|
bij het bestemmingsplan
'Natuurbegraafplaats Koningsakker'
(plannummer: NL.IMRO.0202.911-0301)
Ontwikkeling
De zusters Trappistinnen, bewoonsters van de abdij Koningsoord, zijn voornemens een natuurbegraafplaats te ontwikkelen op agrarische gronden aan de westzijde van de abdij. De abdij zelf is gelegen aan de Johannahoeveweg 79 in Arnhem.
De zusters willen op een deel van hun huidige agrarische gronden een natuurbegraafplaats oprichten om hiermee een economische bijdrage te leveren aan de duurzame instandhouding van abdij Koningsoord.
Een natuurbegraafplaats is in de eerste plaats een stuk bos, natuurgebied of half-natuurlandschap, zoals een weide, en in de tweede plaats een begraafplaats. Bij deze vorm van begraafplaats zijn de graven visueel niet zichtbaar. Deze omgeving kan variëren van een bosgebied tot een akker, met dus ook variatie van (bijbehorende) natuurwaarden. Naast de ontwikkeling van de natuurbegraafplaats zijn tevens bijbehorende voorzieningen beoogd. Deze bestaan uit een ontmoetingsgebouw (entree, uitvaartdiensten, service, sanitair en administratie) en een gebouw voor stalling van apparatuur ten behoeve van beheer en onderhoud van de begraafplaats (onderhoudsgebouw).
Het natuurbegraven sluit aan bij een maatschappelijke behoefte met betrekking tot verduurzaming en het weer worden opgenomen in de natuur.
Principebesluit
In december 2016 heeft het college over het initiatief een principebesluit genomen.
Hierbij zijn de volgende aandachtspunten voor de herontwikkeling meegegeven:
1. Onderzoek naar de bodemgesteldheid, archeologische situatie en de cultuurhistorie
en een toets voor Natura 2000 en flora en faunawet;
2. In overleg met de gemeente een inrichtingsplan en beheerplan opstellen waarin in
ieder geval de volgende zaken worden geregeld:
- locatie, dichtheid en frequentie van begraven;
- ontwikkelen van natuur: welke natuur wordt gerealiseerd? Waar, hoe en wanneer?
- openstelling van het terrein en relaties/verbindingen met de omliggende gronden;
- bereikbaarheid en parkeren.
Naast de vraag voor medewerking aan het initiatief voor het realiseren van een natuurbegraafplaats bij de abdij Koningsoord heeft Heidepol, die al een natuurbegraafplaats in Arnhem exploiteert, aangegeven te willen uitbreiden. Deze uitbreiding heeft Heidepol bedacht op een terrein in de directe omgeving van de huidige natuurbegraafplaats. Heidepol hoeft voor deze uitbreiding geen nieuwe voorzieningen te realiseren, maar kan gebruik maken van de bestaande.
Bij de genoemde besluitvorming over onderhavig initiatief van abdij Koningsoord is dan ook tevens besloten principemedewerking te verlenen aan uitbreiding van de reeds bestaande Natuurbegraafplaats Heidepol. Momenteel vindt de voorbereiding plaats van de wijziging van het bestemmingsplan om hierin te kunnen voorzien.
Behoud van een divers aanbod aan laatste rustplaatsen, maar ook in de termijn waarvoor graven worden uitgegeven is van belang dat ook in de verre toekomst voldoende grafruimte beschikbaar zal moeten zijn. Met het voorliggende initiatief van abdij Koningsoord én de (potentiele uitbreiding van) Naturbegraafplaats Heidepol wordt geacht voldoende differentiatie in het funerair aanbod in Arnhem te worden geboden.
De natuurbegraafplaats wordt ontwikkeld op de gronden in de directe omgeving van de abdij Koningsoord. Het plangebied bedraagt circa 17 hectare en wordt aan de noord- en westzijde begrensd door het golfterrein van de Edese Golfbaan op het complex Papendal. Aan de zuidzijde vormen bossen de begrenzing die daarbij de zuidelijk gelegen spoorlijn Utrecht-Arnhem aan het zicht onttrekken. De oostelijke grens van het plangebied wordt gevormd door de abdij Koningsoord en de bosrand van de voormalige productiebossen.
De begrenzing is op de verbeelding (plankaart) en het kaartje hierna (figuur 1) weergegeven.
Het plangebied kenmerkt zich in de huidige situatie door agrarisch gebruik variërend van akkerbouw (maïs) tot grasweide waar paarden grazen. Tevens maakt het deel uit van een uitgebreid (wandel)padennetwerk. De stuwwalrand en het oplopende maaiveld zijn duidelijk zichtbaar. De abdij vormt, als duidelijke schakel, een herkenbaar ruimtelijke onderdeel van het landschap.
Figuur 1: Ligging van het plangebied
Een bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding (plankaart) en regels en gaat vergezeld van een toelichting. Op de kaart zijn de bestemmingen door middel van kleuren en tekens aangegeven. De regels bevatten de materiële inhoud van de bestemmingen. Deze bestemmingsplanonderdelen vormen tezamen het juridische toetsingskader voor ruimtelijke en functionele ontwikkelingen in het plangebied. De toelichting bevat met name de aan het plan ten grondslag liggende gedachten.
Dit plan is conform de Wro vormgegeven volgens de SVBP (Standaard voor vergelijkbare Bestemmingsplannen) 2012. Het SVBP geeft voorschriften over inrichting van de kaart (kleuren en tekens) en de opbouw van de regels.
Diverse facetbelangen zijn door andere regelgeving gewaarborgd, bijvoorbeeld de Wabo, de Wet milieubeheer, de Huisvestingswet en de Monumentenwet. Het is niet nodig dat het bestemmingsplan dezelfde waarborgen nogmaals schept.
Het bestemmingsplan 'Buitengebied Arnhem-Noord 2007' bestemt het plangebied voornamelijk als "Agrarische doeleinden" (onbebouwbare zone) met de dubbelbestemming "Landschappelijke Waarden" (zie ook figuur 2). Tevens bestaat ter plaatse de mogelijkheid de bestemming "Agrarische doeleinden" te wijzigen in de bestemming "Natuur". Binnen deze bestemmingen is de beoogde natuurbegraafplaats met bijbehorende voorzieningen niet mogelijk en hiervoor moet dus een nieuw bestemmingsplan worden opgesteld.
Figuur 2: Geldend bestemmingsplan 'Buitengebied Arnhem-Noord 2007' ter plaatse van het plangebied.
Hoofdstuk 1 gaat voornamelijk in op de aanleiding en het doel van de nieuwe ontwikkeling. In hoofdstuk 2 wordt een beschrijving gegeven van de bestaande situatie. Hoofdstuk 3 behandelt het beleidskader dat van toepassing is. Vervolgens biedt hoofdstuk 4 een beschrijving van het initiatief van de natuurbegraafplaats. De diverse milieuaspecten komen aan de orde in hoofdstuk 5. Hoofdstuk 6 geeft een toelichting op de planregels en in hoofdstuk 7 is een beschrijving van de procedure opgenomen.
Van oudsher was de economie van een klooster, in ieder geval van de Trappistinnen, gebaseerd op de landbouw. Ook nu nog verpachten de zusters een deel van hun gronden aan een agrariër. Inmiddels is het echter nodig om die economie te herstructureren. De vraag kwam op hoe de gronden van de abdij beter te laten renderen en tegelijkertijd, indachtig de zorg die de zusters voelen voor een duurzame instandhouding van hun omgeving, de hen omringende natuur te bewaren en te versterken. Hieruit is het idee voor de natuurbegraafplaats voortgekomen.
De abdij is in 2008 nieuw gebouwd voor de zusters, die daarvoor in Berkel-Enschot
hun abdij hadden. Door uitbreidingsplannen van de gemeente Tilburg moest dat klooster
wijken. De zusters moesten omzien naar een andere locatie en die vonden zij door de
aankoop van een deel van het terrein van de paters van Mill Hill. Hier is, op de plaats
van een voormalige modelboerderij, een nieuw klooster gerealiseerd.
Het klooster telt 24 zusters van alle leeftijden die in hun eigen onderhoud voorzien.
Tot het klooster behoren de aanliggende (binnen)tuinen, een gastenverblijf en een
abdijwinkel. Daarnaast worden inkomsten vergaard uit een boekbinderij en het restauratieatelier,
waar de zusters zelf werkzaam zijn. De gronden in de omgeving van de abdij worden
momenteel voornamelijk gebruikt voor landbouw (akkerbouw en beweiding) en bosbouw
(figuur 3).
Het gebied maakt onderdeel uit van het Zuid-Veluwse stuwwallengebied en vormt een
onderdeel van de zoom van de Veluwe (Nationaal Park).
Figuur 3: Topografische kaart met ligging beoogde natuurbegraafplaats
De abdij vormt een onmiskenbaar ruimtelijk onderdeel in het huidige landschap. Gesitueerd op oosthelling van het stuwwalcomplex biedt de abdij een weids uitzicht op het lichtgolvende maaiveld van het huidige akkerlandschap. Vanuit het lager gelegen landschap is de abdij met de bosrand op de achtergrond een ‘icoon’ die duidelijk herkenbaar is.
Ten westen van de abdij ligt een perceel van ongeveer zeventien hectare groot. Dit
is
agrarische grond die door de zusters momenteel verpacht wordt aan een agrariër. Het
agrarisch gebruik is voornamelijk het telen van maïs. Daarnaast is er nog een paardenwei
aanwezig. Op deze gronden is de natuurbegraafplaats beoogd.
Het plangebied, onderdeel van het gebied met de naam landgoederenlandschap Johannahoeve, kenmerkt zich door een rijk reliëf en een uitgebreid lanenstelsel. Het vormt een onderdeel van het stuwwallenlandschap. In de directe nabijheid, ten noorden van het plangebied, ter hoogte van de huidige golfbaan, bevindt zich het heideontginningslandschap.
Het gebied van ‘Johannahoeve’ werd kort na 1850 ontgonnen, waarbij heide plaats maakte voor een regelmatig en rechtlijnig patroon van bos en agrarische gronden, in samenhang met enkele laanstructuren. Later is hier de proefboerderij Johannahoeve opgericht. Na de verwoestingen in de 2e wereldoorlog is deze uiteindelijk afgebroken en is de Abdij Koningsoord hier opgericht.
Geomorfologische ontwikkeling
Er worden drie landschappelijke eenheden onderscheiden:
sandr genoemd.
deel binnen een beekdalbodem, hooggelegen ligt.
bedekt met dekzand/löss. Binnen de beekdalbodem is geen sprake van een watervoerend beekdal. Vermoedelijk is hier sprake van aanvoer via het grondwater van de verderop gelegen Heelsumsche beek. Deze is waarschijnlijk alleen watervoerend geweest tijdens het Vroeg-Holoceen en periodiek tijdens het Midden- en Laat-Holoceen, toen er vanuit het stuwwallengebied nog sprake was van een periodiek (einde van de winter) grote aanvoer van sneeuwsmeltwater.
Hoogteverschillen
De hoogteverschillen van het stuwwallenlandschap en het grondgebruik zorgen ervoor dat er weidse uitzichten zijn en het golvende landschap beleefbaar is. Het plangebied herbergt enkele opvallende landschapselementen, waaronder bomenlanen, meidoornhagen en bossen. De aanwezige lanen, zowel noord-zuid als oost-west georiënteerd, vormen opvallende waardevolle landschapselementen van het plangebied. Ook valt het golvende microreliëf op van de aanwezige akkers. Dit golvende micro reliëf is ook buiten het plangebied goed zichtbaar in de vorm van golvende graslanden gelegen langs het oude beekdal ter hoogte van de Sportlaan.
