De voor 'Waarde - Archeologie'
aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende
bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te
verwachten archeologische waarden in de bodem.
a.
ophoging,
egalisering van gronden en afgraven van de bodem waarbij het maaiveldniveau met
meer dan
b.
verbreden,
vergroten, uitdiepen, aanleggen en dempen van watergangen, sloten en andere
waterpartijen;
c.
overige
werken en werkzaamheden die de waterhuishouding beïnvloeden, zoals bemalen,
onderbemalen, het slaan van putten;
d.
aanbrengen
van ondergrondse leidingen en daarmee verband houdende constructies,
installaties en apparatuur;
e.
aanleggen
en verharden van wegen, het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen
groter dan
f.
diepploegen;
g.
vellen
en rooien van bomen, hakhout en andere houtopstanden en handelingen die de dood
of beschadigingen van dit gewas tengevolge kunnen hebben;
h.
het
aanbrengen van teeltondersteunende voorzieningen, niet zijnde bouwwerken, die
de bodem met meer dan
i.
het
aanplanten van houtopstanden;
j.
overige
bodemwerkzaamheden met een totale oppervlakte van meer dan
k.
overige
bodemwerkzaamheden met een totale oppervlakte van meer dan
l.
het
indrijven van voorwerpen in de bodem.
a. werken en werkzaamheden in het kader van het
normale beheer, het toegestane (agrarische)
gebruik van de grond en het onderhoud van de binnen en buiten het bouwperceel gelegen gronden;
b.
grondwerkzaamheden
welke passen in het kader van een verleende ontgrondingconcessies
en waarvoor ontgrondingsvergunningen zijn verleend;
c.
legale
werken en/of werkzaamheden welke zijn aangevangen dan
wel in uitvoering zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan;
d.
het
aanleggen van erfverhardingen of erfbeplanting op gronden die zijn gelegen
binnen agrarische bouwpercelen, woonpercelen en bedrijfsterreinen van niet-agrarische
bedrijven met uitzondering van de gronden binnen een zone van
e.
de
aanleg van verharde kavelpaden ter ontsluiting van agrarische gronden voor
zover deze niet gelegen zijn op gronden binnen een zone van
f.
werken
en werkzaamheden die in overeenstemming zijn met het landschapsbeleidsplan 1980
en vastgestelde natuurontwikkelingsplannen van andere overheden;
g.
werken
en werkzaamheden die voorkomen op de beplantingslijst van de leidingbeheerder
van de aardgasleiding;
h.
werken
en werkzaamheden aan aardgasleidingen die mechanisch worden uitgevoerd en die
daarmee vallen onder de werking van de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse
netwerken.
a. de werken en/of
werkzaamheden, waarop de omgevingsvergunning betrekking heeft, noodzakelijk
zijn voor een doelmatig gebruik van de gronden overeenkomstig
hun bestemming;
b. geen
onevenredige aantasting plaatsvindt van de ruimtelijke kwaliteiten van de
gronden;
c. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de
waterhuishoudkundige situatie met betrekking tot de waterkwaliteit en
-kwantiteit;
d. geen onevenredige
aantasting plaatsvindt van de natuurwaarden, de landschappelijke, de
ecologische, de cultuurhistorische – en/of de archeologische waarden van de
gronden.