Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:
 
1.1 plan:
het bestemmingsplan 'Keizershoeve II' van de gemeente Beuningen.
 
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0209.BPKeizershoeve2-vadf met de bijbehorende regels.
 
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge deze regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
 
1.4 aanduidingsgrens:
grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
 
1.5 ambachtelijk bedrijf:
een bedrijfsuitoefening waarbij het werk geheel of grotendeels met de hand wordt uitgevoerd (bijvoorbeeld timmerwerk, meubelmaken, schoenmaken, pottenbakken, zilversmeden e.d.) en veelal van beperkte omvang met eventueel als nevenactiviteit ondergeschikte detailhandel in ter plaatse be- en verwerkte goederen.
 
1.6 archeologische waarden:
waarden van een terrein in verband met de zich mogelijk in de bodem bevindende oudheidkundige zaken die van belang zijn vanwege hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap en/of hun cultuurhistorische waarde.
 
1.7 A-watergang:
een voor de oppervlaktewaterkwantiteit van overwegend belang zijnde watergang, zoals deze door het Waterschap Rivierenland is opgenomen in een legger A met kaart, en waarvoor de Keur van het Waterschap Rivierenland van toepassing is met de daarin opgenomen beschermingszones en beperkingen.
 
1.8 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouw zijnde.
 
1.9 begane grondbouwlaag:
de onderste bouwlaag van een gebouw, niet zijnde een kelder.
 
1.10 begeleid wonen:
een vorm van al dan niet zelfstandig wonen dat - in ieder geval functioneel - gekoppeld is aan een instelling van maatschappelijke zorgverlening en/of verpleging.
 
1.11 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
 
1.12 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
 
1.13 bevoegd gezag:
bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.
 
1.14 bijbehorend bouwwerk:
een gebouw dat ten dienste staat van een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, al dan niet aan het hoofdgebouw gebonden, zoals een berging, hobbyruimte, dierenverblijf of garagebox, en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
 
1.15 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
 
1.16 bouwgrens:
de grens van een 'bouwvlak' .
 
1.17 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
 
1.18 bouwperceelsgrens:
de grens van een bouwperceel.
 
1.19 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde zijn toegelaten.
 
1.20 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
 
1.21 bruto-vloeroppervlakte:
bruto-vloeroppervlakte als bedoeld in NEN2580.
 
1.22 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik of verbruik anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
 
1.23 dierenweide:
een kleinschalige en omheinde groenvoorziening, die dient voor het bieden van een verblijfplaats aan dieren;
 
1.24 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
 
1.25 hoofdgebouw:
een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste gebouw is aan te merken.
 
1.26 langzaamverkeersroutes:
routes voor ongemotoriseerd verkeer, scootmobielen, wandelaars, skeeleraars, en dergelijke, met daarbij behorende bermen en straatmeubilair.
 
1.27 mantelzorg:
het anders dan bedrijfsmatig bieden van zorg aan een of meer leden van een op dat perceel wonende huishouding, die hulpbehoevend is of zijn op fysiek, psychisch en/of sociaal vlak.
 
1.28 niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit:
een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten niet specifiek publieksgericht zijn, en dat op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse.
 
1.29 niet-grondgebonden woningen:
een hoofdgebouw dat uit meerdere naast elkaar en/of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen (appartementen) bestaat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid kan worden beschouwd.
 
1.30 peil:
de gemiddelde hoogte van het afgewerkte maaiveld op het bouwperceel.
 
1.31 publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit:
een publieksgericht beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten in hoofdzaak publieksaantrekkend zijn en waarvan de omvang en uitstraling zodanig is, dat de activiteit past binnen de desbetreffende woonomgeving en derhalve in een woning en/of daarbij behorende bijbehorende bouwwerken, met behoud van de woonfunctie, kan worden toegestaan.
 
1.32 seksinrichting:
een gelegenheid waarin beroepsmatig of bedrijfsmatig voorstellingen en/of vertoningen van hoofdzakelijk pornografische aard plaatsvinden, en/of verkoop en/of uitstalling van hoofdzakelijk goederen van pornografische en/of erotische aard plaatsheeft, en/of tegen vergoeding seksuele diensten worden verricht dan wel bedrijfsmatig gelegenheid wordt gegeven tot seksuele handelingen.
 