Waardevolle landschapselementen
De landschapswaarden die gelden voor het plangebied zijn als volgt samen te vatten:
De bestaande abdij wordt via de Johannahoeveweg ontsloten op de Dreijenseweg. De nieuwe
begraafplaats wordt, als zelfstandige functie ontsloten op de 'doodlopende' Sportlaan.
De Johannahoeveweg sluit weliswaar aan op de Sportlaan, maar het gedeelte langs de
Abdij tot aan de Sportlaan is met borden 'gesloten voor motorvoertuigenop meer dan
twee wielen'.
De Sportlaan is een smalle landelijke weg waarop het beperkt mogelijk is om tegemoet
komend verkeer te passeren. De Sportlaan komt eveneens uit op de Dreijenseweg. De
Dreijenseweg verbindt Oosterbeek met de N224/Amsterdamseweg. Deze zorgt voor verbinding
met de rijkswegen A12 en A50. De Sportlaan is ook de extra verbinding voor Papendal;
een achter-ontsluiting die alleen bij grote evenementen op Papendal, slechts een beperkt
aantal keren per jaar, wordt gebruikt. Deze verbinding is bij de aansluiting met de
Papendallaan voorzien van een hek, dat alleen dan wordt opengezet voor autoverkeer.
Daarbuiten heeft de Sportlaan geen andere verkeersfunctie dan voor verkeer dat van
en naar het weide- en bosgebied rondom Koningsoord gaat.
Behalve de Sportlaan en Johannahoeveweg zijn er verscheidene onverharde wegen in het
gebied. Deze wegen vervullen geen noemenswaardige verkeersfunctie en zijn door afsluitingen
alleen toegankelijk voor fietsers en voetgangers.
In dit deel van het plangebied, zowel langs Sportlaan als langs het gedeelte Johannahoeveweg
nabij de Sportlaan, is in de bestaande situatie geen parkeergelegenheid voor auto's.
Dit hoofdstuk beschrijft, voor zover van belang, het ruimtelijk rijks-, provinciaal- en gemeentelijk beleid en de toepasselijke regelgeving. Naast de belangrijkste algemene uitgangspunten worden de specifieke voor dit plangebied geldende uitgangspunten weergegeven. Deze kaders zijn in dit bestemmingsplan afgewogen en doorvertaald op de kaart en in de regels.
Wet op de lijkbezorging
De wet op de lijkbezorging regelt de lijkbezorging in ruime zin, zoals de locatie en beheer van een bijzondere begraafplaats. De wet geeft aan dat een bijzondere begraafplaats kan worden aangelegd en in stand kan worden gehouden door een privaatrechtelijke rechtspersoon. De wet regelt daarnaast dat de gemeenteraad bevoegd gezag is in het aanwijzen van de locatie van de begraafplaats.
De wet schrijft voor dat een register wordt bijgehouden met de begraven lijken en
een nauwkeurige aanduiding van de plaats waar zij begraven zijn. In de administratie
van de natuurbegraafplaats zal een register worden bijgehouden van de exacte locatie
van de reserveringen en de begravingen op de begraafplaats, omdat na verloop van tijd
geen zichtbare herkenningspunten meer aanwezig zullen zijn op de plek van het graf.
Besluit op de lijkbezorging (3 mei 1991)
Het besluit op de lijkbezorging regelt onder meer de wijze van begraven en de inrichting van het graf. Zo regelt dit besluit dat bij het begraven geen gebruik mag worden gemaakt van kunststof of metalen omhulsel. Dit sluit aan bij het natuurbegraven, waarbij alleen gebruik gemaakt mag worden van materialen die makkelijk afbreken en vergaan in de bodem. Zo zijn de veel gebruikte spaanplaatgrafkisten niet toegestaan.
Voor de inrichting van een graf wordt aangegeven dat er zich minimaal 65 centimeter grond boven op de kist of het omhulsel moet bevinden. De afstand tussen de kisten bedraagt minimaal 30 centimeter. Tevens zal de kist of het omhulsel zich 30 centimeter boven de gemiddeld hoogste grondwaterstand moeten begeven. Uitgaande van een kisthoogte van 50 centimeter, betekent dit dat de grondwaterstand 145 centimeter beneden maaiveld moet blijven.
Bij het inrichtingsplan voor Koningsakker is hiermee rekening gehouden. De gemiddeld hoogste grondwaterstand is overal ruim dieper dan 145 cm. Daarnaast staat onderhavig bestemmingsplan toe dat natuurbegraven mogelijk is in één laag.
In het Besluit wordt aangegeven dat de afstand van een graf tot aan de erfafscheiding ten minste één meter dient te bedragen. Hiermee zal bij de inrichting van de begraafplaats rekening worden gehouden.
Inspectierichtlijn Lijkbezorging, 3e herziene druk
Deze inspectierichtlijn lijkbezorging kan worden gezien als een advies van de Inspectie van de Volksgezondheid voor de milieuhygiënische aspecten van de lijkbezorging. In de inspectierichtlijn worden adviezen gegeven over onder andere het tegengaan van bodem- en grondwaterverontreiniging.
Aangegeven wordt dat een bodem van zand- of zwavelgrond het meest geschikt is voor een begraafplaats.
De afwatering van een begraafplaats moet milieuhygiënisch kritisch worden bezien, evenals de mogelijkheid maatregelen te nemen om te voorkomen dat dit water in het grond- of oppervlaktewater terechtkomt.
Ladder voor duurzame verstedelijking
In artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is de 'ladder voor duurzame verstedelijking' opgenomen. Het bevoegd gezag moet voldoen aan een motiveringsvereiste als nieuwe stedelijke ontwikkelingen planologisch mogelijk worden gemaakt.
De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, dient een een beschrijving te bevatten van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
In artikel 1.1.1 onder i van het Bro is een nadere omschrijving van het begrip stedelijke ontwikkeling vastgelegd:r uimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.'
In het Bro is geen ondergrens voor de minimale omvang vastgelegd. Of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de omgeving.
Uit de definitie (niet limitatief) en ook uit de nota van toelichting behorende bij het Bro blijkt dat de aanleg van natuurbegraafplaatsen niet aan te merken is als een 'stedelijke ontwikkeling'. Bovendien valt uit de de nota van toelichting op het Bro op te maken dat deze regeling gericht is op het tegengaan van leegstand.
Geconcludeerd wordt dan ook dat voor de Natuurbegraafplaats Koningsakker de ladder voor duurzame verstedelijking niet van toepassing is. Uiteraard dient wel gemotiveerd te worden op welke wijze sprake is van een goede ruimtelijke ordening. De toelichting van het bestemmingsplan gaat hier verder op in.
In de Omgevingsvisie Gelderland zijn de gebieden van het Natuur Netwerk Nederland voor Gelderland vastgesteld. De Provincie wil de natuur van het Gelders Natuurnetwerk beschermen tegen aantasting en heeft daarom regels opgenomen in de Omgevingsverordening. Centraal staat de bescherming van de kernkwaliteiten van Gelderse Nationale Landschappen. De kernkwaliteiten zijn beschreven in bijlage 5 van de Omgevingsverordening.
Het Gelders Natuurnetwerk bestaat uit Gelders Natuurnetwerk (GNN) en de Groene Ontwikkelingszone
(GO). Op het verbod op nieuwvestiging binnen het Gelders Natuurnetwerk wordt voor
een beperkt aantal ontwikkelingen, zoals natuurbegraafplaatsen, een uitzondering gemaakt
in de voor die functies minst kwetsbare natuur. Voorwaarde is dat deze initiatieven
in combinatie met extra versterking van de kernkwaliteiten tot stand komen. Deze versterking
gaat verder dan het compenseren van negatieve effecten. Per saldo moet elke ontwikkeling
een verbetering van de kernkwaliteiten in het Gelders Natuurnetwerk opleveren. In
dat saldo zijn vergroting van de oppervlakte natuur en versterking van de ecologische
samenhang belangrijke randvoorwaarden. De versterking wordt vastgelegd in een natuurversterkingsplan.
Het GO heeft een dubbele doelstelling. Er is ruimte voor verdere economische ontwikkeling
in combinatie met een (substantiële) versterking van de samenhang tussen aangrenzende
en inliggende natuurgebieden.
Indien in natuurbegraven wordt voorzien ter plaatse van GNN, zijn hiervoor regels opgenomen in de provinciale omgevingsvisie en -verordening. De gronden van het voorliggend initiatief zijn echter gelegen in GO, waar deze regels niet van toepassing zijn.
De tot natuurbegraafplaats te ontwikkelen maïsakker en haar omgeving maakt onderdeel uit van de ‘groene ontwikkelingszone’ (GO), zie ook figuur 4.
De omgeving valt onder het Gelders natuurnetwerk. De van toepassing zijnde Ontwikkelingsdoelen natuur en landschap voor de Groene Ontwikkelingszone zijn:
ontginningen: singels, ruigteranden en bosranden en -zomen;
Figuur 4: Ligging in 'Groene ontwikkelingszone'
Tevens is het initiatief tot oprichting van de natuurbegraafplaats in september 2017 besproken in het provinciale Adviesteam Ruimte. Hierbij is geconcludeerd dat de beoogde ontwikkeling past op de locatie en binnen het provinciaal beleid.
Algemeen
Het gebruik van de ruimte in een stad verandert voortdurend. De gemeentelijke structuurvisie is een belangrijk kader voor het beoordelen en entameren van ruimtelijke initiatieven en plannen in de stad. In december 2012 is de Structuurvisie Arnhem 2020 met doorkijk 2040 vastgesteld door de gemeenteraad.
De structuurvisie benoemt de belangrijkste principes voor het ruimtelijk ontwikkelingsperspectief van de stad en geeft een uitwerking van dit perspectief zowel naar een aantal thema's als naar gebieden in de stad, de zogenaamde 'koersgebieden'.
Karakteristiek bestaande ruimtelijke milieu
Ook wordt in de structuurvisie een karakteristiek geschetst van de bestaande ruimtelijke milieu in de stad. De karakterisering bestaat uit een korte beschrijving van de historische context, de ligging in de stad en de ruimtelijke kenmerken.
Het plangebied van dit bestemmingsplan valt voor wat betreft ruimtelijke milieu binnen het Veluws landschap en maakt deel uit van het koersgebied Buitengebied Noord.
Onder 'karakteristiek' wordt daarbij onder meer opgemerkt dat de kwaliteit van het
gebied allereerst gevormd wordt door de hoge natuur- en landschappelijke waarde. Het
is de groene voortuin van Arnhem met daarnaast bijzondere cultuurhistorische waarden
als grafheuvels, landgoederen, historische lanen en het militaire verleden. Het is
hierdoor een bijzonder aantrekkelijk gebied om te wonen, te werken en te recreëren.
Het noordelijk buitengebied is bovendien van groot economisch belang voor Arnhem;
het herbergt grote (creatieve) publieksmageneten, er zijn grote werkgevers gevestigd
en er vindt waterwinning plaats.
Onder 'Ontwikkelingsrichting en opgaven' is aangegeven dat nieuwe ontwikkelingen moeten
moeten zijn op het tegengaan van versnippering en het verbeteren van de toegankelijkheid
van het gebied.
