De voor 'Recreatie'
aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.
verblijfsrecreatieve doeleinden uitsluitend in
het kader van een bedrijfsmatige exploitatie in 8 recreatiewoningen en 48 mobiele
kampeermiddelen;
b.
het behoud, beheer en/of herstel van de
landschappelijke, aardwetenschappelijke en ecologische waarden,
met daaraan ondergeschikt:
c.
bij het recreatieterrein behorende gemeenschappelijke
voorzieningen, erven, ontsluitingswegen en paden, parkeervoorzieningen, sport-
en spelvoorzieningen en groenvoorzieningen.
Op gronden met
deze bestemming zijn gebouwen en andere bouwwerken ten behoeve van deze
bestemming toegestaan.
4.2.1 voor recreatiewoningen
geldt het volgende:
a.
de hoogte van een recreatiewoning bedraagt
maximaal
b.
de oppervlakte van een recreatiewoning, bedraagt
maximaal
c.
het aantal recreatiewoningen bedraagt maximaal 8;
d.
recreatiewoningen mogen niet worden uitgevoerd
met onder het peil
gelegen kelders en verblijfsruimten.
4.2.2 voor gebouwen ten
behoeve van gemeenschappelijke voorzieningen geldt het volgende:
a.
de goothoogte en hoogte van de gebouwen bedragen
maximaal 4 en
b.
de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen bedraagt
maximaal
4.2.3. voor
mobiele kampeermiddelen geldt het
volgende:
a.
de oppervlakte van een standplaats bedraagt
minimaal
b. het aantal standplaatsen bedraagt maximaal 48.
4.2.4 voor andere bouwwerken geldt het volgende:
a.
de maximale hoogte hiervan is in onderstaande tabel vermeld:
andere bouwwerken |
hoogte (in
meters) |
verlichtings- en vlaggenmasten |
8 |
b.
hoogte van overige andere bouwwerken binnen het bestemmingsvlak
mag maximaal
c. in afwijking van het bepaalde onder 4.2 is een zwembad binnen deze bestemming niet toegestaan.
Burgemeester en wethouders kunnen bij een
omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 4.2.3. teneinde
het aantal standplaatsen te verhogen onder de volgende voorwaarden:
a.
de oppervlakte van een
standplaats bedraagt minimaal
b.
de nieuw aan te leggen
standplaats wordt op verantwoorde wijze landschappelijk ingepast;
c.
het parkeren behorende bij
het gebruik vindt plaats binnen de bestemming;
d.
de verkeersaantrekkende
werking neemt niet of slechts in beperkte mate toe (in
relatie tot de wegcategorie en de bijbehorende capaciteit) en het verkeer kan
in de toekomst zonder probleem via de bestaande wegen en paden worden
afgewikkeld;
e.
de activiteit betekent geen
onevenredige aantasting voor natuur, landschap en milieu;
f.
er wordt volledig rekening
gehouden met de bestaande rechten van in de directe omgeving gelegen bedrijven
en woningen en de bedrijven worden niet onevenredig in hun
ontwikkelingsmogelijkheden geschaad.
4.4.1 Verbod
Het is verboden
op de tot 'Agrarisch' bestemde gronden zonder of in afwijking van omgevingsvergunning
van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of
werkzaamheden uit te voeren te doen of te laten uitvoeren:
a.
ophoging, egalisering van
gronden en afgraven van de bodem;
b.
aanleggen en verharden van
wegen, het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
c.
aanleggen en dempen van
watergangen, sloten en andere waterpartijen;
d.
aanbrengen van ondergrondse
leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur.
4.4.2 Uitzonderingen omgevingsvergunningsplicht
Het in lid 1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de
volgende werken en werkzaamheden:
a. werken
en werkzaamheden in het kader van het normale beheer, gebruik en onderhoud
binnen en buiten het bestemmingsvlak;
b. werken en werkzaamheden in het
kader van natuur- en bosbeheer;
c. werken
en/of werkzaamheden welke zijn aangevangen dan wel in uitvoering zijn ten
tijde van het van kracht worden van het plan;
d. het aanleggen van
erfverhardingen voor ontsluitende wegen en paden naar agrarische bouwpercelen,
woonpercelen, recreatieterreinen en bedrijfsterreinen van niet-agrarische
bedrijven of ter ontsluiting van agrarische gronden, met een maximale breedte
van
e. werken
en werkzaamheden die in overeenstemming zijn met het landschapsbeleidsplan
(2008) en het inrichtingsplan.
4.4.3 Afwegingscriteria
De omgevingsvergunning
voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
wordt slechts verleend indien en voor zover:
a. de aanvrager de noodzaak van het uitvoeren van de werken
en/of werkzaamheden aantoont op basis van een onderzoek door een terzake
deskundige partij waarbij tevens de mogelijke significante (nadelige) gevolgen
voor de cultuurhistorische en/of archeologische aardwetenschappelijke,
landschappelijke, ecologische waarden en de waterhuishoudkundige kwaliteiten in
beeld zijn gebracht;
b. de werken en/of werkzaamheden, waarop de vergunning
betrekking heeft, noodzakelijk zijn voor een doelmatig gebruik van de gronden
overeenkomstig hun bestemming;
c. geen significante aantasting plaatsvindt van de ruimtelijke
kwaliteiten van de gronden;
d. geen significante
aantasting plaatsvindt van de waterhuishoudkundige situatie met betrekking tot
de waterkwaliteit en -kwantiteit;
e. geen significante aantasting plaatsvindt van de natuur-,
landschappelijke -, ecologische-, cultuurhistorische en/of archeologische
waarden van de gronden.
f. de kernkwaliteiten
van het landschap worden behouden en
versterkt.