1.33 sociale woningbouw: 
woningen bedoelt voor de doelgroep van volkshuisvestingsbeleid. Waarbij de maximale vrij op naam prijs is vastgelegd in de verstedelijkingsafspraken van het Regionaal Plan voor betaalbare woningen en in geval van huurwoningen de huurprijs is gelimiteerd tot de huurtoeslaggrens binnen de huursector. Bij het indienen van een verzoek of aanvraag wordt de regeling gehanteerd die op dat moment van kracht is.
 
1.34 vrije sector woningbouw:
woningen die niet vallen onder het begrip sociale woningbouw dus waarvoor geen verkoopregulerende bepalingen gelden.
 
1.35 vrijstaand bijgebouw:
een vrijstaand gebouw dat door zijn constructie of afmetingen ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel binnen het bouwvlak gelegen gebouw.
 
1.36 voorgevel:
de naar de weg toegekeerde gevel van een gebouw, indien een gebouw met meerdere gevels naar de weg is toegekeerd wordt de naar architectuur, indeling en/of uitstraling meest gezichtsbepalende gevel van een hoofdgebouw aangemerkt als voorgevel.
 
1.37 wijziging/wijzigen:
een wijziging/het wijzigen als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening.
 
1.38 woning:
een complex van ruimten, inclusief aan- en uitbouwen, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
 
1.39 woningbouwprogrammering:
programmering met betrekking tot de nieuwbouw van woningen binnen de gemeente Beuningen welke is vastgelegd in een woningbouwprogrammering. Hierin is vastgelegd hoeveel woningen en op welke locaties deze gerealiseerd kunnen worden. Bij het indienen van een wijzigingsverzoek wordt de woningbouwprogrammering gehanteerd die op dat moment van kracht is.
 
1.40 zone:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge deze regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
 
2.1 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
 
2.2 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
 
2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
 
2.4 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. groenvoorzieningen;
  2. parken;
  3. plantsoenen;
  4. speelvoorzieningen;
  5. dierenweiden;
  6. beeldende kunstwerken;
  7. kademuren;
  8. keerwanden;
  9. langzaamverkeersroutes;
  10. nuts- en telecommunicatievoorzieningen;
  11. voorzieningen voor de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer;
  12. in- en uitritten; 
  13. water, waterberging, waterafvoer en waterbeheer,
en
  1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - hondenuitlaat en ravotplek' voor een voorziening voor het uitlaten van honden;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'speelvoorziening' voor een speelvoorziening met een minimale oppervlakte van 1000 m².
 

3.2 Bouwregels

De bouwmogelijkheden zijn begrensd door het opnemen van maatvoeringseisen voor bouwwerken, geen gebouw zijnde in de hieronder opgenomen regels.
 

3.2.1 Toegestane bouwwerken, geen gebouw zijnde

Toegestaan zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde ten dienste van de bestemming, zoals banken, beeldende kunstwerken, kademuren, keerwanden, speelvoorzieningen, lichtmasten, voorzieningen voor het waterbeheer en dergelijke.
 

3.2.2 Maatvoering bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouw zijnde, is een maximale bouwhoogte van 3,50 m toegestaan, met dien verstande dat voor speelvoorzieningen en beeldende kunstwerken, een maximale bouwhoogte van 5 m, voor lichtmasten een maximale bouwhoogte van 9 m en voor afschermende voorzieningen bij hondenuitlaatplaatsen een maximale bouwhoogte van 1,50 m is toegestaan.
 

3.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en opstallen wordt in elk geval gerekend het gebruik voor buitenopslag.
 

3.3.1 Hondenuitlaatplaatsen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het plan voor de inrichting van hondenuitlaatplaatsen, met dien verstande dat een hondenuitlaatplaats afgeschermd dient te worden, waarbij een gebouwde afscherming niet hoger mag zijn dan 1,50 m, met dien verstande dat de geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
  1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  2. een goede woonsituatie;
  3. de verkeersveiligheid en
  4. de sociale veiligheid.
 

3.4 Afwijken van de gebruiksregels

3.4.1 Jonderenontmoetingsplekken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het plan voor de inrichting van jongerenontmoetingsplekken, waarbij een gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde mag worden opgericht met een maximale bouwhoogte van 3 m en een maximale bebouwde oppervlakte van 15 m², met dien verstande dat de geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
  1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  2. een goede woonsituatie;
  3. de verkeersveiligheid en
  4. de sociale veiligheid.

