Inhoud

Hoofdstuk 1      Inleidende regels  1

Artikel 1      Begrippen  1

Artikel 2      Wijze van meten  5

Hoofdstuk 2      Bestemmingsregels  7

Artikel 3      Bedrijf – 1   7

Artikel 4      Bedrijf – 2   10

Artikel 5      Bedrijf – 3   13

Artikel 6      Bedrijf – 4   16

Artikel 7      Kantoor 19

Artikel 8      Verkeer 21

Artikel 9      Groen  22

Artikel 10    Water 23

Artikel 11    Waterstaat 24

Hoofdstuk 3      Algemene regels  25

Artikel 12    Anti-dubbeltelregel 25

Artikel 13    Algemene gebruiksregels  25

Artikel 14    Algemene afwijkingsregels  25

Artikel 15    Overige regels  26

Hoofdstuk 4      Overgangs- en slotregels  27

Artikel 16    Overgangsrecht 27

Artikel 17    Slotregel 28

 

Bijlage:                Staat van Bedrijfsactiviteiten


Hoofdstuk 1               Inleidende regels

Artikel 1                   Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

 

plan:

het bestemmingsplan ‘Bedrijventerrein De Sluis’ van de gemeente Beuningen.

 

bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0209.BPterreindesluis-onhe met de bijbehorende regels en bijlagen.

 

aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

 

aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

 

autohandel:

detailhandel in automobielen en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en/of materialen.

 

autoherstelinrichting:

een bedrijf waar auto’s in goede of oorspronkelijke staat worden teruggebracht.

 

bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

 

bedrijfsgebouw:

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.

 

bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is.


beperkt kwetsbaar object:

een object, waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden.

 

beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een bouwwerk en/of op een terrein die wordt gebruikt voor de uitoefening van een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke.

 

bestaande situatie:

t.a.v. bebouwing:

bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het bestemmingsplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde omgevingsvergunning;

t.a.v. gebruik:

het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip waarop het bestemmingsplan rechtskracht heeft verkregen.

 

bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

 

bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

 

bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

 

bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

 

bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

 

bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel.

 

bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

 


bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

 

detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

 

escortbedrijf:

de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend zoals escortservices en bemiddelingsbureaus.

 

functie:

doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan.

 

gebouw:

elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

 

groepsrisico:

cumulatieve kansen per jaar dat ten minste 10, 100 of 1.000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of bestrijdingsmiddel betrokken is.

 

kantoor:

een ruimte welke door aard en indeling kennelijk is bestemd om uitsluitend of in hoofdzaak dienstig te zijn tot het verrichten van administratieve en/of ontwerptechnische arbeid.

 

kwetsbaar object:

een object, waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht moet worden genomen.

 

nutsvoorziening:

voorzieningen voor telecommunicatie, water- en energiedistributie, niet zijnde inrichtingen waarop het Bevi van toepassing is.

 

productiegebonden detailhandel:

beperkte op de eindgebruiker gerichte verkoop van goederen vanuit een bedrijf dat die goederen vervaardigt/produceert, bewerkt en/of toepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.

 

prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten ten behoeve van een ander tegen vergoeding.

 

raamprostitutie:

een seksinrichting met één of meer ramen van waarachter de prostituee/prostitué tracht de aandacht van passanten op zich te vestigen.

 

risicovolle inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten.

 

seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden.

Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, een (raam)prostitutiebedrijf en een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

 

sloopbedrijf:

een bedrijf dat auto’s, gebouwen en/of ander producten uit elkaar haalt en/of afbreekt.

 

straatprostitutie:

het door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze passanten tot prostitutie bewegen, uitnodigen dan wel aanlokken.

 

werk:

een constructie geen gebouw of bouwwerk zijnde.

 

woning:

een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.


Artikel 2                   Wijze van meten

2.1        Algemeen

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten c.q. gerekend:

 

de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens:

de kortste afstand van het verticale vlak in de zijdelingse perceelsgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk.

 

het bebouwd oppervlak van een bouwperceel:

de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen.

 

het bebouwingspercentage:

het oppervlak dat met bouwwerken is bebouwd, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat is gelegen binnen de bestemming, of binnen een in de regels nader aan te duiden gedeelte van die bestemming.

 

de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

 

de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

 

de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

 

de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

 

peil:

a      voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang vermeerderd met 0,20 m;

b      in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld of het afgewerkte bouwterrein vermeerderd met 0,20 m.

