Inhoudsopgave

 

 

Hoofdstuk I       Inleidende regels  2

Artikel 1.         Begrippen. 2

Artikel 2.        Wijze van meten. 13

Hoofdstuk II      Bestemmingsregels  14

Artikel 3.         Agrarisch met landschapswaarden A.. 14

Artikel 4.        Agrarisch - Uiterwaard A-U.. 19

Artikel 5.         Bedrijf B (niet-agrarisch). 22

Artikel 6.        Bos BO.. 25

Artikel 7.         Landhuis L. 26

Artikel 8.        Maatschappelijk M.. 28

Artikel 9.        Natuur N.. 29

Artikel 10.      Recreatie R.. 30

Artikel 11.      Sport S. 32

Artikel 12.      Verblijfsrecreatie VR.. 34

Artikel 13.      Verkeer V.. 39

Artikel 14.      Water WA.. 40

Artikel 15.      Wonen W... 42

Artikel 16.      Leiding - Gas (dubbelbestemming). 45

Artikel 17.       Leiding - Hoogspanning (dubbelbestemming). 47

Artikel 18.      Leiding - Olie (dubbelbestemming). 49

Artikel 19.      Leiding - Riool (dubbelbestemming). 51

Artikel 20.      Waterstaat - Waterkering (dubbelbestemming). 53

Artikel 21.      Waterstaat - Waterstaatkundige functie  (dubbelbestemming). 55

Hoofdstuk III     Algemene regels  57

Artikel 22.      Dubbeltelregel 57

Artikel 23.      Algemene bouwregels. 58

Artikel 24.      Algemene gebruiksregels. 60

Artikel 25.      Algemene ontheffings- en wijzigingsregels. 62

Artikel 26.      Algemene procedureregels. 83

Artikel 27.      Overige regels (Aanlegvergunningen toegelaten andere werken of      werkzaamheden)  84

Hoofdstuk IV    Overgangs- en slotregels  87

Artikel 28.      Overgangsrecht. 87

Artikel 29.      Slotregel 88

       

 


Hoofdstuk I       Inleidende regels

 

Artikel 1.             Begrippen

 

In deze regels wordt verstaan onder:

 

1.          het plan

          het bestemmingsplan Buitengebied 2008, vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0213.BPBG700000-VA01 met bijbehorende regels, plankaarten en bijlagen;

 

2.          plankaart

          de als zodanig gewaarmerkte tekeningen, bestaande uit:

plankaart 1, onder­verdeeld in 7 kaartbladen, schaal 1: 5000;

plankaart 2, Landschapskwaliteiten en beschermingszones schaal 1: 25.000;

plankaart 3, Zones Ontwikkelingsvisie schaal 1: 25.000;

 

3.          bijlagen bij de regels

de navolgende bijlagen maken deel uit van de regels:

Bijlage          A          Bedrijven (niet-agrarisch)

Bijlage          B          Bestaande nevenfuncties bij agrarische bedrijven;

Bijlage          C          Agrarische bedrijven met intensieve veehouderij(tak);

Bijlage          D          Bestaande functies Uiter­waard;

Bijlage          E          Landhuizen;

Bijlage          F          Maatschappelijke voorzieningen;

Bijlage          G          Recreatie;

Bijlage          H          Sport;

Bijlage          I            Verblijfsrecreatieterreinen;

Bijlage          J           Rijksmonumenten;

Bijlage          K            Gemeentelijke monumenten;

Bijlage          L            Evenemententerreinen;

Bijlage          M           Toegelaten functies in het “Agrarisch gebied”, “Agrarisch gebied - Waardevol landschap”, “Landgoederenzone (EHS)”, “Veluws Bosgebied (EHS)” en “Uiterwaarden (EHS)”;

 

4.         aanbouw

een met het hoofdgebouw verbonden (en vanuit het hoofdgebouw te bereiken) afzonderlijk gebouw dat ten dienste staat van het hoofdgebouw en alleen door zijn ligging, constructie of afmetingen ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

 

 

 

5.          aan-huis-gebonden bedrijf

het beroepsmatig verlenen van diensten of het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid door middel van handwerk, zoals opgenomen in bijlage M Toegelaten functies in “Agrarisch gebied”, “Agrarisch gebied - Waardevol landschap”, “Landgoederenzone (EHS)”, Veluws Bosgebied (EHS)” en “Uiterwaarden (EHS)”, dat door zijn beperkte omvang in een woning en de daarbij behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;

 

6.         aan-huis-gebonden beroep

          een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, niet zijnde een seksinrichting, een escortbedrijf of detailhandel, uitge­oefend in een gebouw en als functie ondergeschikt aan de woonfunctie van het hoofdgebouw;

 

7.          aardwetenschappelijke waarde

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het aanwezig zijn van bijzondere aardkundige verschijnselen, zoals steilranden en bodemtypen;

 

8.         agrarische bebouwing

          gebouwen ten dienste van agrarische doeleinden;

 

9.         agrarisch bedrijf

          een bedrijf met agrarische doeleinden;

 

10.      agrarische doeleinden

          doeleinden die gericht zijn op het bedrijfsmatig voortbrengen van producten door middel van het houden van die­ren (grond­gebonden en niet-grondgebonden bedrijven) en/of het telen van gewassen, met uitzondering van glastuinbouw, tenzij anders is bepaald in deze regels;

 

11.      ander bouwwerk

          een bouwwerk, geen gebouw zijnde;

 

12.      andere agrarische bouwwerken

          andere bouwwerken ten dienste van agrarische doeleinden, waaronder silo’s, mestopslagplaatsen en sleufsilo’s;

 

13.      archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit oude tijden;

 

 

14.      bebouwd oppervlak (in relatie tot bijlage A)

de oppervlakte van een of meerdere gebouwen die gebruikt mag worden ten behoeve van de genoemde niet-agrarische activiteit;

 

15.      bedrijfsmatige exploitatie van recreatiebedrijven

          het via een bedrijf/stichting of ander rechtspersoon voeren van een zodanig beheer/exploitatie, dat de recreatieverblijven daadwerkelijk worden gebruikt voor recreatieve doeleinden en waarbij tevens sprake is van verhuur van de recreatieverblijven ten behoeve van een wisselend gebruik;

 

16.      bestaand

bij bouwwerken: bestaande bouwwerken, die op het tijdstip  van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan  aanwezig waren of krachtens een verleende bouwver­gunning worden of mogen worden gebouwd;
bij gebruik: bestaand gebruik dat bestond op het tijdstip ten tijde van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan;

         

17.      bestemmingsvlak

          een op de plankaart aangegeven vlak met eenzelfde bestemming;

         

18.      bijgebouw

een met het hoofdgebouw verbonden (wel of niet vanuit het hoofdgebouw te bereiken) of daarvan vrijstaand gebouw dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw, in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en in functioneel opzicht ten dienste staat van het hoofdgebouw;

 

19.      boomkwekerij

          een agrarisch bedrijf dat gericht is op het telen van laan- en sierbomen, vruchtbomen en heesters;

 

20.      bouwen

          het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, het ver­nieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

 

21.      bouwperceel

          een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan zelfstandige, bij elkaar behorende gebouwen en/of andere bouwwerken zijn toegelaten;

 

 

 

 

22.      bouwwerk

          elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij di­rect of indirect met de grond verbonden is, hetzij di­rect of indirect steun vindt in of op de grond;

 

23.      cultuurhistorische waarde

          de aan een bouwwerk, landschapselement of ge­bied toe­gekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ont­staan door het gebruik, dat de mens in de loop van de ge­schiedenis van dat bouwwerk, landschaps­element of dat gebied heeft gemaakt;

 

24.      detailhandel

          het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten behoeve van verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

 

25.       detailhandel in eigen vervaardigde en/of voortgebrachte producten

het verkopen van producten die door het toegelaten bedrijf zijn voortgebracht, geteeld of vervaar­digd;

 

26.      detailhandel in streekgepro­duceerde producten

het verkopen van plaatselijk gekweekte of vervaardigde producten op een agrarisch bedrijf al dan niet in combinatie met een nevenfunctie, als bedoeld in bijlage B, als ondergeschikte nevenactiviteit, aan personen die deze producten kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

 

27.      dienstwoning

          een (gedeelte van een) gebouw, nood­zakelijk voor de huis­vesting van één afzonderlijk huishouden, belast met het beheer van en/of toezicht op het krachtens deze regels toegelaten (agrarisch) bedrijf of instelling;

 

28.      diepploegen

het omzetten van de grond, gemeten vanaf peil met een diepte van minimaal 0,80 m, ten behoeve van het agrarisch gebruik; 

 

29.      ecologische waarden

de aan een gebied toegekende waarden die verband houden met de aanwezigheid en samenhang van dieren en planten en hun leefomgeving en/of tussen dieren en planten onderling. Hiertoe worden in ieder geval gerekend de kernkwaliteiten EHS en de instandhoudingsdoelstellingen Natura 2000[1];

 

30.      eigen voortgebrachte producten

          producten die door het toegelaten bedrijf zijn voortgebracht, geteeld of vervaar­digd;

 

31.      escortbedrijf

          de natuurlijke persoon, groep van personen of rechts­­­persoon die bedrijfs­matig, of in een omvang alsof zij be­drijfs­matig is, prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitge­oefend;

 

32.      extensiveringsgebied

ruimtelijk begrensd gedeelte van een reconstructiegebied met het primaat wonen of natuur, waar uitbreiding, hervestiging, omschakeling of nieuwvestiging van in ieder geval intensieve veehouderij onmogelijk is of in het kader van de reconstructie onmogelijk zal worden gemaakt, tenzij anders is bepaald in deze regels;

 

33.      extensief recreatief medegebruik

die vormen van recreatie welke in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen, paardrijden, (water)fietsen en kanoën;

 

34.      gebouw

          elk bouwwerk dat een voor mensen toe­gankelijke, over­dekte, geheel of gedeelte­lijk met wanden om­sloten ruimte vormt;

 

35.      gemeenschappelijke voorzieningen

gebouwen ten behoeve van sanitaire voorzieningen, kantines, sport en spel waaronder overdekte zwembaden alsmede aan de bestemming “recreatie” gelieerde en ondergeschikte horeca- en detailhandel;

 

36.      glastuinbouwbedrijf

          een agrarisch bedrijf waarbij het telen van gewassen in kassen plaatsvindt;

 

37.      grondgebonden agrarisch bedrijf

een agrarisch bedrijf dat gericht is op het ontwikkelen van activiteiten, waarbij de productie geheel of nagenoeg geheel afhankelijk is van het producerend vermogen van de grond (als productiemiddel) waar het bedrijf over kan beschikken;

 

 

 

38.      hervestiging van een intensieve veehouderij­(tak)

het verplaatsen van een intensieve veehouderij naar een bestaand agrarisch bouwperceel, waarbij de verplaatsing gepaard gaat met omschakeling naar de intensieve veehouderij op dat bouwperceel;

 

39.      hobbymatige basis houden van dieren

het uit liefhebberij/vrijetijdsbesteding houden van dieren waarbij de omvang van de activiteit niet meer bedraagt dan 12 NGE;

 

40.     hoofdgebouw

een gebouw, dat gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;

 

41.      hoofdwoonverblijf

de woning,  die fungeert als het centrum van de sociale en maatschappelijke activiteiten van betrokkene en welke een voor permanente bewoning geschikte verblijfplaats is, dat tenminste bestaat uit een keuken, woon-, was- en slaapgelegenheid;

 

42.      horecabedrijf

een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een bar-dancing, discotheek of nachtclub, en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen bedrijven alsmede erotisch getinte vermaaksfuncties;

 

43.      huishouden

 zelfstandige bewoning door een gezin of een andere, minder traditionele woonvorm, waarbij sprake is van nagenoeg zelfstandige bewoning, van continuïteit in de samenstelling van de groep en van een zekere mate van onderlinge  verbondenheid;

 

44.     intensieve veehouderij

een agrarisch bedrijf of dat deel van een agrarisch bedrijf waar tenminste 250 m2 aan bedrijfsvloeroppervlak aanwezig is dat gebruikt wordt als veehouderij volgens de Wet milieubeheer, waar geen melkrundvee, schapen, paarden of dieren biologisch gehouden worden (conform artikel 2 van de landbouwkwaliteitswet) en waar geen dieren gehouden worden uitsluitend of in hoofdzaak ten behoeve van natuurbeheer. Voor de definiëring van het begrip intensieve veehouderij is aangesloten op de milieuwetgeving.

 

Ruwweg is intensieve veehouderij het houden van dieren in stallen (meest voorkomend: varkens, pluimvee, kalveren, stieren, nertsen). In het plangebied is de intensieve veehouderij met name gericht op varkenshouderij, vleesstieren, kalverhouderij en nertsen.

 

45.      kas

          een gebouw waarvan de wanden en het dak voornamelijk bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materi­aal;

 

46.     kernkwaliteiten

          de belangrijkste landschappelijke en ecologische kenmerken van de onderscheiden delen van het beschermde gebied. Het behoud van de identiteit van de onderscheiden delen is alleen mogelijk als deze kernkwaliteiten niet worden aangetast;

 

47.      landhuis

          een gebouw of een complex van gebouwen dat van­wege zijn cul­tuur­­historische, archi­tecto­nische en monu­men­tale waarde in relatie met zijn cul­tuur­historisch waarde­­vol­le omgeving als waarde­vol wordt be­schouwd;

 

48.     landschapswaarde

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van levende en niet-levende natuur;

 

49.     lichte horecavoorzieningen

          een horecavoorziening, die uitsluitend tot hoofddoel heeft het verstrekken van niet- alcohol­ische en licht-alcoholische dranken en versnaperingen;

 

50.      loonwerkbedrijf

          een bedrijf dat in opdracht hoofdzakelijk agrarische werkzaamheden uitvoert;

 

51.      manege

          een gebruiksgerichte, dienstverlenende paarden- en ponyhouderij, waarbij het doel is het geven van gelegenheid om met paarden en/of pony’s binnen en/of buiten het betreffende perceel te rijden en het daaruit genereren van inkomsten;

 

52.      milieuzone - geluidsgevoelige functie

          de zone ex artikel 41 Wet geluidhinder, zoals deze is aangegeven op plankaart 2 van het bestemmings­plan Buitengebied 2008, die deel uitmaakt van dit plan.

 

53.      minicamping

          een terrein met daarbij behorende voorzieningen, zon­der jaarstandplaatsen, ter beschikking gesteld voor het houden van maximaal 25 mobiele kam­peer­­middelen;

 

 

 

54.      mobiele kampeermiddelen

een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan (geen sta­caravan zijnde), die uit­sluitend door een huishouden of daar­mee gelijk te stellen groep van per­sonen, dat het hoofd­­verblijf elders heeft, gedu­ren­de een gedeelte van het jaar ge­bruikt wordt uit­sluitend voor recreatieve doel­­einden;

 

55.      natuur

alle levende organismen, hun habitats, de ecosystemen waarvan zij deel uitmaken en de daarmee verbonden uit zichzelf functionerende ecologische processen. Hiertoe worden in ieder geval gerekend de kernkwaliteiten EHS en de instandhoudingsdoelstellingen Natura 2000[2];

 

56.      natuurwaarde

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door de aanwezigheid en de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur, zoals geologische, geomorfologische, bodemkundige en/of biologische elementen. Hiertoe worden in ieder geval gerekend de kernkwaliteiten EHS en de instandhoudingsdoelstellingen Natura 2000[3];

 

57.      nevenfuncties

          activiteiten die in ruimtelijke en bedrijfseconomische zin een ondergeschikt bestanddeel vormen van de totale bedrijfsactiviteiten op een agrarisch bouwperceel;

 

58.      NGE

Nederlandse Grootte Eenheid is een norm die wordt gebruikt voor de bepaling van de bedrijfsomvang van agrarische bedrijven;

 

59.      niet-grondgebonden agrarisch bedrijf

een agrarisch bedrijf dat gericht is op het ontwikkelen van activiteiten, waarbij de productie geheel of nagenoeg geheel plaatsvindt in gebouwen en niet of slechts in ondergeschikte mate afhankelijk is van het producerend vermogen van de grond.

 

60.     nieuwvestiging van een intensieve veehouderij

in een bestemmingsplan ten behoeve van een nieuw op te richten intensieve vee­houderij een nieuw agrarisch bouwperceel met intensieve veehouderij als toe­ge­stane activiteit toelaten op een perceel waar voorheen geen agrarische bebouwing was toegestaan;

 

 

 

61.      omschakeling naar een intensieve veehouderij

het geheel of gedeeltelijk omzetten en/of uitbreiden van een grondgebonden agrarisch bedrijf in een intensieve veehouderij;

 

62.      overkapping

een bouwwerk met een open constructie met maximaal één gesloten wand op een bouwperceel, dat strekt tot vergroting van het woongenot van het gebruik van het hoofdgebouw;

 

63.      paardenfokken

          agrarische bedrijvigheid bestaande uit het fokken van paarden en/of pony’s al dan niet in combinatie met het trainen en/of africhten van deze paarden en/of pony’s;

 

64.     peil

          de gemiddelde hoogte van het aan het bouwwerk aan­sluitende afgewerkte maai­veld;

 

65.      permanente bewoning

          gebruik van (een deel van) een gebouw als hoofd­woonverblijf;

 

66.      Reconstructieplan Veluwe

een plan als bedoeld in artikel 11 van de Reconstructiewet concentratiegebieden;

 

67.      recreatiewoning

          een permanent aanwezig gebouw, geen sta­caravan zijnde, bestemd om uit­sluitend door een huis­hou­den of daar­mee gelijk te stel­len groep van perso­nen, dat het hoofd­ver­blijf elders heeft, voor recreatieve doel­einden bewoond te worden. Hieronder worden tevens aangemerkt een chalet en een vakantie­huisje. Permanente bewoning van de recreatiewoning, chalet of vakantiehuisje  is niet toegestaan;

 

68.     reëel agrarisch bedrijf

een agrarisch bedrijf met zodanige omvang en/of structuur dat redelijker­wijs verwacht mag worden, dat tenminste één persoon een halve tot volledige dagtaak heeft met het beheer van het bedrijf, de verzorging van het vee en/of bewerking van het land, dan wel aantoonbaar is dat de minimale omvang van het bedrijf 32 NGE of meer bedraagt; 

 

69.     seksinrichting

          een voor publiek toegankelijk, besloten ruimte waar­­­in be­drijfsmatig, of in een om­vang alsof zij bedrijfs­matig was, seksu­ele handelingen worden ver­richt of ver­­toning van erotische-porno­grafische aard plaats­vindt. Hier­onder wordt in elk geval ver­staan een prostitutie­bedrijf, waar­onder be­­gre­pen een ero­tische mas­sage­­salon, een seks­­bio­scoop, een seks­auto­maten­hal, seks­­theater, of een paren­club, al dan niet in com­binatie met elkaar;

 

70.      sierteeltbedrijf

          een agrarisch bedrijf dat gericht is op het telen van siergewassen;

 

71.      (sleuf)silo

          een bouwwerk - geen mestopslag­plaats zijnde - voor  het op­slaan van agrarische producten;

 

72.      stacaravan

          een caravan of soortgelijk onderkomen op wielen, dat mede, gelet op de afme­tingen, niet bestemd is om regel­matig en op normale wijze op de ver­keers­wegen over grote afstanden als een aanhangsel van een auto te worden voortbewogen;

 

73.      teeltondersteunende kassen

          kassen waarin producten worden geteeld die een ondergeschikt bestanddeel vor­men van de totale agrarische bedrijfs­activiteit;

 

74.      teeltondersteunende voorzieningen

          ondersteunende voorzieningen ten behoeve van vollegronds groente-, fruit-, bloemen- en boomteelt;

 

75.      trekkershut

          een gebouw met een eenvoudige construc­tie, uitsluitend bestemd voor recreatief nacht­­verblijf zonder sanitaire voorzieningen;

 

76.      uitbreiding van een intensieve veehouderij

een uitbreiding van de bestaande bebouwing van een intensieve veehouderij;

 

77.      verblijfsaccommodatie

een permanent aanwezig gebouw,  geen sta­caravan of trekkershut zijnde, bestemd om uitsluitend door een groep van minimaal 10 perso­nen, die het hoofd­ver­blijf elders hebben, voor recreatieve doel­einden bewoond te worden in het kader van verblijfsrecreatie;

 

78.      verkoopvloeroppervlak

          de oppervlakte van een ruimte die uitsluitend gebruikt wordt voor het verkopen van producten, niet zijnde de ruimte voor opslag of het vervaar­digen/bewerken van producten;

 

 

79.      verwevingsgebied

ruimtelijk begrensd gedeelte van een reconstructiegebied gericht op verweving van landbouw, wonen en natuur, waar hervestiging, omschakeling of uitbreiding van de intensieve veehouderij mogelijk is mits de ruimtelijke kwaliteit of functies van het gebied zich daar niet tegen verzetten.

