ARTIKEL |
7
|
WONEN
|
|
7.1 |
Bestemmingsomschrijving
|
|
|
De voor "Wonen" aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. bewoning en daarbij behorende doeleinden; b. voor behoud en herstel van de cultuurhistorische waarden behorend bij de aan de omgeving eigen situering van de bebouwing en de aan de omgeving eigen perceelindeling, waarbij onder cultuurhistorische waarde wordt verstaan: de aan een bouwwerk, een werk of een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk, dat werk of dat gebied heeft gemaakt; met dien verstande dat de gronden ter plaatse van de aanduiding "woonwagenstandplaats”, uitsluitend zijn bestemd voor bewoning met gebruikmaking van woonwagens en daarbij behorende voorzieningen.
|
|
7.2 |
Bouwregels
|
|
7.2.1 |
Op gronden met de bestemming “Wonen”, voor zover niet ter plaatse van de aanduiding "woonwagenstandplaats”, mogen uitsluitend worden gebouwd: a. vrijstaande woningen; b. bij de woningen behorende bijgebouwen; c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde; d. ruimten voor een aan huis gebonden beroep en/of een aan huis gebonden bedrijf, mits de woonfunctie over tenminste 70% van de totale inhoud van de gebouwen op het betreffende bouwperceel gehandhaafd blijft, waarbij wordt verstaan onder “aan huis gebonden beroep”: het uitoefenen van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op zakelijk (niet zijnde detailhandel), maatschappelijk, juridisch, administratief, persoonlijk, medisch, therapeutisch, kunstzinnig dan wel ontwerptechnisch gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning met daarbij behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend door de gebruiker van de woning, en onder “aan huis gebonden bedrijf”: het beroepsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid waarvan de omvang in een woning met bijbehorende gebouwen past en de woonfunctie behouden blijft door de gebruik(st)er van de woning.
|
|
7.2.2 |
Op gronden met de bestemming “Wonen” voor zover ter plaatse van de aanduiding "woonwagenstandplaats” mogen uitsluitend worden gebouwd of geplaatst: a. maximaal 2 woonwagens; b. per afzonderlijke standplaats: 1. één woonwagen, waarvan de goothoogte niet meer dan 4 m, de bouwhoogte niet meer dan 6 m en de oppervlakte niet meer dan 65 m2 mag bedragen; 2. één gebouw voor berging en sanitaire voorzieningen met een oppervlakte van ten hoogste 20 m2, een bouwhoogte van maximaal 5 m en een goothoogte van maximaal 3 m; 3. één opstap en afdak bij de toegangsdeur van de woonwagen met een oppervlakte van maximaal 1,50 x 2 m; 4. bouwwerken voor aansluiting op de nutsvoorziening en riolering; 5. windschermen met een bouwhoogte van maximaal 2,50 m; c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals lichtmasten met geen grotere bouwhoogte dan 5 m en terreinafschei dingen, sport- en speelwerktuigen, banken, afvalverzamelbakken en verwijsborden met geen grotere bouwhoogte dan 2,50 m.
|
|
7.2.3 |
Voor het bouwen van de in lid 7.2.1 sub a, b en d genoemde bouwwerken mag het bebouwingspercentage niet meer bedragen dan 60%, met dien verstande dat, voor zover een aanduiding "maximum bebouwingspercentage (%)" is opgenomen, het bebouwingspercentage niet meer mag bedragen dan ter plaatse van die aanduiding is aangegeven.
|
|
7.2.4 |
Het aantal woningen per bouwperceel mag niet meer bedragen dan het bestaande aantal.
|
|
7.2.5 |
Van een woning mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan 8 m en mag de goothoogte niet meer bedragen dan 4 m, met dien verstande dat, indien de bestaande goothoogte hoger is, deze hogere maat maatgevend is.
|
|
7.2.6 |
De horizontale diepte van een woning mag niet meer bedragen dan 15 m.
|
|
7.2.7 |
De afstand van een woning tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder bedragen dan 3 m, met dien verstande dat indien de bestaande afstand geringer is, de afstand niet minder mag bedragen dan de bestaande afstand.
|
|
7.2.8 |
Voor het bouwen van de in lid 7.2.1 sub b genoemde bijgebouwen gelden de volgende bepalingen: a. de gezamenlijke oppervlakte van alle bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 75 m2; b. het aantal vrijstaande bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3; c. indien de afstand tot de perceelgrens meer bedraagt dan 1,50 m, mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan 6 m; d. indien de afstand tot de perceelgrens minder bedraagt dan 1,50 m, mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan 3 m; e. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m; f. indien het een aangebouwd bijgebouw aan een hoofdgebouw betreft is het gestelde in sub e niet van toepassing en mag de goothoogte niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw plus 0,30 m.