 


2.2        Ondergeschikte bouwdelen

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1 m.

 

 

 

 

Hoofdstuk 2               Bestemmingsregels

Artikel 3                   Bedrijf – 1

3.1        Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Bedrijf – 1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a      bedrijven in de milieucategorieën 2 die zijn genoemd in de bijlage (Staat van bedrijfsactiviteiten) met uitzondering van risicovolle inrichtingen;

b      kantoren, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘kantoor’;

c       detailhandel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘detailhandel’;

d      bedrijfswoningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’;

e      productiegebonden detailhandel;

f        opslag en uitstalling;

g       voorzieningen voor verkeer en verblijf;

h      parkeervoorzieningen;

i        nutsvoorzieningen;

j        tuinen, erven en verhardingen;

k      groenvoorzieningen;

l        water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

3.2        Bouwregels

 

3.2.1        Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:

a      Bedrijfsgebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd.

b      De naar de wegzijde toegekeerde begrenzing van het bouwvlak dient per bouwperceel voor ten minste 60% aaneengesloten met bedrijfsgebouwen te worden bebouwd.

c       Het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage (%)’.

d      De afstand van bedrijfsgebouwen tot de zijdelingse en achterste perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 3 m, met dien verstande dat bedrijfsgebouwen in één van de zijdelingse perceelsgrenzen dan wel in de achterste perceelsgrens mogen worden gebouwd.

e      De bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte (m)’.

f        In afwijking van het bepaalde onder e mag de hoogte van silo’s, afzuiginstallaties e.d. niet meer bedragen dan 15 m.

g       Bedrijfsgebouwen mogen tot 4 m onder peil worden gebouwd.

 

 

3.2.2        Gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen gelden de volgende bepalingen:

a      De oppervlakte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 20 m².

b      De bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 4 m.

 

3.2.3        Bedrijfswoningen

Voor het bouwen ten behoeve van bedrijfswoningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’, gelden de volgende bepalingen:

a      Er mogen uitsluitend vervangende bedrijfswoningen worden gebouwd. Nieuwe bedrijfswoningen zijn uitgesloten.

b      De afstand tot de zijdelingse en achterste perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 3 m.

c       De goothoogte mag niet meer bedragen dan 7 m.

d      De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m.

e      In afwijking van het bepaalde onder c en d gelden voor in de bedrijfsbebouwing opgenomen bedrijfswoningen de volgende bepalingen:

1      De woning moet grenzen aan de openbare weg.

2      De bouwhoogte, zoals toegestaan voor bedrijfsgebouwen, mag niet worden overschreden.

3      Een inpandige bedrijfswoning mag uit niet meer dan twee bouwlagen bestaan, waarbij de oppervlakte bij één bouwlaag niet meer mag bedragen dan 150 m². Bij twee bouwlagen mag de oppervlakte per bouwlaag niet meer bedragen dan 75 m².

f        De inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 500 m3.

 

3.2.4        Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

a      De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2,5 m.

b      De bouwhoogte van antennes en reclamemasten mag niet meer bedragen dan 15 m.

c       De bouwhoogte van palen en masten mag niet meer bedragen dan 10 m.

d      De bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 6 m.

e      De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5 m.

 

3.3            Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde:

a      in 3.2.1 onder c voor het verhogen van het bebouwingspercentage tot maximaal 80% met dien verstande dat er geen toename plaats vindt van het groepsrisico;

b      in 3.2.1 onder d en e voor het oprichten van een hijsinstallatie, met dien verstande dat de toegestane hoogte met niet meer dan 5 m mag worden overschreden.


3.4            Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde:

a      in 3.1 onder a voor bedrijven welke niet voorkomen in de bijlage (Staat van bedrijfsactiviteiten), maar naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de toegelaten milieucategorie 2.

 

3.5            Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming ‘Bedrijf-1’ te wijzigen in die zin dat:

a      een aangegeven aanduiding ‘bedrijfswoning’ wordt verwijderd, mits de betreffende bedrijfswoning ter plaatse niet meer als bedrijfswoning wordt gebruikt.