Dit plan hecht, net als het bestemmingsplan 'Buitengebied Arnhem Noord 2007', waarde aan de bestaande integrale kwaliteiten van het gebied. De transformatie van maisakkers naar natuurbegraafplaats levert een plus voor natuur en landschap op en wordt door de initiatiefnemer gezien
als een extra toegevoegde waarde voor het gebied, passend binnen het voorgestane beleid.
Hier wordt ingezet op ondermeer onderstaande onderwerpen, die aansluiten bij de voorgenomen ontwikkeling:
In 2005 heeft de gemeenteraad ingestemd met de voorschriften die worden gesteld aan verzoeken tot het inrichten van een bijzondere begraafplaats op eigen terrein. Er worden eisen gesteld aan de aanvrager, de grond waarop de bijzondere begraafplaats is geprojecteerd alsmede aan de inrichting van de bijzondere begraafplaats.
Het verzoek tot het mogen inrichten van het onderhavige perceel tot natuurbegraafplaats, zijnde een bijzondere begraafplaats op eigen terrein, is getoetst aan voornoemde eisen. Hierbij is geconcludeerd dat het beleid niet van toepassing is, aangezien bij voorliggende ontwikkeling de zusters van Abdij Koningsoord eigenaar zijn van de (uit te geven) begraafplaatsen.
De gemeente Arnhem heeft haar verkeersbeleid op hoofdlijnen verwoord in de Structuurvisie Arnhem 2020-2040 (vastgesteld 2012). Voor mobiliteit biedt het structuurplan een ruimtelijk ontwikkelingsperspectief. Arnhem streeft naar een duurzame bereikbaarheid in een aantrekkelijke en veilige stad. Vooral in de bestaande stad geldt daarbij het principe: eerst de bestaande verkeersruimte beter benutten en pas daarna zoeken naar mogelijkheden tot uitbreiding van de (auto)verkeersruimte. De inzet van slim ruimtegebruik, voor versterking van fiets en openbaar vervoer, aangevuld met spitsmijdende maatregelen moet Arnhem de komende jaren bereikbaar houden.
Per maart 2013 is een nieuw beleidsplan fietsverkeer 'Nieuwe verbindingen, nieuwe fietsers' vastgesteld. Deze nota is een uitwerking van de inzet voor versterking van het fietsgebruik. Inzet is de bestaande fietser beter faciliteren maar vooral automobilisten verleiden meer te fietsen.
De bestaande fietser heeft vooral behoefte aan een samenhangend fietsnetwerk, veiligheid, comfort, snelheid en stallingsvoorzieningen. Om de nieuwe fietser te verleiden zullen we vooral moeten inzetten op de aanleg van nieuwe verbindingen. De opkomst van de elektrische fiets helpt hierbij.
Per mei 2014 is de beleidsnota openbaar vervoer 'De reiziger centraal' vastgesteld. Deze nota heeft als doel het in stand houden van betaalbaar en kwalitatief goed openbaar vervoer en het doorgroeien naar emissieloos openbaar vervoer.
Voor het onderdeel parkeren gelden beleidsregels en Arnhemse parkeernormen. Deze zijn opgenomen in de Beleidsregels voor toepassing van artikel 2.5.30 van de Bouwverordening gemeente Arnhem 2003'.
Arnhem kiest er in haar Welstandsnota 2012 (2013) voor variatie waar het kan, bescherming waar het moet. Er wordt getoetst op welstand in gebieden waar dat nodig is om een bepaalde samenhang in de omgeving te borgen. Er is een indeling gemaakt in drie welstandsniveaus die van elkaar verschillen de mate waarin getoetst wordt op welstandscriteria: 'zware toets', 'lichte toets', of 'géén toets'. De toetscriteria zijn opgesteld voor meest voorkomende bouwwerken. Voor alle andere bouwwerken gebruiken we de algemene welstandscriteria (zie Welstandsnota 2012). Hierin staat in algemene bewoordingen beschreven waaraan een bouwwerk moet voldoen.
Op de welstandskaart is te zien dat voor dit plangebied geen welstandstoets geldt.
Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving worden opgenomen van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders. In de volgende subparagrafen wordt nader ingegaan op de van belang zijnde thema's, waaronder geluid, hinder, bodem, luchtkwaliteit en externe veiligheid.
In hoofdstuk 5 worden de resultaten van het onderzoek naar de milieukundige uitvoerbaarheid beschreven. Hier wordt tevens geconcludeerd dat de voorgenomen ontwikkeling in overeenstemming is met het gemeentelijk milieu- en omgevingsbeleid en dat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening.
Groenplan Arnhem 2004 - 2007 / 2015
Met het groenplan 2004-2007/2015 streeft de gemeente Arnhem ernaar om de landschappelijke, cultuurhistorische en ecologische waarden van het groen, door versterking en zonering, optimaal tot hun recht te laten komen, waarbij voldoende ruimte voor gebruikswens moet zijn. De ontwikkelingsinitiatieven en het beheer in en om de stad worden afgestemd op dat streefbeeld.
De uitgangspunten uit het Groenplan dienen als randvoorwaarde voor herontwikkeling. Dit betekent dat het bestaande groen zoveel mogelijk behouden blijft, zo zuinig mogelijk wordt omgegaan met bestaande en potentiële kwaliteiten, op kansrijke plekken groen wordt aangeplant, en versnippering wordt voorkomen. Het oppervlakte groen en de bomen moeten dus eerst geïnventariseerd worden. In het bestemmingsplan is een groenbalans opgenomen, waarin is aangegeven hoe de groencompensatieregels worden toegepast.
Sinds 2014 is in Arnhem de waardevolle bomenlijst van kracht. Hierop zijn bijzondere, vrijstaande bomen opgenomen, die zowel in particuliere tuinen kunnen staan als in gemeentelijke plantsoenen of parken. Een Waardevolle boom mag niet zomaar gekapt worden. Er is altijd een kapvergunning nodig. De Regels van de Algemene Plaatselijke Verordening zijn van toepassing op de boom.
Vanuit ecologisch perspectief vormen gebieds- en soortbescherming het basisdoel. Achterliggende ambitie is een versterking en verdere ontwikkeling tot een zo volledig mogelijk ecosysteem van kenmerkende Arnhemse natuur. Deze komt tot uitdrukking in de verscheidenheid aan planten en dieren in een samenhangend netwerk. Andere punten zijn:
- Alleen inzetten op natuur daar waar deze kansrijk is, waarbij cultuurlijk en natuurlijk beeld en gebruik op elkaar afgestemd zijn;
- Barrières van de stedelijke druk opheffen of zoneren.
Er worden vijf samenhangende natuurdoeltypen geformuleerd: Natuurkernen, Natuurzones en stapstenen, Natuurlijke groenzones, Overig groen en De Stenen stad. Aan de natuurdoeltypen zijn doelsoorten gekoppeld.
Rijksbeleid
Het Rijksbeleid op het gebied van het waterbeheer is vastgelegd in het Nationaal Waterplan (NWP) 2016-2021. Het plan geeft op hoofdlijnen de ambities weer van het Rijk ten aanzien van het nationale waterbeleid en het daaraan gerelateerde ruimtelijke beleid. De belangrijkste ambities richten zich op waterveiligheid, zoetwater en waterkwaliteit. Maar ook de Deltabeslissingen en enkele waterafhankelijke thema's als natuur en duurzame energie hebben in het plan een plek gekregen.
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte uit 2012 is water een onderwerp. Het gaat om de bescherming van de grondwaterkwaliteit en -kwantiteit, de bescherming en verbetering van de waterkwaliteit, een goede zoetwatervoorziening en voldoende ruimte voor waterveiligheid. Verder zijn klimaatbestendige (her)ontwikkelingen, met water als belangrijk aspect, een belangrijk onderwerp.
In april 2011 hebben Rijk, provincies, gemeente, waterschappen, en drinkwaterbedrijven afgesproken om gezamenlijk maatregelen te nemen voor een doelmatiger waterbeheer; het Bestuursakkoord Water. De inzet ligt bij mooi, veilig, schoon, gezond en duurzaam beheer van watersysteem en waterketen. De kwaliteit moet omhoog tegen zo laag mogelijke maatschappelijke kosten.
In de Waterwet zijn ondermeer de gemeentelijke watertaken opgenomen: de zorgplicht voor hemelwater indien de eigenaar van het terrein het hemelwater in alle redelijkheid niet op eigen terrein kan verwerken en de regierol van gemeenten bij de grondwaterzorgplicht.
Provinciaal en regionaal beleid
Op provinciaal niveau zijn alle beleidsplannen geïntegreerd in één plan: de Omgevingsvisie Gelderland. Water is opgenomen in twee centrale doelstellingen, te weten het borgen van de kwaliteit en de veiligheid van de leefomgeving. Realisatie van deze doelstellingen betekent onder meer:
Verder is de provincie het aanspreekpunt voor drie watergerelateerde zaken:
Waterschap en gemeente
De verantwoordelijkheid voor het stedelijk waterbeheer in Arnhem-Noord, inclusief het in stand houden van de waterkering, ligt bij het Waterschap Rijn en IJssel. Relevant beleid is opgenomen in het Waterbeheerplan (2016-2021) en de Keur en legger van het waterschap. Het waterbeleid van de gemeente Arnhem is vastgelegd in:
- Gemeentelijk RioleringsPlan (2014-2018); dit plan richt zich op een verbetering
van de kwaliteit van het rioleringsstelsel, op de vermindering van de vuiluitworp
naar het oppervlaktewater, de bodem en het grondwater, op het voorkomen van overlast
en op het vasthouden van schoon hemelwater in stedelijk gebied.
- Waterplan Arnhem (2009-2015); het waterplan is gebaseerd op vier hoofddoelstellingen:
- Aanpak wateroverlast Arnhem-Noord; Arnhem -en vooral Arnhem-Noord- beter waterbestendig te maken tegen zware regenbuien.
Uitgangspunt in het huidige beleid van gemeente, waterschap en provincie is dat planontwikkeling moet aansluiten bij een duurzaam integraal waterbeheer. Dit betekent dat:
Voor het plangebied is getoetst of de kwaliteit van de bodem (inclusief grondwaterkwaliteit) de aanwezige bestemmingen/functies toelaat.
Als toetskader wordt gebruik gemaakt van de volgende bodemregelgeving:
Wet Luchtkwaliteit 2007
De Europese richtlijnen zijn geïmplementeerd in titel 5.2 van de Wet Milieubeheer. Het doel van deze wetgeving is het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging. De wet is primair gericht op het voorkomen van negatieve effecten op de gezondheid van de mens. Daarnaast zijn er voor de stoffen zwaveldioxide en stikstofoxiden ook normen opgenomen ter bescherming van ecosystemen. Voor het toetsen van ruimtelijke plannen zijn de volgende grenswaarden het meest relevant:
1. de jaargemiddelde concentratie van 40 ìg PM10/m3 mag met ingang van 1 januari 2005 niet worden overschreden;
2. de 24 uursgemiddelde concentratie van 50 ìg PM10/m3 mag met ingang van 1 januari 2005 niet vaker dan 35 keer per jaar worden overschreden;
1. de jaargemiddelde concentratie van 40 ìg NO2/m3 mag met ingang van 1 januari 2010 niet worden overschreden;
2. de uurgemiddelde concentratie van 200 ìg NO2/m3 mag met ingang van 1 januari 2010 niet vaker dan 18 keer per jaar worden overschreden.
Voor de overige stoffen worden in Nederland geen overschrijdingen gerapporteerd.