Artikel 4 Verkeer

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wegen, straten en voet- en fietspaden;
  2. groenvoorzieningen, waaronder bermen en beplanting;
  3. kademuren; 
  4. keerwanden;
  5. beeldende kunstwerken;
  6. oeververbindingen (bruggen);
  7. parkeervoorzieningen;
  8. speelvoorzieningen;
  9. verblijfsgebied;
  10. voorzieningen voor de verkeersgeleiding;
  11. water, waterberging, waterafvoer en waterbeheer.
 

4.2 Bouwregels

De bouwmogelijkheden zijn begrensd door het opnemen van situerings- en maatvoeringseisen voor bouwwerken, geen gebouw zijnde in de hieronder opgenomen regels.
 

4.2.1 Toegestane bouwwerken, geen gebouw zijnde

Toegestaan zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde ten dienste van de bestemming, zoals banken, beeldende kunstwerken, kademuren, keerwanden, lichtmasten, voorzieningen voor het weg- en waterbeheer en dergelijke.
 

4.2.2 Situering bouwwerken, geen gebouw zijnde

Bouwwerken, geen gebouw zijnde moeten zodanig zijn gesitueerd dat zij geen verkeersbelemmerende werking hebben noch het gebruik van de verkeersfunctie op wegen, straten, paden, fiets- en voetpaden verhinderen of bemoeilijken.
 

4.2.3 Maatvoering bouwwerken, geen gebouw zijnde

In dit artikellid worden de bouwmogelijkheden verder begrensd door de maatvoering te beperken.
  1. Bouwwerken, geen gebouw zijnde mogen, behoudens de hierna aangegeven bouwwerken, een maximale bouwhoogte hebben van 3,50 m en een maximale oppervlakte van 15 m².
  2. Beeldende kunstwerken mogen een maximale bouwhoogte hebben van 5 m.
  3. Lichtmasten mogen een maximale bouwhoogte hebben van 9 m.
 

4.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor buitenopslag.
 

Artikel 5 Water

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. waterberging;
  2. waterhuishouding;
  3. waterlopen en waterpartijen;
  4. groenvoorzieningen;
  5. infiltratievoorzieningen;
  6. oeververbindingen (bruggen);
  7. nutsvoorzieningen;
één en ander met bijbehorende voorzieningen.
 

5.2 Bouwregels

Binnen de als 'Water' aangegeven gronden mogen uitsluitend worden opgericht bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten dienste van de bestemming waarvan de maximale bouwhoogte 4 m bedraagt.

Artikel 6 Woongebied

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wonen;
  2. een niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit, met inachtneming van het bepaalde in artikel 6 lid 3.2;
één en ander met bijbehorende bouwwerken, groen- en verkeersvoorzieningen, nutsvoorzieningen en voorzieningen voor regenwaterretentie.
 

6.2 Bouwregels

6.2.1 Algemeen

Gebouwen moeten voldoen aan de volgende kenmerken:
  1. hoofdgebouwen ten behoeve van de in artikel 6 lid 1  bedoelde woondoeleinden mogen uitsluitend worden gebouwd binnen een bouwvlak;
  2. het totaal aantal woningen binnen alle voor ‘Woongebied’ aangewezen gronden tezamen mag niet meer bedragen dan 182, waarvan 35% sociale woningen en 65% vrije sector woningen;
  3. ter plaatse van de aanduiding ’maximum aantal wooneenheden’ mag het aantal woningen niet meer bedragen dan is aangegeven;
  4. ter plaatse van de aanduiding ‘minimum aantal wooneenheden’ mag het aantal woningen niet minder bedragen dan is aangegeven;
  5. ter plaatse van de aanduiding ‘minimum aantal wooneenheden’ dient bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor de bouw van een woning (c.q. meerdere woningen) aangetoond te worden dat binnen het aangeduide gebied voorzien kan worden in de bouw van het minimum aangegeven aantal woningen.
 