 

80.     waterkwaliteit

de chemische kwaliteit zowel als de ecologische kwaliteit van de oppervlaktewateren en van het grondwater;

 

81.      woning

          een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

 

82.      Wet op de economische delicten

de wet van 22 juni 1950 (Stb. 1950, nr. K 258), houdende vaststelling van regelingen voor de opsporing, de vervolging en de berechting van economische delicten, zoals deze luidt op het tijdstip van de vaststelling van dit plan;

 

83.      Wet ruimtelijke ordening (Wro)

de wet van 20 oktober 2006 (Stb. 2006, nr. 566), houdende nieuwe regels omtrent de ruimtelijke ordening, zoals deze luidt op het tijdstip van de vaststelling van dit plan.

 

 


Artikel 2.             Wijze van meten

 

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

 

1.      de hoogte van gebouwen en andere bouwwerken

          vanaf het peil tot het hoogste punt van een gebouw of ander bouwwerk;

 

2.      de oppervlakte van gebouwen

          wordt gemeten tussen de buitenzijden van de (verticaal geprojecteerd) gevels, behou­dens topgevels en/of in­dien voorkomend het hart van de scheids­muur;

 

3.      de goothoogte van een bouwwerk

          vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

 

4.      inhoud van een gebouw

          wordt gemeten vanaf het peil tot de bovenzijde van het dak­­vlak en tus­sen de buitenwerkse gevel­vlak­ken en/of indien voorkomend het hart van de scheidsmuur waarbij de onder­­­ge­schikte bouw­delen buiten beschouwing worden gelaten;

 

5.      ondergeschikte bouwdelen

          bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van bouwen worden ondergeschikte bouwdelen plinten, pilasters, kozijnen, luifels, gevel­versieringen, stand­­­leidingen voor hemel­water, wanden van ven­ti­­latiekanalen en schoor­­stenen, gevel- of kroon­­lijsten, overstekende daken goten, erkers, serres, bal­kons, trappen, bordessen, funderingen buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan één meter bedraagt.

 

 


Hoofdstuk II     Bestemmingsregels

Artikel 3.             Agrarisch met landschapswaarden A

 

1.    Bestemmingsomschrijving

De op plankaart 1 voor “Agrarisch met landschapswaarden A” aange­wezen grond is bestemd voor:

a.      agrarische doeleinden, agrarische bouwpercelen met bijbehorende erven alsmede het behoud, beheer en/of herstel van de landschappelijke, aardwetenschappelijke en ecologische waarden waarvoor op plankaart  2 aanduidingen zijn opgenomen met daaraan ondergeschikt:

1.      de uitoefening van nevenfuncties bij bestaande agrarische bedrijven, zoals weergegeven in bijlage B “Bestaande nevenfuncties bij agrarische bedrijven” met de corresponderende cijferaanduiding;

2.      het uitoefenen van een aan-huis-gebonden beroep of bedrijf;

3.      het op hobbymatige basis houden van dieren;

4.      detailhandel in eigen voortgebrachte producten en streekgeproduceerde producten;

5.                      instandhouding van waardevolle bebouwingskenmerken en -elemen­ten van de ter plaatse voorkomende cultuurhistorische waardevolle bebouwing voor zover de bebouwing op plankaart 1 als “Rijksmo­nument” of “Gemeentelijk monument” zijn aangeduid en opgenomen in bijlage J “Rijksmonumenten” en Bijlage K “Gemeentelijke monumen­ten” met de corresponderende cijferaanduiding;

6.                      extensief recreatief medegebruik, voor zover de onder a genoemde waarden niet onevenredig worden aangetast;

b.      een terrein voor jaarlijks terugkerende één- of meerdaagse evenementen, zoals opgenomen in bijlage L “Evenemententerreinen”, ter plaatse van de aanduiding “evenemententerrein”  op plankaart 1;

c.      een trapveldje ter plaatse van de aanduiding "Speelveld" op plankaart 1;

d.      een retentiegebied ter plaatse van de aanduiding "retentiegebied" op plankaart 1". 

 

2.      Bouwregels

Op gronden met deze bestemming zijn gebouwen en andere bouwwerken ten behoeve van deze bestemming toegestaan. Daarbij moeten de aanduidingen op de plankaarten in acht worden genomen en

a.    voor gebouwen geldt het vol­gende:

1. uitsluitend mag voor één reëel agrarisch bedrijf binnen een op plankaart 1 aangegeven agrarisch bouwperceel worden gebouwd. Ter plaatse van de aanduiding “relatie” worden de gronden van de betreffende percelen aangemerkt als één bouwperceel;

2.    de bestaande oppervlakte van het agrarische bouwperceel geldt als maximum;

3.    het bestaand aantal dienstwoningen geldt als maximum;

4.      voor de dienstwoningen geldt dat de bestaande oppervlakte met maximaal 25% mag worden vergroot tot een maximum van 150 m²;

5.       indien de bestaande oppervlakte van de woning meer dan 150 m² bedraagt, geldt deze oppervlakte als maximum bij herbouw. (Ingeval de be­staan­de oppervlakte minder bedraagt dan 150 m² geldt de regeling zoals vermeld onder lid 2, sub a.4);

6.      de herbouw van de woning is mogelijk waarbij de nieuwe bebouwingscontour op    enig punt is geprojecteerd op maximaal 3 m van de bestaande bebouwingscontour;

7.       voor de dienstwoningen en de bedrijfsgebouwen dienen de vol­gende goothoogte- en maximale hoogtematen in acht te worden genomen;

 

goothoogte / hoogte (in meters)

dienstwoningen

3 / 9

bedrijfsgebouwen

6 / 10

 

8.      ingeval de bestaande oppervlakte, goothoogte en hoogte van de dienstwoningen en  bedrijfsgebouwen groter of hoger zijn dan de in de vorige leden genoemde maten, gelden deze als maximum;

9.      teeltondersteunende kassen zijn tot een maximale oppervlakte van 1000 m² toegelaten, danwel de bestaande (vergunde) oppervlakte;

10.   maximaal 50 m² van de oppervlakte van bebouwing mag worden gebruikt voor een aan-huis-gebonden beroep of bedrijf mits deze activiteiten geen aanzienlijke verkeersaantrekkende werking hebben;

11.   maximaal 25 m² van de oppervlakte van bebouwing mag worden gebruikt voor detailhandel in eigen voortgebrachte producten mits deze activiteiten geen aanzienlijke verkeersaantrekkende werking hebben;

12.   ter plaatse van de aanduiding “Paardenstal P1” en “Paardenstal P2”op plankaart 1 is uitsluitend één gebouw voor het stallen van paarden toegelaten. De oppervlakte, goothoogte en hoogte van “paardenstal  P1” bedragen maximaal 95 m² respectievelijk maximaal 3 m en 5 m en van “paardenstal P2” maximaal 30 m² respectievelijk maximaal 2,2 m en 2,9 m;

13.   in afwijking van het gestelde in de aanhef van  lid 2, geldt voor agrarische bedrijven:

a.       dat nieuwvestiging en hervestiging van een intensieve veehouderij(tak)[4] omschakeling naar intensieve veehouderijen alsmede de uitbreiding hiervan  binnen het extensiveringsgebied, zoals aangeduid op plankaart 3, niet is toegelaten; 

b.      dat uitbreiding van de agrarische bebouwing ten behoeve van de bestaande intensieve veehouderij(tak), zoals aangegeven op plankaart 1, aangeduid met een cijfer, en gelegen binnen het extensiveringsgebied uitsluitend toegestaan is in het kader van dierenwelzijn en veterinaire gezondheid[5];

c.       die gelegen zijn in het verwevingsgebied[6] dat maximaal 1 ha van het agrarische bouwperceel mag worden gebruikt voor de uitbreiding van een bestaande intensieve veehouderij (tak), de hervestiging van of omschakeling naar een intensieve veehouderij(tak) [7];

d.      indien de oppervlakte van de bestaande bebouwing dat gebruikt wordt voor de intensieve veehouderij, als bedoeld onder a, ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp-bestemmingsplan, meer dan 1 ha bedraagt geldt deze oppervlakte met het bijbehorend aantal dierplaatsen als maximum;

e.       dat het (deel van het) agrarische bouwperceel, dat gebruikt wordt  ten behoeve van  een bestaande intensieve veehouderij(tak), als bedoeld in sub a tot en met d, maximaal 10% mag worden uitgebreid met inachtneming van de volgende voorwaarden:

1.      indien en voor zover deze uitbreiding van het bouwperceel noodzakelijk is om te kunnen voldoen aan de wettelijke eisen van dierenwelzijn en veterinaire gezondheid en

2.     het aanwezige aantal dierplaatsen neemt niet toe;

f.        dat bij de uitbreiding, als bedoeld in sub e, waarbij vergroting van het agrarische bouwperceel noodzakelijk is, toepassing kan worden gegeven aan de wijzigingsprocedure, als bedoeld in artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening.

14.   De toegestane oppervlakte van een nevenactiviteit, als vermeld in bijlage B "Bestaande nevenfuncties bij agrarische bedrijven”,  mag eenmalig met 10% worden vergroot.

 

b.    voor andere bouwwerken geldt het volgende:

1.      de maximale hoogte hiervan binnen het agrarisch bouwperceel, zoals aangeduid op plankaart 1, is in onderstaande tabel  vermeld:

 

andere bouwwerken

hoogte (in meters)

zwembaden

0,6 

sleufsilo’s

2,5

verlichtings- en vlaggenmasten

8

mestsilo’s

4

silo’s

12

overkappingen

3

 

2.      de oppervlakte van het zwembad mag maximaal 75 bedragen;

3.      de hoogte van overige andere bouwwerken binnen het agrarisch bouwperceel mag maximaal 2 m bedragen;

4.      uitsluitend op gronden ter plaatse van de aanduiding “Agrarisch gebied” op plankaart 3 zijn aansluitend op het agrarisch bouwperceel (buiten het agrarisch bouwper­ceel) sleufsilo’s en mestplaten toegelaten, met een gezamenlijke maximale oppervlakte van 1000 m² en een maximale hoogte van 1,5 m;

5.      de hoogte van overige andere bouwwerken buiten het agrarisch bouwper­ceel bedraagt maximaal 1,25 m;

6.       de hoogte van doelpalen ter plaatse van de aanduiding "Speelveld" bedraagt maximaal 2m.

 

3.    Ontheffing van de gebruiks- en bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van de regels van dit artikel. In artikel 25 zijn de volgende ontheffingsbevoegdheden opgenomen:

-          afwijken van maximaal 10 % van de genoemde maten (nr.1);

-          een tweede agra­rische dienst­woning (nr.2);

-          het exploiteren van een minicamping (nr.3);

-          vormwijziging van het agrarisch bouwperceel (nr.4);

-          overschrijding van de grens van het agrarisch bouwperceel (nr.4a);

-          sleufsilo’s en mestplaten (nr.4b);

-          niet-agrarische bedrijfsactiviteiten, waarbij de niet-agrarische activiteit ondergeschikt blijft aan de (agrarische) hoofdactiviteit (nr.5);

-          het oprichten van een schuilstal (nr.5a);

-          het oprichten van een paardenbak (nr.6);

-          het oprichten van antennemasten (nr. 12).

 

4.      Aanlegvergunning

Ten aanzien van de werken en werkzaamheden buiten het (agrarisch) bouwperceel, die mogelijk nadelige gevolgen kunnen hebben voor de aardwetenschappelijke, land­schap­pelijke, ecologische waarden en de waterhuishoudkundige kwaliteiten is het aanleg­vergunningenstelsel, zoals weergegeven in artikel 27 van deze regels van toepassing. Voor de uitvoering van werken en werkzaamheden binnen het (agrarisch) bouwperceel is geen aanlegvergunning vereist.

 

5.    Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de regels en/of plankaart van deze bestemming wijzigen. In artikel 25 zijn de volgende wijzigingsbevoegdheden opgenomen:

-          vergroten van de afmetingen van het agrarisch bouw­perceel (nr.14);

-          functiewijziging in wonen (nr.15);

-          bestemmingswijziging in “Bos” (BO), “Bos met natuurwaarden” (BO-N) en “Bos met natte natuur­waarden” (BO-NN), als bedoeld art. 7 en  “Natuur” als bedoeld art. 10 (nr.16);

-          functiewijziging in niet-agrarische bedrijfsactiviteiten, als bedoeld in artikel 5, waarbij de agrarische hoofdactiviteit vervalt (nr.17).

 

6.    Algemene bouwregels

Bij het bouwen van gebouwen en andere bouwwerken dienen ook de regels van artikel 23 in acht te worden genomen.

(Terug naar inhoudsopgave)


Artikel 4.             Agrarisch - Uiterwaard A-U

 

1.    Bestemmingsomschrijving

De op plankaart 1 als “Agrarisch - Uiterwaard A-U” aangewezen grond is bestemd voor:

a.    agrarische doeleinden, agrarische bouwpercelen met bijbehorende erven alsmede het behoud, beheer en/of herstel van de landschappelijke, aardwetenschappelijke en ecologische waarden waarvoor op plankaart 2 aanduidingen zijn opgenomen;

b.    waterberging,

met daaraan ondergeschikt:

c.    het uitoefenen van een aan-huis-gebonden beroep of bedrijf;

d.    het op hobbymatige basis houden van dieren;

e.    detailhandel in eigen voortgebrachte producten en streekgeproduceerde producten;

f.     instandhouding van waardevolle bebouwingskenmerken en -elemen­ten van de ter plaatse voorkomende cultuurhistorische waardevolle be­bouwing voor zover de bebouwing op plankaart 1 als “Rijksmonument” of “Gemeentelijke monument” zijn aangeduid en opgenomen in bijlage J “Rijksmonumenten” en bijlage K “Gemeentelijke monumenten” met de corresponderende cijferaanduiding;

g.    extensief recreatief medegebruik, voor zover de onder a genoemde waarden niet onevenredig worden aangetast. 

 

2.    Bouwregels

Op gronden met deze bestemming zijn bestaande gebouwen en andere bouwwerken ten behoeve van deze bestemming toegestaan. Daarbij moeten de aanduidingen op de plankaarten in acht worden genomen en

 

a.    voor gebouwen geldt het vol­gende:

1.    uitsluitend mag voor één reëel agrarisch bedrijf binnen een op plankaart 1 aangegeven agrarisch bouwperceel worden gebouwd. Ter plaatse van de aanduiding “relatie” worden de gronden van de betreffende percelen aangemerkt als één bouwperceel;

2.   de toegelaten maximale oppervlakte van de gebouwen is in bijlage D “Bestaande functies Uiterwaard” weergegeven;

3.    in afwijking van het bepaalde in lid 2, sub a, onder 2, mag de maxi­male oppervlakte van de gebouwen, genoemd in bijlage D, eenma­lig vermeerderd worden met maximaal 10%.  Voor dienstwoningen geldt dat deze met 10% mogen worden uitgebreid tot het maximum van 150 m²;

4.    indien de bestaande oppervlakte van de woning meer dan 150 m² bedraagt, geldt deze oppervlakte als maximum bij herbouw. (Ingeval de be­staan­de oppervlakte minder bedraagt dan 150 m² geldt de regeling zoals vermeld onder lid 2, sub a.3);

5.  de herbouw van de woning is mogelijk waarbij de nieuwe bebouwingscontour op    enig punt is geprojecteerd op maximaal 3 m van de bestaande bebouwingscontour;

 

 

6.    voor de dienstwoningen en de bedrijfsgebouwen dienen de vol­gende goothoogte- en maximale hoogtematen in acht te worden genomen:

 

goothoogte / hoogte (in meters)

dienstwoningen

3 / 9

bedrijfsgebouwen

6 / 10

 

7.    ingeval de bestaande goothoogte en hoogte van dienstwoningen en  bedrijfs­gebouwen hoger zijn dan de in de vorige leden genoemde maten, gelden deze als maximum;

8.    maximaal 50 m² van de oppervlakte van bebouwing mag worden gebruikt voor een aan-huis-gebonden beroep of bedrijf mits deze activiteiten geen aanzienlijke verkeersaantrekkende werking hebben;

9.    maximaal 25 m² van de oppervlakte van bebouwing mag worden gebruikt voor detailhandel in eigen voortgebrachte producten mits deze activiteiten geen aanzienlijke verkeersaantrekkende werking hebben;

10. in afwijking van het gestelde in de aanhef van  lid 2 geldt voor agrarische bedrijven die gelegen zijn in het verwevingsgebied[8] dat maximaal 1 ha van het agrarische bouwperceel mag worden gebruikt voor de hervestiging van of omschakeling naar een intensieve veehouderij(tak).

 

b.    voor andere bouwwerken geldt het volgende:

1.      de maximale hoogte hiervan binnen het agrarisch bouwperceel, zoals aangeduid op plankaart 1, is in onderstaande tabel  vermeld:

 

andere bouwwerken

hoogte (in meters)

zwembaden

0,6 

sleufsilo’s

2,5

verlichtings- en vlaggenmasten

8

mestsilo’s

4

silo’s

12

overkappingen

3

 

2.      de oppervlakte van het zwembad mag maximaal 75 bedragen;

3.      hoogte van overige andere bouwwerken binnen het agrarisch bouwperceel mag maximaal 2 m bedragen;

4.      de hoogte van andere bouwwerken, niet zijnde sleufsilo’s of mestplaten, buiten het agrarisch bouwper­ceel bedraagt maximaal 1,25 m.