 


Artikel 4                   Bedrijf – 2

4.1        Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Bedrijf – 2’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

b      bedrijven in de milieucategorieën 2 en 3.1 die zijn genoemd in de bijlage (Staat van bedrijfsactiviteiten) met uitzondering van risicovolle inrichtingen;

c       detailhandel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘detailhandel’;

d      bedrijfswoningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’;

e      afwijkende bedrijfsdoeleinden, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding

1      ‘specifieke vorm van bedrijf – 10’, een autoherstelinrichting;

2      ‘specifieke vorm van bedrijf – 11’ een autoreparatiebedrijf exclusief plaatwerk;

f        productiegebonden detailhandel;

g       opslag en uitstalling;

h      voorzieningen voor verkeer en verblijf;

i        parkeervoorzieningen;

j        nutsvoorzieningen;

k      tuinen, erven en verhardingen;

l        groenvoorzieningen;

m    water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

4.2        Bouwregels

 

4.2.1        Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:

a      Bedrijfsgebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd.

b      De naar de wegzijde toegekeerde begrenzing van het bouwvlak dient per bouwperceel voor ten minste 60% aaneengesloten met bedrijfsgebouwen te worden bebouwd.

c       Het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage (%)’.

d      De afstand van bedrijfsgebouwen tot de zijdelingse en achterste perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 3 m, met dien verstande dat bedrijfsgebouwen in één van de zijdelingse perceelsgrenzen dan wel in de achterste perceelsgrens mogen worden gebouwd.

e      De bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte (m)’.

f        In afwijking van het bepaalde onder e mag de hoogte van silo’s, afzuiginstallaties e.d. niet meer bedragen dan 15 m.

g       Bedrijfsgebouwen mogen tot 4 m onder peil worden gebouwd.

 


4.2.2        Gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen gelden de volgende bepalingen:

a      De oppervlakte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 20 m².

b      De bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 4 m.

 

4.2.3        Bedrijfswoningen

Voor het bouwen ten behoeve van bedrijfswoningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’, gelden de volgende bepalingen:

a      Er mogen uitsluitend vervangende bedrijfswoningen worden gebouwd. Nieuwe bedrijfswoningen zijn uitgesloten.

b      De afstand tot de zijdelingse en achterste perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 3 m.

c       De goothoogte mag niet meer bedragen dan 7 m.

d      De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m.

e      In afwijking van het bepaalde onder c en d gelden voor in de bedrijfsbebouwing opgenomen bedrijfswoningen de volgende bepalingen:

1      De woning moet grenzen aan de openbare weg.

2      De bouwhoogte, zoals toegestaan voor bedrijfsgebouwen, mag niet worden overschreden.

3      Een inpandige bedrijfswoning mag uit niet meer dan twee bouwlagen bestaan, waarbij de oppervlakte bij één bouwlaag niet meer mag bedragen dan 150 m². Bij twee bouwlagen mag de oppervlakte per bouwlaag niet meer bedragen dan 75 m².

f        De inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 500 m3.

 

4.2.4        Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

a      De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2,5 m.

b      De bouwhoogte van antennes en reclamemasten mag niet meer bedragen dan 15 m.

c       De bouwhoogte van palen en masten mag niet meer bedragen dan 10 m.

d      De bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 6 m.

e      De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5 m.

 

4.3            Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde:

a      in 4.2.1 onder c voor het verhogen van het bebouwingspercentage tot maximaal 80% met dien verstande dat er geen toename plaats vindt van het groepsrisico;

b      in 4.2.1 onder d en e voor het oprichten van een hijsinstallatie, met dien verstande dat de toegestane hoogte met niet meer dan 5 m mag worden overschreden.


4.4        Specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik van de gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – 10’ en ‘specifieke vorm van bedrijf – 11’  geldt, dat deze gronden en bouwwerken mogen worden gebruikt ten behoeve van de expliciet in de bestemmingsomschrijving genoemde afwijkende bedrijfsdoeleinden, met dien verstande, dat zodra het gebruik van deze gronden en bouwwerken ten behoeve van de afwijkende bedrijfsdoeleinden is beëindigd en deze gronden en bouwwerken worden gebruikt conform het bepaalde onder 4.1 onder a, deze gronden en bouwwerken daarna niet meer mogen worden gebruikt voor de afwijkende bedrijfsdoeleinden.

 

4.5            Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde:

a      in 4.1 onder a voor bedrijven welke niet voorkomen in de bijlage (Staat van bedrijfsactiviteiten), maar naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de toegelaten milieucategorieën 2 en 3.1.

