^

 

ARTIKEL

19

ALGEMENE WIJZIGINGSREGELS

 

 

19.1

Archeologische waarden

 

 

19.1.1

Burgemeester en wethouders kunnen het plan, met inachtneming van het be­paalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, wijzigen ten aanzien van de gronden met de bestemmingen "Waarde - Archeologisch onderzoekgebied 1" of "Waarde - Archeologisch onderzoekgebied 2", waarbij de bestemming ge­heel of gedeeltelijk vervalt indien op basis van ar­cheologisch onderzoek is aangetoond dat op de betreffende gronden geen archeologische waarden (meer) aan­wezig zijn, dan wel er niet langer ar­cheo­logische begeleiding of zorg nodig is.

 

 

19.1.2

Burgemeester en wethouders kunnen het plan, met inachtneming van het be­paalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, wijzigen waarbij gronden alsnog worden bestemd tot "Waarde - Archeologisch onderzoekgebied 1" of "Waarde - Archeologisch onderzoekgebied 2", indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn.

 

 

19.2

Nutsvoorzieningen

 

 

 

Burgemeester en wethouders kunnen het plan, met inachtneming van het be­paalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, wijzigen waarbij gronden worden bestemd voor de bouw van bouwwerken voor verdeel-, regel- en trans­formatorruimten met een grotere goothoogte dan 3 m en een grotere in­houd dan 50 m3, met dien ver­stande dat de goothoogte niet meer mag bedragen dan 5 m en de inhoud niet meer mag bedragen dan 150 m3.

 

 

19.3

Veiligheidszone - lpg

 

 

 

Burgemeester en wethouders kunnen het plan, met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, wijzigen met betrekking tot de ligging en omvang van de aanduiding "Veiligheidszone - lpg" indien uit een actualisatie of wijziging van de milieuvergunning dan wel uit een wijziging van de Regeling externe veiligheid inrichtingen blijkt dat de 10-6 contour voor het plaatsgebonden risico kleiner is geworden.