In de wet zijn de grenswaarden ten opzichte van eerdere regelgeving zijn ongewijzigd gebleven, maar de wet geeft net als het voorgaande BLK2005 (Besluit Luchtkwaliteit) meer armslag om ruimtelijke plannen die gevolgen hebben voor de luchtkwaliteit uit te voeren. Hierbij wordt tevens de term “in betekenende mate (IBM)” geïntroduceerd. Dit wil zeggen dat projecten met een bepaalde mate van verslechtering toch doorgang kunnen vinden. De grens ligt bij een toename van maximaal 3%. Deze 3% is gekoppeld aan de IBM projecten opgenomen in het Nationale Samenwerkingsverband Luchtkwaliteit (NSL). De NSL is in 2009 van kracht geworden.
In het kader van bedrijven en milieuzonering dienen de effecten van inrichtingen op hun omgeving (gevoelige bestemmingen, waaronder eventueel nieuw te ontwikkelen woningen) in beeld gebracht te worden. Voorbeelden van hinder zijn geluid, geur, stof of gevaar. In de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering 2009' is een lijst van inrichtingen opgenomen waarbij de inrichtingen op grond van de hinder die zij veroorzaken, zijn opgedeeld in 6 categorieën. Hierbij wordt er vanuit gegaan dat een inrichting uit categorie 1 relatief weinig hinder veroorzaakt en een inrichting uit categorie 6 bijzonder veel hinder veroorzaakt.
Met externe veiligheid wordt bedoeld de kans op overlijden van mensen buiten de grenzen van een bedrijf of transportmedium, als rechtstreeks gevolg van een ongeval met (gevaarlijke) stoffen binnen de grenzen van het bedrijf dan wel het transportmedium. In de externe veiligheid worden twee risicobegrippen gehanteerd het PR (Plaatsgebonden Risico) en het GR (Groepsrisico).
Rijksbeleid
Voor bedrijven is in 2004 het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) in werking
getreden. In het Bevi worden milieukwaliteitseisen vastgelegd die in de ruimtelijke
planvorming moeten doorwerken. In het Bevi wordt een onderscheid gemaakt in kwetsbare
en beperkt kwetsbare objecten. De 10-6 PR contour geldt ten opzichte van kwetsbare objecten als grenswaarde en ten opzichte
van beperkt kwetsbare objecten als richtwaarde. Het beoordelingskader voor het groepsrisico
is een oriënterende waarde.
Voor ondergrondse (aardgas)leidingen is er het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en voor de transportroutes (weg, water, spoor) het Besluit transportroutes externe veiligheid (Btev). In het Btev zijn de milieukwaliteitseisen vastgelegd die in de ruimtelijke planvorming moeten doorwerken.
Gemeentelijk beleid
In 2005 is het beleidsplan Externe Veiligheid vastgesteld, welke in 2015 wederom met
4 jaar is verlengd. Dit beleidsplan beschrijft de mate van gewenste externe veiligheid
in Arnhem. Uitgangspunt hierbij zijn de landelijke normen voor het plaatsgebonden
risico en het groepsrisico. In een groot gedeelte van de stad streven we naar het
niet doen toenemen van de risico's. Op sommige plekken in de stad, op bedrijventerreinen
voor zware industrie en de volgens het structuurplan stedelijke zone accepteren we
een hoger risico dan op andere plaatsen. Wel moet daar extra aandacht zijn voor de
beschikbare mogelijkheden voor rampenbestrijding, de zelfredzaamheid van mensen en
de hulpverlening.
Het is de bedoeling een natuurlijke omgeving te creëren waar de overledenen begraven kunnen worden: een natuurlijk ogend landschap, passend in de context van het gebied. Dit in aansluiting op de wijze waarop de zusters hun eigen leden begraven én overeenkomstig de wensen van veel mensen tegenwoordig om na overlijden opgenomen te worden in/door de natuur, als in de kringloop van het leven. Met het initiatief om de gronden in te richten als natuurbegraafplaats worden meerdere doelen gediend:
Naar verwachting is de eerste 5 á 10 jaar de informatiefunctie van het gebouw erg belangrijk. In die periode zullen veel graven op voorhand worden verkocht (dus zonder dat er sprake is van een overlijdensgeval). Inkomsten zullen dus worden verkregen uit de verkoop van grafrechten. De grafrechten op een natuurbegraafplaats worden voor onbepaalde tijd verleend. Dat komt tegemoet aan de wens van veel mensen die nabestaanden niet de kosten van (verlenging van) grafrechten en een grafsteen respectievelijk willen laten betalen en/of hen te verplichten tot het onderhouden daarvan. Ook wordt zo tot uitdrukking gebracht dat de overledenen voor eeuwig te ruste zijn gelegd en voor altijd onder de zorg van de abdij zullen blijven.
In de tweede fase van de ontwikkeling/exploitatie van de natuurbegraafplaats zal het accent meer komen te liggen op het feitelijke begraven. Het beheer wordt ondergebracht bij een speciaal daarvoor op te richten entiteit, onder bewind van de abdij, die wordt gefinancierd uit de opbrengsten van de graven. Op die manier wordt extra gezekerd dat de begraafplaats en het natuurlijk ingerichte landschap duurzaam in stand blijven. De algehele herinrichting van het terrein wordt beschreven in hoofdstuk 4 en in het inrichtings- en beheerplan (bijlage 1 van de planregels).
Ten slotte breekt een fase aan, na zo'n dertig jaar, waarin bijna niet meer wordt begraven. Beheer en onderhoud van het terrein zullen op extensief niveau plaatsvinden, passend bij de natuurdoelen. Het onderhoudsgebouw blijft benodigd, wellicht in verkleinde omvang.
De aanwezige ontmoetingsruimte in het paviljoen kan ook dan dienst doen bij herdenkingen en door nabestaanden gereserveerd worden. Ten slotte zal ook rekening worden gehouden met de eigenheid en het karakter van de abdij. De stilte van het gebied en de stilte van het klooster dienen blijvend gerespecteerd te worden.
In bijlage 1 van de toelichting is het schetsontwerp opgenomen van de natuurbegraafplaats.
De inrichting van de natuurbegraafplaats zal aansluiten op het omliggende landschap en daarnaast een eigen signatuur hebben die een relatie legt met de identiteit van de abdij. Dat wil zeggen dat de graven in het terrein verspreid komen te liggen, naar keuze van de overledene of zijn nabestaanden. Op de graven komen geen monumenten, zerken of andere grafafdekkingen. Wel kunnen er tijdelijke, vergankelijke, gedenktekens geplaatst worden. Ook zal het mogelijk zijn om urnen te plaatsen in een graf, mits de urnen net als de doodskisten of lijkwaden van natuurlijk, onbehandeld en vergankelijk materiaal zijn gemaakt. Hierbij is sprake van maximaal één urn per graf.
De ontwikkeling van natuurbegraafplaats Koningsakker ter plaatse van de voormalige maïsakkers biedt kansen voor een versterking van de natuur en landschapswaarden van dit gebied. Dit betreft dan zowel de instandhouding van de lanen, het reliëf als ook het terugbrengen van de verdwenen heidevegetatie en het ontwikkelen van schraal graslanden in dit plangebied. Deze kansen zullen deel uitmaken van de beschreven ontwikkeling in dit gebied en sluiten aan bij de doelstellingen voor instandhouding en versterking van natuur en landschap en van de cultuurhistorische identiteit van het landgoederenlandschap.
In een van de weides in in de huidige situatie een schuilplaats aanwezig. Ter plaatse van deze voorziening is een 'rustruimte' beoogd. De bestaande afmetingen zullen hiertoe als uitgangspunt dienen en de vormgeving en het gebruik zal worden afgestemd op de natuurlijke en rustige omgeving.
De abdij zal zorg dragen voor het onderhoud en beheer van de begraafplaats. De inrichting en bijbehorende (beheer)-maatregelen van de natuurbegraafplaats zijn opgenomen in bijlage 1 van de planregels van dit bestemmingsplan.
Cluster van voorzieningen
Bij de ingang van de begraafplaats is een zogenaamd 'ontmoetingspaviljoen' gesitueerd (zie figuur 5). Deze voorziet onder meer in een welkomstkamer (entree), een aularuimte voor diensten, sanitaire voorzieningen en administratieruimte. Tevens kunnen bezoekers hier terecht voor informatie over natuurbegraven. De aularuimte biedt ruimte voor maximaal 150 personen. Uitgegaan wordt van een te bebouwen grondoppervlakte van circa 570 m2.
Ook is voorzien in de bouw van een onderhoudsgebouw. Deze is bedoeld voor opslag van materiaal en machines ten behoeve van het graven en (natuur)beheer. In de directe omgeving hiervan zijn ook parkeerplaatsen gesitueerd. Er is circa 165 m2 oppervlak benodigd voor dit gebouw.
Door deze concentratie van activiteiten, worden de overige delen van het plangebied ontzien en behouden hiermee hun rust.
Vanaf het ontvangstgebouw zal een centrale as de verbinding maken met de natuurbegraafplaats. Aan het einde van deze as zal een 'herinneringspunt' (monument) worden opgericht.
Figuur 5: Situering ontmoetingsgebouw en onderhoudsgebouw
Positionering en uiterlijke verschijningsvorm
De genoemde voorzieningen worden op een gepaste, dat wil zeggen ingetogen en op zo min mogelijk verstorende, wijze gesitueerd en ontworpen. Het zal reageren op het omliggende landschap en reliëf. Hierbij gebruikmakend van natuurlijke en duurzame materialen. Het ontmoetingsgebouw zal zoveel mogelijk richting de bosrand worden gepositioneerd.
De abdij Koningsoord is bereikbaar via de Johannahoeveweg. De aanwezigheid van de abdij geeft de natuurbegraafplaats een uniek karakter. Zowel vanuit de Sportlaan als vanuit de toekomstige begraafplaats is de abdij duidelijk zichtbaar. Toch is het omwille van de gewenste rust en stilte in het klooster van belang dat beide functies goed gescheiden blijven. Ook dient het verkeer van een begrafenis zo min mogelijk een storende factor te zijn voor de abdij als in het landschap. De ontsluiting vindt dan ook plaats via de Sportlaan.
De Sportlaan loopt van de Dreijenseweg in zuidwestelijke richting en buigt af in noordelijke richting bij de kruising met de voor gemotoriseerd verkeer gesloten Johannahoeveweg. De rijbaan van de Sportlaan is smal maar verkeert in goede staat van onderhoud. Tegengestelde verkeersstromen kunnen elkaar niet goed passeren. In de weg zijn wel enkele passeerplekken opgenomen. Het maximaal aantal diensten dat plaatsvindt per dag bedraagt twee; een dienst in de ochtend en een dienst in de middag. Op deze wijze wordt de hoeveelheid verkeer beperkt. Bovendien worden inkomende en uitgaande verkeersstromen van elkaar gescheiden, waardoor afwikkeling via de Sportlaan op juiste wijze kan plaatsvinden.
Omdat Papendal bij evenementen ook wel gebruik maakt van de Sportlaan is het nodig om tot een goede afstemming te komen. Evenementen doen zich, anders dan begrafenissen, niet onverwacht voor en daarom zal het goed mogelijk zijn deze gebeurtenissen onderling af te stemmen en indien noodzakelijk zelfs, met wederzijdse instemming, gebruik te maken van elkaars parkeerfaciliteiten.