 

4.6            Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming ‘Bedrijf – 2’ te wijzigen in die zin dat:

a      een aangegeven aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – 10’ en specifieke vorm van bedrijf – 11’, wordt verwijderd, mits de betreffende functie ter plaatse is beëindigd;

b      een aangegeven aanduiding ‘bedrijfswoning’ wordt verwijderd, mits de betreffende bedrijfswoning ter plaatse niet meer als bedrijfswoning wordt gebruikt.

 


Artikel 5                   Bedrijf – 3

5.1        Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Bedrijf – 3’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a      bedrijven in de milieucategorieën 2, 3.1 en 3.2 die zijn genoemd in de bijlage (Staat van bedrijfsactiviteiten) met uitzondering van risicovolle inrichtingen;

b      bedrijfswoningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’;

c       afwijkende bedrijfsdoeleinden, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding:

1      ‘specifieke vorm van bedrijf – 1’, een voorverzamelbedrijf kadavers;

2      ‘specifieke vorm van bedrijf – 4’, een autoherstelinrichting;

3      ‘specifieke vorm van bedrijf – 5’, een autoherstelinrichting;

4      ‘specifieke vorm van bedrijf – 7’, een autohandel in trucks;

5      ‘specifieke vorm van bedrijf – 8’, een autoherstelinrichting/autohandel;

6      ‘specifieke vorm van bedrijf – 9’, een autohandel in trucks;

d      productiegebonden detailhandel;

e      opslag en uitstalling;

f        voorzieningen voor verkeer en verblijf;

g       parkeervoorzieningen;

h      nutsvoorzieningen;

i        tuinen, erven en verhardingen;

j        groenvoorzieningen;

k      water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

5.2        Bouwregels

 

5.2.1        Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:

a      Bedrijfsgebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd.

b      De naar de wegzijde toegekeerde begrenzing van het bouwvlak dient per bouwperceel voor ten minste 60% aaneengesloten met bedrijfsgebouwen te worden bebouwd.

c       Het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage (%)’.

d      De afstand van bedrijfsgebouwen tot de zijdelingse en achterste perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 3 m, met dien verstande dat bedrijfsgebouwen in één van de zijdelingse perceelsgrenzen dan wel in de achterste perceelsgrens mogen worden gebouwd.

e      De bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte (m)’.

f        In afwijking van het bepaalde onder e mag de hoogte van silo’s, afzuiginstallaties e.d. niet meer bedragen dan 15 m.

g       Bedrijfsgebouwen mogen tot 4 m onder peil worden gebouwd.

5.2.2        Gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen gelden de volgende bepalingen:

a      De oppervlakte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 20 m².

b      De bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 4 m.

 

5.2.3        Bedrijfswoningen

Voor het bouwen ten behoeve van bedrijfswoningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’, gelden de volgende bepalingen:

a      Er mogen uitsluitend vervangende bedrijfswoningen worden gebouwd. Nieuwe bedrijfswoningen zijn uitgesloten.

b      De afstand tot de zijdelingse en achterste perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 3 m.

c       De goothoogte mag niet meer bedragen dan 7 m.

d      De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m.

e      In afwijking van het bepaalde onder c en d gelden voor in de bedrijfsbebouwing opgenomen bedrijfswoningen de volgende bepalingen:

1      De woning moet grenzen aan de openbare weg.

2      De bouwhoogte, zoals toegestaan voor bedrijfsgebouwen, mag niet worden overschreden.

3      Een inpandige bedrijfswoning mag uit niet meer dan twee bouwlagen bestaan, waarbij de oppervlakte bij één bouwlaag niet meer mag bedragen dan 150 m². Bij twee bouwlagen mag de oppervlakte per bouwlaag niet meer bedragen dan 75 m².

f        De inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 500 m3.

 

5.2.4        Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

a      De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2,5 m.

b      De bouwhoogte van antennes en reclamemasten mag niet meer bedragen dan 15 m.

c       De bouwhoogte van palen en masten mag niet meer bedragen dan 10 m.

d      De bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 6 m.

e      De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5 m.

 

5.3            Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde:

a      in 5.2.1 onder c voor het verhogen van het bebouwingspercentage tot maximaal 80% met dien verstande dat er geen toename plaats vindt van het groepsrisico;

b      in 5.2.1 onder d en e voor het oprichten van een hijsinstallatie, met dien verstande dat de toegestane hoogte met niet meer dan 5 m mag worden overschreden.