 

3.    Ontheffing van de gebruiks- en bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van de regels van dit artikel. In artikel 25 zijn de volgende ontheffingsbevoegdheden opgenomen:

-          afwijken van maximaal 10 % van de genoemde maten (nr.1);

-          vormwijziging van het agrarisch bouwperceel (nr.4);

-          overschrijding van de grens van het agrarisch bouwperceel (nr.4a);

-          sleufsilo’s en mestplaten (nr.4b);

-          niet-agrarische bedrijfsactiviteiten, waarbij de niet-agrarische activiteit ondergeschikt blijft aan de (agrarische) hoofdactiviteit (nr.5).

 

4.    Aanlegvergunning

Ten aanzien van de werken en werkzaamheden buiten het (agrarisch) bouwperceel, die mogelijk nadelige gevolgen kunnen hebben voor de aardwetenschappelijke, land­schap­pelijke, ecologische waarden en de waterhuishoudkundige kwaliteiten, is het aanleg­vergunningenstelsel, zoals weergegeven in artikel 27 van deze regels van toepassing. Voor de uitvoering van werken en werkzaamheden binnen het (agrarisch) bouwperceel is geen aanlegvergunning vereist.

 

5.    Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de regels en/of plankaart van deze bestemming wijzigen. In artikel 25 zijn de volgende wijzigingsbevoegdheden opgenomen:

-          vergroten van de afmetingen van het agrarisch bouw­perceel (nr.14);

-          functiewijziging in wonen (nr.15);

-          bestemmingswijziging in “Bos” (BO), “Bos met natuurwaarden” (BO-N) en “Bos met natte natuur­waarden” (BO-NN), als bedoeld art. 7 en  “Natuur” als bedoeld art. 10 (nr.16);

-          functiewijziging in niet-agrarische bedrijfsactiviteiten, als bedoeld in artikel 6, waarbij de agrarische hoofdactiviteit vervalt (nr.17);

-          extra bouwmogelijkheden bedrijfsbebouwing (nr.18).

 

6.    Algemene bouwregels

Bij het bouwen van gebouwen en andere bouwwerken dienen ook de regels van artikel 23 in acht te worden genomen.

(Terug naar inhoudsopgave)

 


Artikel 5.             Bedrijf B (niet-agrarisch)

 

1.       Bestemmingsomschrijving

De op plankaart 1 voor “bedrijf B” (niet-agrarisch) aangewezen grond is be­stemd voor:

a.       de uitoefening van een niet-agrarisch bedrijf, zoals weergegeven in kolom 3 “feitelijke bedrijvigheid” van bij­lage A “Bedrijven (niet-agrarisch)” met de corresponderende cijferaanduiding,

met daaraan ondergeschikt:

b.      dienstwoning(en), uitsluitend indien dit in bij­lage A “Bedrijven (niet-agrarisch)” is aangegeven;

c.       het uitoefenen van een aan-huis-gebonden beroep of bedrijf;

d.      het op hobbymatige basis houden van dieren;

e.       detailhandel in eigen voortgebrachte producten en streekgeproduceerde producten;

f.        bij het bedrijf behorende erven, voor onder andere parkeervoorzie­ningen;

g.      een terrein voor jaarlijks terugkerende één- of meerdaagse evenementen, zoals opgenomen in bijlage L “Evenemententerreinen”, ter plaatse van de aanduiding “evenemententerrein”  op plankaart 1. 

 

2.       Inrichtingseisen

Bij uitvoering van de in lid 1 vermelde doeleinden dient op de aan­gewezen gronden in voldoende mate te worden voorzien in parkeergelegen­heid en in voldoende ruimte voor de logistieke afwikkeling van het (vracht)verkeer.

 

3.       Bouwregels

Op gronden met deze bestemming zijn gebouwen en andere bouwwerken ten behoeve van deze bestemming toegestaan. Daarbij moeten de aanduidingen op de plankaarten in acht worden genomen en

 

a.    voor gebouwen geldt het vol­gende:

1.      de gezamenlijke bestaande oppervlakte van bedrijfsgebouwen en overkappingen is opgenomen in bijlage A “Bedrijven (niet-agrarisch)” en mag met maximaal 10% worden vergroot binnen het bestemmingvlak. Deze  uitbreidingsmogelijkheid geldt niet voor het bedrijf, vermeld onder nummer 61, 65 en 66 van bijlage A “Bedrijven (niet-agrarisch)”. Ter plaatse van de aanduiding “bouwvlak” zijn gebouwen uitsluitend toegelaten binnen het bouwvlak;

2.      het aantal toegelaten dienstwoningen is in bijlage A “Bedrijven (niet-agrarisch)” aangegeven;

3.      voor de dienstwoningen geldt dat de bestaande oppervlakte met maximaal 25% mag   worden vergroot tot een maximum van 150 m²;

4.    indien de bestaande oppervlakte van de woning meer dan 150 m² bedraagt, geldt deze oppervlakte als maximum bij herbouw. (Ingeval de be­staan­de oppervlakte minder bedraagt dan 150 m² geldt de regeling zoals vermeld onder lid 3, sub a.3);

5.  de herbouw van de woning is mogelijk waarbij de nieuwe bebouwingscontour op    enig punt is geprojecteerd op maximaal 3 m van de bestaande bebouwingscontour;

6.    voor de dienstwoningen en de bedrijfsgebouwen dienen de vol­gende goothoogte- en maximale hoogtematen in acht te worden genomen:

 

goothoogte / hoogte (in meters)

dienstwoningen

3 / 9

bedrijfsgebouw

6 / 10

 

7.     ingeval goothoogte en hoogte van een dienstwoning hoger zijn dan de in het vorige leden genoemde maten, gelden deze als maximum;

8.    ingeval in bijlage A “Bedrijven (niet-agrarisch)” voor bedrijfsgebouwen een afwijkende goothoogte- en/of hoogtemaat is vermeld, geldt deze als maximum;

 

b.    voor andere bouwwerken geldt het volgende:

1.      de maximale hoogte hiervan is in onderstaande tabel vermeld:

 

andere bouwwerken

hoogte (in meters)

zwembaden

0,6 

overkappingen

3

verlichtings- en vlaggenmasten

8

 

2.      de oppervlakte van het zwembad mag maximaal 75 bedragen;

3.      hoogte van overige andere bouwwerken mag maximaal 2 m bedragen.

 

4.    Ontheffing van de gebruiks- en bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van de regels van dit artikel. In artikel 25 zijn de volgende ontheffingsbevoegdheden opgenomen:

-          afwijken van maximaal 10 % van de genoemde maten (nr.1);

-          toelaten andere niet-agrarische bedrijfsactiviteiten (nr. 7);

-          het oprichten van antennemasten (nr. 12).

 

5.    Aanlegvergunning

Voor de uitvoering van werken en werkzaamheden binnen het bouwperceel is geen aanlegvergunning vereist.

 

 

 

6.    Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de regels en/of plankaart van deze bestemming wijzigen. In artikel 25 is volgende wijzigingsbevoegdheid opgenomen:

-          functiewijziging in wonen (nr.15).

 

7.    Algemene bouwregels

Bij het bouwen van gebouwen en andere bouwwerken dienen ook de regels van artikel 23 in acht te worden genomen.

(Terug naar inhoudsopgave)


Artikel 6.             Bos BO

 

1.    Bestemmingsomschrijving

De op plankaart 1 als “Bos BO” aangewezen grond, nader on­derscheiden in drie categorieën, is bestemd voor:

a.    categorie “Bos” (BO): de houtproductie en bescherming en herstel van natuur- en landschapswaarden;

b.    categorie “Bos met natuurwaarden” (BO-N): primair de instandhouding, het herstel en de ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden en ondergeschikt daaraan houtproductie;

c.    categorie “Bos met natte natuurwaarden” (BO-NN): de instandhouding, het herstel en de ontwikkeling van de natte  natuur- en landschapswaarden en ondergeschikt daaraan houtproductie, alsmede de bescherming van de grondwaterstand, grondwaterstroming en de kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater,

met daaraan ondergeschikt  extensief recreatief medegebruik, voor zover de onder a tot en met c genoemde waarden niet significant worden aangetast. 

 

2.    Bouwregels

Op gronden met deze bestemming zijn andere bouwwerken ten behoeve van deze bestemming toegestaan en

 

voor andere bouwwerken geldt het volgende:

1.    de hoogte van een brandtoren mag maximaal 30 m bedragen;

2.    de hoogte van een hoogzit of een uitkijktoren ten behoeve van natuurbeleving en faunabeheer mag maximaal 7 m bedragen;

3.    de hoogte van overige andere bouwwerken mag maxi­maal 2 m bedragen.

 

3.    Ontheffing van de gebruiks- en bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van de regels van dit artikel. In artikel 25 is de volgende ontheffingsbevoegdheid opgenomen:

-          afwijken van maximaal 10 % van de genoemde maten (nr.1).

 

4.      Aanlegvergunning

Ten aanzien van de werken en werkzaamheden die mogelijk nadelige gevolgen kunnen hebben voor de aardwetenschappelijke, landschappelijke, ecologische waarden en de waterhuishoudkundige kwaliteiten, is het aanlegvergunningenstelsel, zoals weergegeven in artikel 27 van deze regels van toepassing.

 

5.    Algemene bouwregels

Bij het bouwen van andere bouwwerken dienen ook de regels van artikel 23 in acht te worden genomen.

(Terug naar inhoudsopgave)

 


Artikel 7.              Landhuis L

 

1.    Bestemmingsomschrijving

De op plankaart 1 voor “Landhuis L” aangewezen grond is bestemd voor:

a.    beheer en/of herstel van de cultuurhistorische bebouwing, tuinen, ge­wassen en houtopstanden;

b.    doeleinden - indien en voor zover weergegeven - zoals weergegeven in bijlage E “Landhuizen” met de corresponderende Romeinse cijferaanduiding;

c.    `behoud, beheer en herstel van landschappelijke en ecologische waarden;

met daaraan ondergeschikt:

d.    bij het landhuis behorende erven, voor onder andere parkeervoorzie­ningen;

e.    het op hobbymatige basis houden van dieren;

f.     instandhouding van waardevolle bebouwingskenmerken en -elemen­ten van de ter plaatse voorkomende cultuurhistorische waardevolle bebouwing voor zover de bebouwing op plankaart 1 als “Rijksmo­nument” of “Gemeentelijk monument” zijn aangeduid en opgenomen in bijlage J “Rijksmonumenten” en Bijlage K “Gemeentelijke monumen­ten” met de corresponderende cijferaanduiding.

 

2.    Bouwregels

Op gronden met deze bestemming zijn gebouwen en andere bouwwerken ten behoeve van deze bestemming toegestaan en

 

a.   voor gebouwen geldt het vol­gende:

1.    de gezamenlijke bestaande en toegelaten oppervlakte van gebouwen en overkappingen  is opgenomen in bijlage E “Landhuizen” en mag met maximaal 10% worden vergroot;

2.    voor de hoofdgebouwen, bijgebouwen, dienstwoningen en bijgebouwen bij dienstwoningen dienen de volgende goothoogte en maximale hoogtematen in acht te worden genomen:

               

goothoogte / hoogte (in meters)

hoofdgebouw (landhuis)

12 / 15

bijgebouw bij landhuis

5 / 9

dienstwoning

7 / 9

bijgebouw bij dienstwoning

5 / 7

 

b.    voor andere bouwwerken geldt het volgende:

1.      de maximale hoogte hiervan is in onderstaande tabel vermeld:

 

andere bouwwerken

hoogte (in meters)

zwembaden

0,6 

overkappingen

3

verlichtings- en vlaggenmasten

8

 

2.      de oppervlakte van het zwembad mag maximaal 75 bedragen;

3.      hoogte van overige andere bouwwerken mag maximaal 2 m bedragen.

 

3.    Ontheffing van de gebruiks- en bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van de regels van dit artikel. In artikel 25 zijn de volgende ontheffingsbevoegdheden opgenomen:

-          afwijken van maximaal 10 % van de genoemde maten (nr.1);

-          nevenactiviteiten, waarbij de nevenactiviteit ondergeschikt blijft aan de hoofdactiviteit (nr.8).

 

4.    Aanlegvergunning

Ten aanzien van de werken en werkzaamheden, die mogelijk nadelige gevolgen kunnen hebben voor de aardwetenschappelijke, landschappelijke, ecologische waarden en de waterhuishoudkundige kwaliteiten, is het aanlegvergunningenstelsel, zoals weergegeven in artikel 27 van deze regels van toepassing.

 

5.    Algemene bouwregels

Bij het bouwen van gebouwen en andere bouwwerken dienen ook de regels van artikel 23 in acht te worden genomen.

 

(Terug naar inhoudsopgave)

 

 

 


Artikel 8.             Maatschappelijk M

 

1.    Bestemmingsomschrijving

De op plankaart 1 voor “Maatschappelijk M” aangewezen grond is bestemd voor maatschappelijke voorzieningen, zoals weergegeven in bijlage F “Maatschappelijke voorzieningen” met de corresponderende letteraanduiding met ondergeschikt daaraan  erven,  parkeervoorzieningen en groenvoorzieningen.

 

2.      Inrichtingseisen

Bij uitvoering van de in lid 1 vermelde doeleinden dient op de aan­gewezen grond in voldoende mate te worden voorzien in parkeergelegen­heid en in voldoende ruimte voor de logistieke afwikkeling van het (vracht)verkeer.

 

3.    Bouwregels

Op gronden met deze bestemming zijn gebouwen en andere bouwwerken ten behoeve van deze bestemming toegestaan en

 

a.   voor gebouwen geldt het vol­gende:

1.    de gezamenlijke bestaande en toegelaten oppervlakte van gebouwen is opgenomen in bijlage F “Maatschappelijke voorzieningen“ en mag met maximaal 10% worden vergroot;

2.    de goothoogte en hoogte van de bestaande gebouwen, die vermeld zijn in bijlage F gelden als maximum.

 

b.    voor andere bouwwerken geldt het volgende:

1.    de hoogte van verlichtings- en  vlaggenmasten mag maximaal 8 m bedragen;

2.    de hoogte van overkappingen mag maximaal 3 m;

3.    de hoogte van overige andere bouwwerken mag maximaal 2 m bedragen.

 

4.    Ontheffing van de gebruiks- en bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van de regels van dit artikel. In artikel 25 is de volgende ontheffingsbevoegdheid opgenomen:

-                      afwijken van maximaal 10 % van de genoemde maten (nr.1).

 

5.    Aanlegvergunning

Voor de uitvoering van werken en werkzaamheden binnen het bouwperceel is geen aanlegvergunning vereist.

 

6.    Algemene bouwregels

Bij het bouwen van gebouwen en andere bouwwerken dienen ook de regels van artikel 23 in acht te worden genomen.

(Terug naar inhoudsopgave)


Artikel 9.             Natuur N

 

1.    Bestemmingsomschrijving

De op plankaart 1 als “Natuur N” aangewezen grond, nader on­derscheiden in twee categorieën is bestemd voor:

a.       categorie “Natuur N” : de instandhouding, het herstel en de ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden;

b.      categorie “Natte Natuur N-NN” : de instandhouding, het herstel en de ontwikkeling van de natte  natuur- en landschapswaarden alsmede de bescherming van de grondwaterstand, grondwaterstroming en de kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater,

met daaraan ondergeschikt extensief recreatief medegebruik, voor zover de onder a en  b genoemde waarden niet significant worden aangetast. 

 

2.    Bouwregels

Op gronden met deze bestemming zijn uitsluitend andere bouwwerken ten behoeve van deze bestemming toegestaan en

 

voor andere bouwwerken geldt het volgende:

a.       de hoogte van een brandtoren mag maximaal 30 m bedragen;

b.      de hoogte van een hoogzit of een uitkijktoren ten behoeve van natuurbeleving en faunabeheer mag maximaal 7 m bedragen;

c.       de hoogte van overige andere bouwwerken mag maxi­maal 2 m mag bedragen.

 

3.    Ontheffing van de gebruiks- en bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van de regels van dit artikel. In artikel 25 is de volgende ontheffingsbevoegdheid opgenomen:

-          afwijken van maximaal 10 % van de genoemde maten (nr.1).

 

4.    Aanlegvergunning

Ten aanzien van de werken en werkzaamheden die mogelijk nadelige gevolgen kunnen hebben voor de aardwetenschappelijke, landschappelijke, ecologische waarden en de waterhuishoudkundige kwaliteiten, is het aanlegvergunningenstelsel, zoals weergegeven in artikel 27 van deze regels van toepassing.

 

5.    Algemene bouwregels

Bij het bouwen van andere bouwwerken dienen ook de regels van artikel 23 in acht te worden genomen.

 

(Terug naar inhoudsopgave)


Artikel 10.           Recreatie R

 

1.    Bestemmingsomschrijving

De op plankaart 1 voor “Recreatie R”  aangewezen grond is bestemd voor :

a.       dagrecreatie, zoals weergegeven in bijlage G “Recreatie” met de corresponderende letteraanduiding, gebouwen, niet-zijnde (dienst)woningen, ten behoeve van recreatieve activiteiten met daaraan gelieerde en ondergeschikte horecavoorzieningen alsmede parkeervoorzieningen;

b.    een terrein voor jaarlijks terugkerende één- of meerdaagse evenementen, zoals opgenomen in bijlage L “Evenemententerreinen”, ter plaatse van de aanduiding “evenemententerrein”  op plankaart 1.  

 

2.    Inrichtingseisen

Bij uitvoering van de in lid 1 vermelde doeleinden dient op de aan­gewezen grond in voldoende mate te worden voorzien in parkeergelegen­heid.

 

3.    Bouwregels

Op gronden met deze bestemming zijn gebouwen en andere bouwwerken ten behoeve van deze bestemming toegestaan en

 

a.   voor gebouwen geldt het vol­gende:

1. de gezamenlijke bestaande en toegelaten oppervlakte van gebouwen en overkappingen is opgenomen in bijlage G “Recreatie“ en mag met maximaal 10% worden vergroot;

2.      de goothoogte en hoogte van de bestaande gebouwen, die vermeldt zijn in bijlage G gelden als maximum;

3.      van de maximale toegelaten oppervlakte mag 50 m² worden gebruikt voor een aan recreatie gelieerde en ondergeschikte hore­ca­voor­zie­ning, met uitzondering van het recreatieobject aangeduid onder II in bijlage G.

 

b.    voor andere bouwwerken geldt het volgende:

1.    de hoogte van verlichtings- en  vlaggenmasten mag maximaal 8 m bedragen;

2.    de hoogte van overkappingen mag maximaal 3 m bedragen;

3.   de hoogte van overige andere bouwwerken mag maximaal 2 m bedragen.

 

4.    Ontheffing van de gebruiks- en bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van de regels van dit artikel. In artikel 25 is de volgende ontheffingsbevoegdheid opgenomen:

-          afwijken van maximaal 10 % van de genoemde maten (nr.1).

 

 

 

5.    Aanlegvergunning

Voor de uitvoering van werken en werkzaamheden binnen het bouwperceel is geen aanlegvergunning vereist.

 

 

6.    Algemene bouwregels

Bij het bouwen van gebouwen en andere bouwwerken dienen ook de regels van artikel 23 in acht te worden genomen.