De entree naar de begraafplaats ligt circa 25 meter ten zuiden van de Sportlaan. Het is daarom noodzakelijk het verkeersbord met de 'gesloten verklaring' te verplaatsen, zodat bezoekers de begraafplaats kunnen bereiken. Op het terrein van de begraafplaats zelf komt een enkele rijbaan waarover verkeer heen en terug naar de aanliggende parkeergelegenheid kan rijden. Er zijn geen andere verkeersroutes nodig, noch vanuit landschappelijke inpassing gewenst. Wel komen er verschillende wandelpaden die het terrein voor bezoekers toegankelijk maken.
Bij de nieuwe functie van begraafplaats hoort voldoende parkeergelegenheid. Voor een gemiddelde begrafenis wordt een kengetal van 56 bezoekers gehanteerd (CROWvoetnoot: Kennisinstituut op gebied van verkeer en infrastructuur ). Vanwege de ligging en toenemende aandacht voor natuurbegraven wordt rekening gehouden met een meer dan gemiddeld aantal bezoekers. Voorzichtigheidshalve wordt in dit plan uitgegaan van een gemiddeld bezoekersaantal van 75. Bij een bezettingsgraad van 2,8 bezoekers per auto (CROW) betekent dit 27 auto's gemiddeld bij een begrafenis. Indien er twee begrafenissen op één dag plaatsvinden moet aldus rekening worden gehouden met een extra verkeersbelasting van de Sportlaan van iets meer dan 100 motorvoertuigen per dag.
Volgens de Parkeernormen van de gemeente Arnhem bedraagt het aantal parkeerplaatsen
bij een begraafplaats 30. Dit komt nagenoeg overeen met de behoefte op basis van kengetallen
van het CROW. In het plangebied zijn op eigen terrein 40 parkeerplaatsen opgenomen.
Het plan voorziet er ook in dat incidenteel het bezoekersaantal veel hoger kan uitvallen.
De aula van het paviljoen is daartoe uitgelegd voor een maximum van 150 bezoekers.
Dit zal een enkele keer per jaar kunnen voorkomen. In zulke gevallen zijn er meer
parkeerplaatsen nodig, ongeveer 60 in totaal. Per saldo 20 méér dan in het plan worden
aangelegd. Op het eigen terrein zal daarmee rekening worden gehouden.
In onderstaande figuur 6 is weergegeven op welke wijze de parkeervoorzieningen worden gesitueerd.
Figuur 6: Situering parkeervoorzieningen
De 40 parkeerplaatsen aan de westzijde liggen tegen de bosrand met een groenzone van 5 meter tussen parkeerstrook en bos ter overgang. Deze groenzone bestaat uit heesters en boombeplanting. De parkeerplaatsen zullen worden uitgevoerd in halfverharding. Doelbeeld is dat wanneer er geen auto's staan de grasvegetatie tot aan de weg doorloopt. Van de 40 parkeerplaatsen zijn 33 plaatsen gesitueerd voor het ontmoetingsgebouw en 7 erachter. Deze laatste 7 kunnen als gereserveerde plekken dienstdoen voor familie of voor het laden en lossen van goederen en voor de onderhoudsvoertuigen.
Voor de enkele keren per jaar dat er een groter aantal bezoekers komt is er aan de oostzijde van de weg de mogelijkheid om nog eens 20 auto's te parkeren. Deze parkeerplaatsen worden groen ingericht omdat deze parkeerplaatsen meestentijds niet gebruikt zullen worden en het er dan landschappelijk als een geheel uitziet.
De verwachting is dat ook een aantal bezoekers per fiets naar de begrafenis zal komen. Daarom wordt een aantal fietsparkeerplekken op landschappelijke wijze ingepast. Voor de fietsen wordt ook een tweetal (elektrische) laadpunten gerealiseerd.
Het is gebleken dat er grote belangstelling is voor de begraafplaats Koningsakker. Veel mensen reageren positief en geïnteresseerd. Voor een deel heeft dat te maken met de onbekendheid van het fenomeen “natuurbegraven”, voor een ander deel met het verschijnsel dat bij een natuurbegraafplaats mensen heel vaak hun eigen graf uitzoeken, en daarvoor vaak de begraafplaats bezoeken. Koningsakker krijgt nu al verzoeken voor reserveringen. De verwachting is daarom dat als de natuurbegraafplaats open gaat, er veel aanloop zal zijn van nieuwsgierigen en potentiële kopers. Het aantal daadwerkelijke begrafenissen daarentegen zal de eerste jaren nog laag liggen. Dat brengt met zich mee dat de voorzieningen van het ontvangstgebouw in het begin nog wat bescheiden kunnen zijn.
Een tweede reden om het gebouw eerst in tijdelijke en meer kleinschalige uitvoering te realiseren, is het financiële beslag dat de begraafplaats inclusief de bouw van alle ondersteunende functies, met zich meebrengt. De zusters zijn gewend aan een zeer behoedzame en conservatieve financiële planning waarbij in principe alles uit eigen middelen moet kunnen worden voldaan. Vandaar de gedachte om Koningsakker uit de opbrengsten van fase 1, de realisatie van fase 2 te laten betalen.
In een eerste fase wordt de feitelijke natuurbegraafplaats (in zijn geheel) aangelegd en wordt het parkeerterrein en andere infrastructurele voorzieningen (aansluitingen gas/elektra) gerealiseerd. Het ontvangstgebouw (in al zijn onderdelen, inclusief loods) wordt in een verkleinde en tijdelijke uitvoering geplaatst in de directe nabijheid van de definitieve locatie. In een tweede fase, na een periode van circa 2-3 jaar worden de tijdelijke gebouwen vervangen door definitieve bebouwing. In figuur 7 is een weergave opgenomen van de situering.
Ten slotte zal in een laatste fase instandhouding van het natuurlijk landschap met recreatief medegebruik voorop staan. Na de 'actieve' periode van begraven resteert een natuurlijk ingericht landschap, inclusief recreatief medegebruik voor wandelaars dat voor onbeperkte tijd in stand wordt gehouden.
Aangezien in de eerste fase nog geen rekening hoeft te worden gehouden met grote aantallen
begrafenissen, kan de omvang van de voorzieningen beperkt blijven. Deze fase is ook
slechts bedoeld als tijdelijke overbrugging naar de eindsituatie. Wel zullen alle
functies die in het definitieve gebouw aanwezig zullen zijn, ook in de tijdelijke
situatie voorkomen.
Anders dan in de definitieve situatie is hier gerekend met een ontvangstruimte die
voor groepen tot maximaal 75 personen geschikt is. De gegeven oppervlaktes zijn benaderingen.
De verwachting is echter dat de totale bvo van deze tijdelijke voorzieningen tussen
de 300 m2 en 350 m2 zal bedragen.
De tijdelijke gebouwen zijn zodanig geprojecteerd dat hun aanwezigheid de bouw van
de definitieve voorzieningen niet in de weg staat. Daarom is gekozen voor een plek
terzijde van dat bouwvlak, maar wel direct aan de begraafplaats gelegen. Bovendien
zullen in deze eerste fase de benodigde parkeerplaatsen beschikbaar zijn.
Voor de uitvoering is gekozen voor flexibele systeembouw op basis van prefab units
c.q. oprichting van tenten, in ieder geval in gedekte kleurstelling.
Figuur 7: Situering tijdelijke voorzieningen in 'groene driehoek'
In dit hoofdstuk worden de beperkingen gegeven die van belang kunnen zijn bij ruimtelijke ontwikkelingen in het plangebied. De op de kaart aangegeven contouren en straalpaden kunnen beperkingen opleggen aan het gebruik van bepaalde locaties. Het is echter ook mogelijk dat oplossingen worden gevonden door ter plaatse maatregelen te treffen of randvoorwaarden op te nemen in milieuvergunningen. De contouren hebben dus met name een signalerende functie voor eventuele nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen.
Ten aanzien van de luchtkwaliteit geldt binnen een natura 2000 gebied dat de luchtkwaliteit mag niet verslechteren als gevolg van een planontwikkeling.
Het initiatief betreft de realisatie van een natuurbegraafplaats, waarbij het maximaal aantal diensten dat per dag plaatsvindt twee bedraagt. Er wordt voorzien in een ontvangstgebouw (en onderhoudsgebouw) met bijbehorende parkeerplaatsen (maximaal 40 stuks). Het betreft hier een beperkte ontwikkeling. Dergelijke relatief kleinschalige ontwikkelingen dragen nauwelijks bij aan een verslechtering van de luchtkwaliteit. De categorie met een bijdrage 'niet in betekende mate' ligt op een realisatie tot 500 woningen. Gezien dit feit wordt er vanuit gegaan dat de beoogde ontwikkeling ook in de categorie 'niet in betekenende mate' komt te vallen. Derhalve hoeft geen nader onderzoek naar luchtkwaliteit plaats te vinden.
Conclusie
Vanuit luchtkwaliteit zijn er geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan.
Op basis van de VNG brochure bedrijven en milieuzonering geldt voor bedrijven/inrichtingen een richtafstandvoetnoot: Afstand waardoor een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en een milieugevoelige functie als wonen anderzijds kan worden gecreëerd ten opzichte van woningen binnen woongebieden of gemengde gebieden (wonen naast werken). Het betreft hier een natuurbegraafplaats met een abdij waar nagenoeg geen hinderveroorzakende activiteiten plaatsvinden. Daarnaast ligt de natuurbegraafplaats met abdij op voldoende afstand van woningen.
Conclusie
Vanuit hinder zijn er geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan.
Binnen het plangebied zijn geen risicovolle activiteiten voorzien.
Het plangebied ligt wel binnen het invloedsgebied van het spoortraject Arnhem-Utrecht waar incidenteel transport van gevaarlijke stoffen plaats kan vinden. Deze aantallen zijn dusdanig laag dat er geen 10-6 PR contourvoetnoot: Het PR (Plaatsgebonden Risico) is het risico op een bepaalde plaats. Het PR is de kans dat een persoon, die zich permanent en onbeschermd op die plaats zou bevinden, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met (gevaarlijke) stoffen. De norm voor het PR is de 10-6/jr PR contour. is. Daarnaast ligt alleen de natuurbegraafplaats binnen het invloedsgebied van het spoor. Dit betekent dat er geen toe- of afname van het groepsrisicovoetnoot: Het GR (GroepsRisico) is de kans dat in een keer een groep mensen van tenminste een bepaalde grootte komt te overlijden als rechtstreeks gevolg van een ongeval met (gevaarlijke) stoffen. De norm voor het GR is een oriënterende waarde. is waardoor er ook geen verantwoording van het groepsrisico plaatsvindt.
Conclusie
Vanuit externe veiligheid zijn er geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan.
Bij het gehouden ecologisch (veld)onderzoek (bijlage 2) is onder andere geïnventariseerd of er vaste verblijfplaatsen van strikt beschermde soorten in de zin van de Wet natuurbescherming ter plaatse van het plangebied aanwezig zijn.
In het plangebied zijn 215 plantensoorten vastgesteld, inclusief enkele uitheemse
en verwilderde soorten. Onder de aangetroffen soorten bevinden zich geen soorten die
zijn beschermd krachtens de Wet natuurbescherming. Van de vastgestelde soorten is
de bosaardbei opgenomen op de Rode Lijst.