6.2.2 Situering en maatvoering van hoofdgebouwen

Een hoofdgebouw moet voldoen aan de volgende kenmerken:
  1. de maximale goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  2. de afstand van een hoofdgebouw tot de perceelsgrenzen mag nergens minder bedragen dan 1 m;
  3. de oppervlakte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 60% van het kaveloppervlak;
  4. dakkapellen mogen worden gerealiseerd mits deze tenminste 0,50 m boven de voet van het dak en ten minste 0,50 m onder de nok van het dak worden geplaatst, mits de hoogte van de dakkapel niet meer bedraagt dan 1,50 m gemeten vanaf de voet van de dakkapel tot aan de goot van de dakkapel en over de gehele breedte van het dakvlak behoudens op naar de openbare weg gekeerde dakvlakken, waar dakkapellen een maximale breedte van 1/3 van de breedte van het dakvlak, waarin de dakkapel wordt geplaatst, mogen hebben.
 

6.2.3 Situering en maatvoering van bijbehorende bouwwerken

Bijbehorende bouwwerken bij een woning moeten voldoen aan de volgende kenmerken:
  1. bijbehorende bouwwerken bij een woning mogen uitsluitend worden gebouwd op tenminste 1 m achter de voorgevel en het denkbeeldig verlengde daarvan;
  2. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,75 m;
  3. de bouwhoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken met een kap mag niet meer bedragen dan 7 m;
  4. de bouwhoogte van aan het hoofdgebouw gebouwde bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 0,3 m boven de begane grondbouwlaag van het hoofdgebouw, tot een maximum van 4,25 m;
  5. voor erkers, balkons en entreepartijen aan de voorgevel van het hoofdgebouw geldt het volgende;
    1. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 4 m²;
    2. de maximale bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3,75 m;
    3. de maximale bouwdiepte mag niet meer bedragen dan 1 m, gerekend vanuit de gevel waaraan gebouwd wordt;
    4. voor zover de afmetingen van een bestaande, legaal gebouwde, bouwwerken reeds meer bedraagt geldt de bestaande maatvoering als maximum;
  6. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 50% van het oppervlak van het hoofdgebouw.
 

6.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde bij een woning

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde bij een woning moeten voldoen aan de volgende kenmerken:
  1. de bouwhoogte van erf- of perceelafscheidingen op ten minste 1 m achter de voorgevel en op ten minste 1 m van de weg of het openbaar groen mag niet meer bedragen dan 2 m;
  2. de bouwhoogte van overige erf- of terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m;
  3. de bouwhoogte van pergola's en carports mag niet meer bedragen dan 3 m;
 

6.2.5 Bouwwerken, niet behorende bij een woning

Bouwwerken, niet behorende bij een woning moeten voldoen aan de volgende kenmerken:
  1. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m, behoudens van palen, masten en verkeerstekens, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 9 m;
  2. voor nutsvoorzieningen zoals pompgemalen, verdeel-, regel- of transformatorruimten, telefooncentrales, geldautomaten en abri's mag de oppervlakte niet meer bedragen dan 30 m².
 

6.2.6 Voorwaardelijke verplichting

Het realiseren van woningen, overeenkomstig artikel 6 lid 1, binnen de zone met de aanduiding "Milieuzone - zones wet milieubeheer" is slechts toegestaan indien onherroepelijk vaststaat dat deze niet meer gelegen zijn binnen de hindercirkel van het bedrijf aan de Koningstraat nummer 2 te Ewijk.
 

6.3 Specifieke gebruiksregels

6.3.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor:
  1. buitenopslag;
  2. een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;
  3. detailhandel;
  4. bewoning van vrijstaande bijbehorende bouwwerken;
  5. meer dan 15 m² aan bijbehorende bouwwerken voor het houden van dieren.
 

6.3.2 Niet-publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit

Binnen deze bestemming wordt het gebruik van ruimten binnen de woning en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van een niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
  1. maximaal 45% van het bruto-vloeroppervlak van de woning en de bijbehorende bouwwerken, tot ten hoogste 45 m² mag worden gebruikt voor de aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
  2. degene die de activiteiten uitvoert, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
  3. de aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit is ondergeschikt aan de woonfunctie;
  4. uitsluitend is toegestaan een inrichting type a conform het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit).
 