(Terug naar inhoudsopgave)

 

 

 


Artikel 11.           Sport S

 

1.    Bestemmingsomschrijving

De op plankaart 1 voor “Sport S”  aangewezen grond is bestemd voor :

b.      sportterreinen, zoals weergegeven in bijlage H “Sport” met de corresponderende letteraanduiding, gebouwen, niet-zijnde (dienst)woningen, ten behoeve van sportactiviteiten met daaraan gelieerde en ondergeschikte horeca-  en parkeervoorzieningen alsmede groenvoorzieningen;

b.    een terrein voor jaarlijks terugkerende één- of meerdaagse evenementen, zoals opgenomen in bijlage L “Evenemententerreinen”, ter plaatse van de aanduiding “evenemententerrein”  op plankaart 1. 

 

2.    Inrichtingseisen

Bij uitvoering van de in lid 1 vermelde doeleinden dient op de aan­gewezen grond in voldoende mate te worden voorzien in parkeergelegen­heid.

 

3.    Bouwregels

Op gronden met deze bestemming zijn gebouwen en andere bouwwerken ten behoeve van deze bestemming toegestaan. Daarbij moeten de aanduidingen op de plankaarten in acht worden genomen en

 

a.   voor gebouwen geldt het vol­gende:

1. de gezamenlijke bestaande en toegelaten oppervlakte van gebouwen en overkappingen is opgenomen in bijlage H “Sport“ en mag met maximaal 10% worden vergroot;

4.      de goothoogte en hoogte van de bestaande gebouwen, die vermeldt zijn in bijlage H gelden als maximum;

5.      van de maximale toegelaten oppervlakte mag 50 m² worden gebruikt voor een aan de  sport gelieerde en ondergeschikte hore­ca­voor­zie­ning.

 

b.    voor andere bouwwerken geldt het volgende:

1.    de hoogte van verlichtings- en  vlaggenmasten mag maximaal 8 m bedragen.  Op het sportterrein, vermeld onder E in bijlage H, zijn geen verlichtingsmasten toegelaten;

2.    de hoogte van overkappingen mag maximaal 3 m bedragen;

3.   de hoogte van overige andere bouwwerken mag maximaal 2 m bedragen.

 

4.    Ontheffing van de gebruiks- en bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van de regels van dit artikel. In artikel 25 is de volgende ontheffingsbevoegdheid opgenomen:

-          afwijken van maximaal 10 % van de genoemde maten (nr.1);

-          het oprichten van antennemasten (nr. 12);

-          multifunctioneel gebruik van de bebouwing (nr. 13).

 

5.    Aanlegvergunning

Voor de uitvoering van werken en werkzaamheden binnen het bouwperceel is geen aanlegvergunning vereist.

 

6.    Algemene bouwregels

Bij het bouwen van gebouwen en andere bouwwerken dienen ook de regels van artikel 23 in acht te worden genomen.

(Terug naar inhoudsopgave)


Artikel 12.           Verblijfsrecreatie VR

 

1.    Bestemmingsomschrijving

De op plankaart 1 voor “Verblijfsrecreatie VRaangewezen grond is bestemd voor:

a.       een recreatiewoning, ter plaatse van de aanduiding “RW”;

b.      7 verblijfsrecreatieterreinen, zoals vermeld in bijlage I “Verblijfsrecreatieterreinen” met de corresponderende Romeinse cijferaanduiding. Deze grond is, uitsluitend in het kader van een bedrijfsmatige exploitatie ten behoeve van recreatieve doeleinden, bestemd voor:

 

verblijfsrecreatieterrein I: vakantiepark Coldenhove (Landal Greenpark):

1.      verblijfsrecreatieve doeleinden in (groeps)recreatiewoningen en gemeenschappelijke voorzieningen, zoals nader aangeduid met “VR-V Recreatie-voorzieningen” op plankaart 1 en aangegeven in bijlage I;

2.      verblijfsrecreatieve doeleinden in trekkershutten en mobiele kampeermiddelen, zoals nader aangeduid met “VR-K Recreatie-kamperen” op plankaart 1. Het maximum aantal standplaatsen voor trekkershutten en mobiele kampeermiddelen is aangegeven in bijlage I;

3.      het behoud, beheer en/of herstel van de landschappelijke, aard­wetenschappelijke en ecologische waarden,

en ondergeschikt daaraan:

4.      aan verblijfsrecreatieve doeleinden gelieerde en ondergeschikte hore­ca­voor­zie­ningen en detailhandelsactiviteiten - waarvan de maximale oppervlakte in bijlage I is opgenomen als onderdeel van de gemeenschappelijke voorzieningen -  alsmede kantoordoeleinden;

5.      bij het verblijfsrecreatieterrein behorende erven, ontsluitingswegen en paden, voor par­keervoorzieningen, sport- en spelvoorzieningen en groen­voorzienin­gen.

 

verblijfsrecreatieterrein II: Zuiderzon

1.    verblijfsrecreatieve doeleinden, alsmede ondergeschikt daaraan culturele en/of educa­tieve doeleinden, uitsluitend in een verblijfsaccommodatie inclusief gemeenschappelijke voorzieningen;

2.    het behoud, beheer en/of herstel van de landschappelijke, aardweten­schappelijke en ecologische waarden,

 en ondergeschikt daaraan:

3.    bij het verblijfsrecreatieterrein behorende erven, ontsluitingswegen en paden, voor par­keervoorzieningen, sport- en spelvoorzieningen en groenvoorzienin­gen.

 

verblijfsrecreatieterrein III: camping de Hallse Hul:

1.    gemeenschappelijke voorzieningen, zoals nader aangeduid met “VR-V Recreatie-voorzieningen” op plankaart 1 en aangegeven in bijlage I:

2      verblijfsrecreatieve doeleinden in trekkershutten en mobiele kampeermiddelen, zoals nader aangeduid met “VR-K Recreatie-kamperen” op plankaart 1. Het maximum aantal standplaatsen voor trekkershutten en mobiele kampeermiddelen is aangegeven in bijlage I;

3.    het behoud, beheer en/of herstel van de landschappelijke, aard­weten­schappelijke en ecologische waarden,

en ondergeschikt daaraan:

4.    bij het verblijfsrecreatieterrein behorende erven, ontsluitingswegen en paden, voor par­keervoorzieningen, sport- en spelvoorzieningen en groen­voorzienin­gen.

 

verblijfsrecreatieterrein IV: camping De Kikker

1.    verblijfsrecreatieve doeleinden in trekkershutten en mobiele kampeermiddelen. Het maximum aantal standplaatsen voor trekkershutten en mobiele kampeermiddelen is aangegeven in bijlage I,

2.    het behoud, beheer en/of herstel van de landschappelijke, aardweten­schappelijke en ecologische waarden,

met daaraan ondergeschikt:

3.    bij het verblijfsrecreatieterrein behorende gemeenschappelijke voorzieningen, erven, ontsluitingswegen en paden, voor parkeerdoeleinden, sport- en spelvoorzieningen en groen­voorzieningen.

 

verblijfsrecreatieterrein V: naturistencamping Gelre

1.    verblijfsrecreatieve doeleinden in trekkershutten en mobiele kampeermiddelen. Het maximum aantal standplaatsen voor trekkershutten en mobiele kampeermiddelen is aangegeven in bijlage I,

2.    het behoud, beheer en/of herstel van de landschappelijke, aardweten­schappelijke en ecologische waarden,

met daaraan ondergeschikt:

3.    bij het verblijfsrecreatieterrein behorende gemeenschappelijke voorzieningen, erven, ontsluitingswegen en paden, voor par­keervoorzieningen, sport- en spelvoorzieningen en groen­voorzienin­gen.

 

verblijfsrecreatieterrein VI: Robertsoord

1.    verblijfsrecreatieve doeleinden in mobiele kampeermiddelen, trekkershutten, recreatiewonin­gen en  stacaravans. Het maximum aantal standplaatsen voor  trekkershutten en mobiele kampeermiddelen is aangegeven in bijlage I,

2.    het behoud, beheer en/of herstel van de landschappelijke, aardweten­schappelijke en ecologische waarden,

met daaraan ondergeschikt:

3.    bij het verblijfsrecreatieterrein behorende gemeenschappelijke voorzieningen, erven, ontsluitingswegen en paden, voor par­keervoorzieningen, sport- en spelvoorzieningen en groen­voorzienin­gen.

 

verblijfsrecreatieterrein VII: ABK-huis:

1.    verblijfsrecreatieve doeleinden in een verblijfsaccommodatie inclusief gemeenschappelijk voorzieningen  tot maximaal 60 personen zoals nader aangeduid met “VR-V Recreatie-voorzieningen” op plankaart 1 en aangegeven in bijlage I:

2.    het behoud, beheer en/of herstel van de landschappelijke, aard­weten­schappelijke en ecologische waarden,

en ondergeschikt daaraan:

3.    bij het verblijfsrecreatieterrein behorende erven, ontsluitingswegen en paden, voor par­keervoorzieningen, sport- en spelvoorzieningen en groen­voorzienin­gen.

 

2.    Bouwregels

Op gronden met deze bestemming zijn gebouwen en andere bouwwerken ten behoeve van deze bestemming toegestaan. Daarbij moeten de aanduidingen op de plankaarten in acht worden genomen en

 

a.    voor gebouwen geldt het vol­gende:

1.    de goothoogte en hoogte van een recreatiewoning, ter plaatse van de aanduiding “RW”, bedragen maximaal 3 en 7 m. De oppervlakte van een recreatiewoning,  inclusief bijgebouwen,  bedraagt maximaal 75 m²;

2.    indien de bestaande maten van een recreatiewoning meer bedragen, dan de in lid 2.a.1 genoemde maten gelden deze maten als maximum bij herbouw;

3.    het aantal bestaande en toegelaten dienstwoningen, het aantal, de soort  en de maximale bebouwde oppervlakte van de recreatieverblijven en de maximale bebouwde oppervlakte van de gemeenschappelijke voorzie­ningen (inclusief overkappingen), is opgenomen in bijlage I “Ver­blijfs­recreatieterreinen” en geldt als maximum;

4.    in afwijking van het bepaalde onder lid 2.a.3 mag de gezamenlijke op­pervlakte van de gemeenschappelijke voorzieningen, zoals vermeld in bijlage I “Verblijfsrecreatieterreinen”, behorende bij één verblijfsrecreatieterrein met maxi­maal 10% toenemen;

5.    voor de dienstwoningen geldt dat de bestaande oppervlakte met maximaal 25% mag worden vergroot tot een maximum van 150 m²;

6.    indien de bestaande oppervlakte van de woning meer dan 150 m² bedraagt, geldt deze oppervlakte als maximum bij herbouw. (Ingeval de be­staan­de oppervlakte minder bedraagt dan 150 m² geldt de regeling zoals vermeld onder lid 2.a.5);

7.     de herbouw van de woning is mogelijk waarbij de nieuwe bebouwingscontour op    enig punt is geprojecteerd op maximaal 3 m van de bestaande bebouwingscontour;

8.    voor dienstwoningen, gemeenschappelijke voorzieningen, (groeps)recrea­tie­woningen, verblijfsaccommodaties, stacaravans en trekkershutten alsmede bijgebouwen bij recreatiewoningen, stacaravans en trekkershutten gelden de volgende maximale bebouwde oppervlakten (inclusief overkappingen), goot­hoogten en hoogten:

 

 

Gebouwen

Bebouwde oppervlakte

(in m²)

Goothoogte/hoogte

(in meters)

dienstwoning

150

3/9

gemeenschappelijke voorzieningen

Zie bijlage I

3/6

recreatiewoning

75[9]

3/7

groepsrecreatiewoning (LandalGreenpark)

164

2,5/5

verblijfsaccommodatie (Zuiderzon)

567[10]

4,5/7

verblijfsaccommodatie (ABK-huis)

60510

4,5/7,5

stacaravan

40[11]

3/3

bijgebouwen bij recreatiewoningen, stacaravans

15

3/3

trekkershut

20

2/4

 

9.    ingeval goothoogte en hoogte van een dienstwoning, groter of hoger zijn dan de in de vorige leden genoemde maten, gelden deze als maximum;

10. op een verblijfsrecreatieterrein zijn maximaal 2 trekkershutten toegelaten, tenzij anders is aangegeven in bijlage I van de regels;

11.  maximaal 50 m² van de gebouwen voor gemeenschappelijk voorzieningen mag worden gebruikt voor aan verblijfsrecreatieve doeleinden gelieerde en ondergeschikte hore­ca­voor­zie­ningen en/of detailhandelsactiviteiten, met uitzondering van verblijfsrecreatieterrein I. Hiervoor geldt de maximale oppervlakte als vermeld in bijlage I;

12. recreatiewoningen en groepsrecreatiewoningen mogen niet worden uitgevoerd met onder het  peil gelegen kelders en verblijfsruimten.

 

b.    voor andere bouwwerken geldt het volgende:

1.      de maximale hoogte hiervan is in onderstaande tabel vermeld:

 

andere bouwwerken

hoogte (in meters)

zwembaden

0,6 

verlichtings- en vlaggenmasten

8

 

2.      de oppervlakte van het zwembad mag maximaal 75 m² bedragen;

3.      hoogte van overige andere bouwwerken binnen het bestemmingsvlak mag maximaal 2 m bedragen.

 

 

3.    Ontheffing van de gebruiks- en bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van de regels van dit artikel. In artikel 25 is de volgende ontheffingsbevoegdheid opgenomen:

-          afwijken van maximaal 10 % van de genoemde maten (nr.1);

-           maximum aantal standplaatsen voor mobiele kampeermiddelen (nr. 9 ).

 

4.    Aanlegvergunning

Ten aanzien van de werken en werkzaamheden die mogelijk nadelige gevolgen kunnen hebben voor de aardwetenschappelijke, landschappelijke, ecologische waarden en de waterhuishoudkundige kwaliteiten, is het aanlegvergunningenstelsel, zoals weergegeven in artikel 27 van deze regels van toepassing.

 

5.    Algemene bouwregels

Bij het bouwen van gebouwen en andere bouwwerken dienen ook de regels van artikel 23 in acht te worden genomen.

(Terug naar inhoudsopgave)

 


 Artikel 13.          Verkeer V

 

1.  Bestemmingsomschrijving

De op plankaart 1 voor “Verkeer V” aangewezen grond is bestemd voor verkeersdoeleinden, waarbij de volgende categorieën worden onder­scheiden:

1.    Gebiedstoegangsweg V-G;

2.    Ontsluitingsweg V-O;

3.    Onverharde weg V-ON;

4.    Paden V-P

5.    Spoorlijn V-S.

6.    Verharde weg V-V,

met daaraan ondergeschikt:

a.       groenvoorzieningen, beplanting en bermsloten;

b.      geluidswerende voorzieningen waaronder geluidswallen tot maximale hoogte van 3 m.

 

2.    Bouwregels

Op gronden met deze bestemming zijn gebouwen en andere bouwwerken ten behoeve van deze bestemming toegestaan en

 

voor andere bouwwerken geldt het volgende:

a.       de hoogte van geluidschermen bedraagt maximaal 3 m;

b.      de hoogte van bruggen, viaducten, bewegwijzering en verlichtingsmasten bedraagt maximaal 8 m;

c.       de  hoogte van overige andere bouwwerken mag maximaal 2 m bedragen.

 

3.    Ontheffing van de gebruiks- en bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van de regels van dit artikel. In artikel 25 is de volgende ontheffingsbevoegdheid opgenomen:

-          afwijken van maximaal 10 % van de genoemde maten (nr.1);

-          het oprichten van antennemasten (nr. 12)

 

4.    Aanlegvergunning

Ten aanzien van de werken en werkzaamheden, die mogelijk leiden tot significante aantasting van de aardwetenschappelijke, landschappelijke, ecologische waarden en de waterhuishoudkundige kwaliteiten, is het aanlegvergunningenstelsel, zoals weergegeven in artikel 27 van deze regels van toepassing.

 

5.    Algemene bouwregels

Bij het bouwen van andere bouwwerken dienen ook de regels van artikel 23 in acht te worden genomen.

(Terug naar inhoudsopgave)


Artikel 14.           Water WA

 

1.    Bestemmingsomschrijving

De op plankaart 1 als “Water WA” aangewezen grond, nader onderscheiden in vier categorieën, is bestemd voor:

a.   categorie A-watergang nader aangeduid met WA-A: waterstaatkundige doeleinden en instandhouding, het herstel en de ontwikkeling van natuurwaarden;

b.    categorie HEN-water, nader aangeduid met WA-H:

1.      het behoud, het herstel en de ontwikkeling van wateren die primair afhankelijk zijn van de waterkwaliteit ter plaatse, de watervoerendheid en doorstroming en de morfologie van de oevers van waterlopen en beken;

2.      het behoud, het herstel en de ontwikkeling van gebiedseigen natuur- , ecologische en landschappelijke waarden,

met daaraan ondergeschikt de waterhuishouding en waterberging;

c. categorie Kanaal, nader aangeduid met WA-K: waterstaatkundige doeleinden en instandhouding, het herstel en de ontwikkeling van natuurwaarden, extensief recreatief medegebruik en oeverrecreatie;

d.    categorie Rivier, nader aangeduid met WA-R: waterstaatkundige doeleinden en instandhouding, het herstel en de ontwikkeling van natuurwaarden, de afvoer van water, ijs en sedi­ment, beroeps- en pleziervaart, extensief recreatief medegebruik en oeverrecreatie.

 

2.    Bouwregels

Op gronden met deze bestemming zijn andere bouwwerken ten behoeve van deze bestemming toegestaan. Daarbij moeten de aanduidingen op de plankaarten in acht worden genomen en

 

voor andere bouwwerken geldt het volgende:

a.       de hoogte van bruggen, viaducten, verlichtings- en  vlaggenmasten mag maximaal 8 m bedragen;

b.      de hoogte van overige andere bouwwerken mag maxi­maal 2 m bedragen;

c.  alvorens te beslissen op een aanvraag om bouwvergunning voor de gronden in de categorie HEN-water winnen burgemeester en wethouder een bindend advies in bij de waterbeheerder, voor zover het belang van deze bestemming hierbij in het geding is.

 

3.    Ontheffing van de gebruiks- en bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van de regels van dit artikel. In artikel 25 is de volgende ontheffingsbevoegdheid opgenomen:

-          afwijken van maximaal 10 % van de genoemde maten (nr.1).

 

 

 

 

4.    Aanlegvergunning

Ten aanzien van de werken en werkzaamheden, die mogelijk nadelige gevolgen kunnen hebben voor de aardwetenschappelijke, landschappelijke, ecologische waarden en de waterhuishoudkundige kwaliteiten, is het aanlegvergunningenstelsel, zoals weergegeven in artikel 27 van deze regels van toepassing.

 

5.    Algemene bouwregels

Bij het bouwen van gebouwen en andere bouwwerken dienen ook de regels van artikel 23 in acht te worden genomen.