Van geen van de vleermuizensoorten die in het gebied zijn waargenomen, zijn verblijfplaatsen
(zomerverblijven, kraamverblijven of winterverblijven) aangetroffen. Voor soorten
die verblijven in gebouwen zijn in het plangebied geen potentiële verblijfplaatsen
aanwezig. Voor soorten die in holten in bomen verblijven (franjestaart, ruige dwergvleermuis,
rosse vleermuis, gewone grootoorvleermuis), komen met name in de lanen door en langs
de akker veel potentieel geschikte verblijfplaatsen voor. Boven en langs de randen
van het akkercomplex zijn overal jagende gewone dwergvleermuizen
waargenomen. Van de overige soorten (franjestaart, rosse vleermuis, laatvlieger, ruige
dwergvleermuis en gewone grootoorvleermuis) werden boven en langs de randen van de
akker slechts één of enkele jagende exemplaren vastgesteld. Van geen van de vastgestelde
soorten zijn in het onderzoeksgebied vliegroutes vastgesteld, noch boven en rondom
het akkercomplex, noch in het bosperceel.
Op en rondom het akkercomplex zijn bij verschillende veldbezoeken sporen van foeragerende dassen aangetroffen. De dassen die in het gebied foerageren, komen van de gronden van Papendal. Vanuit de bosstrook tussen het plangebied en de Sportlaan loopt een regelmatig gebruikte wissel onder het hek door. In het bos ten noorden van de Sportlaan, buiten het plangebied is een dassenburcht aanwezig.
De gronden van de abdij Koningsoord liggen buiten het door wildrasters en -roosters begrensde leefgebied van de populatie wilde zwijnen van de Veluwe. In het onderzoeksgebied zijn 47 broedvogelsoorten vastgesteld. In de bosranden langs en in de laan en de heggen in het akkercomplex zijn 45 soorten vastgesteld. Op de eigenlijke akker zijn geen broedvogels vastgesteld; deze gronden worden door (sommige) vogelsoorten gedurende een deel van het jaar uitsluitend gebruikt om te foerageren. In het bosperceel zijn 24 soorten vastgesteld.
Alle Nederlandse (broed)vogels zijn gedurende het broedseizoen strikt beschermd krachtens
de Europese Vogelrichtlijn (en de Wet Natuurbescherming). Drie van de aangetroffen
soorten zijn opgenomen op de Rode Lijst. In het plangebied is tijdens het plaatjesonderzoek
slechts één hazelworm waargenomen. De soort is aangetroffen onder een plaatje dat
was uitgelegd langs de randen van een grasveldje dat vrijwel grenst aan het bosperceel.
In het onderzoeksgebied zijn drie soorten amfibieën vastgesteld. Deze soorten zijn
beschermd krachtens de Wet Natuurbescherming conform het beschermingsregime voor 'andere
soorten'.
In het onderzoeksgebied zijn 17 soorten dagvlinders vastgesteld. Op en rond het akkercomplex zijn alle vastgestelde soorten waargenomen; in het bosperceel zijn slechts drie soorten waargenomen. In het onderzoeksgebied zijn 11 soorten waterjuffers en libellen waargenomen. Op en rond het akkercomplex zijn alle vastgestelde soorten waargenomen, waarvan de meeste in de directe omgeving van het regenwaterbassin. In het bosperceel zijn slechts twee soorten waargenomen. Ook zijn in het onderzoeksgebied negen soorten sprinkhanen vastgesteld. Geen van deze soorten is beschermd krachtens de Wet Natuurbescherming en geen van de vastgestelde soorten is opgenomen op de Rode Lijst.
Conclusie
De aanleg van een natuurbegraafplaats op het akkercomplex zal naar verwachting niet
leiden tot overtreding van de verbodsbepalingen van de Wet Natuurbescherming. Op de
akkers bevinden zich geen immers geen voortplantingsplaatsen of rustplaatsen die beschadigd
of vernield kunnen worden. De aanleg van de natuurbegraafplaats kan wel leiden tot
verstoring van beschermde dieren in de aangrenzende bossen en lanen, maar omdat er
geen sprake is van opzettelijk verstoren, leidt ook dat niet tot overtreding van de
verbodsbepalingen.
Ontwikkelingsperspectief
De plannen voor de natuurbegraafplaats voorzien ook in de realisatie van heide, bloemrijk grasland en bos op het akkercomplex. Hoewel deze terreindelen ook een functie zullen krijgen als natuurbegraafplaats, zal deze omvorming, gelet op de uitgangssituatie (mais)akker), ertoe leiden dat er voor planten en dieren nieuw habitat ontstaat, in die zin is er sprake van de realisatie van nieuwe natuur (in de GO). De oppervlakte van deze nieuwe natuur zal meer dan tien hectare bedragen, waarmee op dit punt wordt voldaan aan de voorwaarden vanuit de bescherming van het GNN.
Daarnaast zal het boskarakter zal worden versterkt door het transformeren van akker naar open bos en meer ruimte te geven aan boomsoorten die hier van nature thuishoren, de ontwikkeling van zoomvegetaties en de ontwikkeling van een natuurlijke kruidlaag. waardoor het bosperceel als biotoop voor enkele soorten broedvogels en dagvlinders en hazelworm geschikt(er) zal worden. Het leefgebied van de das verandert, doordat het maisareaal wordt vervangen door bijna 9 hectare grasland dat (in potentie) het gehele jaar geschikt is als foerageergebied voor dassen.
Bij de realisatie van een natuurbegraafplaats zal alleen verlichting worden aangebracht in en bij de ontvangstruimte. Aangezien deze ontvangstruimte slechts zelden in gebruik zal zijn buiten de daglichtperiode, zal de toename van de verstoring door licht (zeer) beperkt zijn. Door toepassing van technische hulpmiddelen kan de lichtverstoring mogelijk nog verder worden beperkt.
Conclusie
De aanleg van een natuurbegraafplaats op het akkercomplex zal een wezenlijke bijdrage leveren aan de realisatie van de ontwikkelingsdoelen van het GNN, zoals die zijn gedefinieerd voor het deelgebied Papendal-Schaarsbergen waar Koningsoord onderdeel van uitmaakt. Dit geldt in het bijzonder met betrekking tot:
Immers bij realisatie van de plannen door de aanleg van nieuwe biotopen wordt de samenhang
met de omliggende bos- en natuurterreinen versterkt, evenals het bos- en natuurrijk
karakter van het gebied.
Bij realisatie van de plannen zullen er geleidelijke overgangen naar de omringende
bossen (mantels en zomen) worden gerealiseerd. Bij realisatie van de plannen zal nieuwe
habitat worden ontwikkeld voor vogels, reptielen en dagvlinders. Voor de soorten die
al in het gebied voorkomen, zal de oppervlakte geschikt habitat toenemen.
Met de realisatie van de plannen voor de natuurbegraafplaats zal ten behoeve van de bouw van de ontvangstruimte en de aanleg van het parkeerterrein een beperkte oppervlakte worden onttrokken aan het Natura 2000-gebied Veluwe. Daar staat tegenover dat circa 12,9 ha agrarisch gebruikte gronden zullen worden omgevormd naar natuur. Deze gronden worden gebruikt als natuurbegraafplaats, maar hebben als eindbestemming natuur. Dit betekent dat de oppervlakte natuur binnen het Natura 2000-gebied op langere termijn per saldo zal toenemen.
Het inrichtings - en beheerplan (bijlage 1 van de planregels) geeft een nauwkeurige toelichting op de beoogde natuurontwikkeling.
Oppervlaktewater
Binnen het plangebied ligt geen oppervlaktewater. Het dal waar het projectgebied in
ligt, een oud smeltwaterdal, zorgt wel voor ondergrondse wateraanvoer voor de in zuidwestelijke
richting gelegen beek.
Grondwater
Uit het geohydrologisch onderzoek (bijlage 3) blijkt dat de bodem bestaat uit een dik zandpakket met soms zeer grindige lagen.
In de regel moet dit volstaan voor een snelle infiltratie van het hemelwater. De bovenlaag
blijkt echter slecht doorlatend te zijn.
Het grondwater bevindt zich op ongeveer 17 m. + N.A.P. Het maaiveld bevindt zich tussen
de 25 en 30 m. + N.A.P. Daarmee is de ontwatering meer dan voldoende.
Riolering
De abdij is niet aangesloten op het gemeentelijke rioolstelsel. Zowel hemelwater als
afvalwater worden op het terrein van de abdij verwerkt.
Conclusie
Vanuit wateraspecten worden geen belemmeringen verwacht.
Uit het verkennend bodemonderzoek (bijlage 3) blijkt het volgende; De bodem op de locatie bestaat tot 5,5 m-mv uit zand. De grondwaterstand is tot 5,5 m-mv niet aangetroffen. Op basis van meetgegeven uit het DINO-loket is het grondwater plaatselijk gesitueerd op een diepte van circa 13 m-mv. In de bodem zijn geen bodemvreemde bestanddelen aangetroffen.
Plaatselijk is de zandige bovengrond licht verontreinigd met zink en som aldrin/ dieldrin/ endrin. In de zandige ondergrond zijn geen verontreinigingen vastgesteld. De lichte verontreinigingen zijn waarschijnlijk gerelateerd aan de landbouwactiviteiten op de locatie.
Conclusie
Op basis van het verkennend bodemonderzoek wordt de locatie geschikt geacht voor het huidige en het toekomstige gebruik als natuurbegraafplaats.
In relatie tot de ontwikkeling van natuurbegraafplaats is in het plangebied archeologisch onderzoek uitgevoerd. Hieraan voorafgaand gold een gedifferentieerde archeologische verwachting:
Het plangebied ligt in het Zuid-Veluwse stuwwallandschap. In het westelijke deel bevindt zich de overgang van de ijssmeltwatervlakte (sandr) naar de zuidelijker gelegen stuwwal. Het oostelijke deel van het plangebied bevindt zich geheel ter hoogte van de stuwwal. Voor Jager-Verzamelaars (laat-paleolithicum-vroeg-neolithicum) geldt het plangebied, zeker het westelijke deel, als mogelijk gunstige locatie voor tijdelijke kampementen (middelhoge tot hoge archeologische verwachting). Dit zeker indien het ten noorden ervan gelegen ijssmeltwaterdal nog actief watervoerend was. Er is dan sprake van een gradiëntsituatie: een gevarieerd landschap dat op korte afstand te exploiteren was. Voor landbouwers zal het plangebied minder geschikt zijn geweest (lage archeologische verwachting). De ontwikkelde bodems binnen het stuwwalgebied en sandrvlakte kenden een relatief lage vruchtbaarheid. Daarnaast maakt de grindigheid de bodem lastig te bewerken.
Er zijn in het plangebied en diens directe omgeving geen vindplaatsen bekend. Dit met uitzondering van grafheuvels. Veel grafheuvels liggen op de rand van een erosie-/beekdal dat noordelijk van het plangebied loopt.
Tot aan de 19e eeuw was het plangebied onontgonnen. Pas aan het begin van de 20e eeuw werd het westelijke deel van het plangebied in agrarisch gebruik genomen. Het oostelijke deel werd toen met bomen bepland om als productiebos te fungeren. In deze periode werd ook de Johanna Hoeve gebouwd, direct ten oosten van het westelijk gelegen terreindeel.
Ten aanzien van 'conventionele explosieven' zijn twee onderzoeken verricht, welke zijn opgenomen als bijlage 4 en 5.
In en rondom het plangebied vonden in het kader van Market Garden gevechtshandelingen plaats (zie figuur 8). Uit de Tweede Wereldoorlog kunnen resten van militairia worden verwacht. Zo bevinden zich in de bomenlaan die het bestaande akkercomplex doorsnijdt schuttersputjes en heeft in het centraal- noordelijke en zuidoostelijke deel van het akkercomplex een loopgravenstelling gestaan (zie figuur 9).