5.4        Specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik van de gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – 1’, ‘specifieke vorm van bedrijf – 4’, ‘specifieke vorm van bedrijf – 5’, ‘specifieke vorm van bedrijf – 7’, ‘specifieke vorm van bedrijf – 8’ en ‘specifieke vorm van bedrijf – 9’ geldt, dat deze gronden en bouwwerken mogen worden gebruikt ten behoeve van de expliciet in de bestemmingsomschrijving genoemde afwijkende bedrijfsdoeleinden, met dien verstande, dat zodra het gebruik van deze gronden en bouwwerken ten behoeve van de afwijkende bedrijfsdoeleinden is beëindigd en deze gronden en bouwwerken worden gebruikt conform het bepaalde onder 5.1 onder a, deze gronden en bouwwerken daarna niet meer mogen worden gebruikt voor de afwijkende bedrijfsdoeleinden.

 

5.5            Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde:

a      in 5.1 onder a voor bedrijven welke niet voorkomen in de bijlage (Staat van bedrijfsactiviteiten), maar naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de toegelaten milieucategorieën 2, 31 en 3.2.

 

5.6            Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming ‘Bedrijf-3’ te wijzigen in die zin dat:

a      een aangegeven aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – 1’, ‘specifieke vorm van bedrijf – 4’, ‘specifieke vorm van bedrijf – 5’, ‘specifieke vorm van bedrijf – 7’, ‘specifieke vorm van bedrijf – 8’ of ‘specifieke vorm van bedrijf – 9’ wordt verwijderd, mits de betreffende functie ter plaatse is beëindigd;

b      een aangegeven aanduiding ‘bedrijfswoning’ wordt verwijderd, mits de betreffende bedrijfswoning ter plaatse niet meer als bedrijfswoning wordt gebruikt.

 


Artikel 6                   Bedrijf – 4

6.1        Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Bedrijf – 4’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a      bedrijven in de milieucategorieën 2, 3.1, 3.2 en 4.1 die zijn genoemd in de bijlage (Staat van bedrijfsactiviteiten) met uitzondering van risicovolle inrichtingen;

b      bedrijfswoningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’;

c       afwijkende bedrijfsdoeleinden, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding:

1      ‘specifieke vorm van bedrijf – 2’, een vleeswarenfabriek;

2      ‘specifieke vorm van bedrijf – 3’ een autohandel in trucks;

3      ‘specifieke vorm van bedrijf – 6’ een autoherstelinrichting;

d      productiegebonden detailhandel;

e      opslag en uitstalling;

f        voorzieningen voor verkeer en verblijf;

g       parkeervoorzieningen;

h      nutsvoorzieningen;

i        tuinen, erven en verhardingen;

j        groenvoorzieningen;

k      water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

6.2        Bouwregels

 

6.2.1        Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:

a      Bedrijfsgebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd.

b      De naar de wegzijde toegekeerde begrenzing van het bouwvlak dient per bouwperceel voor ten minste 60% aaneengesloten met bedrijfsgebouwen te worden bebouwd.

c       Het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage (%)’.

d      De afstand van bedrijfsgebouwen tot de zijdelingse en achterste perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 3 m, met dien verstande dat bedrijfsgebouwen in één van de zijdelingse perceelsgrenzen dan wel in de achterste perceelsgrens mogen worden gebouwd.

e      De bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte (m)’.

f        In afwijking van het bepaalde onder e mag de hoogte van silo’s, afzuiginstallaties e.d. niet meer bedragen dan 15 m.

g       Bedrijfsgebouwen mogen tot 4 m onder peil worden gebouwd.

 


6.2.2        Gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen gelden de volgende bepalingen:

a      De oppervlakte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 20 m².

b      De bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 4 m.

 

6.2.3        Bedrijfswoningen

Voor het bouwen ten behoeve van bedrijfswoningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’, gelden de volgende bepalingen:

a      Er mogen uitsluitend vervangende bedrijfswoningen worden gebouwd. Nieuwe bedrijfswoningen zijn uitgesloten.

b      De afstand tot de zijdelingse en achterste perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 3 m.

c       De goothoogte mag niet meer bedragen dan 7 m.

d      De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m.

e      In afwijking van het bepaalde onder c en d gelden voor in de bedrijfsbebouwing opgenomen bedrijfswoningen de volgende bepalingen:

1      De woning moet grenzen aan de openbare weg.

2      De bouwhoogte, zoals toegestaan voor bedrijfsgebouwen, mag niet worden overschreden.

3      Een inpandige bedrijfswoning mag uit niet meer dan twee bouwlagen bestaan, waarbij de oppervlakte bij één bouwlaag niet meer mag bedragen dan 150 m². Bij twee bouwlagen mag de oppervlakte per bouwlaag niet meer bedragen dan 75 m².

f        De inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 500 m3.