(Terug naar inhoudsopgave)

 


Artikel 15.           Wonen W

 

1.    Bestemmingsomschrijving

De op plankaart 1 voor “Wonen W” aangewezen grond is bestemd voor wonen met daaraan ondergeschikt:

a.       erven voor onder andere tuinen en parkeervoorzie­ningen;

b.      het uitoefenen van een aan-huis-gebonden beroep en bedrijf;

c.       het op hobbymatige basis houden van dieren;

d. instandhouding van waardevolle bebouwingskenmerken en -elementen van de ter plaatse voorkomende cultuurhistorische waardevolle bebouwing voor zover de bebouwing op plankaart 1 als "Rijksmonument" of “Gemeentelijk monument” zijn aan­­­geduid en opgenomen in bijlage J “Rijksmonumenten” en Bijlage K “Gemeentelijke monumenten”.

 

2.    Bouwregels

Op gronden met deze bestemming zijn gebouwen en andere bouwwerken ten behoeve van deze bestemming toegestaan. Daarbij moeten de aanduidingen op de plankaarten in acht worden genomen en

 

a.    voor gebouwen geldt het vol­gende:

1.      het maximum aantal toegelaten woningen wordt door middel van een cijfer op de plankaart aangeduid;

2.      voor woningen geldt dat de bestaande oppervlakte met maximaal 25% mag worden vergroot tot een maximum van 150 m²;

3.      indien de bestaande oppervlakte van de woning meer dan 150 m² bedraagt, geldt deze oppervlakte als maximum bij herbouw. Ingeval de be­staan­de oppervlakte minder bedraagt dan 150 m² geldt de regeling zoals vermeld onder lid 2.a.2;

4.      de herbouw van de woning is mogelijk waarbij de nieuwe bebouwingscontour op    enig punt is geprojecteerd op maximaal 3 m van de bestaande bebouwingscontour;

5.      de oppervlakte van de bij woningen behorende bijgebouwen mag gezamenlijk maximaal 75 m² bedragen;

6.      ter plaatse van de aanduiding "bijgebouw 1" en  en "bijgebouw 2" op plankaart 1 mag, in afwijking van het vermelde onder lid 2.a.5,  de oppervlakte van bijgebouwen respectievelijk maximaal 150 m² en 250 m² bedragen;

7.       voor de woningen en de daarbij behorende bijgebouwen dienen de volgende  maximale hoogtematen in acht te worden ge­nomen:

 

goothoogte / hoogte (in meters)

woningen

3 / 9

bijgebouw

3 / 6

 

8.                      ingeval de bestaande goothoogte en hoogte van een woning of van bijgebouwen en overkappingen groter of hoger zijn dan de in de vorige leden genoemde maten, gelden deze als maximum;

9.                      indien bij een woning meer dan het onder 5 van dit lid vermelde oppervlakte aan bijgebouwen staat, is het oppervlak aan bijgebou­wen toegelaten dat aanwezig is ten tijde van de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan. Bij vervanging van de bij de woning behorende bijgebouwen geldt dat 70% van de te vervangen bijge­bouwen mag worden teruggebouwd met een maximum van 150 m² per bijgebouw en naar keuze om te zetten in één of meerdere bijgebouwen.

10.  maximaal 50 m² van de oppervlakte van de bebouwing mag worden gebruikt voor een aan-huis-gebonden beroep of bedrijf mits deze activiteiten geen aanzienlijke verkeersaantrekkende werking hebben;

11.   ter plaatse van de aanduiding “Theeschenkerij T1” en “Theeschenkerij T2” op plankaart 1 mag respectievelijk maximaal 50 m² en 125 m² van de bebouwing alsmede de tuin worden gebruikt ten behoeve van een theeschenkerij;

12.  de bestaande maximale oppervlakte van het hoofdgebouw en overige (bij)gebouw(en), gelegen binnen de bestemming “Agrarisch - Uiterwaard A-U”, is in bijlage D “Bestaande functies Ui­terwaard” weergegeven en mag een­malig vermeerderd worden met maximaal 10%. De oppervlakte van de woning mag echter niet meer bedragen dan 150 m². De herbouw van de woning is mogelijk waarbij de nieuwe bebouwingscontour op enig punt is geprojecteerd op maximaal 3 m van de bestaande bebouwingscontour;

13.   onder het  peil gelegen kelders en verblijfsruimten mogen de bebouwingscontour van de woning niet overschrijden.

 

b.    voor andere bouwwerken geldt het volgende:

1.       de maximale hoogte hiervan is in onderstaande tabel vermeld:

 

andere bouwwerken

hoogte (in meters)

zwembaden

0,6 

overkappingen

3

verlichtings- en vlaggenmasten

8

 

2.    de oppervlakte van het zwembad mag maximaal 75 m² bedragen;

3.    de oppervlakte van een overkapping mag maximaal 30 m² bedragen;

4.    hoogte van overige andere bouwwerken binnen het bestemmingsvlak mag maximaal 2 m bedragen.

 

 

 

3.    Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van de regels van dit artikel. In artikel 25 zijn de volgende ontheffingsbevoegdheden opgenomen:

-          afwijken van maximaal 10 % van de genoemde maten (nr.1);

-          het oprichten van een paardenbak (nr.6);

-          woningsplitsing (nr. 10);

-          recreatief medegebruik (logies en ontbijt , lichte horecavoorzieningen) (nr. 11).

 

4.    Aanlegvergunning

Voor de uitvoering van werken en werkzaamheden binnen het bouwperceel is geen aanlegvergunning vereist.

 

5.    Algemene bouwregels

Bij het bouwen van gebouwen en andere bouwwerken dienen ook de regels van artikel 23 in acht te worden genomen.

(Terug naar inhoudsopgave)


Artikel 16.           Leiding - Gas (dubbelbestemming)

 

1.     Bestemmingsomschrijving

De op plankaart 1 voor “Leiding - Gas  (dubbelbestemming)” aange­wezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestem­mingen (basisbestemming) mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van een ondergrondse hoge druk aardgastransportleiding met een vrijwaringszone ter breedte van minimaal 5 m aan weerszijden van de hartlijn van de leiding.

 

2.   Voorrangsregel

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (basisbestemming) mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming Leiding - Gas (dubbelbestemming).

3.    Bouwregels

Op gronden met deze bestemming zijn uitsluitend andere bouwwerken ten behoeve van deze bestemming toegestaan. Daarbij moeten de aanduidingen op de plankaarten in acht worden genomen en

 

voor andere bouwwerken geldt dat de hoogte hiervan maxi­maal 2 m mag bedragen.

 

4.    Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 2 en 3 ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de betreffende, andere bestemmingen (basisbestemming), mits hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van de betreffende (aard)gastransportleiding en vooraf ter zake een schriftelijk bindend advies van de leidingbeheerder is ingewonnen.

 

5.    Aanlegvergunningplicht

Het is verboden, behoudens het bepaalde in lid 6, zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) op en in de gronden als bedoeld in lid 1, de hierna aangegeven andere werken en werk­zaamheden uit te voeren:

a.       het aanbrengen van diepwortelende beplanting;

b.      het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding, ophoging of diepploegen (meer dan 0,3 m beneden maaiveld);

c.       het aanbrengen van verhardingen;

d.      het aanbrengen van voorwerpen dieper dan 0,3 m beneden maaiveld.

 

6.    Uitzonderingsregels aanlegvergunningsplicht

Het in lid 5 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken en werkzaamheden:

a.       werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;

b.      werken en werkzaamheden, waarmee is of mag worden begonnen ten tijde van het onherroepelijk worden van het plan.

 

7.     Algemene bouwregels

Bij het bouwen van andere bouwwerken dienen ook de regels van artikel 23 in acht te worden genomen.

(Terug naar inhoudsopgave)

 


Artikel 17.           Leiding - Hoogspanning (dubbelbestemming)

 

1.       Bestemmingsomschrijving

De op plankaart 1 voor “Leiding - Hoogspanning (dubbel­bestemming)“ aange­wezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestem­mingen (basisbestemming) mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van een hoogspanningsleiding met een vrijwaringszone ter breedte van 5 m aan weerszijden van de hartlijn van de leiding.

 

2.       Voorrangsregel

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (basisbestemming) mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming “Leiding – Hoogspanning (dubbel­bestemming)” .

3.       Bouwregels

Op gronden met deze bestemming zijn uitsluitend andere bouwwerken ten behoeve van deze bestemming toegestaan. Daarbij moeten de aanduidingen op de plankaarten in acht worden genomen en

 

voor andere bouwwerken geldt dat de hoogte hiervan maxi­maal 2 m mag bedragen.

 

4.      Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 2 en 3 ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de betreffende, andere bestemmingen (basisbestemming), mits hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van de betreffende hoogspanningverbinding en vooraf ter zake een schriftelijk bindend advies van de leidingbeheerder is ingewonnen.

 

5.       Aanlegvergunningplicht

Het is verboden, behoudens het bepaalde in lid 6, zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) op en in de gronden als bedoeld in lid 1, de hierna aangegeven andere werken en werk­zaamheden uit te voeren:

a.       het aanbrengen van diepwortelende beplanting;

b.      het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding, ophoging of diepploegen (meer dan 0,3 m beneden maaiveld);

c.       het aanbrengen van verhardingen;

d.       het aanbrengen van voorwerpen dieper dan 0,3 m beneden maaiveld.

 

6.      Uitzonderingsregels aanlegvergunningsplicht

Het in lid 5 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken en werkzaamheden:

a.    werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;

b.    werken en werkzaamheden, waarmee is of mag worden begonnen ten tijde van het onherroepelijk worden van het plan.

 

7.    Algemene bouwregels

Bij het bouwen van andere bouwwerken dienen ook de regels van artikel 23 in acht te worden genomen.

(Terug naar inhoudsopgave)


Artikel 18.           Leiding - Olie (dubbelbestemming)

 

1.       Bestemmingsomschrijving

De op plankaart 1 voor “Leiding - Olie (dubbel­bestemming) “ aange­wezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestem­mingen (basisbestemming) mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van een olietransportleiding met een vrijwaringszone ter breedte van 5 m aan weerszijden van de hartlijn van de leiding.

 

2.       Voorrangsregel

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (basisbestemming) mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming “Leiding - Olie (dubbel­bestemming)“.

3.       Bouwregels

Op gronden met deze bestemming zijn uitsluitend andere bouwwerken ten behoeve van deze bestemming toegestaan. Daarbij moeten de aanduidingen op de plankaarten in acht worden genomen en

 

voor andere bouwwerken geldt dat de hoogte hiervan maxi­maal 2 m mag bedragen.

 

4.      Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 2 en 3 ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de betreffende, andere bestemmingen (basisbestemming), mits hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van de betreffende olietransportleiding en vooraf ter zake schriftelijk advies van de leidingbeheerder is ingewonnen.

 

5.       Aanlegvergunningplicht

Het is verboden, behoudens het bepaalde in lid 6, zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) op en in de gronden als bedoeld in lid 1, de hierna aangegeven andere werken en werk­zaamheden uit te voeren:

a.       het aanbrengen van diepwortelende beplanting;

b.      het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding, ophoging of diepploegen (meer dan 0,3 m beneden maaiveld);

c.       het aanbrengen van verhardingen;

d.      het aanbrengen van voorwerpen dieper dan 0,3 m beneden maaiveld.

 

6.      Uitzonderingsregels aanlegvergunningsplicht

Het in lid 5 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken en werkzaamheden:

a.    werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;

b.    werken en werkzaamheden, waarmee is of mag worden begonnen ten tijde van het onherroepelijk worden van het plan.

 

7.    Algemene bouwregels

Bij het bouwen van andere bouwwerken dienen ook de regels van artikel 23 in acht te worden genomen.

(Terug naar inhoudsopgave)


Artikel 19.           Leiding - Riool (dubbelbestemming)

 

1.    Bestemmingsomschrijving

De op plankaart 1 voor “Leiding - Riool (dubbel­bestemming) “ aange­wezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestem­mingen (basisbestemming) mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van een rioolpersleiding met een vrijwaringszone ter breedte van 5 m aan weerszijden van de hartlijn van de leiding.

 

2.    Voorrangsregel

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (basisbestemming) mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming “Leiding - Riool  (dubbel­bestemming)“.

 

3.    Bouwregels

Op gronden met deze bestemming zijn uitsluitend andere bouwwerken ten behoeve van deze bestemming toegestaan. Daarbij moeten de aanduidingen op de plankaarten in acht worden genomen en

 

voor andere bouwwerken geldt dat de hoogte hiervan maxi­maal 2 m mag bedragen.

 

4.    Ontheffing van de bouwregelsOntheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 2 en 3 ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de betreffende, andere bestemmingen (basisbestemming), mits hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van de betreffende rioolpersleiding en vooraf ter zake een schriftelijk bindend advies van de leidingbeheerder is ingewonnen.

 

5.    Aanlegvergunningplicht

Het is verboden, behoudens het bepaalde in lid 6, zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) op en in de gronden als bedoeld in lid 1, de hierna aangegeven andere werken en werk­zaamheden uit te voeren:

a.       het aanbrengen van diepwortelende beplanting;

b.      het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding, ophoging of diepploegen (meer dan 0,3 m beneden maaiveld);

c.    het aanbrengen van verhardingen;

d.   het aanbrengen van voorwerpen dieper dan 0,3 m beneden maaiveld.

 

6.    Uitzonderingsregels aanlegvergunningsplicht

Het in lid 5 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken en werkzaamheden:

a.    werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;

b.    werken en werkzaamheden, waarmee is of mag worden begonnen ten tijde van het onherroepelijk worden van het plan.

 

7.    Algemene bouwregels

Bij het bouwen van andere bouwwerken dienen ook de regels van artikel 23 in acht te worden genomen.

(Terug naar inhoudsopgave)


Artikel 20.          Waterstaat - Waterkering (dubbelbestemming)[12]

 

1.     Bestemmingsomschrijving

De op plankaart 1 voor “Waterstaat - Waterkering  (dubbelbestemming)” aange­wezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestem­mingen (basisbestemming) mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van een waterkering.

 

2.   Voorrangsregel

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (basisbestemming) mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming “Waterstaat - Waterkering   (dubbelbestemming)“.

3.    Bouwregels

Op gronden met deze bestemming zijn uitsluitend andere bouwwerken ten behoeve van deze bestemming toegestaan. Daarbij moeten de aanduidingen op de plankaarten in acht worden genomen en

 

voor andere bouwwerken geldt dat de hoogte hiervan maxi­maal 2 m mag bedragen.

 

4.    Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 2 en 3 ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de betreffende, andere bestemmingen (basisbestemming), mits hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van de betreffende waterkering en vooraf ter zake een schriftelijk bindend advies van de dijkbeheerder is ingewonnen.

 

5.    Aanlegvergunningplicht

Het is verboden, behoudens het bepaalde in lid 6, zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) op en in de gronden als bedoeld in lid 1, de hierna aangegeven andere werken en werk­zaamheden uit te voeren:

a.       het aanbrengen van diepwortelende beplanting;

b.      het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding, ophoging of diepploegen (meer dan 0,3 m beneden maaiveld);

c.       het aanbrengen van verhardingen.

 

6.    Uitzonderingsregels aanlegvergunningsplicht

Het in lid 5 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken en werkzaamheden:

a.       werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;

b.      werken en werkzaamheden, waarmee is of mag worden begonnen ten tijde van het onherroepelijk worden van het plan.

 

7.     Algemene bouwregels

Bij het bouwen van andere bouwwerken dienen ook de regels van artikel 23 in acht te worden genomen.

(Terug naar inhoudsopgave)


Artikel 21.           Waterstaat - Waterstaatkundige functie [13] (dubbelbestemming)

 

1.    Bestemmingsomschrijving

De op de plankaart 1 voor “Waterstaat - Waterstaatkundige functie (dubbelbestemming)” aange­wezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen (basisbestemming), mede bestemd voor onderhoud, beheer en instandhouding van de aangrenzende waterkering, waterberging en afvoer van sedi­ment, hoogwater en ijs, de zorg voor de waterhuishouding en de daarvoor noodzakelijke werken.

 

2.   Voorrangsregel

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (basisbestemming) mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming “Waterstaat - Waterstaatkundige functie (dubbelbestemming)”.

3.    Bouwregels

Op gronden met deze bestemming zijn uitsluitend andere bouwwerken ten behoeve van deze bestemming toegestaan. Daarbij moeten de aanduidingen op de plankaarten in acht worden genomen en

 

voor andere bouwwerken geldt dat de hoogte hiervan maxi­maal 4 m mag bedragen.

 

4.    Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 2 en 3 ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de betreffende, andere bestemmingen (basisbestemming), mits hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van de betreffende waterstaatskundige functie en vooraf ter zake een schriftelijk bindend advies van de waterbeheerder is ingewonnen.

 

5.    Aanlegvergunningplicht

Het is verboden, behoudens het bepaalde in lid 6, zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) op en in de gronden als bedoeld in lid 1, de hierna aangegeven andere werken en werk­zaamheden uit te voeren:

het aanbrengen van hoogopgaande beplanting;

het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding, ophoging of diepploegen (meer dan 0,3 m beneden maaiveld);

het aanbrengen van verhardingen.

 

6.    Uitzonderingsregels aanlegvergunningsplicht

Het in lid 5 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken en werkzaamheden:

a.       werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;

b.      werken en werkzaamheden, waarmee is of mag worden begonnen ten tijde van het onherroepelijk worden van het plan.

 

7.    Algemene bouwregels

Bij het bouwen van andere bouwwerken dienen ook de regels van artikel 23 in acht te worden genomen.

(Terug naar inhoudsopgave)


 Hoofdstuk III   Algemene regels

 

Artikel 22.          Dubbeltelregel

 

Grond die in aanmerking genomen moet worden bij een verleende bouwvergun­ning mag, behoudens intrekking van die bouwvergunning, niet nog eens bij de verlening van een nieuwe bouwvergunning in aanmerking worden genomen.

 


Artikel 23.           Algemene bouwregels

 

1.    Algemene regel

Onverminderd het in deze regels met betrekking tot het bouwen bepaalde, mogen geen bouwwerken worden gebouwd in de navolgende beschermingszones:

a.    5 m aan weerszijden van A-watergangen, aangeduid op plankaart 1 met WA-A[14] en 15 m aan weerszijden van HEN-wateren, aangeduid op plankaart 1 met "beschermingszone HEN-water15;

b.    ten aanzien van de in artikel 13 onderscheiden categorieën van wegen gelden de volgende zones:

1.    25 m aan weerszijden van de as van gebiedstoegangsweg (V-G);

2.    40 m aan weerszijden van de as van een ontsluitingsweg (V-O);

3.    15 m aan weerszijden van de as van een onverharde weg (V-ON);

4.    10 m aan weerszijden van de as van een pad (V-P);

5.    15 m aan weerszijden van de as van een verharde weg (V-V);

6.    bij het spoor (V-S):

a.   11 m gemeten vanuit het hart van het spoor ingeval het spoor op maaiveldhoogte ligt;

b. 20 m gemeten vanaf het hart van het spoor bij binnenbogen;

c.   6 m gemeten van de teen van het talud indien het spoor op een verhoging ligt;

d. 20 m gemeten vanaf het hart van het spoor en de as van de weg en een afstand van 500 m aan weerszijden van de overweg bij onbewaakte overwegen in het buitengebied;

c.    “Archeologisch waardevol terrein”, “Gebied met hoge archeologische verwach­tingswaarde” en “Gebied met  middelhoge archeologische verwachtingswaarde”, zoals op plankaart 2 is aangegeven.

d.    “Grondwaterbeschermingsgebied”, zoals op plankaart 2 is aangegeven;

e.    binnen de op de plankaart 2 aangegeven “milieuzone - geluidsgevoelige functie” voorzover het bouwen betrekking heeft op nieuwe (dienst)­woningen of andere qua functie geluidsgevoelige gebouwen;

 

2.    Uitzonderingsregel

De onder lid 1, sub b, weergegeven zones zijn niet van toepassing op be­staande gebouwen die daarvan afwijken, mits bij herbouw of uitbreiding van het betreffende gebouw de bestaande afstand tot de as van de weg ge­lijk blijft, waarbij voor de onderscheiden wegen een uiterst minimum geldt van:

a.    15 m aan weerszijden van de as van een gebiedstoegangsweg (V-G);

b.    30 m aan weerszijden van de as van een ontsluitingsweg (V-O);

c.    10 m aan weerszijden van de as van een onverharde weg (V-ON);

d.    5 m aan weerszijden van de as van een pad (V-P);

e.    10 m aan weerszijden van de as van een verharde weg (V-V);

f.     11 m aan weerszijden van de as van spoorlijn (V-S).