Figuur 8: Luchtfoto situatie WOII
Figuur 9: Situering van de loopgraven
Booronderzoek
In het plangebied heeft in het kader van de ontwikkeling naar de natuurbegraafplaats een bureau- en booronderzoek plaatsgevonden. Dit onderzoek is bijgevoegd als bijlage 6.
In een later stadium is onderzoek uitgevoerd met een dichter grid. Dit onderzoek vond plaats ter hoogte van het akkercomplex omdat na het eerste booronderzoek aanwezigheid van steentijdarcheologie niet kon worden uitgesloten. Evenwel hebben beide booronderzoeken geen steentijdresten of andere relevante archeologie opgeleverd. Analyse van het Actueel Hoogtebestand Nederland sluit aanwezigheid van grafheuvels uit. Wel gold na de onderzoeken nog steeds een verwachting op WOII-archeologie. De onderzoeken zijn bijgesloten als bijlagen 7 en 8.
WOII
Er is afgezien van onderzoek ter hoogte van de loopgraven en schuttersputten/kuilen
langs de bomenlaan die het huidige akkercomplex doorsnijdt. Hier is respectievelijk
tot behoud in situ besloten en worden archeologische waarden niet door de planvorming
bedreigd.
Opgraving schuttersputten
Om te bepalen of de (overige) schuttersputten archeologische waarden bevatten, zijn twee exemplaren opgegraven. Uit dit onderzoek bleek dat de putjes kortdurend in gebruik zijn geweest, onder de bouwvoor intact waren en geen vondsten bevatten. Uit het CE-onderzoek blijkt geen of weinig metaaluitslag uit overige putjes, zodat de verwachting op vondsten daar ook laag wordt ingeschat.
Nabij de opgegraven putten, liggend in het noordoostelijke deel van het plangebied, zijn tijdens CE-onderzoek overigens wel etensblikken uit WOII gevonden.
Conclusie
Het noordelijkwestelijke deel van het plangebied waar het entreegebouw met de bijbehorende voorzieningen wordt gerealiseerd, bevat geen archeologische waarden.
Voor het overige deel van het plangebied geldt het volgende: Er geldt geen verwachting
op archeologie ouder dan WOII. Met betrekking tot WOII gaat het dan om twee stelsels
van loopgraven, schuttersputjes en schuttersputjes/kuilen langs de bomenlaan die het
huidige akkercomplex doorsnijdt.
Voor de loopgraven geldt dat ze archeologisch waardevol zijn. Voor de schuttersputjes
geldt dat ze een mindere archeologische waarde vertegenwoordigen, maar wel relevant
zijn met het oog op Operatie Market Garden. Een aantal dient behouden te blijven:
de schuttersputjes/kuilen langs de bomenlaan die het huidige akkercomplex doorsnijdt
(zie figuur 10) en zeven exemplaren gelegen in het noordoostelijke deel van het plangebied
ter plaatse van de begraafplaats (zie figuur 11). Het bestemmingsplan voorziet erin
dat deze niet verstoord worden door begravingen of andere bodemroeringen.
Figuur 10: Weergave van de te behouden schutterputjes ter plaatse van de bomenlaan
Figuur 11: Weergave van de te behouden schutterputjes aan de noordoostelijke rand
De bij de schutterputjes behorende coördinaten:
X | Y | nummer |
185330,8 | 446091,6 | 1 |
185327,0 | 446090,5 | 2 |
185341,5 | 446091,1 | 3 |
185288,9 | 446088,9 | 4 |
185284,1 | 446088,8 | 5 |
185274,7 | 446087,7 | 6 |
185271,5 | 446086,8 | 7 |
In de voorgaande hoofdstukken is ingegaan op de bestaande situatie, het relevante beleid en de milieu- en omgevingsaspecten. De informatie uit deze hoofdstukken is gebruikt om keuzes te maken bij het opstellen van het bestemmingsplan: de verbeelding (plankaart) en de regels. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de opzet van dit bestemmingsplan. Daarnaast worden de gemaakte keuzes op de verbeelding en in de regels verantwoord. Dat betekent dat er wordt aangegeven waarom bepaalde bestemmingen zijn aangewezen en waarom bepaalde bebouwing acceptabel is.
In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is de verplichting opgenomen om ruimtelijke plannen en besluiten digitaal vast te stellen. De Standaard voor vergelijkbare bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012) is verplicht.
De Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 maakt het mogelijk bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op een zelfde manier worden verbeeld. Vergelijkbare bestemmingsplannen leiden tot een betere dienstverlening en tot een effectievere en efficiëntere overheid.
Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit planregels en bijbehorende plankaart waarop de bestemmingen zijn aangegeven. Deze plankaart kan zowel digitaal als analoog worden verbeeld. De plankaart en de planregels dienen in samenhang te worden bekeken.
De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:
Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied en bevatten:
Op de plankaart zijn bouwhoogten en soms bebouwingspercentages aangegeven. Als er geen percentages zijn aangegeven, mag het hele bouwvlak worden bebouwd. De aangegeven bouwhoogte wordt gemeten vanaf peil tot het hoogste punt (exclusief elementen zoals een schoorsteen, liftopbouw en dergelijke). Uitgangspunt is dat alleen gebouwd mag worden binnen de bouwgrenzen.
Hoofdstuk 2 van de regels bevat de juridische vertaling van de verschillende bestemmingen die voorkomen in het plangebied. Voor ieder gebied op de plankaart is de bestemming aangegeven.
Deze bestemmingen zijn in de regels onderverdeeld in o.a.:
In paragraaf 6.3 worden de verschillende bestemmingen toegelicht en wordt ook per bestemming aangegeven waarom voor bepaalde gronden voor deze is gekozen. Daarnaast wordt, indien gekozen wordt af te wijken van de bestemming uit het geldende bestemmingsplan, aangeven waarom daarvoor is gekozen.
Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied. Dit hoofdstuk is opgebouwd uit:
In hoofdstuk 4 staan de overgangs- en slotbepalingen. In de overgangsbepalingen is aangegeven wat de juridische consequenties zijn van bestaande situaties die in strijd zijn met dit bestemmingsplan.
Kenmerk van de Nederlandse ruimtelijke ordeningsregelgeving is dat er uitgegaan wordt van toelatingsplanologie. Een bestemmingsplan geeft aan welke functies waar zijn toegestaan en welke bebouwing opgericht mag worden. Bij het opstellen van dit bestemmingsplan zijn keuzes gemaakt over welke functies waar mogelijk worden gemaakt en is gekeken welke bebouwing stedenbouwkundig toegestaan kan worden. De bestaande situatie is hierbij het uitgangspunt.
Het is noodzakelijk dat het bestemmingsplan een compleet inzicht biedt in de bouw- en gebruiksmogelijkheden binnen het betreffende plangebied. Het bestemmingsplan is het juridische toetsingskader dat bindend is voor de burger en overheid en geeft aan wat de gewenste planologische situatie voor het plangebied is. Deze situatie kan gaandeweg de planperiode wijzigen, bijvoorbeeld door veranderd stedenbouwkundig inzicht, functiewijziging en/of veranderingen in gebruik. Ook ruimtelijke ontwikkelingen en vernieuwing van o.a. ruimtelijk, economisch, verkeerskundig en milieubeleid dragen bij aan de veroudering van geldende bestemmingsplannen.
Om recht te doen aan een goede ruimtelijke ordening binnen het plangebied wordt daarom aangegeven in welke situaties de bestemming wordt gekozen gelijk aan de oude bestemming (na strijdige situatie te hebben gewraakt) en in welke situaties een nieuwe bestemming wordt gegeven (positief bestemmen), waarmee de strijdige situatie wordt gelegaliseerd. Daarnaast wordt, indien van toepassing, aangegeven wanneer een strijdige situatie onder het overgangsrecht wordt gebracht.
In deze paragraaf worden de keuzes die zijn gemaakt nader onderbouwd. Hierbij zullen de bestemmingen in dezelfde volgorde als in de regels worden behandeld.
In de volgende subparagrafen worden de afzonderlijke bestemmingen die voorkomen in het bestemmingsplan besproken.
Per bestemming wordt ingegaan op:
De huidige akker en weide zullen met het natuurbegraven worden omgevormd tot natuurgebied. De bepalingen hieromtrent zijn vastgelegd in de bestemming Bos (artikel 3) en de bestemming Natuur (artikel 6). Binnen de beide bestemmingen is een functieaanduiding 'begraafplaats' opgenomen, voor de delen van het terrein waar natuurbegraven mag plaatsvinden. Daarnaast is ook de bestaande bomenlaan ('bomenrij') expliciet op de verbeelding en in de planregels opgenomen.
Oprichting van bebouwing is binnen de beide bestemmingen niet toegestaan, met uitzondering
van in de gegeven bestemming passende bouwwerken, waarbij een maximumbouwhoogte geldt
van 5 meter. Ter plaatse van de bestemming Natuur is deze bedoeld voor de beoogde 'stilteplek/hermitage'. Op deze locatie is reeds
een klein gebouw aanwezig, wat recent nog in gebruik was als paardenstal.
Tevens bestaat de mogelijkheid binnen deze bestemming, onder voorwaarde van afgifte
van een omgevingsvergunning, een kunstwerk (landmark) op te richten met een maximumhoogte
van 10 meter.
Daarnaast is aan de bestemmingen een omgevingsvergunningstelsel gekoppeld voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden is gekoppeld. Dat betekent dat binnen de bestemming een omgevingsvergunning noodzakelijk is om bepaalde werkzaamheden uit te voeren zoals het aanleggen van verharding en het kappen van bomen. Het graven ten behoeve van het 'natuurbegraven' is vrijgesteld van het omgevingsvergunningstelsel.
De inrichting en het beheer is beschreven in het inrichtings- en beheerplan, onderdeel uitmakend van de planregels (bijlage 1).
De bestemming 'Maatschappelijk' (artikel 4) is bedoeld voor functies ten behoeve van onderwijs, welzijn, zorginstellingen, cultuur, religie, openbare dienstverlening en therapeutische functies. Voorbeelden hiervan zijn scholen, ziekenhuizen en kerken. Binnen het plangebied zijn de ontmoetingsruimte en het onderhoudsgebouw als zodanig bestemd.
Tevens is een bestemming 'Maatschappelijk - Voorlopig'' (artikel 5) opgenomen. Deze is bedoeld om in de eerste fase van gebruik van de natuurbegraafplaats een tijdelijk ontvangstgebouw te realiseren. Na maximaal vijf jaar verliest deze bestemming haar geldigheid en geldt ter plaatse de bestemming 'Natuur', waarbij is aangesloten bij artikel 6.
In onderhavig bestemmingsplan komt de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' (artikel 7) voor ter plaatse van de toegangsweg. Deze bestemming is op deze weg gelegd om een onderscheid te maken tussen deze toegangsweg en de overige (on- en halfverharde) paden over de begraafplaats.
De SVBP 2012 geeft ook de mogelijkheid dubbelbestemmingen op te nemen. Dubbelbestemmingen zijn bestemmingen die liggen over meerdere enkelbestemmingen en daar iets over zeggen. In dit bestemmingsplan zijn twee dubbelbestemmingen opgenomen, namelijk:
- Artikel 8 Waarde - Archeologie (archeologisch waardevol gebied): Deze regeling is opgenomen ter bescherming opgenomen ter bescherming van aangetroffen loopgraven en schutterputjes (WOII). Bouwen en 'natuurbegraven' is ter plaatse van deze dubbelbestemming niet toegestaan. De bescherming is tevens beschreven en geborgd in het inrichtings- en beheerplan, zoals opgenomen in bijlage 1 van de planregels.