6.4 Afwijken van de gebruiksregels

6.4.1 Omgevingsvergunning publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6 lid 3.2  ten behoeve van het gebruik van ruimten binnen de woning en/of bijbehorende bouwwerken voor een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
  1. maximaal 45% van het bruto-vloeroppervlak van de woning en de bijbehorende bouwwerken, tot ten hoogste 45 m² mag worden gebruikt voor publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis;
  2. degene die de activiteiten uitvoert, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
  3. het gebruik blijft ondergeschikt aan de woning;
  4. de noodzakelijke parkeervoorzieningen dienen op eigen terrein te worden gesitueerd of in de directe omgeving, mits hierdoor geen overlast wordt veroorzaakt;
  5. het gebruik mag geen ernstige hinder voor het woonmilieu opleveren en mag ook geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt.
 

6.4.2 Omgevingsvergunning mantelzorg

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6 lid 3.1 sub d  en toestaan dat een vrijstaand bijbehorend bouwwerk wordt gebruikt als afhankelijke woonruimte ten behoeve van mantelzorg, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
  1. een dergelijke bewoning is aantoonbaar nodig vanuit een oogpunt van mantelzorg. Alvorens een omgevingsvergunning te verlenen vraagt het bevoegd gezag hieromtrent advies aan een onafhankelijk terzake deskundige instantie;
  2. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  3. de afhankelijke woonruimte wordt ingepast binnen de vigerende regeling inzake bijbehorende bouwwerken;
  4. er dient gebruik te worden gemaakt van het dichtst bij de hoofdwoning gelegen bouwwerk, tenzij op grond van doelmatigheidsmotieven een ander op het perceel gelegen bijbehorend bouwwerk meer geschikt is;
  5. de afhankelijke woonruimte dient te worden bewoond door degene(n) die de zorg nodig heeft / hebben;
  6. de voorziening dient te voldoen aan de eisen van het bouwbesluit;
  7. zakenrechtelijke splitsing is niet toegestaan;
  8. de afhankelijke woonruimte mag geen eigen perceelsontsluiting hebben;
  9. parkeren dient op eigen erf plaats te vinden.
 

6.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het maximaal aantal te bouwen woningen in het plan geheel of gedeeltelijk te wijzigen mits:
  1. het totaal aantal toegestane woningen met niet meer dan 10% toeneemt;
  2. het totaal aantal woningen moet passend zijn binnen de geldende woningbouwprogrammering van de gemeente Beuningen, ook in relatie tot de daarin opgenomen overige woningbouwlocaties;
  3. de structuur zoals deze ten grondslag ligt aan het plan, bestaande uit het principeverloop van de verkeersafwikkeling, het principe van het beeldkwaliteitsplan, het principe van de groenstructuur en het solitaire karakter van de woninggroeperingen ongewijzigd blijft;
  4. sprake blijft van een samenhangende stedenbouwkundige- /ruimtelijke structuur;
  5. het totaal uitgeefbaar gebied van maximaal 50.000 m² niet wordt overschreden;
  6. de wijziging voorziet in grondgebonden woningen en ten hoogste 10% van het totaal aan woningen in de vorm van gestapelde woningen;
  7. in het wijzigingsplan voorzien wordt in tenminste 2 parkeerplaatsen per woning, waarvan tenminste 1 parkeerplaats op eigen erf;
  8. in het wijzigingsplan inzicht wordt gegeven in de uitkomsten van onderzoek naar geluidhinder wegverkeer, luchtkwaliteit, externe veiligheid, regenwaterretentie en de financieel-economische uitvoerbaarheid, waarbij moet zijn gebleken dat de betreffende belangen in voldoende mate zijn verzekerd;
  9. de bestaande regels van de bestemming Woongebied van toepassing worden verklaard.
  

Artikel 7 Woongebied - Den Alst

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wonen;
  2. een niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit, met inachtneming van het bepaalde in artikel 7 lid 3.2;
één en ander met bijbehorende bouwwerken, groen- en verkeersvoorzieningen, nutsvoorzieningen en voorzieningen voor regenwaterretentie.
 

7.2 Bouwregels

7.2.1 Algemeen

Gebouwen moeten voldoen aan de volgende kenmerken:
  1. hoofdgebouwen ten behoeve van de in artikel 7 lid 1  bedoelde woondoeleinden mogen uitsluitend worden gebouwd binnen een bouwvlak;
  2. het totaal aantal woningen binnen alle voor ‘Woongebied - Den Alst’ aangewezen gronden tezamen mag niet meer bedragen dan 6.
 