 

3.    Ontheffing

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing te verlenen van het bepaalde in:

a.   lid 1, sub a,  na het inwinnen van een bindend advies bij de bevoegde beheerder(s);

b.    lid 1, sub b, indien gebleken is dat het oprichten van bouwwerken uit stedebouwkundig oogpunt wenselijk en aanvaardbaar is en er geen gevaar voor de verkeersveiligheid ontstaat;

c.     lid 1, sub c, indien gebleken is dat het oprichten van bouwwerken niet zal leiden tot een verstoring van het archeologische bodemarchief. Ontheffing wordt pas verleend nadat de aanvrager een rapport heeft over­gelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar oordeel van Burgemeester en wethouders in voldoende mate is veiliggesteld;

d.     lid 1, sub d , ten behoeve van de uitbreiding of nieuwbouw van de binnen deze zone gelegen bouwwerken indien het belang van de waterwin­ning niet wordt geschaad en na het inwinnen van een bindend advies bij de Dienst Milieu en Water van de provincie Gelderland en het waterwinbedrijf.

e.    lid 1, sub e, nadat door het bevoegde gezag hogere grenswaarden zijn toegekend.

 

 


Artikel 24.          Algemene gebruiksregels

 

1.    Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

a.    het opslaan van materialen en goederen in de open lucht buiten het agrarisch bouwperceel met uitzondering van kuilvoerplaten die, uitsluitend in het op plankaart 3 aangegeven “Agrarisch gebied”, aansluitend op het bouwperceel mogen worden opgericht;

b.    het gebruik van teeltondersteunende voorzieningen buiten het agra­risch bouwperceel in de zone “Uiterwaarden (EHS)”, zoals aangegeven op plankaart 3 en in de zone “Openheid”, zoals aangegeven op plankaart 2;

c.     de wijziging in het agrarisch gebruik van de gronden voor boom- en sierteelt in de zone “Openheid”, zoals aangegeven op plankaart 2, en in de bestemming “Agrarisch-Uiterwaard A-U”, zoals aangegeven op plankaart 1;

d.    het gebruik van gronden voor fruit-, druiven-, bollenteelt en/of boomteelt waarbij be­strijdingsmiddelen worden ingezet in een zone van 50 m om de volgende woonfuncties en recreatieve verblijfsfunctie:

1.    op plankaart 1 aangegeven met de bestemming “Wonen W”;

2.    de grens van de kernen Brummen, Eerbeek, Oeken, Empe, Leuvenheim en Hall, die op plankaart 1 zijn aangeduid als gronden vallend buiten het plan;

3.   de verblijfsrecreatieterreinnen Coldenhove (Landal Greenpark), Zuiderzon, camping de Hallse Hull, camping De Kikker, naturistencamping Gelre, Robertsoord en ABK-huis;

e.    het gebruik van gronden, aangeduid met WA-HEN, als bedoeld in artikel 14, die:

1.      de waterkwaliteit ter plaatse aantast of negatief kan beïnvloeden;  

2.      de morfologie van de oevers van beken en waterlopen aantast of negatief beïnvloedt;

3.      de watervoerendheid en stroming aantast of negatief kan beïnvloeden;

4.      de instandhouding en/of ontwikkeling van gebiedseigen natuur- , ecologische en landschappelijke waarden aantast of negatief kan beïnvloeden;

5.      de waterhuishouding dan wel het waterbergend vermogen aantast of negatief kan beïnvloeden;

6.      in een zone van 15 m, gerekend vanaf de insteek van de wateren van het hoogste ecologische niveau, zijn gelegen, waarbij meststoffen en/of be­strijdingsmiddelen worden ingezet waardoor een significante aantasting van de waterkwaliteit ter plaatse plaatsvindt;

f.     de nieuwvestiging van agrarische functies resp. teelten die voor de bedrijfsvoering afhankelijk of deels afhankelijk zijn van het gebruik van meststoffen en/of bestrijdingsmiddelen als bedoeld onder e.6;

g.    het in gebruik geven, nemen en hebben van een recreatiewoning of groepsverblijf, voor permanente bewoning;

h.     het gebruik van gebouwen voor de exploitatie van een seksinrichting;

i.      het gebruik van een schuilstal, als bedoeld in art. 25, onder 5a, anders dan als schuilgelegenheid voor dieren.

 

2.    Uitzondering

Het bepaalde in lid 1 is niet van toepassing op (tijdelijk) gebruik ten behoeve van de realisering en/of handhaving van de bestemmingen of het normale onderhoud van de gronden en/of bouwwerken.

 

 


 

Artikel 25.           Algemene ontheffings- en wijzigingsregels

 

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening respectievelijk de regels te wijzigen dan wel ontheffing te verlenen van de regels volgens het onderstaande schema, waarin per kolom is weergegeven:

a.    De regels, waarvan ontheffing kan worden verleend of die gewijzigd kunnen worden of de wijziging van de plankaart;

b.    Een omschrijving van het artikel waarvan ontheffing kan worden verleend of waar de wijziging betrekking op heeft;

c.    De functie/het gebruik/de toegelaten bebouwing waarvoor ontheffing kan worden verleend of een wijziging kan worden doorgevoerd;

d.    De gebieden, zoals opgenomen op plankaart 3, waarop de ontheffings- en wijzigingbevoegdheden van toepas­sing zijn;

e.   De criteria die gelden bij het gebruik van ontheffings- en wijzigingbevoegdheden voor de gebieden, zoals opgenomen op plankaart 3.

 

 

 

 

 


Nr.

Plankaart / artikel

Omschrij­ving van het artikel

Ten behoeve van de functie/ge­bruik/toegelaten bebouwing

gebieden plankaart 3

algemene/specifieke criteria

 

Ontheffingen ex. art. 3.6. Wro

1.      

in de regels gestelde minimale en maximale eisen

 

tot een afwijking van maximaal 10 %

Agrarisch gebied

Agrarisch gebied–Waardevol landschap Landgoederenzone (EHS)

Veluws bosgebied (EHS)

Ten behoeve van een optimale ver­kaveling c.q. optimaal gebruik is een maximale afwijking van de in het plan genoemde maten van 10% toegelaten mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het landschaps-  en bebouwingsbeeld en verkeersbelangen en de belangen van eigenaren en/of gebruikers van aangrenzende gronden  en gebouwen niet onevenredig worden geschaad.

2.      

art. 3, lid 2, sub a, onder 3

bouwen van één agrari­sche dienst­woning

2e agra­rische dienst­woning binnen het agrarisch bouwperceel

Agrarisch gebied

Agrarisch gebied –Waardevol landschap

Landgoederenzone (EHS)

 

          De (bedrijfsmatige) noodzaak in verband met controle en toezicht buiten normale werkuren en op niet voorziene tijdstippen. Deze (bedrijfsmatige) noodzaak wordt beoordeeld aan de hand van de criteria  aard, de omvang en de continuïteit van het bedrijf. De milieuhygiënische toelaatbaarheid dient te worden aangetoond.

          Natuur- en landschapswaarden worden niet onevenredig aangetast.

          Er is geen sprake van een elders gesitueerde dienstwoning.

          Vooraf dient een bindend advies te worden ingewonnen bij de Stichting Advisering Agrarische Bouwplannen    of bij een gelijkwaardig terzake  deskundig bureau of persoon.

3.      

art. 3, lid 1 sub a,

agrarische doeleinden

 

het exploiteren van een minicamping

Agrarisch gebied

Agrarisch gebied-Waardevol landschap Landgoederenzone (EHS)

          De minicamping is uitsluitend toegelaten bij veeteelt- en akkerbouwbedrijven. De gronden maken geen deel uit van een boom- of sierteeltbedrijf.

          Burgermeester  en wethouders kunnen de initiatiefnemer om een advies vragen van  de Stichting Advisering Agrarische Bedrijven of een gelijkwaardig terzake deskundig bureau of persoon  om aan te tonen dat het bedrijf een minimale bedrijfsomvang heeft van 12 NGE’s.

          De verkeersaantrekkende werking neemt slechts in beperkte mate toe (in relatie tot de wegcategorie en de bijbehorende capaciteit) en het verkeer kan in de toekomst zonder probleem via de bestaande wegen en paden worden afgewikkeld.

          Er wordt volledig rekening gehouden met de bestaande rechten van in de directe omgeving gelegen bedrijven en woningen en de bedrijven worden niet onevenredig in hun ontwikkelingsmogelijkheden geschaad.

          Het parkeren vindt plaats binnen het bouwperceel.

          De activiteit betekent geen onevenredige aantasting voor natuur, landschap en milieu in vergelijking met de agrarische activiteit.

          De  activiteit leidt niet tot extra hinder voor omwonenden.

          Het aantal van 15 minicampings binnen de gebieden Landgoederenzone (EHS),  Agrarisch gebied en Agrarisch gebied - Waardevol landschap wordt niet overschreden. Het aantal standplaatsen per minicamping bedraagt maximaal 25.

          Het terrein dient gesitueerd te worden op of direct aansluitend op het agrarische bouwperceel. De sanitaire voorzieningen zijn uitsluitend op het agrarische bouwperceel toegelaten.

          De initiatiefnemer dient een door burgemeester en wethouders goedgekeurd inrichtingsplan te overleggen. De minicamping  dient op verantwoorde wijze te worden ingepast in het landschap.

          Stacaravans zijn niet toegestaan.

Agrarisch gebied- Waardevol landschap

          Het exploiteren van een minicamping is alleen toegestaan als een bijdrage wordt geleverd aan de versterking van de kernkwaliteiten van het landschap..

Landgoederenzone (EHS)

Het exploiteren van een minicamping is binnen de EHS niet toegestaan als daarmee de ecologische kernkwaliteiten en omgevingscondities van de EHS significant worden aangetast. Tevens gelden de volgende voorwaarden:

1.        ter plaatse van de aanduiding "EHS-natuur" dienen de gronden behoeve van de camping te worden gecompenseerd ten behoeve van de natuur; 

2.        ter plaatse van de aanduiding "EHS-verweving" dient een bijdrage te worden geleverd aan de verbetering van de beschermde natuurwaarden in  het betreffende gebied;

3.      ter plaatse van de aanduiding "EHS-verbinding" mag het initiatief niet leiden tot onomkeerbare gevolgen voor de realisering van de ecologische verbindingszone. 

Natura  2000

          Het exploiteren van een minicamping is toegestaan (zonder passende beoordeling) indien op grond van objectieve gegevens wordt uitgesloten dat de uitvoering van het plan significante gevolgen heeft voor de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied. Het exploiteren van een minicamping is tevens toegestaan indien op basis van een passende beoordeling zekerheid is verkregen dat het initiatief geen schadelijke gevolgen heeft voor de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied.

4.      

art. 3 en 4, lid 2, aanhef en onder a.1 als ook wijziging plankaart 1

op plankaart 1 aangegeven agrarisch bouwperceel

 

de vorm van het agrarisch bouwperceel

Agrarisch gebied

Agrarisch gebied- Waardevol landschap Landgoederenzone (EHS) Uiterwaarden (EHS)

 

          De oppervlakte van het agrarisch bouwperceel wordt niet vergroot. De totale oppervlakte van de gronden voor zover deze binnen de EHS zijn gesitueerd blijft door de vormwijziging onveranderd;

          De aanwezige bouwwerken blijven gesitueerd binnen de begrenzing van het gewijzigde agrarisch bouwperceel;

          Er wordt volledig rekening gehouden met de bestaande rechten van in de directe omgeving gelegen bedrijven en woningen en de bedrijven worden niet onevenredig in hun ontwikkelingsmogelijkheden geschaad;

          De vormwijziging betekent geen onevenredige aantasting voor natuur, landschap en milieu in vergelijking met het huidige bouwperceel.

          De algemene bouwregels van artikel 23 van deze regels wordt in acht genomen;

          De vormwijziging betekent voor de gronden binnen het gebied Uiterwaarden (EHS) geen extra belemmering voor de huidige en toekomstige afvoer van water, sediment en ijs en de waterbeheerder is hierover om een bindend advies gevraagd.

 

 

 

 

Agrarisch gebied- Waardevol landschap

          De vormwijziging van bouwperceel is alleen toegestaan als een bijdrage wordt geleverd aan de versterking van de kernkwaliteiten van het landschap.

Landgoederenzone (EHS), Uiterwaarden (EHS)

De vormwijziging van het agrarisch bouwperceel is binnen de EHS niet toegestaan als daarmee de ecologische kernkwaliteiten en omgevingscondities van de EHS significant worden aangetast. Tevens gelden de volgende voorwaarden:

          ter plaatse van de aanduiding "EHS-natuur" dienen de gronden behoeve van de vormwijziging van het agrarisch bouwperceel te worden gecompenseerd ten behoeve van de natuur; 

          ter plaatse van de aanduiding "EHS-verweving" dient een bijdrage te worden geleverd aan de verbetering van de beschermde natuurwaarden in  het betreffende gebied;

          ter plaatse van de aanduiding "EHS-verbinding" mag het initiatief niet leiden tot onomkeerbare gevolgen voor de realisering van de ecologische verbindingszone. 

 

 

 

 

Natura  2000

          De vormwijziging is toegestaan (zonder passende beoordeling) indien op grond van objectieve gegevens wordt uitgesloten dat de uitvoering van het plan significante gevolgen heeft voor de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied. De vormwijziging is tevens toegestaan indien op basis van een passende beoordeling zekerheid is verkregen dat het initiatief geen schadelijke gevolgen heeft voor de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied.

4.a

art. 3 en 4, lid 2, aanhef en onder a.1 als ook wijziging plankaart 1

op plankaart 1 aangegeven agrarisch bouwperceel

overschrijding van de grens van het agrarisch bouwperceel

Agrarisch gebied

Agrarisch gebied- Waardevol landschap Landgoederenzone (EHS) Uiterwaarden (EHS)

          De oppervlakte van het agrarische bouwperceel mag aan één zijde met maximaal 300 m² worden uitgebreid;

          De (bedrijfsmatige) noodzaak en de milieuhygiënische toelaatbaarheid worden aangetoond;

          Er wordt volledig rekening gehouden met de bestaande rechten van in de directe omgeving gelegen bedrijven en woningen en de bedrijven worden niet onevenredig in hun ontwikkelingsmogelijkheden geschaad;

          De overschrijding betekent geen onevenredige aantasting voor natuur, landschap en milieu in vergelijking met ligging van huidige bouwperceel.

          De algemene bouwregels van artikel 23 van deze regels worden in acht genomen;

          De nieuwe activiteit betekent voor de gronden binnen het gebied Uiterwaarden (EHS) geen extra belemmering voor de huidige en toekomstige afvoer van water, sediment en ijs en de waterbeheerder is hierover om een bindend advies gevraagd.

Agrarisch gebied- Waardevol landschap

          De overschrijding van de grens is alleen toegestaan als een bijdrage wordt geleverd aan de versterking van de kernkwaliteiten van het landschap.

Landgoederenzone (EHS), Uiterwaarden (EHS)

Het bouwen/plaatsen van sleufsilo’s en mestplaten aansluitend op het agrarisch bouwperceel is niet toegestaan  als daarmee de ecologische kernkwaliteiten en omgevingscondities van de EHS significant worden aangetast. Tevens gelden de volgende voorwaarden:

1.        ter plaatse van de aanduiding "EHS- natuur" dienen de gronden behoeve van het bouwen/plaatsen van sleufsilo’s en mestplaten aansluitend op het agrarisch bouwperceel te worden gecompenseerd ten behoeve van de natuur; 

2.        ter plaatse van de aanduiding "EHS- verweving" dient een bijdrage te worden geleverd aan de verbetering van de beschermde natuurwaarden in  het betreffende gebied;

3.        ter plaatse van de aanduiding "EHS-verbinding" mag het bouwen/plaatsen van sleufsilo’s en mestplaten aansluitend op het agrarisch bouwperceel niet leiden tot onomkeerbare gevolgen voor de realisering van de ecologische verbindingszone.

 

 

 

 

Natura  2000

          De overschrijding van de grens is  toegestaan (zonder passende beoordeling) indien op grond van objectieve gegevens wordt uitgesloten dat de uitvoering van het plan significante gevolgen heeft de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied. De overschrijding van de grens is tevens toegestaan indien op basis van een passende beoordeling zekerheid is verkregen dat het initiatief geen schadelijke gevolgen heeft voor instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied.

4.b

art. 3 en 4, lid 2, aanhef en onder a.1 als ook wijziging plankaart 1

agrarische doeleinden

het bouwen/plaatsen van sleufsilo’s en mestplaten buiten het agrarisch bouwperceel

 

 

 

Agrarisch gebied- Waardevol landschap Landgoederenzone (EHS) Uiterwaarden (EHS)

          De gezamenlijke oppervlakte van de sleufsilo’s en mestplaten buiten het bouwperceel bedraagt maximaal  1000 m² en de hoogte bedraagt maximaal 1,5 m.

          De bedrijfsmatige noodzaak en de milieuhygiënische toelaatbaarheid worden aangetoond.

          Er wordt volledig rekening gehouden met de bestaande rechten van in de directe omgeving gelegen bedrijven en woningen en de bedrijven worden niet onevenredig in hun ontwikkelingsmogelijkheden geschaad.

          Het bouwen/plaatsen van sleufsilo’s en mestplaten buiten het bouwperceel betekent geen onevenredige aantasting voor natuur, landschap en milieu in vergelijking met ligging van huidige bouwperceel.

          De algemene bouwregels van artikel 23 van deze regels worden in acht genomen.

          De nieuwe activiteit betekent in de Uiterwaarden (EHS) geen extra belemmering voor de huidige en toekomstige afvoer van water, sediment en ijs en de waterbeheerder is hierover om een bindend advies gevraagd.

Agrarisch gebied- Waardevol landschap

          Het bouwen/plaatsen van sleufsilo’s en mestplaten buiten het bouwperceel is alleen toegestaan als een bijdrage wordt geleverd aan de versterking van de kernkwaliteiten van het landschap.