 

6.2.4        Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

a      De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2,5 m.

b      De bouwhoogte van antennes en reclamemasten mag niet meer bedragen dan 15 m.

c       De bouwhoogte van palen en masten mag niet meer bedragen dan 10 m.

d      De bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 6 m.

e      De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5 m.

 

6.3            Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde:

a      in 6.2.1 onder c voor het verhogen van het bebouwingspercentage tot maximaal 80% met dien verstande dat er geen toename plaats vindt van het groepsrisico;

b      in 6.2.1 onder d en e voor het oprichten van een hijsinstallatie, met dien verstande dat de toegestane hoogte met niet meer dan 5 m mag worden overschreden.


6.4        Specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik van de gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – 2’, ‘specifieke vorm van bedrijf – 3’ en ‘specifieke vorm van bedrijf – 6’ geldt, dat deze gronden en bouwwerken mogen worden gebruikt ten behoeve van de expliciet in de bestemmingsomschrijving genoemde afwijkende bedrijfsdoeleinden, met dien verstande, dat zodra het gebruik van deze gronden en bouwwerken ten behoeve van de afwijkende bedrijfsdoeleinden is beëindigd en deze gronden en bouwwerken worden gebruikt conform het bepaalde onder 6.1 onder a, deze gronden en bouwwerken daarna niet meer mogen worden gebruikt voor de afwijkende bedrijfsdoeleinden.

 

6.5            Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde:

a      in 6.1 onder a voor bedrijven welke niet voorkomen in de bijlage (Staat van bedrijfsactiviteiten), maar naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de toegelaten milieucategorieën 2, 3.1, 3.2 en 4.1.

 

6.6            Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming ‘Bedrijf-4’ te wijzigen in die zin dat:

a      een aangegeven aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – 2’, ‘specifieke vorm van bedrijf – 3’ en ‘specifieke vorm van bedrijf – 6’ wordt verwijderd, mits de betreffende functie ter plaatse is beëindigd;

b      een aangegeven aanduiding ‘bedrijfswoning’, wordt verwijderd, mits de betreffende bedrijfswoning ter plaatse niet meer als bedrijfswoning wordt gebruikt.

 


Artikel 7                   Kantoor

7.1        Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Kantoor’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a      kantoren;

b      voorzieningen voor verkeer en verblijf;

c       parkeervoorzieningen;

d      tuinen, erven en verhardingen;

e      groenvoorzieningen;

f        water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

7.2        Bouwregels

 

7.2.1        Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

a      Gebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd.

b      Het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage (%)’.

c       De afstand van gebouwen tot de zijdelingse en achterste perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 3 m, met dien verstande dat gebouwen in één van de zijdelingse perceelsgrenzen, dan wel in de achterste perceelsgrens mogen worden gebouwd.

d      De bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte (m)’.

e      Gebouwen mogen tot 4 m onder peil worden gebouwd.

 

7.2.2        Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

a      De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2,5 m.

b      De bouwhoogte van antennes en reclamemasten mag niet meer bedragen dan 15 m.

c       De bouwhoogte van palen en (licht)masten mag niet meer bedragen dan 6 m.

d      De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5 m.

 


7.3            Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming ‘Kantoor’ te wijzigen in de bestemmingen ‘Bedrijf – 1’ en/of ‘Bedrijf – 2’, met dien verstande dat:

a      de betreffende kantoorfunctie ter plaatse is beëindigd;

b      de wijziging geen onevenredige hinder of nadeel veroorzaakt voor omliggende percelen;

c       dit mogelijk is vanuit milieutechnisch oogpunt;

d      bij de keuze voor de bedrijfsbestemming rekening wordt gehouden met de afstand tot de nabijgelegen woonbebouwing in relatie tot de nieuw toegestane milieucategorieën.


Artikel 8                   Verkeer

8.1        Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a      voorzieningen voor verkeer en verblijf;

b      parkeervoorzieningen;

c       groenvoorzieningen;

d      water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

e      nutsvoorzieningen.