|
|
7.2.9
|
Voor het bouwen van de in lid 7.2.1 sub c genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen: a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde voorgevel(s) dan wel het verlengde daarvan mag niet meer bedragen dan 1 m; b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde voorgevel(s) dan wel het verlengde daarvan mag niet meer bedragen dan 2 m, mits deze op minimaal 1 m achter de naar de weg gekeerde voorgevel(s) van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan worden gebouwd; c. de bouwhoogte van pergola's mag niet meer bedragen dan 2,50 m; d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 m.
|
|
7.3 |
Ontheffing van de bouwregels
|
|
|
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het gestelde in lid 7.2.2 voor de bouw van gemeenschappelijke voorzieningen dan wel voor de bouw van extra bouwwerken voor de stalling van voertuigen of bergingen, mits: a. de bouwhoogte maximaal 5 m en de goothoogte maximaal 3 m bedraagt; b. voor zover het betreft een stalling of berging, de oppervlakte van de bouwwerken tezamen, de woonwagen niet meegerekend, per standplaats ten hoogste 35 m2 bedraagt; c. de situatie op de aangrenzende standplaats niet onevenredig benadeeld wordt.
|
|
7.4 |
Specifieke gebruiksregels
|
|
7.4.1 |
Tot een gebruik, strijdig met de bestemming “Wonen” wordt in ieder geval gerekend: a. het gebruik van bijgebouwen voor bewoning; b. een gebruik van gronden en bouwwerken voor (detail)handel, met uitzondering van detailhandel zoals toegestaan op grond van deze regels.
|
|
7.4.2 |
Voor iedere woning zal een vanaf de openbare weg bereikbaar gedeelte van het bouwperceel zijn bedoeld voor het al dan niet overdekt stallen van ten minste één auto per woning, tenzij de mogelijkheid tot het maken van een dergelijke voorziening redelijkerwijs ontbreekt.
|
|
7.5 |
Wijzigingsbevoegdheid
|
|
|
Burgemeester en wethouders kunnen het plan, met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening en de algemene procedureregels van dit plan, wijzigen ten aanzien van de in de bestemmingsomschrijving van dit artikel bedoelde gronden, voor zover niet ter plaatse van de aanduiding "woonwagenstandplaats”, om kantoor- en praktijkruimten, zijnde ruimten waarvan de aard en indeling zijn afgestemd op de uitoefening van administratieve, medische, paramedische, sociaal-wetenschappelijke en andere hiermede vergelijkbare beroepen, atelier-, opslag- en stallingsruimte en ruimten voor ambachtelijke- en detailhandelsdoeleinden mogelijk te maken, met dien verstande dat: a. de wijziging geschiedt door het betreffende bouwperceel tevens aan te wijzen voor de betreffende functies; b. slechts tot wijziging wordt overgaan indien, voor zover het betreft kantoor- en praktijkruimten, de woonfunctie over tenminste 40% van de totale inhoud der gebouwen op het betreffende bouwperceel gehandhaafd blijft en, voor zover het betreft atelier-, opslag- en stallingsruimte en ruimten voor ambachtelijke- en detailhandelsdoeleinden, de woonfunctie over tenminste 70% van de totale inhoud der gebouwen op het betreffende bouwperceel gehandhaafd blijft; c. bij de wijziging aard en omvang van de betrokken nevenactiviteit nader worden aangeduid; d. in de omgeving van de betreffende woning geen onevenredige vergroting van de verkeers- en parkeerdruk optreedt, met dien verstande dat het parkeren ten behoeve van de betreffende activiteit op eigen terrein dient plaats te vinden; e. behoudens in- en uitladen, geen activiteiten op het open erf en/of in de openbare ruimte rond de betreffende woning mogen plaatsvinden; f. op het bij de betreffende woning behorende open erf geen uitstalling of buitenopslag van goederen ten behoeve van de betreffende activiteit mag plaatsvinden; g. de betreffende activiteit door haar aard en visuele aspecten, zoals reclame-uitingen en technische installaties, het woonkarakter van de buurt niet onevenredig aantast; h. voor zover het betreft detailhandelsdoeleinden, deze uitsluitend zijn toegestaan als een ondergeschikte nevenactiviteit bij een overigens volgens dit lid toegestane activiteit; i. voor zover het betreft ambachtelijke doeleinden, deze activiteit behoort tot een bedrijf, dat in vergelijking met bedrijven die in de tot het plan behorende Staat van bedrijfsactiviteiten tot de categorie 1 behoren, niet in meerdere mate een blijvend onevenredige afbreuk doet aan het woon- of leefmilieu; j. op het in sub a bedoelde bouwperceel, onverminderd de volgens dit artikel overigens mogelijke bouwwerken, tevens ruimten gebouwd mogen worden voor de in sub a bedoelde functies; k. bij de bouw van de in sub i bedoelde ruimten de overige bepalingen van dit artikel onverkort in acht genomen moeten worden. |