7.2.2 Situering en maatvoering van hoofdgebouwen

Een hoofdgebouw moet voldoen aan de volgende kenmerken:
  1. de maximale goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  2. de afstand van een hoofdgebouw tot de perceelsgrenzen mag nergens minder bedragen dan 1 m;
  3. de oppervlakte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 60% van het kaveloppervlak;
  4. dakkapellen mogen worden gerealiseerd mits deze tenminste 0,50 m boven de voet van het dak en ten minste 0,50 m onder de nok van het dak worden geplaatst, mits de hoogte van de dakkapel niet meer bedraagt dan 1,50 m gemeten vanaf de voet van de dakkapel tot aan de goot van de dakkapel en over de gehele breedte van het dakvlak behoudens op naar de openbare weg gekeerde dakvlakken, waar dakkapellen een maximale breedte van 1/3 van de breedte van het dakvlak, waarin de dakkapel wordt geplaatst, mogen hebben.
 

7.2.3 Situering en maatvoering van bijbehorende bouwwerken

Bijbehorende bouwwerken bij een woning moeten voldoen aan de volgende kenmerken:
  1. bijbehorende bouwwerken bij een woning mogen uitsluitend worden gebouwd op tenminste 1 m achter de voorgevel en het denkbeeldig verlengde daarvan;
  2. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,75 m;
  3. de bouwhoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken met een kap mag niet meer bedragen dan 7 m;
  4. de bouwhoogte van aan het hoofdgebouw gebouwde bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 0,3 m boven de begane grondbouwlaag van het hoofdgebouw, tot een maximum van 4,25 m;
  5. voor erkers, balkons en entreepartijen aan de voorgevel van het hoofdgebouw geldt het volgende;
    1. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 4 m²;
    2. de maximale bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3,75 m;
    3. de maximale bouwdiepte mag niet meer bedragen dan 1 m, gerekend vanuit de gevel waaraan gebouwd wordt;
    4. voor zover de afmetingen van een bestaande, legaal gebouwde, bouwwerken reeds meer bedraagt geldt de bestaande maatvoering als maximum;
  6. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 50% van het oppervlak van het hoofdgebouw.
 

7.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde bij een woning

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde bij een woning moeten voldoen aan de volgende kenmerken:
  1. de bouwhoogte van erf- of perceelafscheidingen op ten minste 1 m achter de voorgevel en op ten minste 1 m van de weg of het openbaar groen mag niet meer bedragen dan 2 m;
  2. de bouwhoogte van overige erf- of terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m;
  3. de bouwhoogte van pergola's en carports mag niet meer bedragen dan 3 m;
 

7.2.5 Bouwwerken, niet behorende bij een woning

Bouwwerken, niet behorende bij een woning moeten voldoen aan de volgende kenmerken:
  1. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m, behoudens van palen, masten en verkeerstekens, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 12 m;
  2. voor nutsvoorzieningen zoals pompgemalen, verdeel-, regel- of transformatorruimten, telefooncentrales, geldautomaten en abri's mag de oppervlakte niet meer bedragen dan 30 m².
 

7.3 Specifieke gebruiksregels

7.3.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor:
  1. buitenopslag;
  2. een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;
  3. detailhandel;
  4. bewoning van vrijstaande bijbehorende bouwwerken;
  5. meer dan 15 m² aan bijbehorende bouwwerken voor het houden van dieren.
 

7.3.2 Niet-publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit

Binnen deze bestemming wordt het gebruik van ruimten binnen de woning en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van een niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
  1. maximaal 45% van het bruto-vloeroppervlak van de woning en de bijbehorende bouwwerken, tot ten hoogste 45 m² mag worden gebruikt voor de aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
  2. degene die de activiteiten uitvoert, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
  3. de aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit is ondergeschikt aan de woonfunctie;
  4. uitsluitend is toegestaan een inrichting type a conform het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit).
 