- Artikel 9 Waarde - Landschap: Deze omvat een regeling welke bedoeld is ter behoud, het herstel en de versterking
van de op deze gronden voorkomende dan wel daaraan eigen landschappelijke waarden.
Deze dubbelbestemming geldt voor het gehele plangebied. In de regels is geregeld dat
ter plaatse van de op de plankaart aangegeven zone een omgevingsvergunning voor het
uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden alleen mag worden
afgegeven wanneer blijkt dat hierbij de landschappelijke (kern)kwaliteiten ter plaatse
niet afnemen.
In het vigerende bestemmingsplan is deze dubbelbestemming ook opgenomen.
Bestemmingsplannen zijn bindend voor overheid en burger. Enerzijds kan de gemeentelijke
overheid naleving van bestemmingsplannen afdwingen (optreden tegen strijdig gebruik
en/of bebouwing). Anderzijds vormt het bestemmingsplan ook het juridisch kader voor
de burger waar deze uit af kan leiden wat zijn eigen bouw- en gebruiksmogelijkheden
zijn, maar ook wat de mogelijkheden en onmogelijkheden zijn van zijn buren en directe
omgeving. Het bestemmingsplan geeft immers de gewenste planologische situatie voor
het betreffende gebied binnen de planperiode aan.
In de nota “beleidsuitgangspunten handhaving bestemmingsplannen” zijn de volgende uitgangspunten opgenomen:
Deze beleidsuitgangspunten zijn geëvalueerd in de nota "Handhavingsplan Fysieke Leefomgeving 2011-2014". De destijds geformuleerde uitgangspunten pretenderen dat alle overtredingen worden opgespoord en aangepakt. Deze ambitie blijkt met de beschikbare menskracht te ambitieus en daarom is in de nieuwe nota een prioriteitsstelling opgenomen waarin wordt aangegeven aan welke handhavingsonderwerpen op het gebied van bouwregelgeving en de gebouwde omgeving de komende periode met name aandacht wordt besteed. Dit houdt in dat het uitgangspunt dat in principe elke overtreding wordt aangepakt afhankelijk wordt van de prioriteitsstelling uit het Handhavingsplan. De prioriteitsstelling is ondermeer afhankelijk van het type overtreding en het type gebied (beschermd stadsgezicht, buitengebied, industrieterrein enz.) waar de overtreding wordt geconstateerd en zal op basis van politieke realiteit per looptijd van het Handhavingsplan worden geactualiseerd.
De grondslag voor een goed werkend handhavingsbeleid wordt gevormd door een inventarisatie van het feitelijke gebruik en de bestaande bebouwing zo kort mogelijk voor respectievelijk het in ontwerp ter visie leggen van casu quo het in werking treden van een bestemmingsplan. Als vervolg op deze inventarisatie zullen de verleende omgevingsvergunning(en) voor het bouwen en gevolgde afwijkingsprocedures worden geregistreerd.
Handhavend optreden tegen overtredingen van bestemmingsplannen kan niet alleen plaatsvinden via publiekrechtelijke, maar ook via de strafrechtelijke weg. In de regels is daartoe de zogenaamde strafbepaling opgenomen, waarin overtredingen van de regels worden aangemerkt als een strafbaar feit als bedoeld in artikel 1a, aanhef en lid 2 van de Wet op de Economische Delicten. De bijbehorende strafmaat is hechtenis van ten hoogste zes maanden of een geldboete van de vierde categorie (maximaal € 19.500). Bij ernstige overtredingen zal handhaving ook via de strafrechtelijke weg plaatsvinden. De opsporingsambtenaren van de gemeente of politie zullen in die gevallen proces-verbaal van de overtreding maken. Het (reguliere) bestuursrechtelijke traject zal gelijktijdig worden ingezet.
Bewonersoverleg
De beoogde ontwikkeling is door de initiatiefnemer in 2017 besproken met diverse omwonenden en belangstellenden.
Groenforum Arnhem
In het overleg van 17 januari 2017 is dit voornemen besproken met de aanwezige leden van het Groenforum. Deze hebben aangegeven positief te staan tegenover het initiatief en geen bezwaren te hebben. Tevens is in dit kader de locatie bezocht.
Publicatie voornemen ontwikkeling
Volgens artikel 1.3.1 lid 1 van het Besluit ruimtelijke ordening moet het voornemen tot een op ontwikkeling gericht bestemmingsplan worden gepubliceerd. Dit is gebeurd op 22 november 2017.
Artikel 3.1.1 Bro overleg
In het kader van artikel 3.1.1 Bro is het concept-bestemmingsplan verzonden naar onder meer de provincie Gelderland, het Groenforum en het waterschap Rijn en IJssel. Er zijn geen reacties ontvangen die hebben geleid tot aanpassing van het concept.
Het bestemmingsplan heeft in ontwerpversie gedurende zes weken ter inzage gelegen van 27 maart 2018 tot en met 7 mei 2018. Tijdens deze inzageperiode is ook een informatiemiddag georganiseerd om omwonenden en andere belangstellende over het planproces en de beoogde ontwikkeling te informeren.
Tijdens de inzagetermijn zijn vier zienswijzen ontvangen. Een daarvan is na afloop van de termijn weer ingetrokken als gevolg van overleg tussen de indiener en de initiatiefnemers.
De zienswijzen zijn opgenomen en beantwoord in het zienswijzenrapport Bestemmingsplan Natuurbegraafplaats Koningsakker. De zienswijzen hebben niet geleid tot formele aanpassing van het bestemmingsplan (verbeelding en planregels). Daarentegen heeft een van de zienswijzen geleid tot een aanvulling van hoofdstuk 1 van deze toelichting.
Naar aanleiding van afronding van (aanvullend) archeologisch onderzoek heeft aanpassing plaatsgevonden van de verbeelding en de planregels. Tevens zijn enkele (ondergeschikte) tekstuele verbeteringen van de planregels opgenomen.
van het bestemmingsplan
Natuurbegraafplaats Koningsakker
Natuurbegraafplaats (plannummer: NL.IMRO.0202.911-
0301)
Het bestemmingsplan Natuurbegraafplaats Koningsakker met identificatienummer NL.IMRO.0202.911-0301 van de gemeente Arnhem.
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik of het bebouwen van deze gronden.
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
een gebouw dat in bouwkundig en functioneel opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
de grens van een bouwvlak:.
Een geheel van voor personen toegankelijk ruimten, waarbinnen de vloerhoogten niet meer dan 1,20 meter varieert, met uitsluiting van onderbouw en zolder of vliering c.q. kapruimte.
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
een grens van een bouwperceel;.
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken.
een bouwwerk verbonden met een hoofdgebouw dat bouwkundig ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en in functioneel opzicht onderdeel uitmaakt van het hoofdgebouw.
een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer, waarvan de bovenkant minder dan 1,20 meter boven peil is gelegen.
Een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage dat de grootte van een gedeelte van een bestemmingsvlak of gedeelte van een bouwvlak aangeeft dat ten hoogste mag worden bebouwd;
Velling welke uitsluitend is bedoeld als een verzorgingsmaatregel ter bevordering van de groei van de overblijvende bo(o)m(en), bos of houtopstand.
het begraven in de vorm van het begraven van lichamen, begraven van crematie-as in urnen, herbegraven van reeds verteerde lichamen en het ter plaatse van een graf verstrooien van crematie-as onder de leeflaag (65 cm) ter plaatse van een terrein dat deel uitmaakt van een natuurgebied,waarbij
Gebruik gericht op het in zodanige conditie houden van objecten of de terreingesteldheid dat het voortbestaan van deze objecten of de terreingesteldheid op ten minste het bestaande kwaliteitsniveau wordt gehouden. Onder normaal onderhoud, gebruik en beheer wordt ook dunning van beplanting begrepen.
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de bovenste goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
De voor Bos aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Op deze gronden mogen uitsluitend in de gegeven bestemming passende bouwwerken worden gebouwd.
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.3 indien in plaats van de inrichtings- en beheermaatregelen zoals opgenomen in bijlage 1 andere inrichtings- en beheermaatregelen wordt getroffen, met dien verstande dat:
Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de navolgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren:
Het in lid 3.5 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden:
Werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 3.5 onder a. zijn slechts toelaatbaar, indien:
De voor Maatschappelijk aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:
Bouwwerken ten dienste van de bestemming mogen pas in gebruik worden genomen, indien de sloop of amovering van de opstallen als bedoeld in artikel 5.1 daadwerkelijk een aanvang heeft genomen.
De voor Maatschappelijk - Voorlopig aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:
De voorlopige bestemming geldt tot:
De voor Maatschappelijk - Voorlopig aangewezen gronden zijn na het verstrijken van de geldigheidstermijn als bedoeld in lid 5.3 bestemd voor:
Op deze gronden mogen uitsluitend in de gegeven bestemming passende bouwwerken worden gebouwd.
Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de navolgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren:
Het in lid 5.4.3 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden die:
Werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 5.4.4 zijn slechts toelaatbaar, indien:
De voor Natuur aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Op deze gronden mogen uitsluitend in de gegeven bestemming passende bouwwerken worden gebouwd, waarvan de maximumbouwhoogte niet meer mag bedragen dan de op de verbeelding aangegeven hoogte.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 6.2 ten behoeve van het bouwen buiten het bouwvlak voor een kunstwerk met een maximale hoogte van 10 meter en een oppervlakte van maximaal 10 m2.
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 6.4 indien in plaats van de inrichtings- en beheermaatregelen zoals opgenomen in bijlage 1 andere inrichtings- en beheermaatregelen wordt getroffen, met dien verstande dat:
Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de navolgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren:
Het in lid 6.6 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden, welke:
Werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 6.6 zijn slechts toelaatbaar, indien:
De voor 'Waarde - Archeologie (archeologisch waardevol gebied)' aangewezen gronden zijn naast de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de op of in deze gronden voorkomende archeologische waarden.
Het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie (archeologisch waardevol gebied)' zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
De werken of werkzaamheden, waarvoor het verbod van lid 8.3.1 geldt, zijn slechts toelaatbaar, indien op basis van archeologisch onderzoek of naar het oordeel van een archeologisch deskundige is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad of mogelijk schade kan worden voorkomen door aan de vergunning regels te verbinden gericht op:
Het verbod, als bedoeld in lid 8.3.1 sub a, is niet van toepassing indien:
De voor Waarde - Landschap aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud, het herstel en de versterking van de op deze gronden voorkomende dan wel daaraan eigen landschappelijke waarden.
Onder gebruik van de gronden en opstallen in strijd met de bestemming wordt in elk geval begrepen:
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
De in lid 9.3 vervatte verboden gelden niet voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden, welke:
Werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 9.3 zijn slechts toelaatbaar, indien:
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Onder gebruik van gronden in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan:
Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden en lossen van goederen, dient, onverminderd het bepaalde elders in de regels van dit plan, in deze behoefte in voldoende mate te zijn voorzien aan, in, of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort.
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de leden 13.1 en 13.2:
Afwijken van de regels, als bedoeld in de leden 13.1 en 13.2 is slechts mogelijk, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van sublid 14.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in sublid 14.1.1 met maximaal 10%.
.
Het bepaalde in lid 14.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd zijn met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 14.2.1 te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
Indien het gebruik, bedoeld in lid 14.2.1 na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
Het bepaalde in lid 14.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.