Landgoederenzone (EHS), Uiterwaarden (EHS)

Het bouwen/plaatsen van sleufsilo’s en mestplaten aansluitend op het agrarisch bouwperceel is niet toegestaan  als daarmee de ecologische kernkwaliteiten en omgevingscondities van de EHS significant worden aangetast. Tevens gelden de volgende voorwaarden:

1.        ter plaatse van de aanduiding "EHS- natuur" dienen de gronden behoeve van het bouwen/plaatsen van sleufsilo’s en mestplaten aansluitend op het agrarisch bouwperceel te worden gecompenseerd ten behoeve van de natuur; 

2.        ter plaatse van de aanduiding "EHS- verweving" dient een bijdrage te worden geleverd aan de verbetering van de beschermde natuurwaarden in  het betreffende gebied;

3.        ter plaatse van de aanduiding "EHS-verbinding" mag het bouwen/plaatsen van sleufsilo’s en mestplaten aansluitend op het agrarisch bouwperceel niet leiden tot onomkeerbare gevolgen voor de realisering van de ecologische verbindingszone.

 

 

 

 

Natura  2000

          Het bouwen/plaatsen van de sleufsilo’s en mestplaten buiten het bouwperceel is toegestaan (zonder passende beoordeling) indien op grond van objectieve gegevens wordt uitgesloten dat de uitvoering van het plan significante gevolgen heeft voor de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied. Het bouwen/plaatsen van de sleufsilo’s en mestplaten is tevens toegestaan indien op basis van een passende beoordeling zekerheid is verkregen dat het initiatief geen schadelijke gevolgen heeft voor de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied.

5.      

art. 3 en 4, lid 2, sub a.1

agrarische doeleinden

niet-agrarische nevenactiviteiten

Agrarisch gebied

Agrarisch gebied- Waardevol landschap Landgoederenzone (EHS) Uiterwaarden (EHS)

 

          Uitsluitend niet–agrarische bedrijfsactiviteiten zoals die voorkomen in bijlage M “Toegelaten functies” in relatie tot de bijbehorende plankaart 3 of functies die in milieu­hygiënisch oogpunt daaraan gelijk te stellen zijn, wor­den toegelaten;

          De verkeersaantrekkende werking neemt slechts in beperkte mate toe (in relatie tot de wegcategorie en de bijbehorende capaciteit) en het verkeer kan in de toekomst zonder probleem via de bestaande wegen en paden worden afgewikkeld.

          Er wordt volledig rekening gehouden met de be­staande rechten van in de directe omgeving gelegen bedrijven en woningen en de bedrijven worden niet onevenredig in hun ontwikkelingsmogelijkheden ge­schaad.

          Het parkeren behorende bij het niet-agrarische ge­bruik vindt plaats binnen het bouwperceel.

          De activiteit betekent geen onevenredige aantas­ting voor natuur, landschap en milieu in vergelijking met de agrarische activiteit en de activiteit leidt niet tot extra hinder voor omwonenden.

          De oppervlakte van de bebouwing hiervoor bedraagt maximaal 350 m²;

          Er wordt bij voorkeur gebruik  gemaakt van de bestaande bebouwing.

5.a

Art. 3

Agrarische doeleinden

oprichten schuilstal

Agrarisch gebied

Agrarisch gebied- Waardevol landschap Landgoederenzone (EHS)

 

          Schuilstallen mogen uitsluitend worden opgericht op percelen met de bestemming "Agrarisch gebied met landschapswaarden". Gronden met de bestemming "Agrarisch gebied met landschapswaarden" (plankaart 1)  komen slechts dan in aanmerking voor plaatsing van een schuilstal als deze gronden vallen binnen de op plankaart 3 aangegeven gebieden "Agrarisch gebied", "Agrarisch gebied – Waardevol landschap" of "Landgoederenzone (EHS)." Waar sprake is van plaatsing in de Landgoederenzone (EHS) mag een schuilstal niet worden gerealiseerd binnen het deel dat is aangeduid als Natura 2000-gebied of EHS-natuur.

          De schuilstallen mogen uitsluitend worden gebruikt voor de huisvesting van hobbydieren van een particulier. Dat wil zeggen het dusdanig houden van dieren dat er geen sprake is van bedrijfsmatige activiteiten.

          Er dient sprake te zijn van aantoonbare noodzakelijkheid en doelmatigheid van een schuilstal in het kader van dierenwelzijn.

          Schuilstallen dienen aan de randen van het perceel te worden gepositioneerd of in de hoek van een perceel, bij voorkeur aansluitend bij bestaande opstanden.

          Schuilstallen zijn toegestaan als hierdoor geen afbreuk wordt gedaan aan het karakteristieke landschap. Zonodig worden eisen gesteld aan landschappelijke inpassing.

          Het dient te gaan om solitair gelegen weilanden. Indien een weiland aansluit, of gelegen is binnen een afstand van 250 m van de woning van de  aanvrager, dan dient de schuilgelegenheid binnen het bestemmingsvlak (woonperceel van de aanvrager) en binnen de vigerende bouwregels te worden gerealiseerd. Indien de woning van de aanvrager binnen de bebouwde kom ligt geldt de eis van 250 m niet.

          De maximale oppervlakte bedraagt 30 m². De bouwhoogte bedraagt maximaal 3 m. De schuilstal dient te worden uitgevoerd met een kap.

          Materialiseringseisen: gepotdekselde houten gevelbekleding in een bedekte kleur, schuine afdekking met een dakbedekking van bitumen singels, leitjes of donkere dakpannen. Stalen (damwand) profielen, gemetselde of anderszins stenen muren, kunststof- of golfplaten zijn niet toegestaan.

 

6.      

art. 3 ,   lid 1, sub a en art 15, lid 1, sub a

agrarische doeleinden en wonen

het oprichten van een paardenbak

Agrarisch gebied

Agrarisch gebied- Waardevol Landschap Landgoederenzone (EHS) Veluws bosgebied (EHS)

 

          De activiteit niet kan worden ondernomen op de gronden met de bestemming “Bos BO” en “Natuur N”.

          De paardenbak dient binnen het agrarische bouwperceel te worden opgericht en bij een burgerwoning binnen het bestemmingvlak “Wonen”.  Het oprichten van een paardenbak aansluitend op het agrarisch bouwperceel of  aansluitend op het bestemmingvlak kan worden toegelaten als wordt  aangetoond dat dit niet binnen het bouwperceel danwel het bestemmingvlak kan worden gerealiseerd. De maximale afmetingen van de paardenbak bedragen 20 bij 60 m.

          De afstand van de paardenbak tot woningen van derden of andere gebouwen van derden bedraagt ten minste 50 m.

          De activiteit leidt niet tot extra (licht)hinder voor omwonenden en niet tot een onevenredige aantasting van de aanwezige natuur- en landschapswaarden. Lichtmasten mogen uitsluitend binnen het agrarische bouwperceel of binnen de bestemming “Wonen”  worden geplaatst.

          Er wordt volledig rekening gehouden met de bestaande rechten van in de directe omgeving gelegen bedrijven en woningen en de bedrijven worden niet onevenredig in hun ontwikkelingsmogelijkheden geschaad.

          De initiatiefnemer dient een door het college goed te keuren inrichtingsplan te overleggen waarin in ieder geval het kleur- en materiaalgebruik  afgestemd  moet zijn op  de landelijke  omgeving.

Agrarisch gebied -  Waardevol landschap

          Het oprichten van een paardenbak aansluitend op het agrarische bouwperceel of bij een burgerwoning direct aansluitend op het bestemmingvlak “Wonen” is alleen toegestaan als een bijdrage wordt geleverd aan de versterking van de kernkwaliteiten van het landschap.

Landgoederenzone (EHS) Veluws bosgebied (EHS)

 

Het oprichten van een paardenbak aansluitend op het agrarische bouwperceel of bij een burgerwoning direct aansluitend op het bestemmingvlak “Wonen” is niet toegestaan  als daarmee de ecologische kernkwaliteiten en omgevingscondities van de EHS significant worden aangetast. Tevens gelden de volgende voorwaarden:

1.        ter plaatse van de aanduiding "EHS- natuur" dienen de gronden behoeve van het oprichten van een paardenbak aansluitend op het agrarische bouwperceel of bij een burgerwoning direct aansluitend op het bestemmingvlak “Wonen” te worden gecompenseerd ten behoeve van de natuur; 

2.        ter plaatse van de aanduiding "EHS- verweving" dient een bijdrage te worden geleverd aan de verbetering van de beschermde natuurwaarden in  het betreffende gebied;

3.        ter plaatse van de aanduiding "EHS-verbinding" mag het oprichten van een paardenbak aansluitend op het agrarische bouwperceel of bij een burgerwoning direct aansluitend op het bestemmingvlak “Wonen” niet leiden tot onomkeerbare gevolgen voor de realisering van de ecologische verbindingszone.

 

 

 

 

Natura  2000

          Het oprichten van een paardenbak is toegestaan (zonder passende beoordeling) indien op grond van objectieve gegevens wordt uitgesloten dat de uitvoering van het plan significante gevolgen heeft voor de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied. Het oprichten van een paardenbak is tevens toegestaan indien op basis van een passende beoordeling zekerheid is verkregen dat het initiatief geen schadelijke gevolgen heeft voor de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied.

7.      

art. 5, lid 1, sub a en lid 3, sub a.1

uitoefening van specifiek in bijlage A vermelde bedrij­ven (niet-agrarisch)

andere niet- agra­rische bedrijfs­activiteiten van bijlage  M

Agrarisch gebied

Agrarisch gebied- Waardevol landschap

Landgoederenzone (EHS)

 

          Uitsluitend niet–agrarische bedrijfsactiviteiten zoals die voorkomen in bijlage M “Toegelaten functies” in relatie tot de bijbehorende plankaart 3 of functies die in milieuhygiënisch oogpunt daaraan gelijk te stellen zijn, worden toegelaten.

          De verkeersaantrekkende werking neemt niet of slechts in beperkte mate toe (in relatie tot de wegcategorie en de bijbehorende capaciteit) en het verkeer kan in de toekomst zonder probleem via de bestaande wegen en paden worden afgewikkeld.

          Er wordt volledig rekening gehouden met de bestaande rechten van in de directe omgeving gelegen bedrijven en woningen en de bedrijven worden niet onevenredig in hun ontwikkelingsmogelijkheden geschaad.

          Het parkeren en de logistieke afhandeling behorende bij de bedrijfsactiviteiten vinden plaats binnen het bouwperceel.

          De activiteit betekent geen onevenredige aantasting voor natuur, landschap en milieu in vergelijking met de in bijlage A vermelde activiteit.

          De maximale oppervlakte voor de nieuwe bedrijfsactiviteiten bedraagt 500 m².

          De overige bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt.

8.      

art. 7, lid 1, sub d

land­­huis 

nevenactiviteiten  waarbij nevenactiviteit ondergeschikt blijft aan de hoofd­activiteit

Agrarisch gebied- Waardevol landschap Landgoederenzone (EHS)

Uiterwaarden (EHS)

 

          Uitsluitend nevenactiviteiten zoals die voorkomen in bijlage M “Toegelaten functies” in relatie tot de bijbehorende plankaart 3 of functies die in milieu­hygiënisch oogpunt daaraan gelijk te stellen zijn, wor­den uitsluitend binnen de bestaande gebouwen toegelaten.

          De verkeersaantrekkende werking neemt niet of slechts in beperkte mate toe (in relatie tot de wegcategorie en de bijbehorende capaciteit) en het verkeer kan in de toekomst zonder probleem via de bestaande wegen en paden worden afgewikkeld.

          Er wordt volledig rekening gehouden met de be­staande rechten van in de directe omgeving gelegen bedrijven en woningen en de bedrijven worden niet onevenredig in hun ontwikkelingsmogelijkheden ge­schaad.

          Het parkeren behorende ten behoeve van de nevenfunctie vindt plaats binnen het bouwperceel.

          De activiteit betekent geen onevenredige aantas­ting voor natuur, landschap en milieu in vergelijking met de agrarische activiteit en de activiteit leidt niet tot extra hinder voor omwonenden.

          De oppervlakte van de bebouwinghiervoor bedraagt maximaal 350 m².

9.      

art. 12, lid 1 en bijlage I

het maximum aantal toege­laten stand­plaatsen voor kampeermid­delen, zoals opgenomen in bijlage I

het verhogen van het maximum aantal standplaatsen voor mobiele kampeer­middelen

Agrarisch gebied- Waardevol landschap Landgoederenzone (EHS)

Veluws Bosgebied (EHS)

 

          De afmetingen van een standplaats bedragen minimaal 100 m².

          De nieuw aan te leggen standplaatsen wordt op verantwoorde wijze landschappelijk ingepast.

          Het parkeren behorende bij het gebruik vindt plaats binnen de bestemming.

          De verkeersaantrekkende werking neemt niet of slechts in beperkte mate toe (in relatie tot de wegcategorie en de bijbehorende capaciteit) en het verkeer kan in de toekomst zonder probleem via de bestaande wegen en paden worden afgewikkeld.

          De activiteit betekent geen onevenredige aantasting voor natuur, landschap en milieu.

          Er wordt volledig rekening gehouden met de bestaande rechten van in de directe omgeving gelegen bedrijven en woningen en de bedrijven worden niet onevenredig in hun ontwikkelingsmogelijkheden geschaad.

10.   

art. 15, lid 2, sub a.1 en wijziging plankaart 1

het maximum aantal toege­laten wonin­gen is op de kaart aange­geven

het gebruik van het gebouw voor meer­dere wonin­gen (split­­­­sen van wonin­gen).

Agrarisch gebied

Agrarisch gebied -  Waardevol landschap Landgoederenzone (EHS)

Uiterwaarden (EHS)

 

          De  splitsing betekent geen onevenredige aantasting voor natuur, landschap en milieu.

          De verkeersaantrekkende werking neemt niet of slechts in beperkte mate toe (in relatie tot de wegcategorie en de bijbehorende capaciteit) en het verkeer kan in de toekomst zonder probleem via de bestaande wegen en paden worden afgewikkeld.

          Er wordt volledig rekening gehouden met de bestaande rechten van in de directe omgeving gelegen bedrijven en woningen en de bedrijven worden niet onevenredig in hun ontwikkelingsmogelijkheden geschaad.

          Het parkeren vindt plaats binnen het bouwperceel.

          Indien de woning op plankaart 1 is aangeduid als “Rijksmonument” of “Gemeentelijk monument” dient het behoud van de cultuurhistorische waarde van het gebouw verzekerd te zijn.

          De woning en een daarmee in verbinding staand gebouw, is als een aaneengesloten bouwmassa te typeren en heeft een inhoud van minimaal 900 m³ waardoor twee volwaardige woningen van minimaal 80 m² kunnen worden opgericht. Bij een inhoud van 1500 m³ of meer kunnen er drie zelfstandige woningen in ondergebracht worden met een oppervlakte van minimaal 80 m² per woning.

          De oppervlakte van het te splitsen gebouw wordt niet vergroot.

          De kenmerkende bouwvorm van het betreffende gebouw wordt gehandhaafd.

          Per woning bedraagt de maximale oppervlakte voor bijgebouwen 75 m².

          De overige aanwezige - niet-karakteristieke - gebouwen worden gesloopt.

 

11.    

art. 15, lid 1

wonen

logies en ontbijt, lichte horeca-voorzieningen

Agrarisch gebied,

Agrarisch gebied -  Waardevol landschap Landgoederenzone (EHS)

 

          De maximale oppervlakte voor deze nevenfunctie bedraagt 100 m² met maximaal 5 kamers  of 2 appartementen binnen het bestaande hoofdgebouw met aangebouwde  bijgebouwen

          Het parkeren behorende bij de activiteit vindt plaats binnen het bouwperceel.

          De verkeersaantrekkende werking neemt niet of slechts in beperkte mate toe (in relatie tot de wegcategorie en de bijbehorende capaciteit) en het verkeer kan in de toekomst zonder probleem via de bestaande wegen en paden worden afgewikkeld.

          Er wordt volledig rekening gehouden met de bestaande rechten van in de directe omgeving gelegen bedrijven en woningen ( en de bedrijven worden niet onevenredig in hun ontwikkelingsmogelijkheden geschaad).

12.   

Art. 3, art. 5, art. 11, art. 13

andere bouwwerken

plaatsing antennemasten

Agrarisch gebied

Agrarisch gebied -  Waardevol landschap

          Antennemasten mogen niet worden geplaatst op Rijksmonumenten of gemeentelijke monumenten.

          Bij plaatsing in het Agrarisch gebied -  Waardevol landschap dient de technische noodzaak te worden aangetoond.

          De plaatsing moet in overeenstemming zijn met het gemeentelijk  antennebeleid.

13.    

Art. 8  en 11

Maatschappe­lijk  en Sport

multifunctioneel gebruik voor niet-commerciële doeleinden

 

          Het betreft uitsluitend het gebruik van de aanwezige gebouwen.

          Het gebruik is uitsluitend bedoeld voor niet-commerciële activiteiten. Het geven van feesten partijen is uitdrukkelijk niet toegestaan.

          Het gebruik mag niet  in strijd zijn met de Drank- en Horecawetgeving.

          Er wordt volledig rekening gehouden met de bestaande rechten van in de directe omgeving gelegen woningen.

          Het gebruik  mag niet leiden tot een onaanvaardbare toename van de verkeersbewegingen in de omgeving.

          Er kan in voldoende mate worden voorzien in parkeergelegenheid op  eigen terrein.

 

 

 

 

 

 


 

Wijzigingen ex. art. 3.6. Wro

14.      

artikel 3 en 4, lid 2, sub a.1 en  wijziging plankaart 1

plankaart 1 aangegeven agrarisch bouwperceel

vergroten van de afmetingen van het agrarisch bouw­perceel

Agrarisch gebied

Agrarisch gebied- Waardevol landschap Landgoederenzone (EHS)   Uiterwaarden (EHS)

 

 

          Het betreft een reëel agrarisch bedrijf.

          De oppervlakte van het perceel voor een grondgebonden agrarisch bedrijf mag maximaal worden uitgebreid met 0,5 ha met dien verstande dat de oppervlakte van het  agrarisch bouwperceel na  wijziging niet meer  dan 2 ha mag bedragen in de zone Agrarisch gebied, Agrarisch gebied- Waardevol landschap en Landgoederenzone (EHS) en maximaal 1 ha in de zone Uiterwaarden (EHS). Hierbij geldt overigens dat de uitbreiding van het agrarische bouwperceel ten behoeve van een bestaande intensieve veehouderij(tak) in het extensiveringsgebied uitsluitend is toegelaten in het kader van dierenwelzijn en veterinaire gezondheid. In het verwevingsgebied geldt voor intensieve veehouderijen dat de vergroting van het agrarische bouwperceel tot meer  dan 1 ha uitsluitend is toegelaten in het kader van dierenwelzijn en veterinaire gezondheid.

          De (bedrijfsmatige) noodzaak en de milieuhygiënische toelaatbaarheid worden aangetoond.

          Initiatiefnemer dient een bindend advies in te winnen bij de Stichting Advisering Agrarische Bouwplannen of bij een gelijkwaardig terzake  deskundig bureau of persoon.