7.4 Afwijken van de gebruiksregels

7.4.1 Omgevingsvergunning publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 7 lid 3.2  ten behoeve van het gebruik van ruimten binnen de woning en/of bijbehorende bouwwerken voor een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
  1. maximaal 45% van het bruto-vloeroppervlak van de woning en de bijbehorende bouwwerken, tot ten hoogste 45 m² mag worden gebruikt voor publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis;
  2. degene die de activiteiten uitvoert, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
  3. het gebruik blijft ondergeschikt aan de woning;
  4. de noodzakelijke parkeervoorzieningen dienen op eigen terrein te worden gesitueerd of in de directe omgeving, mits hierdoor geen overlast wordt veroorzaakt;
  5. het gebruik mag geen ernstige hinder voor het woonmilieu opleveren en mag ook geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt.
 

7.4.2 Omgevingsvergunning mantelzorg

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 7 lid 3.1 sub d  en toestaan dat een vrijstaand bijbehorend bouwwerk wordt gebruikt als afhankelijke woonruimte ten behoeve van mantelzorg, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
  1. een dergelijke bewoning is aantoonbaar nodig vanuit een oogpunt van mantelzorg. Alvorens een omgevingsvergunning te verlenen vraagt het bevoegd gezag hieromtrent advies aan een onafhankelijk terzake deskundige instantie;
  2. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  3. de afhankelijke woonruimte wordt ingepast binnen de vigerende regeling inzake bijbehorende bouwwerken;
  4. er dient gebruik te worden gemaakt van het dichtst bij de hoofdwoning gelegen bouwwerk, tenzij op grond van doelmatigheidsmotieven een ander op het perceel gelegen bijbehorend bouwwerk meer geschikt is;
  5. de afhankelijke woonruimte dient te worden bewoond door degene(n) die de zorg nodig heeft / hebben;
  6. de voorziening dient te voldoen aan de eisen van het bouwbesluit;
  7. zakenrechtelijke splitsing is niet toegestaan;
  8. de afhankelijke woonruimte mag geen eigen perceelsontsluiting hebben;
  9. parkeren dient op eigen erf plaats te vinden.
 

7.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

 

7.5.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het slopen van bouwwerken op de in artikel 7 lid 1 bedoelde gronden, de navolgende werken en werkzaamheden uit te voeren:
  1. het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders overeenkomstig het bepaalde in de Monumentenwet respectievelijk de 'gemeentelijke monumentenverordening' over te gaan tot het geheel of gedeeltelijk slopen van een beeldbepalend pand ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - beeldbepalend pand'
  2. het geheel of gedeeltelijk slopen van bouwwerken is slechts toelaatbaar indien als gevolg daarvan voor vervangende nieuwbouw een omgevingsvergunning is verleend of anderszins nieuwbouw in redelijke mate vaststaat;
  3. het in verband met de onder artikel 7 lid 5.1 sub b  bedoelde sloopwerkzaamheden verrichten van graafwerkzaamheden in de grond.
 

7.5.2 Uitzonderingen

  1. sloopwerkzaamheden, behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;
  2. sloopwerkzaamheden, welke worden uitgevoerd in overeenstemming met een vergunning krachtens de Monumentenwet 1988;
  3. sloopwerkzaamheden, welke op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde vergunning.
 

7.5.3 Verlening

De omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - beeldbepalend pand' (artikel 7 lid 5.1 sub a) kan slechts worden verleend na het inwinnen van advies van de gemeentelijke monumentencommissie.
 

Artikel 8 Leiding - Gas

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Leiding - Gas aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van ondergrondse hoge druk aardgastransportleidingen.
 

8.2 Bouwregels

8.2.1 Voorrangsregeling

Indien strijd ontstaat tussen het belang van de bescherming van de leidingen als bedoeld in dit artikel en het bepaalde in de overige artikelen prevaleert de bestemming Leiding - Gas.
 

8.2.2 Algemeen

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming.
 

8.2.3 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
 

8.2.4 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende bepalingen:
  1. er mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde ten dienste van de bedoelde leiding worden gebouwd;
  2. de maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt 3 m.
 

8.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 8 lid 2.3  en toestaan dat in de andere bestemming gebouwen mogen worden gebouwd, mits:
  1. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de betreffende leiding;
  2. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.
 

