van het kleinschalig wonen met zorg moet afgestemd zijn op de omgeving en de beoogde doelgroep.

b      Er is sprake van een langdurend verblijf.

c       Er mag geen sprake zijn van een te grote clustering van kleinschalige woonvormen.

d      Kleinschalige woonvormen zijn op bedrijventerreinen niet toegestaan.

e      Er mag geen onevenredige verkeers- en parkeeroverlast voor de omgeving ontstaan.

f        Er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van het woon- en leefmilieu.





Artikel 10               Algemene wijzigingsregels

 

10.1        Nutsvoorzieningen

Burgemeester en wethouders kunnen het plan, met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, wijzigen waarbij gronden worden bestemd voor de bouw van bouwwerken voor verdeel-, regel- en transformatorruimten met een grotere goothoogte dan 3 m en een grotere inhoud dan 50 m³, met dien verstande dat de goothoogte niet meer mag bedragen dan 5 m en de inhoud niet meer mag bedragen dan 150 m³.





Hoofdstuk 2              Overgangs- en slotregels

Artikel 11               Overgangsrecht

 

11.1        Overgangsrecht bouwwerken

a      Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

1      gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

2      na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

b      Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10 %.

c       Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

11.2        Overgangsrecht gebruik

a      Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

b      Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

c       Indien het gebruik, bedoeld onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

d      Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.





Artikel 12               Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan ‘Buren, Appelgaard’.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Rosmalen, mei 2013                                                                      vastgesteld: 21 mei 2013