          De aanwezige bouwwerken blijven gesitueerd binnen de begrenzing van het gewijzigde agrarisch bouwperceel.

          De bestemming betekent geen onevenredige aantasting voor natuur, landschap en milieu in vergelijking met de huidige mogelijkheden.

          Er wordt volledig rekening gehouden met de bestaande rechten van in de directe omgeving gelegen bedrijven en woningen en de bedrijven worden niet onevenredig in hun ontwikkelingsmogelijkheden geschaad.

          De algemene bouwregels van artikel 23 van deze regels worden in acht genomen.

          De vergroting van het bouwperceel levert in de zone Uiterwaarden (EHS) geen extra belemmering voor de huidige en toekomstige afvoer van water, sediment en ijs en de waterbeheerder is hierover om advies gevraagd.

Agrarisch gebied - Waardevol landschap

          Het vergroten van het agrarisch bouwperceel is alleen toegestaan als een bijdrage wordt geleverd aan de versterking van  de kernkwaliteiten van het landschap..

Landgoederenzone (EHS, Uiterwaarden (EHS)

Het vergroten van het agrarisch bouwperceel is binnen de EHS niet toegestaan als daarmee de ecologische kernkwaliteiten en omgevingscondities van de EHS significant worden aangetast. Tevens gelden de volgende voorwaarden:

1.        ter plaatse van de aanduiding "EHS-natuur" dienen de gronden behoeve van het vergroten van het agrarisch bouwperceel te worden gecompenseerd ten behoeve van de natuur; 

2.        ter plaatse van de aanduiding "EHS-verweving" dient een bijdrage te worden geleverd aan de verbetering van de beschermde natuurwaarden in  het betreffende gebied;

3.        ter plaatse van de aanduiding "EHS-verbinding" mag het vergroten van het agrarisch bouwperceel niet leiden tot onomkeerbare gevolgen voor de realisering van de ecologische verbindingszone. 

 

 

 

 

Natura 2000

          Het vergroten van het agrarisch bouwperceel is toegestaan (zonder passende beoordeling) indien op grond van objectieve gegevens wordt uitgesloten dat de uitvoering van het plan significante gevolgen heeft voor de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied. Het vergroten van het agrarisch bouwperceel is tevens toegestaan indien op basis van een passende beoordeling zekerheid is verkregen dat het initiatief geen schadelijke gevolgen heeft voor de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied.

15.       

art. 3 tot en  met 5 

lid 1, sub a en wijziging plankaart 1

agrarische

doeleinden en en bedrijf (niet-agrarisch)

wonen (art. 15)

Agrarisch gebied

 Agrarisch gebied–Waardevol landschap Landgoederenzone (EHS)

Uiterwaarden (EHS)

 

          Het wonen vindt uitsluitend plaats in de bestaande dienst­woning of in het gebouw waarin de dienstwoning is gelegen.

          Bij wijziging wordt het agrarisch bouw­perceel of de bestemming “Bedrijf” van de plankaart verwijderd en omgezet in de bestemming “Wonen”.

          Uitsluitend de al dan niet bebouwde gronden, of een gedeelte ervan, dat direct is gelegen bij de woning en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van deze woning, maken deel uit van het nieuwe bestemmingsvlak ten behoeve van de functie  “wonen”.

          Er wordt volledig rekening gehouden met de be­staande rechten van in de directe omgeving gelegen bedrijven en woningen en de bedrijven worden niet onevenredig in hun ontwikkelingsmogelijkheden ge­schaad.

16.      

art. 3 en 4

en wijziging plankaart 1

art.  3 en 4 agrarische doeleinden

“Bos” (BO), “Bos met natuurwaarden” (BO-N) en “Bos met natte natuur­waarden” (BO-NN), als bedoeld art. 7 en

“Natuur” als bedoeld art. 10

Agrarisch gebied

 Agrarisch gebied- Waardevol landschap Landgoederenzone (EHS) Uiterwaarden (EHS)

Veluws Bosgebied (EHS) 

 

          Er wordt volledig rekening gehouden met de bestaande rechten van in de directe omgeving gelegen bedrijven en woningen en de bedrijven worden niet onevenredig in hun ontwikkelingsmogelijkheden geschaad.

          De bestemming leidt niet tot extra hinder voor omwonenden.

          De nieuwe bestemming/gebruik betekent in de zone Uiterwaarden (EHS) geen extra belemmering voor de huidige en toekomstige afvoer van water, sediment en ijs en de waterbeheerder is hierover om een bindend advies gevraagd.

Agrarisch gebied - Waardevol landschap

          Het wijzigen van de bestemming is alleen toegestaan als tevens  een bijdrage wordt geleverd aan de versterking van als de kernkwaliteiten van het landschap..

Landgoederenzone (EHS) Uiterwaarden (EHS)

Veluws Bosgebied (EHS) 

 

          Het wijzigen van de bestemming is niet toegestaan als daarmee de ecologische kernkwaliteiten en omgevingscondities van de EHS significant worden aangetast. De bestemmingswijziging van de gronden dient een positieve bijdrage te leveren aan de natuurdoelstellingen en kernkwaliteiten van het gebied, waarop de wijziging betrekking heeft.

 

 

 

 

Natura 2000

          Het beheer van de gronden moet aansluiten op de instandshoudingsdoelstellingen van het betreffende Natura 2000-gebied.

17.       

art. 3 en 4, lid 1

agrarische doeleinden, agrarisch bedrijf

niet agrarische bedrijfs­activiteiten, als bedoeld in artikel 5, waarbij de agrarische hoofd­activiteit vervalt

Agrarisch gebied

Agrarisch gebied-Waardevol landschap Landgoederenzone (EHS) Uiterwaarden (EHS)

 

          Uitsluitend niet–agrarische bedrijfsactiviteiten zoals die voorkomen in bijlage M “Toegelaten functies” in relatie tot de bijbehorende plankaart 3 of functies die in milieuhygiënisch oogpunt daaraan gelijk te stellen zijn, worden toegelaten;

          De oppervlakte van de bebouwing hiervoor bedraagt maximaal 500 m².

          Indien er sprake is van volledige omzetting, mag maximaal 50% van de onbebouwde gronden van het voormalige agrarische bouwperceel gebruikt worden als erf en als zodanig worden verhard.

          Het parkeren, laden en lossen behorende bij het niet-agrarische gebruik vindt plaats binnen het bouwperceel.

          De dienstwoning blijft gehandhaafd.

          Bij wijziging wordt het agrarische bouwperceel van plankaart 1 verwijderd en omgezet in een bestemming “Bedrijf”.

          De overige bedrijfsgebouwen worden gesloopt.

          De bestemming betekent geen onevenredige aantasting voor natuur, landschap en milieu in vergelijking met de agrarische activiteit.

          De verkeersaantrekkende werking neemt niet of slechts in beperkte mate toe (in relatie tot de wegcategorie en de bijbehorende capaciteit) en het verkeer kan in de toekomst zonder probleem via de bestaande wegen en paden worden afgewikkeld.

          Er wordt volledig rekening gehouden met de bestaande rechten van in de directe omgeving gelegen bedrijven en woningen en de bedrijven worden niet onevenredig in hun ontwikkelingsmogelijkheden geschaad;

          Nieuwbouw wordt toegestaan indien de bestaande bebouwing aantoonbaar niet geschikt is voor de nieuwe functie en met nieuwbouw de ruimtelijke kwaliteit aanmerkelijk wordt verbeterd;

          De omvang van het nieuwe bouwperceel (bestemmingsvlak) mag niet meer bedragen dan 75% van het agrarische bouwperceel;

          De initiatiefnemer dient een door burgemeester en wethouders goedgekeurd inrichtingsplan te overleggen waaruit blijkt dat de functie goed in het landschap kan worden ingepast.

 

18.      

art. 4, lid 2, sub a.2,

toegelaten oppervlakte, zoals opgenomen in bijlage  D

extra bouw­mogelijk­heden bedrijfsbe­bouwing

Uiterwaarden (EHS)

          De uitbreiding kan niet binnendijks plaatsvinden.

          De bedrijfseconomische noodzaak van de uitbreiding moet worden aangetoond op basis van een bindend advies, in te winnen bij de Stichting Advisering Agrarische Bouwplannen of bij een gelijkwaardig terzake  deskundig bureau of persoon.

          De uitbreiding betekent in de zone Uiterwaarden (EHS) geen extra belemmering voor de huidige en toekomstige afvoer van water, sediment en ijs en de waterbeheerder is hierover om een bindend advies gevraagd.

          Rijkswaterstaat en de Inspectie VROM hebben positief geadviseerd over de uitbreiding.

          Het vergroten van de bebouwde oppervlakte is niet toegestaan als daarmee de ecologische kernkwaliteiten en omgevingscondities van de EHS significant worden aangetast.

 

 

 

 

Natura  2000

          De uitbreiding is toegestaan (zonder passende beoordeling) indien op grond van objectieve gegevens wordt uitgesloten dat de uitvoering van het plan significante gevolgen heeft voor de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied. De uitbreiding is tevens toegestaan indien op basis van een passende beoordeling zekerheid is verkregen dat het initiatief geen schadelijke gevolgen heeft voor de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied.

 


 

Artikel 26.          Algemene procedureregels       

 

Procedure bij ontheffingen en wijzigingen

Burgemeester en wethouders geven bij de voorbereiding van een besluit over een ontheffing of een wijziging toepassing aan de procedure, zoals be­schreven in Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht.

 

 

 


Artikel 27.            Overige regels

(Aanlegvergunningen toegelaten andere werken of werkzaamheden)

 

1.    Werken en werkzaamheden

a.    Het is verboden om zonder aanlegvergunning van Burgemeester en wethouders in de verschillende bestemmingen, in de aangeduide landschapskwaliteiten en zones, de in de on­derstaande tabel aangekruiste werken en werkzaamheden uit te voe­ren. De werken en werkzaamheden zijn onder de tabel beschreven;

b.    Het verbod geldt niet in de gevallen die in lid 2 zijn vermeld;

c.    De vergunning wordt verleend met inachtneming van het bepaalde in lid 3;

d.    De werken en werkzaamheden die in de tabel met een "V" zijn vermeld zijn verboden.

 

 

Andere werken en werkzaamheden è

1

2

3

4

5

6

7

8

9

10

Voor de “bestemmingen” zoals aangegeven op plankaart 1

 

1.        

Bos BO (art.  7)

V

V

X

V

V

 

 

 

V

 

2.       

Bos met natte natuur BO-NN (art. 7)

V

V

X

V

V

X

 

 

V

 

3.        

Natuur N (art. 10)

V

V

X

V

V

X

X

 

V

V

4.       

Beschermingszone HEN-water (art. 14)

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

Voor de “landschapskwaliteiten” en  de “beschermingszones” zoals aangegeven op plankaart 2

 

 

5.        

Bodemreliëf

X

X

X

 

X

 

 

 

 

 

6.       

Waardevolle graslandvegetatie

X

X

X

X

X

 

X

X

X

 

7.        

Zandwegen

 

X

 

 

 

 

 

 

 

 

8.       

Beslotenheid/houtopstanden

 

 

 

 

 

X

 

 

 

 

9.       

Weidevogels

X

X

X

X

 

 

X

 

 

 

10.    

Openheid

 

 

 

 

 

 

X

 

 

 

11.    

Hydrologische bufferzone

 

X

X

X

X

 

 

 

 

 

12.    

Grondwaterbeschermingsgebied

 

X

X

X

X

 

 

 

 

 

13.    

Archeologisch waardevol terrein, gebied met middelhoge en gebied met hoge archeologische waarde 

X

X

X

X

X

 

 

 

X

 

 

Beschrijving werken en werkzaamheden

1.    Ophoging, egalisering van gronden en afgraven van de bodem;

2.    Aanleggen en verharden van wegen, het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;

3.    Aanleggen en dempen van watergangen, sloten en andere waterpartijen;

4.    Werken en werkzaamheden die de waterhuishouding beïnvloeden, zoals bemalen, onderbemalen, het slaan van putten;

5.    Aanbrengen van ondergrondse leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;

6.    Vellen en rooien van bomen, hakhout en andere houtopstanden en hande­lingen die de dood of beschadigingen tengevolge kunnen hebben;

7.     Bebossen of anderszins beplanten met houtopstanden;

8.    Scheuren van grasland;

9.    Diepploegen;

10. De bedrijfsmatige teelt van gewassen die naar hun aard en wijze van telen –bijvoorbeeld ten gevolge van een hoge afhankelijkheid van bestrijdingsmiddelen en/of meststoffen- negatieve invloed kunnen hebben op wateren van het hoogste ecologische niveau en de daarop toestromende A-watergangen, indien en voor zover deze teelten nog niet aanwezig waren op het tijdstip waarop dit plan rechtskracht verkrijgt.

 

2.    Uitzonderingen vergunningsplicht

Het in lid 1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken en werkzaamheden:

a.    werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer, (agra­risch) gebruik en onderhoud binnen en buiten het (agrarisch) bouwperceel;

b.    werken en werkzaamheden in het kader van natuur- en bosbeheer;

c.    werken en/of werkzaamheden welke zijn aangevangen dan wel in uit­voering zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan;

d.    het aanleggen van erfverhardingen voor ontsluitende wegen en paden naar agrarische bouwpercelen, woonpercelen, recreatieterreinen en be­drijfsterreinen van niet-agrarische bedrijven of ter ontsluiting van agrarische gron­den, met een maximale breedte van 3 m;

e.    andere werken die in overeenstemming zijn met het landschapsbe­leidsplan (2008) en de instandhoudingsdoelstellingen Natura 2000;

f.     het normale beheer en/of onderzoek op of in de gronden met een middelhoge, of hoge archeologische verwachtingswaarde en archeologisch waardevolle terreinen, zoals aangeduid op plankaart 2. 

 

3.    Afwegingscriteria

De aanlegvergunning wordt slechts verleend indien en voor zover:

a.    de aanvrager de noodzaak van het uitvoeren van de werken en/of werkzaamheden aantoont op basis van een onderzoek door een terzake deskundige partij waarbij tevens de mogelijke significante (nadelige) gevolgen voor de cultuurhistorische – en/of archeologische aardwetenschappelijke, landschappelijke, ecologische waarden en de waterhuis­houdkundige kwaliteiten in beeld zijn gebracht;

 b.   de werken en/of werkzaamheden, waarop de vergunning betrekking heeft, noodzakelijk zijn voor een doelmatig gebruik van de gronden overeenkomstig hun bestemming;

c.    geen significante aantasting plaatsvindt van de ruimtelijke kwaliteiten van de gronden;

d.    geen significante aantasting plaatsvindt van de waterhuishoudkundige situatie met betrekking tot de waterkwaliteit en –kwantiteit;

e.    geen significante aantasting plaatsvindt van de natuur-, landschappelijke -,

        eco­logische -, cultuurhistorische – en/of archeologische waarden van de gronden.

f.     de kernkwaliteiten van het landschap in Agrarisch gebied  - Waardevol landschap worden behouden  en versterkt;

g.    daarmee de ecologische kernkwaliteiten en omgevingscondities van de EHS niet significant worden aangetast;

h.    op grond van objectieve gegevens wordt uitgesloten dat de uitvoering van het plan significante gevolgen heeft de instandhoudings­doelstellingen van het Natura 2000-gebied. De aanlegvergunning wordt ook verleend indien op basis van een passende beoordeling zekerheid is verkregen dat het initiatief geen schadelijke gevolgen heeft voor instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied.

 

4.    In te winnen adviezen

Burgemeester en wethouders kunnen de vereiste vergunningen verlenen voor de werken en werkzaamheden:

a.    in de zone “Grondwaterbeschermingsgebied” na het inwinnen van een bindend advies  door de initiatiefnemer/aanvrager bij de Dienst Milieu en Water van de provincie Gelderland en het water­winbedrijf;

b.    in de zone “Hydrologische bufferzone” na het inwinnen van een bindend advies door de initiatiefnemer/aanvrager bij het Waterschap Veluwe;

c.    in een Natura 2000-gebied na het inwinnen van een advies door de initiatiefnemer/aanvrager bij een terzake deskundig adviesbureau.


 Hoofdstuk IV Overgangs- en slotregels

 

Artikel 28.          Overgangsrecht

 

1.    Overgangsrecht bouwwerken

a.       Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

1.      gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

2.      na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

b.      Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10 %.

c.       Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

2.    Overgangsrecht gebruik

a.       Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

b.      Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 2.a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

c.       Indien het gebruik, bedoeld in lid 2.a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

d.      Lid 2.a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

3.    Persoongebonden overgangsrecht

Voor zover toepassing van het overgangsrecht bouwwerken of gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer natuurlijke personen kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht ontheffing verlenen.

 

Artikel 29.          Slotregel

 

Deze regels kunnen worden aangehaald als “Regels bestem­mingsplan Buitengebied 2008”.

 

Gewijzigd vastgesteld door de raad van de gemeente Brummen in zijn openbare ver­gadering van 17 december 2009.

 

 

de Griffier,                                                                                                                       de Voorzitter,

 

 

 

 

Besluit van de Afdeling Bestuursrechtspraak

van de Raad van State

d.d. nr.



[1] Voor een beschrijving van de kernkwaliteiten EHS en instandhoudingsdoelstellingen Natura 2000 wordt verwezen naar de toelichting.

[2] Voor een beschrijving van de kernkwaliteiten EHS en instandhoudingsdoelstellingen Natura 2000 wordt verwezen naar de toelichting.

3 Voor een beschrijving van de kernkwaliteiten EHS en instandhoudingsdoelstellingen Natura 2000 wordt verwezen naar de toelichting.

[4] Zoals gedefinieerd in het Reconstructieplan Veluwe (zie artikel 1 begripsomschrijvingen)

[5] Deze bedrijven zijn opgenomen in bijlage C“agrarische bedrijven met intensieve veehouderij” met bijhorende maximale oppervlakte ten behoeve van de intensieve veehouderij(tak), diersoort en gebied.

[6] Dit betreft alle gronden buiten het extensiveringsgebied, zoals op plankaart 3 aangeduid.

[7] Deze bedrijven zijn opgenomen in bijlage C“agrarisch bedrijven met intensieve veehouderij” met bijhorende maximale oppervlakte ten behoeve van de intensieve veehouderij(tak), diersoort en gebied.

[8] Dit betreft alle gronden buiten het extensiveringsgebied, zoals op plankaart 2 aangeduid.

[9] Oppervlakte inclusief bijgebouwen

[10] Oppervlakte inclusief  10% uitbreiding

[11]  Oppervlakte inclusief bijgebouwen

[12]  Voor de gronden met de bestemming ” Waterstaat - Waterkering” gelden beperkingen ingevolge de Keur van het Waterschap Veluwe en de Wet Keur Rijkswaterstaatswerken.

 

[13] Op de waterkering en de aangrenzende gronden zijn het Keur op de Waterkeringen van het Waterschap Veluwe, de Wet beheer Rijkswaterstaatswerken en de Beleidslijn Grote Rivieren van toepassing.

 

[14] en 15  Voor de gronden gelegen langs deze watergangen gelden beperkingen ingevolge de Keur van het Waterschap Veluwe