Artikel 17. Overgangsbepaling
-
Bebouwing.
Bouwwerken die bestaan op het tijdstip van het in ontwerp ter visie leggen van het plan, danwel mogen worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde bouwvergunning (artikel 40 Woningwet) of krachtens een voor dat tijdstip ontvangen melding (artikel 42 Woningwet) en die afwijken van het plan, mogen behoudens onteigening overeenkomstig de wet en mits de planafwijking naar de aard niet wordt vergroot en overigens geen andere afwijking van het plan ontstaat:
- gedeeltelijk worden vernieuwd en veranderd;
- uitgebreid worden tot ten hoogste 10% van de oppervlakte of de inhoud, die bestond op het moment, dat het plan in ontwerp ter visie werd gelegd;
- na calamiteit worden herbouwd, mits de bouwvergunning binnen 2 jaar na de calamiteit is aangevraagd;
- het bepaalde in artikel 17 onder a sub 1, 2 en 3 is niet van toepassing op bebouwing die is opgericht zonder bouwvergunning of melding ex artikel 42 van de Woningwet, en die, op het in artikel 17 onder a sub 2 genoemde tijdstip, reeds in strijd was met het ter plaatse geldende bestemmingsplan.
- Ander gebruik van de grond en gebruik van de opstallen
- .Het gebruik van de grond en/of opstallen, dat strijdig is met het plan op het tijdstip waarop het plan van kracht wordt, mag worden gehandhaafd.
- Het bepaalde in artikel 17 onder b sub 1 is niet van toepassing op het gebruik als daar bedoeld, dat reeds in strijd was met het tot daar genoemde tijdstip ter plaatse geldende bestemmingsplan.
- Wijziging van het met het plan strijdig gebruik van de gronden en/of opstallen, is verboden tenzij door de wijziging de afwijking van het plan naar de aard en omvang niet wordt vergroot.
- Overtreding van het bepaalde in artikel 17 onder b sub 3 is een strafbaar feit als bedoeld in artikel 59 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening.
Naar vorige |
Niveau omhoog
Naar boven |
Naar volgende |