 

8.2        Bouwregels

 

8.2.1        Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

 

8.2.2        Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

a      De bouwhoogte van palen, (licht)masten en portalen voor geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer bedragen dan 10 m.

b      De bouwhoogte van terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m.

c       De bouwhoogte van kunstobjecten mag niet meer bedragen dan 12 m.

d      De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5 m.

 

 


Artikel 9                   Groen

9.1            Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a      groenvoorzieningen;

b      bermen en beplantingen;

c       water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

d      voorzieningen voor langzaam verkeer;

e      nutsvoorzieningen.

 

9.2        Bouwregels

 

9.2.1        Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

 

9.2.2        Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

a      De bouwhoogte van terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m.

b      De bouwhoogte van palen en (licht)masten mag niet meer bedragen dan 10 m.

c       De bouwhoogte van kunstobjecten mag niet meer bedragen dan 12 m.

d      De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5 m.


Artikel 10              Water

10.1    Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a      water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder voorzieningen voor waterberging, -aanvoer en -afvoer, zoals watergangen, waterlopen en waterpartijen, alsmede bijbehorende bouwwerken zoals bruggen, dammen en duikers;

b      groenvoorzieningen.

 

10.2    Bouwregels

 

10.2.1    Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

 

10.2.2    Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5 m.

 


Artikel 11              Waterstaat

11.1    Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waterstaat ’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

a    water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder, al dan niet overkluisde, voorzieningen voor waterberging, -aanvoer en -afvoer, zoals watergangen, waterlopen en waterpartijen, alsmede bijbehorende bouwwerken zoals bruggen, dammen en duikers.

 

11.2    Bouwregels

 

11.2.1    Gebouwen

Op deze gronden mogen, ongeacht het bepaalde in de bij de andere aan de betreffende gronden gegeven bestemmingen behorende regels, geen gebouwen worden opgericht.

 

11.2.2    Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Op of in deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, nadat vooraf advies is ingewonnen bij de waterbeheerder.

Hoofdstuk 3               Algemene regels

Artikel 12              Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

 

Artikel 13              Algemene gebruiksregels

13.1       Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in elk geval verstaan het gebruik van bebouwde en onbebouwde gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van:

a      een seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie;

b      sloopbedrijven;

c       autoherstelinrichtingen en autohandel.

 

 

Artikel 14              Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken:

a      van de in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages.

b      van de regels en toestaan dat het bouwvlak in geringe mate wordt overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;

c       van de regels en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, met dien verstande dat:

1      de inhoud per gebouwtje niet meer dan 50 m3 mag bedragen;

2      de bouwhoogte niet meer dan 4 m mag bedragen;

d      van de regels ten aanzien van de maximaal toegestane bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot:

1      ten behoeve van waarschuwings- en/of communicatiemasten tot niet meer dan 40 m;

2      ten behoeve van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot niet meer dan 10 m;


e      van de regels ten aanzien van de maximaal toegestane bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van een overschrijding van deze maximaal toegestane bouwhoogte voor plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en technische ruimten, met dien verstande dat:

1      de maximale oppervlakte van de vergroting niet meer mag bedragen dan 10% van het betreffende platte dakvlak of de horizontale projectie van het schuine dakvlak;

2      de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 1,25 maal de maximaal toegestane bouwhoogte van het betreffende gebouw.

 

 

Artikel 15              Overige regels

15.1       Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening

De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

a      de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen;

b      de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;

c       de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;

d      de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden, en

e      de ruimte tussen bouwwerken.

 

15.2    Verwijzing naar andere wettelijke regelingen

Waar in dit plan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op de regelingen zoals die luidden op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het bestemmingsplan.

 

Hoofdstuk 4     Overgangs- en slotregels

Artikel 16              Overgangsrecht

16.1    Overgangsrecht bouwwerken

a      Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

1      gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

2      na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

b      Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10 %.

c       Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

16.2       Overgangsrecht gebruik

a      Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

b      Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

c       Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

d      Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 


16.3       Hardheidsclausule

Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer natuurlijke personen kan het bevoegd gezag ten behoeve van die persoon of personen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van dat overgangsrecht.

 

 

Artikel 17              Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

 

‘Regels van het bestemmingsplan Bedrijventerrein ‘De Sluis’.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Rosmalen, december 2011                                                   Vastgesteld: 27 september 2011