8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

8.4.1 Verbod

Het is verboden op of in de in dit artikel bedoelde gronden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegde gezag, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren:
  1. het aanleggen van wegen, paden, banen en andere oppervlakteverhardingen;
  2. het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, egaliseren, afgraven of ophogen;
  3. het aanbrengen van hoogopgaande en/of diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  4. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
  5. diepploegen;
  6. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de doeleindenomschrijving aangegeven, en daarmee verband houdende constructies;
  7. het plaatsen van roerende objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
  8. het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen.
 

8.4.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in artikel 8 lid 4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
  1. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
 

8.4.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 8 lid 4.1  zijn slechts toelaatbaar, mits:
  1. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de betreffende leiding;
  2. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.
 

Artikel 9 Waarde - Archeologie

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde - Archeologie’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor behoud en bescherming van waardevolle verwachte archeologische informatie in de bodem.
 

9.2 Bouwregels

Ten aanzien van het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels:
  1. bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het bouwen voor het oprichten van een bouwwerk, dient de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarden van de gronden, waarop de aanvraag betrekking heeft, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld;
  2. in afwijking van het gestelde onder sub a hoeft de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen geen rapport als bedoeld onder sub a te overleggen, indien:
    1. de aanvraag om omgevingsvergunning voor bouwen betrekking heeft op het vervangen van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte aan bebouwing niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut; het gestelde in deze bepaling geldt niet voor ondergrondse kelders;
    2. de aanvraag om omgevingsvergunning voor bouwen betrekking heeft op het bouwen in de bodem tot een diepte van 0,30 m onder het bestaande maaiveld;
    3. naar oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld;
  3. indien uit het onder sub a genoemde rapport of uit de beschikbare informatie, als bedoeld in sub b onder 3, blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het oprichten van het vergunde bouwwerk zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning voor bouwen:
    1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    3. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij die voorschriften te stellen kwalificaties;
    4. de verplichting om na beëindiging van de werken en werkzaamheden een verslag uit te brengen waaruit blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan.
 

9.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

9.3.1 Omgevingsvergunningplicht

Onverminderd het in de Monumentenwet bepaalde is het verboden op of in de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegde gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren:
  1. grondwerkzaamheden, zoals afgraven, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, diepploegen, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleg van drainage, verwijderen van funderingen en aanleg of rooien van bos, boomgaard, boom- of fruitteelt of diepwortelende beplanting;
  2. graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
  3. aanleggen van leidingen.
 

9.3.2 Uitzonderingen

Het onder artikel 9 lid 3.1 opgenomen verbod geldt niet:
  1. in het kader van archeologisch onderzoek en archeologische opgravingen, mits deze worden verricht door een ter zake deskundige als bedoeld in de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie;
  2. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft tot een diepte van 0,30 m onder het bestaande maaiveld;
  3. voor werken en werkzaamheden die op het moment van het van kracht worden van het plan legaal in uitvoering zijn of legaal kunnen worden uitgevoerd krachtens een voor dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde vergunning;
  4. ingeval op grond van de Monumentenwet een vergunning is vereist.
 

9.3.3 Verlening

  1. De onder artikel 9 lid 3 genoemde vergunning kan slechts worden verleend voor zover de archeologische waarden niet onevenredig worden aangetast, hetgeen moet blijken uit een rapport dat de aanvrager bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning dient te overleggen, waarbij in het rapport de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate moeten zijn vastgesteld en waarbij een rapport niet noodzakelijk is indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld;
  2. Indien het rapport of andere beschikbare informatie daartoe aanleiding geeft, dient op advies van een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door het bevoegd te stellen kwalificaties, zo nodig archeologisch vervolgonderzoek plaats te vinden.
 

9.3.4 Voorwaarden

Overeenkomstig het in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht bepaalde kan het bevoegd gezag de omgevingsvergunning onder beperkingen verlenen en kunnen zij voorschriften aan de omgevingsvergunning verbinden, waaronder de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden.
 

9.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen, teneinde de dubbelbestemming ‘Waarde - Archeologie’ geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken gronden geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 10 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht

 

11.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van dit plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
 

11.2 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

 artikel 11 lid 1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
 

11.3 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
 

11.4 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het plan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 11 lid 3 , te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
 

11.5 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in artikel 11 lid 3 , na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
 

11.6 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

 artikel 11 lid 3  is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 12 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Keizershoeve 2 .